Plan: | Inbreidingslocatie Meerpad |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0450.BPMeerpad-vg02 |
Normstelling en beleid
Volgens artikel 3.1.6 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient in verband met de uitvoerbaarheid van een plan onderzoek te worden verricht naar de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde nieuwe functie. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone gronden te worden gerealiseerd.
Onderzoek en conclusie
In het kader van de herontwikkeling is een verkennend bodemonderzoek5 uitgevoerd. Uit dit verkennend bodemonderzoek komt naar voren dat er sprake is van een ernstige bodemverontreiniging met koper, lood, zink en nikkel in de bovengrond. De omvang van de verontreiniging wordt geraamd op minimaal 800 m3 (1.600m2 x 0,5m). De aangetoonde verontreiniging kan worden aangeduid als een geval van een ernstige maar niet spoedeisende bodemverontreiniging.
Voor een geval van ernstige bodemverontreiniging geldt een saneringsplicht. Deze saneringsplicht wordt echter pas door bevoegd gezag geƫffectueerd indien de verontreiniging spoedeisend is. Uit de gevoerde risicoanalyse volgt dat de verontreiniging bij het toekomstig gebruik (wonen met tuin) geen risico's oplevert. Sanering van de verontreiniging kan derhalve worden aangemerkt als 'niet spoedeisend'.
Der herontwikkeling van de locatie voor de functie wonen met tuin kan evenwel aanleiding geven voor het uitvoeren van een bodemsanering. In het kader van de bouwvergunning kan de gemeente als bevoegd gezag aanvullende eisen stellen.
Indien er werkzaamheden plaatsvinden op of in een geval van ernstige bodemverontreiniging, dient dit vooraf ter goedkeuring worden voorgelegd aan het bevoegd gezag (in deze de provincie Noord-Holland). Afhankelijk van de geplande ontwikkeling dient een saneringsplan te worden opgeteld of een melding in het kader van BUS (besluit Uniforme Saneringen) te worden verricht.
In verband met de aanwezigheid van puinhoudende grond en opstallen met asbesthoudend bouwmateriaal wordt aanbevolen voorafgaand aan de werkzaamheden een asbestonderzoek uit te voeren. Daarnaast dient aandacht te worden besteed aan de puindemping die ter plaatse is aangetroffen.