Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
- ter plaatse van de aanduiding 'brug' een brug met een minimale doorvaarthoogte van 4 meter ten opzichte van het peil van onderliggend water, beweegbare bruggen zijn hier van uitgezonderd;
- de hoogte van lichtmasten, verkeerslichten en wegwijzers mag niet meer bedragen dan 12 meter;
- de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 5 meter.