direct naar inhoud van Regels
Plan: De Schouw
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP0403DESCHOUW1-R001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan De Schouw met identificatienummer NL.IMRO.0453.BP0403DESCHOUW1-R001 van de gemeente Velsen;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de daarbij behorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aan huis gebonden bedrijf

activiteiten die in een woning door een bewoner op bedrijfsmatige wijze worden uitgeoefend, voor zover sprake is van een inrichting type A, zoals bedoeld in het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer (Activiteitenbesluit) waarbij de woning in overwegende mate zijn woonfunctie behoudt met een ruimtelijke uitstraling die daarbij past;

1.4 aan huis gebonden beroep

een dienstverlenend beroep, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en voor zover deze beroepen een ruimtelijke uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.5 aanbouw

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.6 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.7 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.8 achtererfgebied

erf aan de achterkant en aan de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant, van het hoofdgebouw;

1.9 ballenvanger

vangnet voor ballen die buiten het speelterrein terecht zouden kunnen komen;

1.10 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.11 bed & breakfast

een kleinschalige overnachtings- en verblijfaccommodatie, gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt;

1.12 begane grond

een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,0 m boven het peil ligt;

1.13 bestaande situatie
  • gebruik: de situatie zoals die ten tijde van de ter visie legging van het ontwerpbestemmingsplan bestond;
  • bouwen: bouwwerken die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of tot stand kunnen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
1.14 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.15 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.16 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.17 bijgebouw

een op zichzelf staand (vrijstaand of aangebouwd) gebouw, behorende bij een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw, zoals garages, hobbyruimten, bergingen en huisdierenverblijven;

1.18 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.19 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.20 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder en zolder;

1.21 bouwperceel

een aangesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten;

1.22 bouwperceelgrens

de grens van een bouwperceel;

1.23 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.24 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.25 dak

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.26 dakkapel

uitbouw op een hellend dakvlak van, indien aan de voorzijde van de woning, maximaal 50% van de breedte van de woning of, indien de woning smaller is dan 5,6 meter maximaal 2,8 meter breed;

1.27 dakopbouw

een ondergeschikte bouwlaag van het hoofdgebouw;

1.28 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het ter plaatse verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.29 eerste bouwlaag

de bouwlaag op de begane grond;

1.30 erf

al dan niet bebouwd perceel, of gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij het hoofdgebouw en dat feitelijk ingericht mag worden ten dienste van het gebruik van dat gebouw;

1.31 erf(af)scheiding

de scheiding tussen twee onroerende zaken die niet aan dezelfde eigenaar behoren, niet door dezelfde gebruikers worden benut, dan wel louter kadastraal gescheiden zijn;

1.32 erker

een uitgebouwd venster;

1.33 evenement

een georganiseerde activiteit die gedurende een korte periode relatief veel bezoekers trekt;

1.34 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.35 groenvoorziening

onder groen wordt in ieder geval verstaan: bomen, heesters, bosplantsoen, gazon, houtwallen, plantvakken en hagen.

1.36 hoofdgebouw

Een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meerdere gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.37 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en maaltijden, overwegend voor gebruik ter plaatse of voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies, één en ander gepaard gaande met dienstverlening, waarbij verstaan wordt onder:

Lichte horeca
Bedrijven die in beginsel alleen overdag en 's avonds behoeven te zijn geopend (vooral verstrekking van etenswaren en maaltijden) en daardoor slechts beperkte hinder voor omwonenden veroorzaken. Binnen deze categorie worden de volgende subcategorieën onderscheiden:

1. Daghoreca:
bedrijven welke enkel zijn geopend tussen 09.00 en 19.00 zoals een broodjeszaak; croissanterie; koffiebar; lunchroom; ijssalon; tearoom; traiteur;

2. Overige lichte horeca:
zoals een bistro; snackbar; shoarma/grillroom; restaurant (zonder bezorg- en/of afhaalservice);

