direct naar inhoud van Artikel 30 Waarde - Archeologie 4
Plan: De Koog
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0448.DKG2012BP0001-va01

Artikel 30 Waarde - Archeologie 4

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor instandhouding en bescherming van de in de grond aanwezige archeologische waarden.

30.2 Bouwregels

Voor het bouwen op de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' gelden de navolgende regels:

  • a. bouwwerken met een grotere oppervlakte dan 500 m² op locaties waar de grond nog niet verstoord is en waar dieper dan 0,50 m wordt gegraven zullen uitsluitend worden gebouwd indien:
    • 1. door de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
    • 2. vooraf door de aanvrager van het bouwwerk een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd waaruit blijkt dat de in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
      • de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
      • er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
      • de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.

  • b. in het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de in 30.2 onder a bedoelde bouwwerken bij het verlenen van de omgevingsvergunning de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de bouw die tot de bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door het college van Burgemeester en Wethouders bij de bouwvergunning te stellen kwalificaties.
30.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
30.3.1 Vergunningplicht

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden of grondbewerkingen en het roeren en omwoelen van gronden waaronder begrepen het aanleggen van drainage;
  • b. het aanbrengen van diepwortelende beplanting;
  • c. het ophogen van gronden met meer dan 50 cm;
  • d. het egaliseren van gronden;
  • e. het verlagen van het waterpeil, tenzij dit een maatregel is van het bevoegde waterschap;
  • f. het uitvoeren van heiwerkzaamheden of het op andere wijze indrijven van objecten in de bodem;
  • g. het slopen van gebouwen en het verwijderen van funderingen waarbij grondroering plaatsvindt.
30.3.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 30.3.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. werken of werkzaamheden, die betrekking hebben op een oppervlakte van minder dan 500m² en waar minder diep dan 0,50m wordt gegraven;
  • b. het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden:
    • 1. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, indien verricht door een ter zake deskundige;
    • 2. waarmee is of mag worden begonnen op het tijdstip van onherroepelijk worden van het bestemmingsplan.
30.3.3 Toetsingscriteria

Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. Door die werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind; en
  • b. vooraf door de aanvrager van het bouwwerk een rapport op basis van de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie is overlegd waaruit blijkt dat de in de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld:
    • 1. de archeologische waarden in voldoende mate zijn zeker gesteld; of
    • 2. er geen archeologische waarden aanwezig zijn; of
    • 3. de archeologische waarden hierdoor niet of niet onevenredig worden geschaad.
30.3.4 Voorwaarden in omgevingsvergunning

In het belang van de archeologische monumentenzorg en ter borging van het treffen van de maatregelen als bedoeld in artikel 30.3.3 onder b kunnen aan een omgevingsvergunning in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de uitvoering van de werken en/of werkzaamheden die tot de bodemverstoring leidt te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de aanlegvergunning te stellen kwalificaties.
30.4 Wijzigingsbevoegdheid
30.4.1 Wijzigen archeologische waardering gronden

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsvlakken van de dubbelbestemming van archeologisch waardevolle gebieden te wijzigen in die zin dat:

  • a. een bestemmingsvlak met de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' mag worden gewijzigd naar 'Waarde - Archeologie 3', 'Waarde - Archeologie 2' of 'Waarde - Archeologie 1' indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat de betreffende gronden van een hogere archeologische waarde zijn.
30.4.2 Geheel of gedeeltelijk verwijderen bestemmingsvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemmingsvlakken van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' geheel of gedeeltelijk te verwijderen, indien:

  • a. uit archeologisch onderzoek is gebleken dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn;
  • b. op grond van archeologisch onderzoek het niet meer wordt noodzakelijk geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.