Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Buitengebied Texel 2013
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0448.BUI2013BP0001-va01

Toelichting

1 Inleiding

1.1 Algemeen

Voor u ligt het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Texel. Het plan voorziet in een herziene en geactualiseerde planologisch juridische regeling. Een integrale herziening van het bestemmingsplan Buitengebied van Texel is noodzakelijk omdat het voorgaande bestemmingsplan, Buitengebied Texel 1996, niet meer actueel is. Ook moeten op grond van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) bestemmingsplannen eens in de tien jaar worden herzien.

1.2 Plangebied

Het plangebied omvat het gehele Texelse grondgebied uitgezonderd de kernen Den Burg, De Waal, Den Hoorn, Oudeschild, Oosterend, De Koog, De Cocksdorp, ’t Horntje, Oost, Midden- en Zuid Eierland. Ook het zeegebied behoort niet tot het plangebied. De Waddenzee en Noordzee worden in een aparte planvorm opgenomen die samen met de andere Waddeneilanden en zo mogelijk met andere kustgemeenten wordt opgesteld.
 

1.3 Geldende bestemmingsplannen

Voor het plangebied gelden tot de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel' de volgende bestemmingsplannen:
- bestemmingsplan Buitengebied Texel 1996;
- eerste herziening bestemmingsplan Buitengebied Texel;
- herziening ex artikel 30 WRO bestemmingsplan Buitengebied Texel;
- bestemmingsplan Prins Hendrik Hotel 't Noorden;  
- bestemmingsplan Calluna (gedeeltelijk);
- het nog geldende gedeelte van het UP in hoofdzaak uit de jaren ’60 (Militair oefenterrein).

1.4 Digitaal uitwisselbare ruimtelijke plannen

Sinds 1 juli 2008 is de nieuwe Wet op de ruimtelijke ordening (Wro) van kracht. Vanaf dat moment moeten alle nieuwe ruimtelijke plannen digitaal, uitwisselbaar en vergelijkbaar worden gemaakt. Gemeenten moeten in staat zijn om ruimtelijke plannen digitaal te maken, ruimtelijke ordeningsprocessen en -procedures te gebruiken en beschikbaar te stellen voor RO-online, het digitale loket waar alle bestemmingsplannen van Nederland op te vinden zijn. RO-online is voor iedereen benaderbaar via www.ruimtelijkeplannen.nl .

1.5 De bij het plan behorende stukken

De volgende stukken zijn als Bijlage toegevoegd aan het voorliggende bestemmingsplan:
  1. In 2010 heeft de gemeenteraad voor het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied de 'Nota van uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied' vastgesteld. In december 2011 is dit aangevuld met een aanpassing over biomassa energie. Het bestemmingsplan is opgesteld binnen de kaders van deze Nota van uitgangspunten. De Nota van uitgangspunten bestemmingsplan Buitengebied is bijgevoegd als Bijlage 1 in bijlagen bij toelichting;
  2. Het plan MER is bijgevoegd als Bijlage 2 in bijlagen bij toelichting;
  3. Het 'VNG-bestand categorale bedrijfsindeling (planologische selectie)' is bijgevoegd als Bijlage 3 in bijlagen bij de regels;
  4. De lijst met toegestane 'Beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis' is bijgevoegd als Bijlage 4 in bijlagen bij de regels;
  5. Het 'Beeldkwaliteitsplan Buitengebied' is bijgevoegd als Bijlage 5 in bijlagen bij de regels;
  6. De Ruimtelijke Onderbouwing "Vliegveld" is bijgevoegd als Bijlage 6 in bijlagen bij toelichting .
     

2 Beleid

2.1 Algemeen

Bij het opstellen van een bestemmingsplan dient rekening te worden gehouden met het beleid van andere overheden. Het bestemmingsplan van de gemeente moet, naast de juridische vertaling van de eigen visie, ook een uitwerking te zijn van het planologisch beleid van andere overheden. Op rijksniveau is vooral de
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte van belang. Op provinciaal niveau is met name de
Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie van belang.

2.2 Europees beleid

Kaderrichtlijn Water
Er zijn internationale afspraken gemaakt over waterkwaliteit. Deze zijn eind 2000 vastgelegd in de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW). Deze moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is.
Om dit te bereiken moeten de landen van de Europese Unie een groot aantal maatregelen nemen. Enerzijds om de kwaliteit van de 'eigen' wateren op peil te brengen, anderzijds om ervoor te zorgen dat andere landen geen last meer hebben van de verontreinigingen die hun buurlanden veroorzaken. Onder de KRW vallen alle wateren, rivieren, meren, kustwateren en grondwateren. Het stelt ambitieuze doelen om ervoor te zorgen dat alle wateren in 2015 de 'goede toestand' hebben bereikt:
  • Per stroomgebied is een beheerssysteem vereist;    
  • Het vereist een grensoverschrijdende samenwerking tussen landen en alle betrokken partijen;    
  • Alle belanghebbenden, met inbegrip van maatschappelijke organisaties en lokale gemeenschappen; nemen actief deel aan waterbeheer;    
  • Vermindering en beperking van verontreiniging en de vervuiler betaalt;    
  • Het voeren van een waterprijsbeleid;    
  • Het houdt de milieubelangen en de belangen van zij die afhankelijk zijn van het milieu in evenwicht.  
Natura 2000
Natura 2000 is de benaming voor een Europees netwerk van natuurgebieden waarin belangrijke flora en fauna voorkomen, gezien vanuit een Europees perspectief. In juridische zin komt de Natura 2000 voort uit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen; in Nederland vertaald in de Natuurbeschermingswet.
De biodiversiteit (soortenrijkdom) in Europa gaat al jaren achteruit. Planten en dieren trekken zich weinig aan van de landsgrenzen en daarom is het van belang om natuurbescherming in Europees verband aan te pakken. In Nederland zijn in totaal 162 gebieden en 4 gebieden op de Noordzee aangemerkt om onderdeel uit te maken van het Nederlandse Natura 2000 netwerk.
De staatssecretaris wijst een gebied aan als Natura 2000 gebied door middel van een aanwijzingsbesluit. Hierin staan de natuurwaarden en de instandhoudingsdoelen. Voor elk Natura 2000-gebied wordt een
beheerplan opgesteld, in overleg met de eigenaren, gebruikers en andere betrokken overheden. Op Texel kennen we het Natura 2000-gebied 'Duinen en Lage Land van Texel'. De Natura 2000 gebieden "Noordzeekustzone" en "Waddenzee" grenzen aan het plangebied.

2.3 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 in werking getreden. Met de
Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. De nieuwe Structuurvisie
Infrastructuur en Ruimte vervangt verschillende bestaande nota's zoals de Nota Ruimte, de agenda Landschap en de agenda Vitaal Platteland en ook de ruimtelijke aspecten voor militaire terreinen uit het Structuurschema Militaire Terreinen 2 (SMT2).
Het Rijk laat de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies en kiest voor een selectieve inzet van rijksbeleid op 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk. Buiten deze 13 belangen hebben decentrale overheden beleidsvrijheid.
Deze 13 nationale belangen zijn:
1. Rijksvaarwegen;
2. Mainportontwikkeling Rotterdam;
3. Kustfundament;
4. Grote rivieren;
5. Waddenzee en waddengebied;
6. Defensie;
7. Hoofdwegen en hoofdspoorwegen;
8. Elektriciteitsvoorziening;
9. Buisleidingenvan nationaal belang voor vervoer van gevaarlijke stoffen;
10. Ecologische hoofdstructuur;
11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament;
12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte);
13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.
 
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening
Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het
Barro stelt niet alleen regels omtrent de 13 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte, maar stelt ook regels die in bestemmingsplannen moeten worden opgenomen. Het plangebied raakt de rijksbelangen Kustfundament, Waddengebied, Defensie en Ecologische Hoofdstructuur. In het Barro is aangegeven dat het beleid en de regels ten aanzien van de Ecologische Hoofdstructuur worden overgelaten aan de provinciale verordening. Die wordt in paragraaf 2.4 'Provinciaal beleid' behandeld. Een deel van het plangebied ligt binnen het kustfundament. In het SVIR staat hierover:
"Het Rijk beschermt de primaire waterkeringen (dijken, dammen, kunstwerken en duinen) die in beheer zijn bij het Rijk evenals het kustfundament. Ook stelt het Rijk de normen voor de primaire waterkeringen, ook die in beheer zijn bij waterschappen. Primaire waterkeringen bieden, in combinatie met de hoge gronden, bescherming tegen overstroming vanuit de buitenwateren (de wateren waarvan de waterstand direct beïnvloed wordt bij stormvloed of hoge waterstanden van de grote rivieren, het IJsselmeer, het
Markermeer en de zee). De staat van de primaire keringen wordt in een meerjaarlijkse toetsing in beeld gebracht. In het Deltaprogramma worden de opgaven voor de primaire keringen voor de korte en lange termijn inzichtelijk gemaakt. Het beleid om de hoogte van het kustfundament te laten meegroeien met de
zeespiegelstijging door zand toe te voegen wordt doorgezet. Daarbij wordt zo veel mogelijk gebruik gemaakt van de natuurlijke dynamiek van het zandige systeem van de kust (zandbewegingen door golven, stroom, wind). Om dit systeem integraal te kunnen beheren, wordt het kustfundament ruimtelijk beschermd met een ‘ja-mits, nee-tenzij’-regime (conform Nationaal Waterplan). Het Barro regelt dat hier geen nieuwe bebouwing mogelijk is. Dit bestemmingsplan laat geen nieuwe bebouwing toe binnen het kustfundament.
Voor het Waddengebied zijn de regels uit de Planologische Kernbeslissing (PKB) derde Nota Waddenzee geborgd via het Barro.
Het plangebied grenst aan de Waddenzee. Het Barro geeft enkele regels voor het grensgebied, zoals een verbod op hoger bouwen. Dit bestemmingsplan laat geen hogere bebouwing toe aan de rand van het Waddengebied.
 
Boswet
Bosgebieden buiten de bebouwde kom genieten een zekere bescherming op grond van de Boswet. Hierin is bepaald dat bosgebied dat gekapt wordt, bijvoorbeeld ten behoeve van de realisatie van een nieuwe bestemming, dient te worden gecompenseerd. Dit betreft de herplantplicht.
Dunning van een bosperceel ten behoeve van de overblijvende houtopstanden en regelmatig terugzetten van hakhout valt buiten de compensatieplicht van de Boswet.
In het omgevingsvergunningenstelselvoor het ‘uitvoeren van werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden’ (voorheen het aanlegvergunningenstelsel) is rekening gehouden met de Boswet. Daar waar de Boswet van toepassing is hoeft geen omgevingsvergunning voor de kap van bomen te worden gevraagd.
 