3. Bedrijven met een relatief grote verkeersaantrekkende werking:
bedrijven genoemd onder 1 en 2 met een bedrijfsoppervlak van meer dan 250m²;
restaurant met bezorg- en/ of afhaalservice (oa. pizza, chinees, drive-in);

4. Bedrijven welke bedrijfsmatig logies verstrekken (hotel/pension);

Avondhoreca
Bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor
aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken:

5. Algemeen:
zoals een bar; bierhuis; biljartcentrum/ snookercentrum; café; proeflokaal;
dansscholen;

6. Bedrijven waar verkoop van (soft)drugs plaatsvindt:
coffeeshops;

Nachthoreca
Bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen:

7. Dancing; discotheek/muziekcafé; nachtclub; partycentrum;

1.38 hotel

een bedrijf dat bedrijfsmatig logies verstrekt;

1.39 huishouden

een verzameling van één of meer personen die een gezamenlijke huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderlinge verbondenheid;

1.40 kamerverhuur

de (gedeeltelijke) verhuur van een woning of woongebouw via kameruitgifte, waarbij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voorzieningen zoals een eigen kook- en/of wasgelegenheid en/of toilet;

1.41 kelder

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,0 m boven het peil ligt;

1.42 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

1.43 onderdoorgang

openbare langzaamverkeersverbinding die door een gebouw heen loopt;

1.44 overig bouwwerk

bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.45 overkapping

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak of een bijbehorend bouwwerk dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.46 parkeernormenbeleid

de door de gemeente Velsen vastgestelde nota Parkeernormenbeleid 2015, met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota;

1.47 perceel

een aaneengesloten stuk grond dat een eenheid vormt in gebruik;

1.48 seksinrichting

de voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.49 short stay

het structureel aanbieden van een kamer, appartement of deel daarvan voor tijdelijk verblijf, niet perse zijnde aan een huishouden, voor een aaneensluitende periode van maximaal zes maanden;

1.50 straatmeubilair

objecten in het openbare gebied zoals verkeersgeleiders, rampalen/amsterdammertjes, verkeersborden, brandkranen, lichtmasten, vlaggenmasten, informatieborden, zitbanken, bloembakken, reclameborden, papier-, glas- en andere inzamelbakken, toegangsconstructies voor ondergrondse voorzieningen, kunstwerken, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame, telefooncellen, abri's en kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen en daarmee vergelijkbare objecten;

1.51 uitbouw

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.52 voorgevel

de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw en als een gebouw met meer dan één zijde gekeerd is naar een weg dan worden de betreffende gevels aangemerkt als voorgevels;

1.53 waterpartijen

meren, sloten, rivieren, waterlopen en daaraan gelijk te stellen;

1.54 wonen

huisvesten met vast karakter;

1.55 woning

gebouw of een gedeelte daarvan, bestaande uit een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.56 woningsplitsing

het bouwkundig en/of functioneel splitsen van één woning in twee of meer woningen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 Afstanden

afstanden tussen bouwwerken onderling alsmede afstanden van bouwwerken tot erfafscheidingen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn;

2.2 Bebouwingspercentage

een deel van het bouwperceel uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

2.3 De breedte en lengte of diepte van een gebouw

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren;

2.4 De dakkapel

de minimale afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de vloer van de daar ondergelegen bouwlaag is 0,8 m en de maximale afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de goothoogte van de dakkapel is 1,7 m. Er dient minimaal 1 rij dakpannen afstand te zijn tussen goothoogte, dakkapel en bouwhoogte van de woning.

De maximale breedte van de dakkapel aan de voorzijde van het gebouw is 2,8 m, hierbij is de minimale afstand tussen de dakkapel en het hart van de bouwmuur 1 m. Indien een woning breder is dan 5,6 m is de maximale breedte van de dakkapel 50% van de gevelbreedte, hierbij is de minimale afstand tussen de dakkapel en het hart van de bouwmuur 1 m.

