direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijf
Plan: Haven en bedrijventerrein 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0450.BPHavenbedrijv2011-VG01

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor: 

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 2': bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 3.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 3.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.1': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.1 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijf ten hoogste categorie 4.2': bedrijven uit ten hoogste categorie 4.2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein';
  • f. ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - 1 tot en met 8': tevens een bedrijfsactiviteit met de SBI-code zoals hierna in de tabel genoemd, uit ten hoogste de voor deze bedrijfsactiviteit in de tabel aangegeven categorie van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein':

aanduiding   SBI-code   uit ten hoogste milieucategorie  
specifieke vorm van bedrijf - 1   203, 204, 205   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 2   2651, 2851.1   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 3   2511   4.2  
specifieke vorm van bedrijf - 4   343   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 5   2451   4.2  
specifieke vorm van bedrijf - 6   287.B   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - 7   252.3   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - 8   453   3.1  
specifieke vorm van bedrijf - 9   2010.1-16101   3.2  
specifieke vorm van bedrijf - 10   2852-2562, 3311   3.1  

  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning': tevens een bedrijfswoning kan worden opgericht;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'brandweerkazerne': tevens een brandweerkazerne is toegestaan;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel volumineus': tevens detailhandel in volumineuze goederen en aanverwante goederen;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting': in het gedeelte van het plangebied met deze specifieke aanduiding ten hoogste één seksinrichting of escortbedrijf;
  • k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1': tevens een zend-/ontvangstinstallatie en reclamemast;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportschool': tevens een sportschool;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'recreatie': tevens recreatieve voorzieningen in de vorm van een overdekte speeltuin met bijbehorende voorzieningen;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen': tevens een verkooppunt voor motorbrandstoffen, met uitzondering van lpg, met daarbij behorende andere detailhandel;
  • o. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals groen, water, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen en laad- en losvoorzieningen.
  • p. ter plaatse van de aanduiding 'kantoor' is een kantoor toegestaan;
  • q. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' is detailhandel toegestaan;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'onderwijs' is het geven van onderwijs toegestaan;
  • s. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - onbebouwd' is geen bebouwing toegestaan.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
  • c. de goothoogte van gebouwen bedraagt ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • d. de totale oppervlakte van gebouwen en overkappingen bedraagt per bouwperceel ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximumbebouwingspercentage (%)' aangegeven bebouwingspercentage van het bouwvlak; indien geen bebouwingspercentage is aangegeven, geldt een bebouwingspercentage van 100% van het bouwvlak;
  • e. de afstand van gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • f. indien gebouwen op een bouwperceel niet aaneen worden gebouwd, geldt een onderlinge afstand van ten minste 3 m;
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f geldt dat indien dichter op de perceelsgrens is gebouwd, deze afstand mag worden gehandhaafd;
  • h. de goothoogte van hoofdgebouwen mag worden overschreden door dakkapellen, indien:
    • 1. de afstand tot de dakvoet, de nok en de zijkanten van het dakvlak ten minste 0,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, ten hoogste 1,75 m bedraagt;
    • 3. de breedte van dakkapellen aan de voor- of zijkant van het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het dakvlak bedraagt.

3.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw bedraagt ten minste 1 m;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 1 m minder dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw tot een maximum van 5 m;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt ten hoogste 50% van het zij- en achtererf met een maximum van 50 m²,

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 3 m;

