direct naar inhoud van Artikel 13 Leiding - Olie
Plan: Havengebied IJmuiden
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP0500HAVENGEBIED1-I001

Artikel 13 Leiding - Olie

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Olie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van olieleidingen.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Afwijking

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

13.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

13.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 5 m bedragen.
13.3 Afwijken van de bouwregels
13.3.1 Toestaan van bouwen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de olieleiding, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 13.2.1 en 13.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. het bepaalde in artikel 13.2.3 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
13.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
13.4.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), ter plaatse van de in artikel 13.1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal spit- en ploegwerk;
  • c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplantingen.
13.4.2 Niet van toepassing

Het verbod in artikel 13.4.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden, vallend onder normaal onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad of waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt vergunning is verleend.

13.4.3 Aanleg van leidingen

Het verbod in artikel 13.4.1 geldt ook voor de aanleg van leidingen binnen de bestemming. Bij beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een leiding dient de bijbehorende toetsingsafstand, de afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan, in ogenschouw te worden genomen.

13.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

13.4.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 13.3 een omgevingsvergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.