Wet op de archeologische monumentenzorg
Sinds september 2007 hebben we te maken met de Wet op de Archeologische Monumentenzorg. Het belangrijkste doel van de wet is het behoud van het archeologisch erfgoed ter plekke. Het is verplicht om in het proces van ruimtelijke ordening tijdig rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Vroegtijdig onderzoek maakt ruimte voor de overweging van
archeologie vriendelijke alternatieven. Wie ondanks de aanwezigheid van archeologische waarden toch de grond in wil, moet archeologisch (voor)onderzoek en opgravingen (laten) uitvoeren. In de meeste gevallen is de gemeente bevoegd gezag (toetsing, goedkeuring). In het geval van provinciale en rijksmonumenten
zijn dat de andere overheden.
Eén van de gevolgen van de nieuwe wetgeving is de noodzaak voor gemeenten om de archeologische waarden in kaart te brengen en op grond hiervan beleid te maken. De gemeente Texel beschikt inmiddels over een archeologische Verwachtingskaart voor haar grondgebied. In dit bestemmingsplan is deze
verwachtingskaart verwerkt en zijn de gebieden met archeologische waarde (categorie 2), een hoge archeologische verwachting (categorie 3) en gematigde archeologische verwachting (categorie 4) vastgelegd in een dubbelbestemming.
 
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan is het formele rijksplan voor het nationale waterbeleid voor de periode 2009-2015. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens de structuurvisie. Het beschrijft welke maatregelen genomen moeten worden om Nederland ook in de toekomst veilig en leefbaar te houden en om de (economische) kansen die water biedt te benutten.
Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen. Daarnaast is er aandacht voor voldoende en schoon water en de manieren waarop water kan worden gebruikt. Water moet de ruimte krijgen om een bijdrage 0te kunnen leveren aan een duurzame en klimaatbestendige ruimtelijke inrichting van Nederland. Het Rijk is verantwoordelijk voor de ruimtelijke doorwerkingvan nationaal waterbeleid, zowel vanuit het oogpunt van een duurzaam watersysteemals uit het oogpunt van een aantrekkelijk vestigingsklimaat voor wonen, werken en recreëren.
 
Beleidslijn Kust
De betreffende beleidslijn bestaat uit een Beleidsbrief met Uitwerking en een Toelichting. De Beleidsbrief met Uitwerking heeft de status van nationaal ruimtelijk beleid waaraan ruimtelijk plannen worden getoetst. De notitie heeft een drieledig karakter;  
  1. Het verheldert rollen en verantwoordelijkheden van overheden in het kustfundament voor de ruimtelijke ordening, waterveiligheid en natuur;    
  2. Het geeft uitleg van het rijksbeleid voor waterveiligheid uit de 3e Kustnota en de Planologische Kernbeslissing (PKB) Nota Ruimte;    
  3. Het bevat een kader vanuit waterveiligheidsbelang voor toetsing van ingrepen of activiteiten met een
    ruimtebeslag. 
Het kader is bindend voor het Rijk en biedt een handreiking voor andere overheden.
In de Nota wordt specifieke aandacht besteed aan het beleid voor:  
  1. bestaand bebouwd gebied; hiervoor geldt het 'Ja, mits-beleid''. Er geldt dat voldaan moet worden aan de ter plekke van toepassing zijnde voorwaarden.    
  2. onbebouwd gebied; hiervoor geldt het 'Nee, tenzij-beleid'. Het bevoegd gezag kan medewerking verlenen bij ingrepen bij:  
  • te kleine activiteiten om relevant te zijn voor de waterveiligheid;    
  • activiteiten die per saldo positief bijdragen aan de strategie van het zandig kustfundament;    
  • voorzieningen van openbaar belang: nutsvoorzieningen, voorzieningen voor operationeel beheer door hulpdiensten, natuur, drinkwaterwinningen andere zaken tot nut van het algemeen;    
  • werken ten behoeve van de waterstaatkundigefunctie van het kustfundament. Hieronder vallen aanleg of wijziging van waterstaatkundige werken of voorzieningen voor de waterhuishouding, de veiligheid (waterkeringen) en de scheepvaart;    
  • zaken van groot openbaar belang die niet onder de bovengenoemde punten vallen.  
3. beleid voor het jaarrond exploiteren van strandpaviljoens en andere semipermanente bouwwerken op
het strand; hiervoor geldt het 'Ja, mits-beleid'. Algemene voorwaarden van het Rijk voor
semipermanente jaarrond aanwezige bouwwerken vanuit het oogpunt van waterveiligheid zijn:  
  • de geldigheidsduur van de vergunning is tijdelijk, meestal vijf jaar; 
  • de positionering van de paviljoens;
  • afstand tot duinvoet of afrastering;    
  • afstand tot strand- en paalhoofden;    
  • fundering op (verwijderbare) palen of anders flexibel aan te passen;    
  • bouwregels voor deze bouwwerken;    
  • minimale vloerhoogte;    
  • hoogte van het paviljoen;    
  • waterkeringtechnische voorwaarden voor de doorvoer van kabels en leidingen;    
  • verplaatsbaarheid van de bebouwing (binnen een week), de bebouwing moet demontabel zijn;    
  • berekend op uit elkaar kunnen vallen van de bebouwing bij blootstellen aan zware golven.  
De bouwwerken staan op eigen risico van de ondernemer, aanspraak maken op extra zandsuppletie is niet mogelijk.
Het Rijk constateert dat de wateropgave om innovaties vraagt en ziet mogelijkheden voor de belangen van (mede)gebruik van de waterkering en de veiligheid nu en in de toekomst:  
  • tijdelijke bouwwerken;    
  • dubbelbestemmingen of hoofd- en nevenbestemmingen opnemen in het bestemmingsplan;    
  • kosten-baten-analyse van de investering, verwacht rendement en schade bij sloop;    
  • innovaties en risicobewustbouwen.  
Defensie
Op de zuidpunt van Texel is een militair terrein gesitueerd en een munitieopslagplaats. Hiervoor zijn passende bestemmingen opgenomen.
Verder valt Texel onder het radarverstoringsgebied van het radarstation Leeuwarden en radarstation Wier (Bijlage H/8.4 bij de Rarro, regeling algemene regels ruimtelijke ordening). Dit geeft een
bouwbeperking voor hoge gebouwen en windmolens. De op de verbeelding aangegeven maximaal toelaatbare hoogtes van gebouwen en bouwwerken in de omgeving van deze radarstations bedraagt voor Texel 89 meter.
Dit bestemmingsplan laat dergelijke hoge gebouwen en windmolens echter niet toe. Daarom is dit niet in de regels of op de verbeelding opgenomen. Uiteraard dient hier bij eventuele buitenplanse procedures van bouwwerken van deze hoogte, wel aan dit radarverstoringsgebied getoetst te worden. 
 
Natuurbeschermingswet 1998
In de Natuurbeschermingswet is de bescherming van specifieke gebieden geregeld. De bepalingen uit de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn zijn in de Natuurbeschermingswet verwerkt. De volgende gebieden zijn aangewezen en beschermd op grond van de Natuurbeschermingswet:
  • Natura 2000-gebieden   
  • Beschermde Natuurmonumenten
  • Wetlands
Flora- en faunawet
De Flora- en faunawet beschermt in het wild voorkomende diersoorten en plantensoorten. Uitgangspunt is 'Nee, tenzij'. Dit betekent dat alles wat schadelijk is voor bedreigde soorten verboden is. Van het verbod (nee) kan alleen onder bepaalde voorwaarden (tenzij) worden afgeweken. De wet bevat regels over:  
  • jacht    
  • beheer    
  • schadebestrijding   
  • handel in dieren en planten    
  • het bezit van bedreigde dieren en planten 
Er geldt een algemene zorgplicht voor alle voorkomende flora en fauna. De zorgplicht houdt in dat menselijk handelen geen nadelige gevolgen mag hebben voor dieren. Naast de zorgplicht bevat de wet ook een aantal verbodsbepalingen die zorgen dat in het wild levende soorten zoveel mogelijk met rust worden gelaten. Het is niet toegestaan planten te plukken en dieren te doden, te vangen of te verstoren die onder de Flora- en faunawet vallen.
 
Rode lijsten
Rode lijsten geven een overzicht van diersoorten die uit Nederland zijn verdwenen of dreigen te verdwijnen. De mate van bedreiging is verdeeld over een aantal categorieën. Plaatsing op één van de lijsten betekent niet automatisch dat de diersoort is beschermd. Daarvoor is opname in de Flora-en
faunawet nodig. Rode lijsten hebben een belangrijke signaleringsfunctie: ze geven aan of het goed of slecht gaat met een bepaalde diersoort.
 
Het Kabinet wil de Flora-en faunawet, de Natuurbeschermingswet en de Boswet samenvoegen tot de nieuwe Wet natuurbescherming.

2.4 Provinciaal beleid

Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie
Door de inwerkingtreding, op 1 juli 2008, van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening zijn de bevoegdheden voor Rijk, provincies en gemeenten voor zowel beleidsvoering als voor de uitvoering gewijzigd. Voor provincies betekent deze wijziging ondermeer dat het streekplan als beleidsdocument en het
goedkeuringsvereiste voor gemeentelijke bestemmingsplannen zijn komen te vervallen. Voor het streekplan is de provinciale Structuurvisie in de plaats gekomen. Hierin legt de provincie haar ruimtelijke toekomstvisie vast. Tevens geeft de provincie hierin aan hoe zij denkt deze visie te realiseren. De provincie Noord-Holland heeft op 21 juni 2010 de Structuurvisie Noord-Holland 2040 vastgesteld.
In de daarbij behorende Verordening zijn algemene regels vastgesteld omtrent de inhoud van en de toelichting op bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke- als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland, waar een provinciaal belang mee gemoeid is. Verder worden algemene regels gesteld aangaande:
- de Provinciale Planologische Commissie;
- de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling;
- de bedrijventerreinen en detailhandel;
- de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied;
- de vereiste ruimtelijke kwaliteit, verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied;
- de Groene Ruimte;
- de Blauwe Ruimte;
- energie;
- landbouw.
 
Het doel van de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie is:
  • Een samenhangend stelsel van waardevolle gebieden te behouden en versterken;    
  • Belangrijke cultuurhistorische en landschappelijke kwaliteiten bij nieuwe ontwikkelingen te behouden en versterken en deze vast te leggen in een beeldkwaliteitsplan;    
  • Sturing te hebben op het woonbeleid;    
  • Stedelijke ontwikkelingen te reguleren;    
  • Een vitaal platteland te hebben;    
  • Over goede infrastructuur te beschikken, waardoor de mobiliteit en bereikbaarheid van wonen, werken en voorzieningen is gewaarborgd;    
  • Windenergie op landschappelijk aanvaardbare wijze mogelijk te maken;    
  • De winning van delfstoffen uitsluitend op de daarvoor geschikte plaatsen toe te staan;    
  • De toeristische aantrekkelijkheid van de Noordzee te vergroten door jaarrond strandpaviljoens toe te staan, maar uitsluitend op daarvoor geschikte plaatsen.  
Dit bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe bouwmogelijkheden, anders dan binnen een bestaand bouwblok of een uitbreiding daarvan. Dat betekent dat er ook geen mogelijkheden zijn tot het aanleggen van nieuwe bedrijventerreinen en kantoorlocaties. Er zijn in dit bestemmingsplan geen nieuwe locaties voor woningbouw opgenomen, anders dan onder toepassing van de gemeentelijke 'ruimte voor ruimte regeling'. Stacaravans en recreatiewoningen mogen niet permanent bewoond worden. Een
beeldkwaliteitsplan maakt onderdeel uit van dit bestemmingsplan en geeft eisen en aanbevelingen met betrekking tot ruimtelijke ontwikkelingen in relatie tot de karakteristieken en kwaliteiten van het gebied. Hierbij wordt rekening gehouden met de Texelse kernwaarden. Dit bestemmingsplan voorziet in een regeling van verbrede landbouwfuncties (agrarische nevenactiviteiten) en functiewijzigingen van agrarische
bouwpercelen (regeling voor Vrijkomende agrarische bebouwing).
 