Voor een dakkapel aan de zijkant van een gebouw gelden dezelfde regels als voor een dakkapel aan de voorzijde.

Aan de achterzijde is de minimale afstand van dakkapel tot het hart van de bouwmuur 0,5 m, voor de achterzijde geldt geen maximale breedte;

2.5 De goot- (of boeibord) hoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, dakkapellen niet meegerekend;

2.6 De hoogte van bouwlagen

Van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de vloer van de erboven liggende bouwlaag;

2.7 De inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.8 De bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.9 De inwendige nokhoogte

van de bovenkant van de zoldervloer tot het hoogste punt van de binnenkant van de nok;

2.10 De oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.11 De verdiepingshoogte

van de bovenkant van een vloer tot de bovenkant van de verdieping.

2.12 Het peil
  • a. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:de hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;
  • c. voor een bouwwerk in of op het water:het Nieuw Amsterdams Peil;

2.13 Ondergeschikte bouwdelen

Bij het meten worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwvlak- of bestemmingsgrenzen niet meer dan 1 meter bedraagt.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen', is een nutsvoorziening toegestaan;

met de daarbij behorende:

3.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

3.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. er mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorzieningen' mag een gebouw ten behoeve van een openbare nutsvoorziening worden opgericht;
  • c. de maximale bouwhoogte is 4 m;
  • d. aanwezige gebouwen mogen niet worden gewijzigd in maatvoering;
3.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. er mogen geen nieuwe bouwwerken geen gebouwen zijnde worden opgericht met uitzondering van speeltoestellen en straatmeubilair;
  • b. aanwezige bouwwerken geen gebouw zijnde mogen niet worden gewijzigd in maatvoering.

Artikel 4 Tuin

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen behorende bij de op de aangrenzende gronden
    gelegen hoofdgebouwen;
  • b. parkeren van motorvoertuigen;

met de daarbij behorende:

  • c. waterpartijen en watergangen;
  • d. in- en uitritten.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen van gebouwen

Op deze gronden mogen geen gebouwen worden opgericht.

4.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 1 m;
4.3 Specifieke gebruiksregels

Parkeren van motorvoertuigen voor de voorgevel is niet toegestaan, parkeren op de oprit uitgezonderd.

Artikel 5 Verkeer

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, straten en paden;
  • b. parkeerplaatsen;

met de daarbij behorende:

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden de volgende regels:

5.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. er mogen geen nieuwe gebouwen worden opgericht;
  • b. aanwezige gebouwen mogen niet worden gewijzigd in maatvoering;
5.2.2 Bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, is 6 meter.

Artikel 6 Wonen

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. wonen, waarbij het aantal woningen per bouwvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven ter plaatse van een aanduiding;

met het daarbij behorende:

  • b. tuinen en erven;
  • c. groen, water en paden;
  • d. aan huis verbonden beroep en/of bedrijf;
  • e. bed & breakfast.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden ten behoeve van de bestemming gelden
de volgende regels tenzij ter plaatse van een aanduiding anders is bepaald:

6.2.1 Bouwen van gebouwen
  • a. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. ter plaatse van de aanduidingen 'maximum goothoogte' en 'maximum bouwhoogte' mogen de aangegeven goot- en bouwhoogte niet worden overschreden.
6.2.2 Bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen
  • a. aan-, uit- en bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht
  • b. de maximale gezamenlijke oppervlakte van de aan-, uit- en bijgebouwen is 50% van het erf, met een maximum van 70 m2;
  • c. de maximale goothoogte is 3,0 meter;
  • d. de maximale bouwhoogte van bijgebouwen is 3,5 meter;
  • e. de aan- en uitbouw mag niet meer dan 0,30 m boven de vloer van de 1e verdieping van het gebouw uitkomen en de bouwhoogte van een aan- en uitbouw mag niet meer dan 4,0 m bedragen, gemeten vanaf het aansluitend terrein.
6.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde
  • a. bouwwerken geen gebouwen zijnde mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is 2 meter;
  • c. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde is 4 meter.
6.2.4 Aan huis gebonden beroep

