direct naar inhoud van 3.2 Algemeen
Plan: Haven en bedrijventerrein 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011-VG01

3.2 Algemeen

De Wet ruimtelijke ordening (Wro) bepaalt dat ruimtelijke plannen digitaal en analoog beschikbaar moeten zijn. Dit brengt met zich mee dat bestemmingsplannen digitaal uitwisselbaar en op vergelijkbare wijze moeten worden gepresenteerd. Met het oog hierop stellen de Wro en de onderliggende regelgeving eisen waaraan digitale en analoge plannen moeten voldoen. Zo bevatten de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) bindende afspraken waarmee bij het maken van bestemmingsplannen rekening moet worden gehouden. SVBP kent (onder meer) hoofdgroepen van bestemmingen, een lijst met functie- en bouwaanduidingen, gebiedsaanduidingen en een verplichte opbouw van de planregels en het renvooi.

Planvorm

Het bestemmingsplan biedt voor de bestaande functies in het plangebied een consoliderende en beheersfunctie. In het bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt.

Het zuidelijk deel is een gemengd gebied. Om de woonkwaliteit hier te garanderen en om de ruimtelijke en functionele structuur van dit gebied te behouden is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Hiermee zijn alle aanwezige functies in het plangebied voorzien van een gedetailleerde bestemmingsregeling.

In het noordelijk deel van het plangebied is sprake van een overwegend bedrijfsmatig karakter. Om hier de gewenste economische dynamiek te behouden en recht te doen aan de vigerende mogelijkheden is hier gekozen voor een minder gedetailleerde planvorm. Hierbij zijn de openbare structuren, zoals de wegen, water en openbaar groen vastgelegd. Maar is binnen de bestemming bedrijf meer flexibiliteit opgenomen.

Verbeelding en regels

Dit bestemmingsplan bestaat uit een toelichting, regels en verbeelding. Regels en verbeelding (voorheen voorschriften en bestemmingsplankaart genoemd) vormen samen het juridisch bindende gedeelte. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar geeft uitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van belang als het gaat om een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd dat het mogelijk is om met behulp van het renvooi (legenda) direct te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied zijn gegeven en welke regels daarbij horen. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft over de in acht te nemen maten en volumes. De regels geven duidelijkheid over de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de specifieke gebruiksregels. In de regels zijn verder afwijkings- en wijzigingsregels opgenomen.

Bestemmingsvlak en bouwvlak

De in het plangebied aanwezige bestemmingen bestaan in de meeste gevallen uit twee vlakken: een bestemmingsvlak en een bouwvlak. Het bestemmingsvlak geeft aan waar een bepaald gebruik toegestaan is. Het bouwvlak is een gebied dat op de plankaart is aangeven waarbinnen gebouwen mogen worden gebouwd met in achtneming van de in de regels gestelde regels. Het bouwvlak is op de verbeelding voorzien van aanduidingen die betrekking hebben op de maatvoering. Om het bestaande karakter van de wijken te behouden is ervoor gekozen om de woningen aan te duiden middels goot- en bouwhoogtes. Overige functies worden aangeduid middels een bouwhoogte.

Aanduidingen

Op de verbeelding is een onderscheid gemaakt in verschillende aanduidingen. Alle aanduidingen die betrekking hebben op afmetingen, percentages en oppervlakten, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik, zijn maatvoeringaanduidingen, waaronder de goot- en bouwhoogte en het bebouwingspercentage.

Opbouw planregels

De regels van het bestemmingsplan bestaan uit de volgende onderdelen:

  • 1. inleidende regels;
  • 2. bestemmingsregels;
  • 3. algemene regels;
  • 4. overgangs- en slotregel.