Windturbines
Op 17 december 2012 heeft Provinciale Staten besloten de PRVS te wijzigen in verband met het
uitvoeringsprogramma Wind op Land. Ook de Structuurvisie Noord-Holland 2040 is aangepast.
Het maatschappelijk draagvlak voor windenergie op land is als gevolg van de voortgaande schaalvergroting en gestage groei van het aantal windturbines en de hiermee samenhangende toegenomen ruimtelijke impact onder druk te komen staan. Dit heeft de provincie doen besluiten een restrictief windbeleid te voeren. Binnen de polder Wieringermeer kan binnen strikte ruimtelijke kaders en onder voorwaarden ruimte worden geboden voor een beperkte groei in opgesteld vermogen. Buiten het windgebied worden planologische rechten gerespecteerd. Solitaire windturbines en lijnopstellingen mogen worden vervangen door
windturbines met dezelfde afmetingen en een evenredig vermogen. Texel ligt in het gebied van ‘kleinschalige oplossingen voor duurzame energie’.
De windturbine is gedefinieerd als een door wind aangedreven bouwwerk met een rotordiameter groter dan 5 meter en een ashoogte groter dan 7 meter, waarmee energie wordt opgewekt, inclusief de bij dit bouwwerk behorende (infrastructurele) voorzieningen, met uitzondering van traditionele windmolens of replica’s hiervan. Vanuit de PRVS mag een bestemmingsplan niet voorzien in bestemmingen die het bouwen of opschalen van een of meer windturbines mogelijk maken.
  
Structuurvisie Noord-Holland 2040
In de Structuurvisie Noord-Holland 2040 worden de provinciale belangen benoemd. De provincie Noord-Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.
Om het geschetste toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de provincie Noord-Holland op basis van de bovengenoemde criteria provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen en twaalf ondergeschikte belangen. Daarbij richt de Provincie zich uitdrukkelijk op ruimtelijke vraagstukken die op regionale en bovenregionale schaal spelen en/of gevolgen hebben.
De drie provinciale hoofdbelangen zijn de al eerder genoemde 'ruimtelijke kwaliteit', 'duurzaam
ruimtegebruik' en 'klimaatbestendigheid'.
Onder het hoofdbelang 'ruimtelijke kwaliteit' kunnen de volgende ondergeschikte ruimtelijke belangen geschaard worden:
- behoud en ontwikkeling van Noord-Hollandse cultuurlandschappen;
- behoud en ontwikkeling van natuurgebieden;
- behoud en ontwikkeling van groen om de stad.
Onder het hoofdbelang 'duurzaam ruimtegebruik' kunnen de volgende ondergeschikte ruimtelijke belangen geschaard worden:
- milieukwaliteiten;
- behoud en ontwikkeling van verkeers- en vervoersnetwerken;
- voldoende en op de behoefte aansluitende huisvesting;
- voldoende en gedifferentieerde ruimte voor landbouw en visserij;
- voldoende en gedifferentieerde ruimte voor economische activiteiten;
- voldoende en gedifferentieerde ruimte voor recreatieve en toeristische voorzieningen.
Onder het hoofdbelang 'klimaatbestendigheid' kunnen de volgende ondergeschikte ruimtelijke belangen geschaard worden:
- voldoende bescherming tegen overstroming en wateroverlast;
- voldoende en schoon drink-, grond- en oppervlaktewater;
- voldoende ruimte voor het opwekken van duurzame energie.
De drie hoofdbelangen vormen gezamenlijk de ruimtelijke hoofddoelstelling van de Provincie. Aan de ruimtelijke beslissingen van de Provincie Noord-Holland zal daarom altijd een afweging van deze drie belangen voorafgaan.
Klimaatverandering heeft grote ruimtelijke consequenties. Om hier adequaat op te kunnen inspelen, is
klimaatbestendigheid als hoofdbelang van de Provincie benoemd. Voor een aantrekkelijk leef- en vestigingsklimaat is het belangrijk dat de grote variëteit aan cultuur- en natuurlandschappen behouden wordt. 
Het inpassen van nieuwe woningen, bedrijven, wegen en andere ruimtevragende functies is en blijft een hoofdtaak van de Provincie. De Provincie zorgt dat deze inpassing op een efficiente en toekomstbestendige manier tot stand komt. De hoofdbelangen worden geborgd en uitgevoerd door instrumenten in te zetten vanuit de twaalf onderliggende provinciale ruimtelijke belangen.
 
Bestaand Bebouwd Gebied
Uitgangspunt is bij woningvraag om dit zoveel mogelijk te realiseren binnen Bestaand Bebouwd Gebied ( BBG). BBG is aangewezen door de provincie. In dit bestemmingsplan zijn dan ook geen mogelijkheden opgenomen voor het ontwikkelen van nieuwe bouwblokken. Bouwmogelijkheden binnen de bestaande bouwblokkenzijn wel mogelijk.
 
Weidevogelleefgebied
De Provincie Noord-Holland zorgt voor gebieden met een hoge biodiversiteit, maakt deze waar mogelijk toegankelijk voor recreatie en bouwt deze uit tot een robuust, samenhangend netwerk. Kern van het natuurbeleid is de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden: de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones, de nationale parken en
Natura 2000-gebieden. Daarnaast richt de Provincie Noord-Holland zich op het behoud van weidevogels en het karakteristieke open landschap waarin zij leven. Op Texel is een groot deel van de agrarische gronden aangewezen als weidevogelleefgebied. Het grootste deel heeft één van de bestemmingen 'Agrarisch'. Vanuit de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie dient een bestemmingsplan te voorzien in het behouden van deze weidevogelleefgebieden. In dit bestemmingsplan wordt dit gewaarborgd door een aantal bepalingen, zoals het verbod op nieuwe bouwlocaties, anders dan binnen een bestaand bouwvlak. Het aanleggen, dempen, afgraven, verbreden van opgaande beplanting, watergangen, oppervlakteverhardingen
is gekoppeld aan een omgevingsvergunning. Als bestemmingsomschrijving bij de bestemmingen Agrarisch is het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden opgenomen. Openheid van het landschap is gewenst in het kader van weidevogelleefgebied, maar ook als behoud van het open Texelse landschap.
Ontwikkelingen worden onder andere getoetst aan 'natuurwaarden', waarvan weidevogelleefgebied een aspect is.
 
Leidraad Landschap en Cultuurhistorie
In de leidraad Landschap en Cultuurhistorie heeft de provincie Noord-Holland haar visie vastgelegd op de gewenste ruimtelijke kwaliteit. Ruimtelijke kwaliteit heeft drie dimensies: gebruikswaarde, toekomstwaarde en belevingswaarde. Het basisuitgangspunt in het beleid ten aanzien van landschap en cultuurhistorie in Noord-Holland is 'behoud door ontwikkeling'. Ruimtelijke kwaliteit is gedefinieerd vanuit 'identiteit', die verankerd ligt in de aanwezige kwaliteiten van landschap en cultuurhistorie. De leidraad geeft aan welke kernkwaliteiten van landschap en cultuurhistorie van provinciaal belang zijn. Deze kwaliteiten moeten op zorgvuldige wijze worden meegenomen bij nieuwe ontwikkelingen waar nut en noodzaak van zijn onderbouwd. Per landschapstype is duidelijk aangegeven welke kernkwaliteiten de provincie belangrijk vindt. Elk landschapstype wordt gekarakteriseerd aan de hand van de ondergrond, het landschap en het dorps-DNA. Voorbeelden van deze kernkwaliteiten zijn aardkundigewaarden, archeologische waarden, openheid, stilte en donkerte en cultuurhistorische objecten, zoals bijvoorbeeld molens. De informatiekaart Landschap en Cultuurhistorie is een geografische uitwerking van de leidraad en geeft informatie over onder andere landschapstypen, aardkundige waarden, cultuurhistorische objecten, archeologische verwachtingen en structuurdragers als molens en historische dijken.  
In dit bestemmingsplan is dan ook rekening gehouden met de molens en de molenbiotoop. Hiervoor is een
vrijwaringszone opgenomen. De stolpboerderij is het meest identiteitsbepalende historische boerderijtype
in het Noord-Hollandse landschap, vooral boven het Noordzeekanaal. De stolpboerderij kenmerkt zich door een vierkant houtskelet dat dient als draagconstructie voor een hoog piramidevormig dak. De ruimte binnen het vierkant dient voor hooiberging, daaromheen zijn de ruimten gegroepeerd voor mens en dier. Op de stolpboerderij bestaan diverse varianten: de stolp met dubbel vierkant, de langhuisstolp etc.
 
Op Texel zijn nog veel stolpboerderijen aanwezig. Een deel is aangewezen als monument. Er is een thematisch welstandsbeleid voor stolpboerderijen. Er zijn mogelijkheden voor het bouwen van nieuwe stolpen. Binnen de agrarische bestemming worden recreatieve eenheden onder voorwaarden in de stolp toegestaan als nevenfunctie. Op deze wijze kan de agrariër middelen genereren voor het kostbare onderhoud van een gebouw dat geen functie meer heeft voor het agrarische bedrijf.
 
Op Texel komen schapenboeten voor. Dit zijn ook stolpen, die solitair in het land staan. Er is een regeling voor het verstrekken van een beheervergoeding aan eigenaren van de schapenboeten. De gemeente Texel probeert samen met de stichting Dorpsherstel zoveel mogelijk schapenboeten te renoveren. De meeste
schapenboeten zijn ook aangewezen als monument. Er is een mogelijkheid tot verplaatsing van de
schapenboet opgenomen in dit bestemmingsplan.
 
Aardkundige waarden
De ondergrond van de bijzondere landschappen wordt door de Provincie beschermd. Als de aardkundige waarden (zoals stuwwallen, keileemlandschap, duinen, wadden) onaangetast zijn, vertellen ze veel over de ontstaansgeschiedenis van Noord-Holland en de krachten die daarbij een rol speelden (wind, water, getijden). Behoud en ontwikkeling van deze aardkundige waarden is van onschatbare waarde voor aardkundig erfgoed.
Aardkundige waarden zijn onder te verdelen in aardkundige monumenten en aardkundig waardevolle gebieden. In de provincie Noord-Holland zijn 17 aardkundige monumenten en 63 aardkundig waardevolle gebieden. Op Texel zijn het Oude Land en de Westelijke Kuststrook aangewezen als aardkundig monument.
Aardkundige monumenten worden beschermd op basis van de Provinciale Milieuverordening. Zo nodig moet een ontheffing bij de provincie worden aangevraagd.
Er zijn geen nieuwe ontwikkellocatiesin het plan opgenomen, die de aardkundige waardevolle gebieden zouden kunnen aantasten. Het grootste deel is agrarisch gebied, maar ook gedeeltelijk natuur en recreatie. Voor het ‘uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde of van werkzaamheden’ die normaal gebruik overtreffen is bij deze bestemmingen een omgevingsvergunningstelsel opgenomen. Op deze manier worden de voorkomende aardkundig waardevolle gebieden zo goed mogelijk beschermd.
 