Voor aan huis gebonden beroep gelden de volgende regels:

  • a. maximaal 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, tot een maximum van 50 m2, mag worden gebruikt ten behoeve van uitoefening van een aan huis gebonden beroep;
  • b. het uitoefenen van een beroep dient een ruimtelijke uitstraling te hebben die in overeenstemming is met de woonfunctie. Het uitoefenen van een beroepsmatige activiteit mag derhalve geen onevenredige aantasting opleveren van het woon- en leefmilieu, het karakter van de buurt en van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de beroepsmatige activiteit mag niet vergunningsplichtig mag zijn ingevolge de Wet Milieubeheer. In bijzondere gevallen kunnen Burgemeester en Wethouders afwijken van deze eis indien de beroepsactiviteit niet van invloed is op de woonomgeving;
  • d. de beroepsmatige activiteit binnen de woonbestemming dient alleen verricht te worden door de gebruiker(s) van de eigenlijke woning;
  • e. geen detailhandel is toegestaan tenzij zij gezien kan worden als een ondergeschikte nevenactiviteit;
  • f. indien de beroepsmatige activiteit plaatsvindt in een garage dient er voor vervangende parkeergelegenheid gezorgd te worden.
6.2.5 Bed & Breakfast

In afwijking van het bepaalde in lid 11.4 onder c is bed & breakfast in delen van woningen toegestaan met inachtneming van de volgende regels:

  • a. bedrijfsmatig mag aan maximaal 4 personen tegelijkertijd logies worden verleend;
  • b. de woning moet door de hoofdgebruiker worden bewoond;
  • c. het parkeren dient plaats te vinden op het eigen terrein, tenzij in de directe omgeving voldoende parkeermogelijkheden aanwezig zijn conform de geldende parkeernormen;
  • d. maximaal 40% van het gezamenlijk vloeroppervlak van het hoofdgebouw en de erfbebouwing, tot een maximum van 50 m², mag worden gebruikt ten behoeve van uitoefening van deze functie;
  • e. detailhandel is niet toegestaan tenzij deze gezien kan worden als een ondergeschikte activiteit;
  • f. horeca is niet toegestaan tenzij deze gezien kan worden als een ondergeschikte activiteit.
6.2.6 Voorwaardelijke verplichting
  • a. De gronden met de bestemming 'Wonen' mogen uitsluitend worden gebruikt ten behoeve van de doeleinden als genoemd in artikel 6.1 indien de naar de weg Grote Hout- of Koningsweg gekeerde erfafscheidingen uitgevoerd zijn als stenen erfafscheidingen;
  • b. de in sub a bepaalde erfafscheiding dient te worden opgericht en in stand te worden gehouden;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub a zijn andere vormen van erfafscheidingen toegestaan, indien dit vanuit stedenbouwkundig oogpunt gewenst is.
6.3 Afwijken van de bouwregels
6.3.1 Dakopbouwen

Het bevoegd gezag is bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 6.2.1, voor realisatie van een dakopbouw, met dien verstande dat de bevoegdheid alleen geldt voor situaties waar:

  • a. het aantal bouwlagen niet meer dan 2 zonder kap bedraagt of;
  • b. het aantal bouwlagen niet meer dan 2 bedraagt met een kap met een inwendige nokhoogte van maximaal 2,2 m;
6.4 Wijzigingsbevoegheid

a. Burgemeester en wethouders kunnen, voor zover de gronden zijn gelegen ter plaatse van de aanduiding "wetgevingszone-wijzigingsgebied" de bestemming wijzigen in de bestemming "Groen" indien na advies van de Commissie Stedelijk Schoon blijkt dat de het bestaande woonhuis Grote Hout- of Koningsweg 178 niet kan worden behouden;

b. Bij het toepassen van de wijziging als bedoeld in dit artikel, nemen burgemeester wethouders de procedurevoorschriften in acht, zoals omschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht. Ter beoordeling van de toelaatbaarheid van de wijzigingsbevoegdheid vindt een evenredige belangenafweging plaats waarbij betrokken worden: de mate waarin de uitvoerbaarheid, waaronder begrepen de milieutechnische toelaatbaarheid, de waterhuishoudkundige toelaatbaarheid, de archeologische toelaatbaarheid, de ecologische toelaatbaarheid, de verkeerstechnische toelaatbaarheid en de stedenbouwkundige inpasbaarheid, is aangetoond.