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten bedraagt ten hoogste 9 m;
  • b. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 6 m, met een maximum van 5 stuks per bouwperceel;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' bedraagt de bouwhoogte van een zend-/ontvangstinstallatie en reclamemast ten hoogste 30 m;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • b. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • c. Wgh-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • d. opslag van goederen met een totale stapelhoogte van meer dan 4 m is op onbebouwde gronden niet toegestaan;
  • e. per bedrijf is kantoorvloeroppervlakte die meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte niet toegestaan; kantoorvloeroppervlakte van meer dan 400 m² per bedrijf is in geen geval toegestaan;
  • f. detailhandel is niet toegestaan, met uitzondering van ondergeschikte detailhandel van ter plaatse geproduceerde of vervaardigde goederen;
  • g. ter plaatse van de aanduidingen 'verkooppunt voor motorbrandstoffen, zonder lpg' bedraagt de verkoopvloeroppervlakte ten behoeve van detailhandel ten hoogste 125 m²;
  • h. ter plaatste van de aanduiding 'seksinrichting' is een seksinrichting of escortbedrijf toegestaan met een maximumoppervlak van ten hoogste 50 m², met dien verstande dat binnen de bestemming maximaal 1 seksinrichting of escortbedrijf is toegestaan;
  • i. bedrijfswoningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' met dien verstande dat:
    • 1. per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan;
    • 2. de bedrijfswoning een inhoud heeft van ten hoogste 650 m³;
    • 3. een bedrijfswoning met een grotere inhoud van 650 m3 ter plekke is toegestaan en mag worden herbouwd indien deze in het verleden is vergund. De bouwhoogte van de bedrijfswoning mag niet hoger zijn dan op de plankaart/verbeelding aangegeven bouwhoogte. Een bedrijfswoning hoeft niet voorzien te zijn van een dakhelling maar kan ook plat afgedekt worden.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein'

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken 3.1:

  • a. om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 3.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd;
  • b. om bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten 'bedrijventerrein' zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 3.1 genoemd.

3.4.2 Afwijken van de kantoorvloeroppervlakte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van lid 3.3 onder e, voor een kantoorvloeroppervlakte van ten hoogste 3.000 m², mits het kantooraandeel niet meer bedraagt dan 50% van de bedrijfsvloeroppervlakte. Van de bevoegdheid tot afwijken wordt uitsluitend gebruikgemaakt, indien vestiging van het betrokken bedrijf bij een belangrijke openbaarvervoerlocatie niet mogelijk is vanwege:

  • a. een tekort aan ruimte bij openbaarvervoerlocaties in de regio;
  • b. een zodanig groot en extensief ruimtebeslag, dat realisering bij een openbaarvervoerlocatie in relatie tot de beschikbare capaciteit en het aanbod aan arbeidsintensieve functies niet gewenst is;
  • c. de milieuhygiënische situatie.

3.4.3 Afwijken voor detailhandel
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.3 onder g, voor de vestiging van:
    • 1. detailhandel in goederen waarvan de verkoop in winkelcentra niet past in verband met de verstoring van het aldaar gewenste milieu, zoals de verkoop van brand- en explosiegevaarlijke of andere milieubelastende stoffen en goederen;
    • 2. detailhandel in grove bouwmaterialen en landbouwwerktuigen;
    • 3. detailhandel in volumineuze goederen.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. geen onevenredige verstoring ontstaat in de voorzieningenstructuur;
    • 2. geen onevenredige aantasting van de verkeerssituatie en de verkeersveiligheid plaatsvindt en dat voorzien wordt in voldoende parkeerruimte;
    • 3. geen onevenredige aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt;
    • 4. geen milieutechnische belemmeringen zijn;

3.4.4 Afwijken voor sport- en recreatievoorzieningen
  • a. Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor de vestiging van sport- en recreatievoorzieningen.
  • b. De omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien:
    • 1. geen onevenredige aantasting van de verkeerssituatie en de verkeersveiligheid plaatsvindt en dat voorzien wordt in voldoende parkeerruimte;
    • 2. geen onevenredige aantasting van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden plaatsvindt;
    • 3. geen milieutechnische belemmeringen zijn.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Wijzigingsbevoegdheid - 2

Burgemeester en wethouders kunnen het plan ter plaatse van de aanduiding 'wro-zone - wijzigingsgebied - 2' wijzigingen ten behoeve van de bestemming Verkeer.