Provinciale Milieuverordening
In de Provinciale Milieuverordening staan specifieke milieuregels voor de provincie. Deze regels gaan onder andere over milieubeschermingsgebieden (waterwingebieden, grondwaterbeschermingsgebieden, aardkundige monumenten en stiltegebieden). Op basis van deze regels verleent de provincie
ontheffingen. Indien nodig zal de provincie handhavend optreden.
 
Provinciaal Milieubeleidsplan (PMP) 2009-2013
'Een beter milieu begint in Noord-Holland’. Leven in een gezonde, schone en veilige omgeving is hét uitgangspunt dat ten grondslag ligt aan dit Provinciaal Milieubeleidsplan. In dit milieubeleidsplan wordt beschreven wat de provincie gaat doen om bij te dragen aan deze langetermijnvisie. De activiteiten in de komende vier jaar moeten er in ieder geval toe leiden dat eind 2013 overal in Noord-Holland de zogeheten basis kwaliteit is bereikt. Deze basiskwaliteit is vastgelegd in Europese en nationale milieunormen en regels en hangt samen met de functie van een gebied: wonen, werken of recreëren. Er zijn twee overkoepelende doelen:  
  1. het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid, dier en plant.    
  2. het stimuleren van duurzame ontwikkeling in Noord-Holland voor nu en in de toekomst, zonder afwenteling van de milieubelasting naar elders. 
Om de doelen te bereiken worden activiteiten uitgevoerd op de volgende acht thema’s: afval, bodem, externe veiligheid, geluid, geur, licht en donkerte, lucht, klimaat en energie. Op al deze thema’s gaat de Provincie activiteiten uitvoeren om de doelen te halen.
 
Provinciale Waterplan 2010-2015
Provinciale Staten hebben op 16 november 2009 unaniem het provinciaal Waterplan 2010-2015 vastgesteld. In dit Waterplan wordt per thema behandeld wat de provincie zelf doet tot en met 2015 en wat de provincie verwacht van Rijk, Rijkswaterstaat, waterschappen, gemeenten, terreinbeheerders en bedrijfsleven.
Voor de planperiode 2010-2015 zijn twee speerpunten gekozen:
 
1. het aangrijpen van de zandige versterking van de Noordzeekust om de regio, ruimtelijk en economisch te versterken. Er is in totaal 13 miljoen euro gereserveerd voor het veiliger en aantrekkelijker maken van de Noord-Hollandse Kust en een kwaliteitsimpuls voor de badplaatsen;
2. de provincie gaat extra aandacht besteden aan de economische kant van het water.
 
De provincie noemt in het Waterplan een aantal uitgangspunten. Onderstaand worden een viertal uitgangspunten, met daarbij behorende toelichting, benoemd:
 
1. klimaatbestendig waterbeheer.
Klimaatverandering betekent voor Noord-Holland dat we te maken krijgen met veranderingen in temperatuur en neerslag, en een stijging van de zeespiegel. Niet alleen stijgt de gemiddelde temperatuur en neemt de gemiddelde neerslaghoeveelheid in de winter toe, ook extreme situaties met hevigere neerslag of hittegolven kunnen vaker voorkomen. Deze effecten van klimaatverandering kunnen leiden tot verdroging, zoetwatertekorten, verzilting, pieken in wateroverschotten en toenemende verschillen in
wateraanvoer tussen zomer en winter. Dit betekent dat de waterkeringen, het watersysteem en de ruimtelijke inrichting voorbereid moeten zijn op de gevolgen van klimaatverandering;
 
2. water medesturend in de ruimte.
Water is een belangrijke sturende factor in de ruimtelijke ontwikkeling. Op sommige plekken, zoals in de omgeving van dijken, is water vanwege de veiligheid zelfs het belangrijkste sturende element. Elders is water volgend in de ruimtelijke afweging;
 
3. centraal wat moet, decentraal wat kan. Met de Waterwet en de Wet ruimtelijke ordening is 'centraal wat moet, decentraal wat kan' de nieuwe sturingsfilosofie van het Rijk die we overnemen. De uitgangspunten van deze vernieuwingen zijn: minder regels, meer uitvoeringsgericht, modernisering en stroomlijning van de regels. De kerngedachte is dat iedere overheidslaag zijn belangen zo optimaal en doelmatig mogelijk met eigen instrumenten behartigt;
 
4. gebiedsgerichte en resultaatgerichte benadering. Het Noord-Hollandse landelijke gebied zoals we dat nu ervaren is het resultaat van het leven met en de strijd tegen water. Denk aan de terpen, dijken, molens en droogmakerijen. Sinds 2007 heeft de provincie dankzij het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG) een belangrijke regierolvoor de inrichting en beheer van het landelijk gebied. Met het Rijk heeft de provincie
uitvoeringsafspraken gemaakt voor de periode 2007-2013. De uitvoering van het waterbeleid vraagt maatwerk via een gebiedsgerichte aanpak.
 
Strategische Agenda Kust Noord-Holland (mei 2012)
Wat zijn voor de komende 40 jaar de uitdagingen waar de Noord-Hollandse Noordzeekust mee te maken krijgt? Dat is de hoofdvraag in de strategische agenda die de provincie Noord-Holland samen met de Noord-Hollandse kustregio heeft opgesteld. Deze agenda voor de Noord-Hollandse kust wordt ingebracht bij het
Deltaprogramma en benoemt drie hoofdopgaven:
  1. Het versterken van de identiteit van de kustplaatsen: Deze opgave loopt al. De Provincie trekt hier samen met de kustgemeenten op.    
  2. Het benoemen van drie prioritaire gebieden:
    Zandvoort, Den Helder en de IJmond zijn voor Noord-Holland de prioritaire kustgebieden binnen het
    Deltaprogramma Kust. Hierover is in de regio bestuurlijke overeenstemming. Binnen het
    Deltaprogramma moet worden bepaald welke gebieden langs de hele Nederlandse kust
    voorhoedeproject worden.    
  3. De noodzaak voor voldoende zand voor het op sterkte houden van de
    kustveiligheid: De komende jaren is er in verband met de lopende
    kustversterkingsprogramma's en het reguliere onderhoud veel zand nodig. De provincie ziet het als een belangrijke opgave binnen het Deltaprogramma om voldoende zand voor de kust te 'winnen' en hiervoor ook innovatieve concepten zoals de 'zandwinmolen' in te zetten. 
 
Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en ecologische verbindingszones (EVZ)
De provincie Noord-Holland werkt aan de aanleg van een netwerk van natuurgebieden, de ecologische hoofdstructuur (EHS). Dit doet zij samen met natuurbeherendeorganisaties, boeren, gemeenten en waterschappen. Door de EHS hebben de dieren meer ruimte om zich te verspreiden, voedsel te zoeken en soortgenoten te vinden. Hierdor nemen overlevingskansen toe.
De basis van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is de al bestaande natuur, zoals duinen, heiden, bossen, meren en landgoederen. Aanvullend hierop worden nieuwe natuurgebieden ontwikkeld. Bijvoorbeeld op gronden die eerst voor de landbouw gebruikt werden.
De twee nationale parken van Noord Holland, waarvan de Duinen van Texel er één is, worden vanwege hun grote biodiversiteit beschouwd als de parels van de EHS. Bij ontwikkelingen in het gebied wordt het 'Nee, tenzij....' principe gehanteerd.
In 2010 heeft de Provincie de ligging van de EHS aangepast (de herijking). Het doel van deze herijking was een ecologisch betere, financieel haalbare en sneller realiseerbare EHS. Het streven is om uiteindelijk een netwerk van 56.000 hectare in Noord-Holland te creëren. Grote delen van de EHS zijn onderdeel van het Europese natuurnetwerk Natura 2000.
Tussen natuurgebieden worden ecologische verbindingszones aangelegd, om deze gebieden met elkaar te verbinden. Ecologische verbindingszones zijn een belangrijk onderdeel van de EHS. Het zijn stroken natuur die natuurgebieden met elkaar verbinden. Zo kunnen planten en dieren zich van het ene naar het andere gebied verplaatsen over ‘groene wegen’. Op Texel bevinden zich geen ecologische verbindingszonesvolgens de kaart ‘Verbinden en Ontsnipperen’.
Ontwikkelingen worden onder andere getoetst aan 'natuurwaarden', waarvan EHS een aspect is.
 
Natuurbeheerplan 2013 Noord-Holland
In de afgelopen jaren is het Natuurbeheerplan met een jaarlijkse frequentie gewijzigd. In het
Natuurbeheerplan zijn de Natura 2000-gebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS), de ecologische
verbindingszones, de landschapselementen en de agrarische gebieden met natuurwaarden, waaronder het
weidevogelleefgebied, aangeduid.
Het Natuurbeheerplan bepaalt wat de huidige en de gewenste beheerdoelen zijn voor de Natura 2000-gebieden, de EHS en de agrarische natuurgebieden. Dit gebeurt in de beheertypenkaart en de ambitiekaart.
De beheertypekaart geeft alle bestaande, beheerwaardige(agrarische) natuur en landschap weer.
Van de beheerders wordt verwacht dat zij hun beheer uitvoeren gericht op de instandhouding van de
beheertypen. Voor een deel van alle natuur,  agrarische natuur en landschap bestaat de ambitie om het huidige gebruik of het beheer te veranderen. Dit is vastgelegd in de ambitiekaart. Het verschil tussen de
beheertypenkaart en de ambitiekaart laat zien waar een verbetering van de natuurkwaliteit mogelijk en wenselijk is.
 
    
 
Beschrijving van natuur en landschap
De gebiedsbeschrijvingen bevatten een nadere beschrijving en toelichting op de natuur- en
landschapsdoelen per gebied. Deze beschrijvingen zijn onder andere van belang voor het bepalen van de 'wezenlijke kenmerken en waarden' van het gebied.
Texel is een eiland met veel variatie in bodem, hoogte en watertypen en daardoor een grote verscheidenheid aan bijzondere planten en dieren. Het gebied grenst aan de grootste natuurgebieden van Nederland: de Noordzee en Waddenzee. In de Waddenzee zorgen eb en vloed voor landschapsvormende processen, zoals het opslibben en erosie en de kenmerkende flora en fauna. De duinen zijn aaneengesloten en herbergen een grote variatie aan vegetatietypen en dieren. De overgang van duin naar polder is meestal scherp, maar op enkele plaatsen bestaat nog steeds een glooiende overgang van zoet duinwater naar brak polderwater en de bijbehorende variatie van levensgemeenschappen. Op het ‘Oude Land’ is de aanwezigheid van keileemopduikingen een kenmerkend landschappelijk, ecologisch en aardkundig verschijnsel. De hoge keileemopduikingen rond de Hoge Berg, Oosterend en Den Hoorn vormen de basis van de grote verscheidenheid in watertypen, plantengroei en waterdieren. Het glooiende Oude Land is kleinschaliger van opbouw en minder open dan het jonge aandijkingenlandschap op zeeklei. Dit komt vooral door de verspreid liggende beplantingselementen zoals houtwallen, bosjes, eendenkooien, singels en
struweelhagen. In het aandijkingenlandschap gaat het vooral om erfbeplantingen rond boerderijen.
 
