direct naar inhoud van 4.8 Water
Plan: Zeezicht
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0453.BP0100ZEEZICHT1-R002

4.8 Water

4.8.1 Verkeer te water

Voor de vaststelling van dit bestemmingsplan bepaald het "uitbreidingsplan in hoofdzaak hoofdzaak noord" het planologisch regime van het water in het Noordzeekanaal te weten Verkeer te water. Het Noordzeekanaal en de monding van dit kanaal is een druk bevaren scheepsroute waardoor het water en de gronden in de directe omgeving een bestemming hebben gekregen die het verkeer te water beschermd. In dat opzicht is het conserverend. De Staat is eigenaar van de gronden en Rijkswaterstaat is dan ook primair verantwoordelijk voor de nautische veiligheid van het Noordzeekanaal en de Noordzee voor zover deze in de gemeente Velsen liggen. Voor de uitvoering van de nautische veiligheid is een gemeenschappelijke regeling in het leven geroepen waar alle gemeenten, die een deel van het Noordzeekanaal binnen hun gemeentegrenzen hebben liggen, in participeren. Deze gemeenschappelijke regeling heet het Centraal Nautisch Beheer. Dit CNB heeft een aantal van haar uitvoerende taken weer uitbesteed aan "Haven Amsterdam".

In het Noordzeekanaal liggen een 4-tal sluizen. Deze sluizen hebben de aanduiding sluis gekregen zodat in de vaarweg bouwwerken die nodig zijn voor het schutten van schepen toegestaan zijn. Ten tijde van het ter visie gaan van dit bestemmingsplan zijn er plannen om een nieuwe sluis aan te leggen tussen de noordersluis en de middensluis. De plannen zijn echter dermate weinig concreet dat ze nog niet kunnen worden ingepast in dit bestemmingsplan. De provincie heeft inmiddels aangegeven een inpassingsplan voor de nieuwe sluis te gaan maken waarbij de gemeente en het rijk de rol krijgen van wettelijk adviseur. Het rijk is formeel initiatiefnemer en opdrachtgever.

4.8.2 Lichteren

Op 22 januari 1998 heeft gedeputeerde staten van Noord-Holland aan Haven Amsterdam (oud Gemeentelijk Havenbedrijf Amsterdam) een beschikking op de wet milieubeheer afgegeven voor het lichteren van zeeschepen aan het Noorderbuitenkanaal. In deze beschikking is, conform de aanvraag destijds, de mogelijkheid geboden om 750.000 ton veevoederderivaten, 750.000 ton solid fuels en 500.000 ton ijzererts over te slaan. Inmiddels heeft Haven Amsterdam een vergunningaanvraag gedaan bij Gedeputeerde Staten om de capaciteit voor de overslag van solid fuels fors uit te breiden.

Tegelijkertijd heeft Rijkswaterstaat verregaande plannen om de Averijhaven te ontmantelen als slibdepot en hiervan een insteekhaven te maken dat kan worden gebruikt voor de lichteractiviteiten. De reden voor deze verandering is dat de plek waar de grote kolenschepen momenteel worden gelichterd (de lichterlocatie) een obstakel voor het doorgaande scheepvaartverkeer vormt. Tegelijkertijd met het opstellen van dit bestemmingsplan laat Rijkswaterstaat een bestemmingsplan opstellen met een bijbehorend milieueffectenrapport, waarin de Averijhaven als vervangende lichterlocatie mogelijk moet worden gemaakt.

In het "startdocument Averijhaven" heeft de raad vastgesteld dat de nieuwe lichterlocatie moet worden opgenomen in het "geluidgezoneerde industriegebied IJmond". Uit de Milieueffectenrapportage dat ten behoeve van het verplaatsen van het lichteren naar de Averijhaven is opgesteld blijkt dat de grens van een aantal milieunormen zijn bereikt. Het is daarom zeer aannemelijk dat uitbreiding met de door haven Amsterdam gewenste hoeveelheden van lichtercapaciteit op deze locatie de milieunormen overschrijdt. Daarnaast heeft de raad uitgesproken middels het "startdocument Averijhaven" dat de milieukwaliteit niet mag verslechteren voor alle betrokken milieuonderdelen ten gevolge van de ontwikkeling". Het planologisch onbeperkt mogelijk maken van het lichteren op de huidige locatie betekend ook dat planologisch de mogelijkheid wordt geboden om de milieukwaliteit te laten verslechteren wat direct gevolgen heeft voor een aantal functies in de omgeving zoals recreatie, horeca en wonen. Omdat de bestemmingsplanprocedure met bijbehorende m.e.r. procedure voor de Averijhaven ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan is opgestart is het lichteren conserverend bestemd één ander zoals mogelijk is gemaakt in de milieuvergunning.

Het lichteren is conserverend bestemd, waarbij de huidige vergunde capaciteit maatgevend is. Tevens wordt het lichteren binnen de geluidzone van het industrieterrein IJmond gebracht. Het is de bedoeling dat bij een nieuw bestemmingsplan voor de Averijhaven, de huidige locatie voor het lichteren ook wordt meegenomen. Dan kan de geluidzone weer gewijzigd worden. Daarnaast wordt er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om de bestemming "water-lichteren" te wijzigen in "water" indien het lichteren wordt verplaatst.