Artikel 7 Leiding - Hoogspanning

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van ondergrondse hoogspanningsleidingen.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Afwijking

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

7.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

7.2.3 Bouwwerken van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de maximale bouwhoogte is 3 meter.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de hoogspanningsleiding, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 7.2.1 en 7.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. het bepaalde in artikel 7.2.3 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), ter plaatse van de in artikel 7.1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal onderhoud en agrarische activiteiten;
  • c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplantingen.
7.4.2 Niet van toepassing

Het verbod in artikel 7.4.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden, vallend onder normaal onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad of waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt vergunning is verleend.

7.4.3 Aanleg van leidingen

Het verbod in artikel 7.4.1 geldt ook voor de aanleg van leidingen binnen de bestemming. Bij beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een leiding dient de bijbehorende toetsingsafstand, de afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan, in ogenschouw te worden genomen.

7.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

7.4.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 7.3 een omgevingsvergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Artikel 8 Leiding - Water

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het aanleggen en in standhouden van waterleidingen

8.2 Bouwregels
8.2.1 Afwijking

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (basisbestemming) mag niet worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.

8.2.2 Bouwen van gebouwen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.

8.2.3 Bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt:

  • a. de maximale bouwhoogte is 3 meter.
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Toestaan van bouwen

Het bevoegd gezag kan, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van het doelmatig functioneren van de nutsleiding, een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van:

  • a. het bepaalde in artikel 8.2.1 en 8.2.2 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen worden gebouwd, mits vooraf positief advies is verkregen van de betreffende leidingbeheerder;
  • b. het bepaalde in artikel 8.2.3 en toestaan dat de in de basisbestemming genoemde bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits vooraf positief advies is verkregen van de betreffende leidingbeheerder.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Verboden

Het is verboden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van het bevoegd gezag (omgevingsvergunning), ter plaatse van de in artikel 8.1 bedoelde gronden, de volgende werken of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen van wegen, fiets- en wandelpaden, parkeerplaatsen of andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, anders dan normaal onderhoud en agrarische activiteiten;
  • c. het verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • e. het aanbrengen van diepwortelende en/of hoogopgaande beplantingen.
8.4.2 Niet van toepassing

Het verbod in artikel 8.4.1 geldt niet voor werken en werkzaamheden, vallend onder normaal onderhoud en gebruik, waaronder normaal spit- en ploegwerk anders dan diepploegen en voor zover de belangen in verband met de leidingen hierdoor niet worden geschaad of waarvoor op het tijdstip waarop het plandeel rechtskracht verkrijgt vergunning is verleend.

8.4.3 Aanleg van leidingen

Het verbod in artikel 8.4.1 geldt ook voor de aanleg van leidingen binnen de bestemming. Bij beoordeling van de omgevingsvergunning voor de aanleg van een leiding dient de bijbehorende toetsingsafstand, de afstand waarbinnen de aard van de omgeving moet worden nagegaan, in ogenschouw te worden genomen.