Natuur- en landschapsdoelen
De duinen, de overgangen naar het polderland, een aantal orchideeën- en weidevogelrijke graslanden en
enkele brakwatergebieden maken deel uit van het Europese natuurnetwerk Natura2000. Voor de duinen
bestaat een belangrijke opgave om de beheercondities voor de duingraslanden en het broedbiotoop van
blauwe kiekendief, velduil en tapuit op orde te brengen. Voor de vochtige valleien, moerassen en
duinwateren, de noordse woelmuis en het broedbiotoop van roerdomp en lepelaar moeten zowel water- als
beheercondities worden verbeterd. De Waddenzee is het grootste Nederlandse Natura 2000 gebied.
Kernopgaven voor de Waddenzee die Texel raken zijn behoud van ongestoorde broedplaatsen voor kluut,
bontbeken strandplevier en voedsel en hoogwatervluchtplaatsen voor bonte strandloper, rosse grutto, scholekster, kanoet en eidereend. Voor de Waddenzee zijn rust en openheid bepalend. In de duinen zijn er mogelijkheden voor natuurontwikkeling door grondwaterpeilverhoging, herstel van duinrellen, uitstuiving, omvorming van naaldbos en begrazing. Voor het keileemlandschap gaat het om handhaving van reliëf en relatieve kleinschaligheid en beheer, herstel en aanleg van landschapselementen zoals tuinwallen,
drinkputten (kolken), dijken en bosjes. In het aandijkingenlandschap staan handhaving van rust en ruimte centraal. De aandacht gaat in ecologische zin vooral uit naar de benutting van brakke en zoete kwel, herstel van grasland in de duinzoom en ecologisch beheer langs bermen en wateren. Van belang is optimalisatie van het beschikbare water. In het agrarisch gebied wordt gestreefd naar behoud van bloemrijke graslanden en weidevogels. Langs akkerranden worden kruidenrijke randen aangelegd.
Drinkputten 0of kolken en tuinwallen zijn kenmerkende landschapselementen en worden hersteld en onderhouden.
 
Beschrijving per gebied
Hoge Berg
Landschapsreservaat gericht op behoud en herstel vandoor schapen begraasde kruidenrijke graslanden met
tuinwallen en drinkputten (kolken).

Duinen
Aaneengesloten duingebied gericht op behoud en herstel van droge duingraslandenen vochtige valleien. In
de duinzoom en voormalige landbouwenclaves worden gronden verworven en ingericht om de gradiënt
van duin naar polder te herstellen en het afstromende duinwater beter te benutten.
 
Hanenplas
Restant van een niet vergraven stuk duinzoom op de overgang naar de polder. Voormalige landbouwenclave, die wordt ingericht voor natuurontwikkeling. Het gebied sluit aan op de Roggesloot en
Dorpszicht en dit geheel verbindt de Noordzee en Waddenzee met alle kenmerkende
levensgemeenschappen.

Roggesloot en Dorpszicht
Kreek met brakwaterlevensgemeenschapen orchideeënrijk hooiland, bloemrijke gras- en
rietlanden met veel brakwatersoorten.

Polder Wassenaar, ‘t Visje en Zeeburg
In Polder Wassenaar en ’t Visje komt de overgang van duin naar polder tot uiting in de bloemrijke
graslanden en kruidenrijke rietlanden. Het graslandbeheer in Zeeburg richt zich op de opvang van rotganzen. Alle gebieden functioneren als pleisterplaats voor overtijdende vogels.

Hoogezandskil
Voormalige kreek met brede rietkraag en brakwaterplanten en -dieren.
 
Waal en Burg
Complex van brakgraslanden orchideeënrijkhooiland en hoge dichtheden broedende weidevogels. Samen
met De Bol de belangrijkste groeiplaats van harlekijnorchis in West-Europa. Verwerving en inrichting van
nieuwe percelen zijn gericht op het vormen van een beheereenheid met een eigen watersysteem.
 
De Bol
Complex van brakgraslanden orchideeënrijk hooiland en hoge dichtheden broedende weidevogels en pleisterende watervogels. Samen met de Waal en Burg de belangrijkste groeiplaats van
harlekijnorchis in West-Europa.
 
Dijkmanshuizen
Complex van bloemrijk hooiland, rietland en droog en vochtig grasland. Belangrijk broedgebied voor weidevogels en pleisterende steltlopers en watervogels.
 
Eendenkooien, De Schans en hooilandreservaten
De eendenkooien en De Schans zijn vooral van landschappelijke en cultuurhistorische betekenis. Op de
overgang van de Hoge Berg naar het lage polderland liggen bloemrijke hooilanden onder invloed van zowel
zout als brak water.
 
Hoornder Nieuwland en De Petten
Laaggelegen polder met grote potenties voor de benutting van zoet kwelwater uit de duinen en brak kwelwater uit zee. De Petten heeft goed ontwikkelde brakke vegetaties en is een belangrijk broed- en
pleistergebied voor sterns en steltlopers.

Waddendijk, brakwaterreservaten, Utopia, Wagejot, Minkewaal, Zandkes, Ottersaat, Ceres & Molenkolk
Keten van kleine en grotere reservaten met brak- en zoutwater levensgemeenschappen, brakke gras- en rietlanden en plas-dras terrein. Belangrijke broed-,voedsel- en pleistergebieden voor sterns, en andere
wad- en watervogels. 
  
De Schorren
Buitendijkse kwelder met schorrenvegetaties en een belangrijke functie voor broedende, rustende en
foeragerende lepelaars en andere kustgebonden vogels.

 
       

2.5 Regionaal beleid

Detailhandelsvisie Kop van Noord-Holland
Het detailhandelsbeleid in de Kop van Noord-Holland is beschreven in de Detailhandelsvisie Kop van Noord-Holland. Het hoofddoel van het regionale detailhandelsbeleid is het tot stand brengen van een evenwichtig en duurzaam detailhandelsapparaat in de Kop van Noord-Holland. Bij het beleid moet rekening worden gehouden met de aanwezige marktverhoudingen en ontwikkelingen. Er wordt gestreefd naar een maatschappelijk verantwoorde, samenhangende en op elk niveau van de voorzieningenhiërarchie gezonde detailhandelstructuur.
Uit de aanbodanalyse blijkt dat Texel hoog scoort bij zowel de dagelijkse artikelensector, als de niet-dagelijkse artikelensector. De sterke positie van Texel in beide sectoren kan verklaard worden door het belang van het toerisme op het eiland. De meeste voorzieningen zijn gelegen in de dorpen. Dit bestemmingsplan laat geen uitbreiding toe van perifere detailhandelsontwikkeling.
 
Regionaal Programma Bedrijventerreinen Kop van Noord-Holland
In de Kop van Noord-Holland wordt op het gebied van bedrijventerreinen regionaal samengewerkt. Door middel van een regionaal programma wordt aan de regionale samenwerking op het gebied van bedrijventerreinen verdere vorm en inhoud gegeven. Het Programma heeft als doel om te komen tot een zorgvuldige planning van bedrijventerreinen, waarbij vraag en aanbod goed op elkaar zijn afgestemd en de kwaliteit van terreinen kan worden behouden en verbeterd.
 
Regionaal Actie Programma Wonen
In het Regionaal Actieprogramma Wonen (RAP) zijn regionale afspraken gemaakt over woningbouw in de Kop van Noord-Holland. Dit is een uitwerking van de Provinciale Woonvisie 2010-2020. In het RAP 2011 zijn de te bouwen woningbouwaantallen naar beneden bijgesteld ten opzichte van de eerdere Regionale Woonvisie. Texel is als woonregio volkomen uniek. Het heeft een hoog recreatief gebruik van tweede woningen en kent, naast een lokale woningmarkt, vooral een landelijke in plaats van regionaal georiënteerde uitwisseling. Het zit dus op geen enkele manier de rest van de Kop van Noord-Holland in de weg bij eventuele woningbouwproductie. Ook migratiecijfers tonen dat aan. Vooralsnog schat de gemeente de behoefte vanuit de eigen lokale bevolking in, op circa 200 woningen tot 2020. Deze inschatting is opgebouwd uit concrete woningbouwplannen in diverse fasen, die allen binnen Bestaand Bebouwd Gebied (BBG) liggen. Er is afgesproken, dat Texel conform eigen inzichten verder gaat met ontwikkelen en bouwen. Dit is ook geconcludeerd na een extra overlegmoment tussen provincie en gemeente. Texel heeft het akkoord gekregen om door te gaan op de ingeslagen weg. Texel krijgt aldus een aparte status binnen de regio en het RAP.
Dit betekent dat in het plangebied van het bestemmingsplan Buitengebied, geen nieuwe woningbouwlocaties kunnen worden ontwikkeld, anders dan door toepassing van de "Ruimte-voor- Ruimte" – regeling.

2.6 Waterschaps beleid

Waterbeheersplan 4
Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft het Waterbeheersplan 4 (WBP4) 2010-2015, getiteld "Van veilige dijken tot schoon water" vastgesteld. Het plan geeft een overzicht van de programma's om het watersysteem in deze periode op orde te brengen en te houden: waterveiligheid, wateroverlastbestrijding, watertekort en waterkwaliteit. Het gaat in op beheer en onderhoud van dijken en watergangen, de afvalzuiveringen, lozingen, uitvoeringsprogramma's en calamiteitenbestrijding. De komende jaren worden veel dijken langs Noordzee, Waddenzee, IJssel- en Markermeer versterkt, maar ook kades langs vaarten en kanalen. Er wordt extra ruimte voor water gerealiseerd, stuwen worden verbreed en gemalen aangepast. Hiermee wordt het gebied van het hoogheemraadschap voorbereid op zeespiegelstijging en meer extreme regenval. Maar ook ter voorbereiding op periodes van watertekort. Er worden maatregelen uitgevoerd die de waterkwaliteit moeten verbeteren, zoals de aanleg van natuurvriendelijke oevers en vispassages. De inhoud van het plan is gebaseerd op reeds vastgesteld beleid zoals:  
  • Het Provinciaal Waterplan    
  • De uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water;   
  • Het door het bestuur van het hoogheemraadschap opgestelde Meerjarenbeleidskader.  
De strategische doelen uit het WBP4 zijn:  
  • Integraal waterbeheer; water wordt een steeds meer gewenst onderdeel van het landschap en van ruimtelijke ordening;    
  • Faciliterende taak verder uitwerken voor gebruikers van het water; agrarisch watergebruik, water in natuurgebieden, een goed werkend en gezond watersysteem;    
  • Evalueren en monitoren vernieuwen; kostenbewust en zorgvuldig met geld, verantwoordelijkheid nemen en afleggen. 
 
Keur
De regels voor het beheer, gebruik en onderhoud van waterstaatswerken zijn opgenomen in een speciale verordening van het hoogheemraadschap: de Keur. Particulieren, bedrijven en andere overheden zijn verplicht zich aan de Keur te houden. Als de regels niet worden nageleefd, is het hoogheemraadschap genoodzaakt maatregelen te nemen. Zo nodig kan het hoogheemraadschap op kosten van de overtreder eventuele schade aan dijken, watergangen of wegen herstellen.
De regels in de Keur zijn onder te verdelen in twee categorieën: gebodsbepalingen en verbodsbepalingen. Met de geboden (‘u moet’) worden derden verplicht het aan hen toegewezen onderhoud aan waterstaatswerken uit te voeren. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het onderhouden van walkanten en het schoonhouden van sloten. De verboden (‘u mag niet’) zijn er om te voorkomen dat wijzigingen worden aangebracht in waterstaatswerken, waardoor ze niet (goed) meer functioneren. Zo is het bijvoorbeeld verboden om zonder toestemming van het hoogheemraadschap een steiger in het water aan te leggen. In de Keur staan ook enkele gedoogplichten beschreven. Eigenaren van een stuk land met of in de buurt van een waterstaatswerk dienen medewerkers en machines van het hoogheemraadschap op hun percelen toe te laten voor het verrichten van onderhoudswerkzaamheden. Eigenaren van land dat als waterbergingsgebied is aangewezen, zijn verplicht om tijdelijke waterberging op dat land toe te staan.
Voor verschillende activiteiten is een watervergunning nodig om deze te mogen uitvoeren. Deze watervergunning dient te worden aangevraagd bij het hoogheemraadschap. Bij het verlenen van watervergunningen hanteert het hoogheemraadschap beleid (o.a. Beleidsregels Keurontheffingen en Beleidsregels peilafwijkingen) , waarin staat in welke situaties een watervergunning kan worden verleend, waarop een aanvraag wordt getoetst en welke voorwaarden aan de watervergunning worden verbonden. Het is zonder vergunning verboden neerslag versneld tot afvoer te laten komen door bebouwing of verharding van 800 m2 of meer van onverharde grond.
Door middel van De Watertoets worden de waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op evenwichtige wijze in beschouwing genomen bij alle waterhuishoudkundig relevante ruimtelijke plannen. Ruimtelijke plannen moeten voorzien zijn van een waterparagraaf.

2.7 Gemeentelijk beleid

Structuurvisie Texel 2020, Texel op Koers
De Structuurvisie geldt voor het hele Texelse grondgebied, dus inclusief de Texelse gedeelten van de Noord- en Waddenzee. De Structuurvisie verkent voor de middenlange termijn de kansen en uitdagingen voor het eiland. In 2002 heeft de gemeenteraad van Texel de ‘Structuurvisie 2020: De toekomst van Texel’ vastgesteld. Die Structuurvisie gaf in hoofdlijnen de gewenste ontwikkeling voor het eiland aan en zou na vijf jaar worden geactualiseerd. In 2006 is de gemeenteraad daarom gestart met het interactieve project ‘Ruimte voor ontwikkeling, samen zorgen voor de toekomst’. De uitkomst daarvan is de ‘Structuurvisie voor 2020: Texel op koers’.
In het voorliggende bestemmingsplan is een vertaalslag gemaakt van de gewenste ontwikkelingen die zijn weergegeven in de ‘Structuurvisie voor 2020: Texel op koers’ naar het daadwerkelijk mogelijk maken van diverse ontwikkelingen op planologisch gebied. In deze visie staan de gewenste ontwikkelingen voor de Economie, Ruimte en Milieu, Vitale Samenleving. De structuurvisie vormt een toetssteen voor beleidsbeslissingen op deze terreinen en geeft richting aan de uitwerking daarvan. De Texelse kernwaarden (rijkdom aan natuur en cultuurlandschap, het specifieke eilandkarakter, de grote afwisseling in landschappen en landgebruikvormen, de verbondenheid van de bewoners met hun eiland en als eilandgemeenschap met elkaar en een eilandeconomie die wordt getypeerd door veel gevarieerde kleinschalige bedrijven met een hoge mate van dienstverlening) zijn de leidende begrippen bij de toetsing. Texel heeft de ambitie dat de voor wonen en werken benodigde warmte en energie in de toekomst op het eiland zelf wordt opgewekt. Daarbij wordt de energie duurzaam opgewekt met getijdenturbines, windmolens, aardwarmte-installaties, bio-energie en zonneakkers. Ook worden er veel zonnedaken gebouwd om elektriciteit te leveren. Texel wil hét voorbeeld van een duurzaam eiland worden. De ambitie is dat er op Texel voldoende fiets- en wandelpaden, wegen en parkeervoorzieningen zijn, waardoor Texel een sterke marktpositie heeft op het gebied van recreatie en toerisme.
Het areaal aan natuurgebieden is toegenomen omdat de Ecologische Hoofdstructuur is uitgevoerd. Ook de kwaliteit en diversiteit binnen de natuurgebieden ligt op een hoger niveau. De rijkdom van de natuurgebieden en van het cultuurland heeft een belangrijke aantrekkingskracht op toeristen en bewoners. Het is daarom van belang om deze natuur toegankelijk te maken. Sommige plaatsen zijn niet toegankelijk om specifieke soorten extra bescherming te geven, enkele zijn alleen in het broedseizoen afgesloten.
De agrarische bedrijvigheid is belangrijk voor het landschap en de economie van Texel. De gemeente wil deze sector en tegelijk de differentiatie in agrarische landschappen versterken. Vrijkomende boerderijen en landbouwschuren mogen voor andere functies worden ingericht. Een alternatief is sloop en eventueel nieuwbouw elders. Minstens 4.000 hectare grasland moet behouden blijven.
 
Raadsprogramma 2010-2014 'Aansterken en Samenwerken'
In het programma landschap, natuur en recreatie wordt gestreefd om een evenwichtige balans te bewaren tussen natuur en ondernemen; het streven is om de 8.800 hectare actieve agrarische economische landbouw te behouden. Agrarische ondernemingen blijven dus op een veranderend Texel het 'beeld van Texel' bepalen.
In het amendement 'Omvang agrarisch areaal' zoals aangenomen tijdens de raadsvergadering van 12 juni 2013 staat 'Afname van dit areaal is wel mogelijk indien sprake is van toepassing van de 25%-regeling, Algemeen Belang, vab en/of ruimte-voor-ruimte regeling.'
 
Beleidsnota ‘Grondopslag op Texel’
Op 23 augustus 2008 is de De Nota ‘Grondopslag op Texel’ vastgesteld door de gemeenteraad. Deze Nota geeft de beleidskaders weer voor grondhopen op Texel. De Nota geeft de locaties aan voor de al dan niet tijdelijke opslag van grond en zand op Texel. Volgens de Nota is op 11 locaties op het eiland, grondopslag toegestaan. Daarvan ligt een aantal in bebouwd gebied, maar ook een aantal in het buitengebied. De grootte van een gemiddelde locatie is 1.000 m3 met een maximale hoogte van 3 meter. De grondbanken zijn echter groter (bebouwd gebied). Eén grondverwerker in het buitengebied heeft ook een ruimere hoeveelheid dan 1.000 m3. Een belangrijk punt in de Nota is, dat alleen erkende grondverwerkers schone grond mogen opslaan. In dit bestemmingsplan is de opslag van grond op de locaties in het buitengebied planologisch geregeld. Door tijdsverloop sinds de vaststelling van de Nota, zijn de meeste aangewezen locaties achterhaald. Er is voor een locatie in het Buitengebied een passende bestemming opgenomen.  
 
Beleid kleine windmolens op Texel
In 2008 is het ruimtelijk beleid kleine windmolens vastgesteld. De gemeente Texel heeft de ambitie om de plaatsing van kleine windmolens op het eiland in het kader van het energiebeleid sterk te stimuleren. De doelstelling van het eiland is om in 2020 zelfvoorzienend te zijn in de energiebehoefte. Deze doelstelling vereist een innovatief energiebeleid dat gebruik maakt van alternatieve, duurzame energiebronnen. Eén van de mogelijkheden om duurzame energie op te wekken is het plaatsen van kleine windmolens. Een kleine windmolen is een windmolen die bedoeld is voor gebruik ter plaatse en niet voor commerciële levering van energie aan derden. Kleinschalige windturbines zijn mogelijk buiten de bebouwde kom in landschappelijk minder gevoelige gebieden langs verkeerswegen en dan bij voorkeur bij parkeerplaatsen, benzinestations, (verkeers)knooppunten, bedrijventerreinen, recreatieterreinen en binnen de agrarische bouwvlakken van bestaande agrarische bedrijven. Ook bij solitaire woonbebouwing in het buitengebied is het in beginsel mogelijk. In of nabij bossen, duinen of natuurgebieden is het in ieder geval niet mogelijk. Ditzelfde geldt voor monumenten, waardevolle kleinschalige dorpskernen en waardevolle dorps- en stadsrandzones en in een woonomgeving. Er moet sprake zijn van een goede ruimtelijke inpassing en de veiligheid van derden in het algemeen moet in acht genomen worden. De turbine moet functioneel gebonden zijn aan het gebouw of de bestemming van de locatie waar de turbine geplaatst wordt. De opgewekte energie mag het verbruik van het gebouw niet overtreffen. De hoogte van een windmolen mag maximaal 17,5 meter zijn (tiphoogte).
Dit beleid is verwerkt in het bestemmingsplan voor zover het de natuurwaarden niet aantast, gezien het resultaat van de uitgevoerde plan-m.e.r. (zie punt 3.4 van de toelichting en Bijlage 2 in bijlagen bij toelichting).
 
Energievisie Texel
In 2008 heeft de gemeenteraad de 'Energievisie Texel, hoofdroute naar een duurzame energievoorziening', vastgesteld. De gemeente heeft de ambitie om het eiland in 2020 volledig zelfvoorzienend te laten zijn op het gebied van duurzame energie- en watervoorziening. Het rapport omvat met name de strategische aspecten, verwoord in de vorm van een houtskoolschets die aangeeft hoe het energiegebruik en de energievoorziening van Texel eruit zou kunnen zien in 2020. Texel loopt voor met haar ambitie op die van Nederland en Europa. Zij kan daarom niet wachten op de generieke maatregelen en komt met eigen op maat gesneden maatregelen. Deze zijn waar mogelijk wel afgestemd op de op termijn te verwachten bredere kaders. Vanuit de strategie is ook een uitvoeringsprogramma opgesteld, waarin de plannen gedetailleerd worden uitgewerkt voor de komende jaren en op hoofdlijnen voor de latere jaren.
Dit beleid is verwerkt in het bestemmingsplan voor zover het de natuurwaarden niet aantast, gezien het resultaat van de uitgevoerde plan-m.e.r. (zie punt 3.4 van de toelichting en Bijlage 2 in bijlagen bij toelichting).
 