8.4.4 Adviesprocedure voor omgevingsvergunningen

Alvorens omtrent het verlenen van de vergunning te beslissen, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de betrokken leidingbeheerder(s) omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen in verband met de leidingen niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

8.4.5 Uitzonderingen

Indien op basis van artikel 8.3 een omgevingsvergunning is verleend, behoeft voor daaruit voortvloeiende werken of werkzaamheden op de desbetreffende gronden geen omgevingsvergunning te worden aangevraagd.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 10 Algemene bouwregels

10.1 Dakkapel
10.1.1 Voorzijde en zijkant woning
  • a. De breedte van de dakkapel is maximaal 50% van de gevelbreedte tenzij de woning smaller is dan 5,6 meter, de breedte van de dakkapel is dan maximaal 2,8 m;
  • b. De minimale afstand tussen de dakkapel en het hart van de bouwmuur is 1 m;
  • c. De afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de vloer van de daar ondergelegen bouwlaag is minimaal 0,8 m;
  • d. De afstand van de onderzijde van de dakkapel tot de goothoogte van de dakkapel is maximaal 1,75 m;
  • e. Er dient minimaal 1 rij dakpannen afstand te zijn tussen goot, dakkapel en bovenste punt van de woning.
10.1.2 Achterzijde
  • a. De afstand van dakkapel tot het hart van de bouwmuur is minimaal 0,5 m;
  • b. Er geldt geen maximale breedte.
10.2 Overschrijding bouwgrenzen
10.2.1 Bouwgrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de verbeelding, de bestemmingsregels uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's, afdaken en andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 m.
10.2.2 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. ondergronds bouwen is toegestaan binnen het bouwvlak;
  • b. de verticale bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 3 meter onder peil;
  • c. de gebouwen mogen uitsluitend worden gebruikt overeenkomstig het bij de bestemming toegestane gebruik.
  • d. de grondwatersituatie in de omgeving van de gebouwen mag niet verslechteren. Indien er verslechtering optreedt dienen maatregelen genomen te worden om het nadelig effect te niet te doen.
10.2.3 Bouwen boven een weg

Indien boven een weg wordt gebouwd, mag niet lager worden gebouwd dan:

  • a. 4,5 m boven de hoogte van de rijweg, met inbegrip van een strook van 0,5 m breedte aan weerszijden van de rijweg;
  • b. 2,5 m boven de hoogte van een ander deel van de weg, mits de veiligheid van de gebruikers van de weg niet in gevaar komt.
10.2.4 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten geldt het volgende:

  • a. voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    • 1. bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten hoogste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
    • 2. bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, als ten minste toelaatbaar mogen worden aangehouden;
  • b. ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt;
  • c. op een bouwwerk als hiervoor bedoeld, is het overgangsrecht bouwwerken, als opgenomen in dit plan, niet van toepassing.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Verboden

Het is verboden gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de aan de grond gegeven bestemming, de bestemmingsomschrijving en de overige regels in dit bestemmingsplan.

11.2 Strijdig gebruik

Onder strijdige gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • a. opslagplaats voor bagger en grondspecie;
  • b. opslagplaats voor vaten, kisten, al dan niet voor gebruik geschikte werktuigen en machines of onderdelen daarvan, oude en nieuwe (bouw-)materialen, afval, puin, grind of brandstoffen;
  • c. uitstalling-, opslag,- stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfsmiddelen;
  • d. seksinrichting;
  • e. kunst of kunstuitingen in de openbare ruimte;
  • f. het opsplitsen van woningen in meerdere appartementen;
  • g. het kamergewijs verhuren van een woning;
  • h. coffeeshop.
11.3 Uitzonderingen op strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval niet verstaan:

  • a. vormen van gebruik als bedoeld in artikel 11.2, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • b. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming;
  • c. de stalling van ten hoogste één toercaravan en/of boot op de bij een woning behorende grond.
11.4 Regels voor woningen
  • a. woningsplitsing is niet toegestaan;
  • b. kamerverhuur in voor wonen bestemde gebouwen is niet toegestaan;
  • c. short stay, bed & breakfast en/of andere vormen van bedrijfsmatig verstrekken van logies in voor wonen bestemde gebouwen is niet toegestaan.
11.4.1 Afwijken van de bouw- en gebruiksregels woningen
  • 1. Van het bepaalde in lid 11.4 en 6.2.5 mag het college van burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken mits wordt voldaan aan:
    • a. de Huisvestingsverordening 2017 of diens opvolger;
    • b. de beleidsregels gebruik onzelfstandige woonruimte Velsen 2016 of diens opvolger;
    • c. de beleidsregels Short Stay Velsen 2017 of diens opvolger;
    • d. de Beleidsnotitie Bed & Breakfast (2010) of diens opvolger.
  • 2. het college van burgemeester en wethouders kan aan de omgevingsvergunning voorschriften verbinden, waaronder het verlenen van een omgevingsvergunning voor een bepaalde periode.
11.5 Afwijking

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het bepaalde in artikel 11.1, indien strikte toepassing van het verbod leidt tot beperkingen in het meest doelmatige gebruik die niet door dringende redenen worden gerechtvaardigd.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Geluidzone - industrie - 1

Binnen de op de verbeelding voor Geluidzone - industrie - 1 aangeduide gronden (industrieterrein IJmond) is het bouwen van nieuwe gebouwen met een geluidsgevoelige bestemming, in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk 2 in dit plan, uitsluitend toegestaan, indien is gebleken dat de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein op de gevels van de gebouwen met deze geluidsgevoelige bestemmingen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een verkregen hogere grenswaarde.

12.2 Veiligheidszone - activiteitenbesluit - 1
  • a. Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - activiteitenbesluit - 1' dat er geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten mogen worden opgericht, uitgezonderd kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten die een functionele binding hebben met de risicobron waarvoor de veiligheidszone is vastgesteld.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het in afwijking van het bepaalde in sub a nieuwe kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten toestaan, mits:
    • 1. de desbetreffende risicobron gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende risicobron buiten werking is gesteld, of
    • 2. uit nader onderzoek is gebleken dat de veiligheidszone is gewijzigd.

12.3 Veiligheidszone - activiteitenbesluit - 2
  • a. Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de gebiedsaanduiding 'Veiligheidszone - activiteitenbesluit - 2' dat er geen nieuwe kwetsbare objecten mogen worden opgericht, uitgezonderd kwetsbare objecten die een functionele binding hebben met de risicobron waarvoor de veiligheidszone is vastgesteld.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen het in afwijking van het bepaalde in sub a nieuwe kwetsbare objecten toestaan, mits:
    • 1. de desbetreffende risicobron gesaneerd is, dan wel uit nader onderzoek is gebleken dat de desbetreffende risicobron buiten werking is gesteld, of
    • 2. uit nader onderzoek is gebleken dat de veiligheidszone is gewijzigd.

Artikel 13 Overige regels

Onverminderd het bepaalde in voorgaande artikelen dient worden te voldaan aan onderstaande regels.

13.1 Parkeren
13.1.1 Aanbrengen ruimte voor parkeren

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw, staat vast dat voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig het Parkeernormenbeleid, zoals dat geldt ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning, wordt gerealiseerd.

13.1.2 Aanbrengen ruimte voor laden/lossen

Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort.

13.1.3 Afwijken

Het college van burgemeester en wethouders kan afwijken van het Parkeernormenbeleid indien:

  • a. het voldoen aan die bepalingen ten gevolge van bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit onredelijk bezwarend is;
  • b. op andere wijze in de benodigde parkeerruimte dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
14.1.1 Afwijking

Het bevoegd gezag kan eenmalig een omgevingsvergunning verlenen om af te wijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

14.1.2 Uitzondering

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

14.2 Overgangsrecht gebruik
14.2.1 Voortzetting strijdig gebruik

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

14.2.2 Verandering strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, als bedoeld in 14.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

14.2.3 Geldigheidsduur

Indien het gebruik, als bedoeld in 14.2.1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten

14.2.4 Niet van toepassing

Lid 14.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'De Schouw' met idn: NL.IMRO.0453.BP0403DESCHOUW1-R001