Energie voor Texel
Dit is het uitvoeringsprogramma van Energievisie Texel voor de periode 2010-2020. Texel heeft de ambitie om in 2020 alle energie die nodig is op Texel zelf op te wekken. Deze ambitie is ook geëxporteerd naar de andere Waddeneilanden. Dat heeft geleid tot een gezamenlijk Ambitiemanifest met dezelfde doelstelling ten aanzien van energie. Er wordt aangesloten met het toekomstbeeld dat in de structuurvisie in de paragraaf "Texel schoon, stil en energieonafhankelijk" is geschetst: 'Texel is een voorbeeld voor de rest van Nederland van een gezonde omgeving. De lucht is er schoon, het water helder en er is geen structurele geluidshinder. De voor wonen en werken benodigde warmte en elektriciteit wordt op het eiland zelf opgewekt. Texel is bovendien de eerste gemeente in Nederland waar alle energie duurzaam wordt opgewekt bijvoorbeeld door getijdenturbines, windmolens, aardwarmtecentrales, bio-energie of zonneakkers. Veel gebouwen, schuren, andere bedrijfsgebouwen hebben zonnedaken. Die leveren elektriciteit en met behulp van warmtepompen, ook warmte. Het bedrijfsleven werkt nagenoeg zonder uitstoot van schadelijke stoffen. De energie wordt duurzaam opgewekt en de productieprocessen zijn schoon. Een groot deel van de auto's rijdt op Texelse elektriciteit, waardoor ze geen luchtvervuiling veroorzaken'. Er zijn een aantal projecten en proeftuinen gedefinieerd, waaraan ook financiële middelen zijn toegewezen. Texel is uniek en heeft een aantal grote voordelen, waaronder de 'natuurlijke' voordelen zoals zon, wind, stromend water, verschillende landschappen, om als voorbeeld van duurzame ontwikkeling te dienen.
Dit beleid is verwerkt in het bestemmingsplan voor zover het de natuurwaarden niet aantast, gezien het resultaat van de uitgevoerde plan-m.e.r. (zie punt 3.4 van de toelichting en Bijlage 2 in bijlagen bij toelichting).
 
Amendement "Oprichting windturbines niet mogelijk maken"
In afwijking van het hierboven genoemde beleid heeft de raad in haar vergadering van 12 juni 2013 besloten dat de oprichting van windturbines in dit bestemmingsplan niet mogelijk moet zijn. De bouwregels zijn hierop aangepast.
 
Beleid agrarische nevenfuncties en vrijkomende agrarische bebouwing
De gemeente Texel heeft beleid voor agrarische nevenfuncties en vrijkomende agrarische bebouwing. Hoofddoelstelling van dit beleid is het behoud en de versterking van de ruimtelijke kwaliteit, waaronder begrepen monumentale bebouwing. Vrijkomende agrarische bebouwing kan onder voorwaarden een andere functie krijgen. Uitgangspunt hierbij is het behoud en de versterking van de bestaande landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het buitengebied. Ook mag de nieuwe functie geen belemmering vormen voor de bedrijfsvoering en ontwikkeling van de omliggende (agrarische)bedrijven. Indien de agrarische functie gestopt is, is het mogelijk onder bepaalde voorwaarden om een bedrijfs- of een woonfunctie voor de desbetreffende locatie te verkrijgen. Verder is het beleid erop gericht nevenfuncties bij agrarische bedrijven toe te staan, in het kader van de bedrijfsverbreding. Het gaat hierbij om activiteiten zoals kamperen bij de boer, huisverkoop agrarische producten, agrarisch toeleveringsbedrijf, etc. Door het toestaan van de nevenfunctie moet de agrarische hoofdactiviteit voor ten minste vijf jaar na het verlenen van de toestemming voor het uitoefenen van de nevenfunctie aantoonbaar zijn verzekerd. De nevenfunctie mag de bedrijfsvoering en de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende (agrarische)bedrijven en de woonfunctie van omligggende woningen niet beperken. In de regels van dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen waarmee de agrarische bestemming gewijzigd kan worden en dit beleid tot uitvoering gebracht kan worden. Sommige nevenfuncties zijn mogelijk na afwijking van de gebruiksregels. In de regels worden de criteria genoemd waaraan de aanvraag getoetst wordt. 
De wijzigingsmogelijkheid van agrarisch naar Bedrijf - Vab dat in het plan is opgenomen voldoet aan de provinciale afwijkingsregels uit artikel 14 PRVS (overige vormen van verstedelijking) en artikel 17 PRVS (verbrede landbouwfuncties op of functiewijzigingen van agrarische bouwpercelen): het betreft kleinschalige vormen van bedrijven met een maximale bedrijfsoppervlakte van 650 m2.
 
Strandnota Texel
Op 11 december 2007 is door de gemeenteraad van Texel de ‘Strandnota Texel’ vastgesteld. Op 2 juni 2009 is de gewijzigde Nota vastgesteld. In de Strandnota Texel 2006-2015 zijn de volgende doelen geformuleerd:  
  • een toekomstvisie op het strand;
  • het scheppen van voorwaarden voor het mogelijk maken van ontwikkelingen die passen binnen de toekomstvisie en bestaand beleid en wet- en regelgeving;
  • het voorkomen van ongewenste ontwikkelingen op, langs en aan het strand;
  • het in goede banen leiden van alle activiteiten op het strand. 
De Strandnota is van toepassing op het strand van Texel en alles wat daarop (functioneel) betrekking heeft. De Nota gaat bijvoorbeeld in op het gebruik van het water direct voor de kust en de opslag van strandhuisjes. Maar ook de strandopgangen, strandpaviljoens, strandkiosken, strandhuisjes, (water)sportaccommodaties en parkeerplaatsen vallen onder de Nota.
Er zijn drie zones aangewezen: natuurstrand, sportief strand en recreatief strand.
In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met de beleidsuitgangspunten en de gewenste ontwikkeling die zijn weergegeven in de Strandnota.
 
Toerisme en recreatie op Texel. Kwaliteit en Ontwikkeling
Toerisme en Recreatie vormt een belangrijke pijler van de Texelse economie. Het beleid op het gebied van Toerisme en Recreatie probeert dit al lange tijd in goede banen te leiden. Daartoe is vanaf het eerste recreatieplan in 1974 een actief concentratiebeleid gevoerd. Zo zijn de gebieden rond De Koog, ten zuiden van De Cocksdorp en het gebied ten westen van Den Hoorn aangewezen als concentratiegebieden voor de ontwikkeling van recreatie. De plannen in deze gebieden moeten passen in de lokale schaal van de directe omgeving. Door de ontwikkelingen in deze gebieden te concentreren, blijven de andere delen van Texel rustig en fraai. Doel van de beleidsnota 'Toerisme en recreatie op Texel. Kwaliteit en ontwikkeling' is inzicht te geven in het recreatiebeleid van de gemeente in de komende tien jaar. De Nota bevat algemene beleidsuitgangspunten en de richting van de ontwikkelingen op het gebied van recreatie. In het kader van de versterking van het product "Texel" is aangegeven dat Texel zich tot kennis-, cursus- en sporteiland wil ontwikkelen en profileren. Ook de cultuurhistorie van het eiland is een punt van aandacht. Om het draagvlak van de natuur op Texel niet te overschrijden, is een bovengrens gesteld aan het aantal slaapplaatsen, en dus aan het aantal tegelijk aanwezige toeristen op Texel. Het maximaal aantal slaapplaatsen mag de 45.000 niet overschrijden. Een doorgroei naar maximaal 47.000 slaapplaatsen voor de langere termijn wordt niet bij voorbaat uitgesloten.
Het beleid is gericht op kwaliteitsverbetering boven kwantitatieve uitbreiding. Alleen als er sprake is van kwaliteitsverbetering of innovatieve ontwikkelingen is het onder voorwaarden mogelijk om extra slaapplaatsen toegekend te krijgen.
In april 2009 heeft een actualisatie plaatsgevonden door de gemeenteraad over de toeristische slaapplaatsen. De huidige methode van slaapplaatsenregistratie blijft behouden en toegepast. Het maximum aantal slaapplaatsen is vastgesteld op 45.000 als evaluatiemoment (met behoud van maximum van 47.000). De Bruine Vloot en logies en ontbijt worden daarbij niet geteld. Een nieuw evaluatiemoment zal in 2020 zijn. De categorieën van accommodaties en de 30% ondergrens van toeristische kampeerplaatsen wordt losgelaten.
 
Startnotitie 'Mooi Texel, meer toekomst'
In september 2012 heeft de gemeenteraad in de startnotitie 'Mooi Texel, meer toekomst' een visie gegeven over 'de Texelse Maat' op het gebied van toerisme en recreatie. Uitgangspunt is het behoud van de Texelse kernwaarden, waaronder het open landschap. Het doorgroeien naar maximaal 47.000 slaapplaatsen wordt losgelaten. Er blijft - naast de 25% regeling - enige ruimte voor vernieuwing, waarvoor maximaal 400 slaapplaatsen beschikbaar worden gesteld. Daarvan zijn er 100 bedoeld voor zorgtoerisme. De criteria hiervoor zijn ook aangegeven. Bij de verplaatsing van slaapplaatsen geldt het 'Ja, mits......' principe en zal per geval door de raad bepaald worden of aan de voorwaarden voldaan is. Deze Startnotitie zal gebruikt worden als leidraad voor de actualisatie van de Nota toerisme en recreatie uit 2003. De bovengenoemde aspecten 'vernieuwing' en 'verplaatsing' uit deze startnotitie worden niet in het voorliggende bestemmingsplan geregeld. Dit vergt maatwerk en er zal dan ook altijd een buitenplanse planologische procedure gevolgd moeten worden.
 
Notitie bedrijfswoningen en personeelsverblijven
In 2003 is beleid vastgesteld met betrekking tot 'Beleid inpandige personeelshuisvesting' en 'Beleid seizoenwerkers in kampeermiddelen’. In december 2006 heeft de gemeenteraad de Notitie bedrijfswoningen en personeelsverblijven vastgesteld. Het behandelt twee onderwerpen, die een relatie met elkaar hebben:  
  • wel of niet bedrijfswoning omzetten naar woning;    
  • bebouwingsvoorschrift voor personeelsverblijven. 
Het betreft situaties waarbij het tijdelijk personeel over een arbeidscontract voor een periode korter dan een jaar beschikt en waarbij het tijdelijk personeel geen hoofdverblijf hebben op Texel. Er moet sprake zijn van eigen personeel. Voor huisvesting van personeel in kampeermiddelen en in inpandige personeelsverblijven zijn criteria opgenomen. Ook voor het omzetten van bedrijfswoning naar woning zijn diverse criteria opgesteld. Per mogelijke hoofdfunctie kan beoordeeld worden of een bedrijfswoning noodzakelijk blijft of dat omzetting naar een burgerwoning mogelijk is.
 
Beleidsnota Natuur en landschap
In november 2003 is door de gemeenteraad van Texel de beleidsnota 'Natuur en landschap' vastgesteld. Doelstelling van het natuur en landschapsbeleidsplan is de aantrekkelijke landschappelijke en natuurlijke diversiteit te behouden en waar mogelijk te versterken, uitgaande van de eigen karakteristiek en waarden van de verschillende gebieden, en waar mogelijk herstel en uitbouw van die waarden. In genoemd plan wordt Texel onderverdeeld in deelgebieden. Daarbij worden voor dat gebied specifieke maatregelen voorgesteld om de karakteristieke natuur en het karakteristieke landschap te behouden en zo mogelijk te versterken, waaronder:
- behoud van de stolpen en medewerking verlenen aan de bouw van nieuwe stolpen;
- behouden van de schapenboeten en het onder voorwaarden mogelijk maken van nieuwbouw van schapenboeten;
- het in standhouden en herstellen van tuinwallen;
- het behouden van de kolken in de aangewezen gebieden;
- behouden van agrarische bebouwing voor de agrarische functie en indien dit niet mogelijk is de regeling voor vrijkomende agrarische bebouwing toepassen, waar de saneringsregeling (afbreken bijbehorende bouwwerken) deel van uit maakt;
-behouden van de openheid van het landschap.
 
Toekomstvisie voorzieningenstructuur Texel
In de Toekomstvisie voorzieningenstructuur Texel wordt aangegeven welke gebieden versterkt mogen en kunnen worden met horeca en/of detailhandel. Qua detailhandel moet Texel zich met name op Den Burg richten, en qua horeca op De Koog. De visie is gericht op het behouden van de verhoudingen zoals ze nu zijn, met aandacht voor kwaliteitsimpulsen.
De belangrijkste trends voor Texel op het gebied van recreatie en toerisme die gevolgen hebben voor het draagvlak zijn de verbreding van het seizoen. Het aantal toeristische overnachtingsplaatsen ligt begin 2012 op circa 42.500 slaapplaatsen.
Afgesproken is bij 45.000 slaapplaatsen te evalueren of doorgroei naar maximaal 47.000 1 gewenst of ongewenst is.
 
In de toekomstvisie voorzieningenstructuur wordt het beleid voor detailhandel voortgezet, ook voor het Buitengebied, voor zover dit een directe relatie heeft met de hoofdfunctie en ondergeschikt is aan de hoofdfunctie. Het moet gaan om wadden-gerelateerde agrarische producten, eventueel ook van collega agrariërs.
 
Richting voor Economie, geef ruimte
Economisch bezien moet de gemeente zich richten op het hebben van voldoende arbeidskrachten om het bestaande en toekomstige werkaanbod aan te kunnen. Door vergrijzing en onvoldoende jongeren voor nieuwe aanwas dreigt een tekort aan arbeidskrachten te ontstaan. Op deze en andere elementen uit de Texelse economie moet ingespeeld worden om de kracht van de lokale economie te behouden. Meer werkgelegenheid kan gecreëerd worden door Texel als thuiswerkeiland en als proeftuin meer te promoten. Hiermee kunnen nieuwe economische impulsen gecreëerd worden.
Passende bij de kernkwaliteiten van Texel, kunnen proeftuinen zich richten op natuur, energie&duurzaamheid, water en kennis.
Randvoorwaarden zijn belangrijk opdat de Texelse kernkwaliteiten, veiligheid en verantwoordelijkheid gewaarborgd blijven. De mobiliteit naar en op Texel moet goed zijn. Dit vertaalt zich in een goede en veilige infrastructuur, voldoende parkeerfaciliteiten, optimaal openbaar vervoer en een goede bereikbaarheid van het eiland.
 
Welstandsnota
De Welstandsnota geeft een helder en actueel beeld van de bestaande architectonische en stedenbouwkundig - landschappelijke kwaliteiten van de gemeente Texel. Dit geldt zowel voor de bebouwde kommen op het eiland als het buitengebied. De Welstandsnota gaat uit van een gebieds- en objectgerichte benadering. Verder wordt uitgegaan van een specifieke, thematische benadering als het gaat om (nieuw) bouwen aan dorpsranden en als het gaat om het bouwen aan of nabij monumenten. De keuze voor een bepaald welstandniveau (welstandsvrij of bijzonder) in een bepaald (gedeelte) van een gebiedstype, wordt bepaald vanuit de volgende invalshoeken: 
  1. de ruimtelijke karakteristiek en samenhang tussen cultuurhistorie, stedenbouw en architectuur;   
  2. de cultuurhistorische kwaliteiten;   
  3. de dynamiek van de bouwopgave. 
Het gehele plangebied is welstandsvrij, behalve de Hoge Berg. Het welstandniveau is hier ‘bijzonder’.Er geldt aanvullend thematisch beleid voor schapenboeten en stolpboerderijen en het bouwen aan en nabij monumenten.
 
Woonvisie 
De essentie van de Woonvisie is dat de lokale woningbehoefte voorop staat voor de ontwikkeling van woningbouw op Texel. Er wordt rekening gehouden met de diverse doelgroepen, die zo lang mogelijk zelfstandig in de dorpskernen moeten blijven wonen. Daarbij moeten nieuwe woningen bijdragen aan een duurzaam Texel met inpassing van de historische en landschappelijke kwaliteiten. In de visie staat lokale woningbehoefte voorop. Primair wordt er gebouwd voor de lokale woonbehoefte van de Texelaars. Het accent ligt op het bouwen voor de autonome groei van de woningbehoefte op Texel.
'Op maat' bouwen is een belangrijke doelstelling in de visie. Daarmee wordt bedoeld dat er zoveel mogelijk mensen zo lang mogelijk zelfstandig in hun eigen dorpskern kunnen blijven wonen. Daarom wordt er naar een zo groot mogelijke diversiteit van het aanbod per kern gestreefd.
Individueel en collectief particulier opdrachtgeverschap zijn goede instrumenten hiervoor.
Er wordt in het woningbouwbeleid niet meer alleen ingezet op concentratie in Den Burg en De Koog, maar ook in de andere dorpen, ter behoud van voorzieningen en vitaliteit. Deze woningen worden verdeeld onder de mensen die sociaal en maatschappelijk aan het dorp gebonden zijn. Nieuwe woningen worden bij voorkeur door middel van inbreiding gerealiseerd. Bij uitbreiden verdient de landschappelijke en stedenbouwkundige inpassing veel aandacht. Het mag niet ten koste gaan van historische dorpskernen en landschappelijke kwaliteiten: het moet juist een versterking opleveren.
Bij uitbreiden van de woningvoorraad moet rekening worden gehouden met verschillende doelgroepen, zoals jongeren, ouderen en gehandicapten. De bouw van levensloopbestendige woningen heeft daarbij extra de nadruk. Daarbij moet een kernvoorraad van 20% goedkope woningen worden aangehouden. Ook mogen er geen nieuwe 2e woningen (woningen die zowel permanent als recreatief gebruikt mogen worden) ontstaan, mits verworven rechten niet worden aangetast. Omzetting naar 2e woningen is ook uitgesloten.
Daarnaast is er aandacht voor duurzaam bouwen. Dit wordt gedaan zodat woningbouw en woningverbetering een bijdrage leveren aan de realisatie van een duurzaam Texel, dat geheel in zijn eigen energiebehoefte kan voorzien. Nieuwbouw levert een versterking op van historische en landschappelijke kwaliteiten.
De woningbouw uit de Woonvisie is in z'n geheel voorzien op binnenstedelijke locaties.
 

3 Onderzoek

3.1 Algemeen

Op grond van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening (verder: Bro) moet de gemeente in de toelichting op het bestemmingsplan een beschrijving opnemen van de wijze waarop de milieukwaliteitseisen bij het plan zijn betrokken. Daarbij moet rekening gehouden worden met de geldende wet- en regelgeving en met vastgestelde (boven)gemeentelijke beleidskaders. Bestemmingsplan Buitengebied Texel is een grotendeels conserverend plan. Er zijn alleen nieuwe ontwikkelingen in opgenomen waarvoor al een planologische procedure is afgerond voordat het onderhavige bestemmingsplan wordt vastgesteld, of waarvoor een goede Ruimtelijke Onderbouwing is aangeleverd. In die planologische procedures/onderbouwing is onderzoek uitgevoerd naar de diverse milieuaspecten en is dit onderzoek beschreven. Voor dit bestemmingsplan is een plan m.e.r. gevolgd. Het rapport is toegevoegd als Bijlage 2 in bijlagen bij toelichting.

3.2 Bestaande situatie

De landschappelijke diversiteit van Texel heeft geleid tot een grote diversiteit aan functies. Deze functies zijn op veel plaatsen nauw met elkaar verweven. Belangrijke functies in het buitengebied zijn landbouw, natuur en landschap en recreatie. De Texelse kernwaarden (de rust en ruimte, de rijkdom aan natuur en cultuurlandschappen, de grote afwisseling in landschappen en landgebruiksvormen, de Texelse identiteit, het specifieke eilandkarakter, de nachtelijke duisternis en de maritieme monumenten) zijn belangrijk om te behouden.
 
Het bestemmingsplan zal niet alleen een goede planologische regeling moeten bieden voor de afzonderlijke functies en activiteiten, het plan zal ook het gemeentelijk instrument zijn waarmee nieuwe ontwikkelingen kunnen worden gestuurd en begeleid. Aan de ene kant zal het nieuwe bestemmingsplan dus een regeling bevatten voor de huidige, actuele situatie. Aan de andere kant zal rekening worden gehouden met, en ingespeeld worden op toekomstige ontwikkelingen zoals die in de structuurvisie zijn opgenomen.
 
In de structuurvisie zijn de kernwaarden van Texel genoemd en vertaald in een ontwikkelingsrichting. Deze ontwikkelingsrichting wordt geconcretiseerd in het Beeldkwaliteitsplan.
 
Het Beeldkwaliteitsplan brengt de waardevolle kenmerken en kwaliteiten van een gebied goed in beeld met het doelde identiteit van het gebied te behouden en te versterken bij ontwikkelingen.
Het Beeldkwaliteitsplan is gebiedsgericht opgezet. Per gebied zijn de verschillende functies beschreven.
Het Beeldkwaliteitsplan krijgt vooral toepassing als toetsingskader bij het beoordelen van flexibele bepalingen uit het plan (de 'binnenplanse' afwijkingen, vergunningen voor het ‘uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden’ en wijzigingen). Het geeft daarvoor zo concreet mogelijke criteria en aanbevelingen. De bedoeling is dat een verzoeker zelf aangeeft in een erfinrichtingsplan, in hoeverre zijn plan bijdraagt aan het versterken van de Texelse kernwaarden, zoals die in de structuurvisie zijn genoemd.

3.3 Water

Proces
Het bestemmingsplan dient een afzonderlijke waterparagraaf te bevatten waarin verantwoording wordt afgelegd over hoe de verschillende in het plangebied voorkomende functies in relatie tot de waterhuishouding in de regels en op de plankaart zijn vastgelegd en in de toelichting zijn opgenomen. Het concept bestemmingsplan Buitengebied is toegezonden aan de toegezonden aan de desbetreffende overlegpartners ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening, waaronder het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. De reacties met betrekking tot 'water' zijn verwerkt in dit bestemmingsplan.
In deze paragraaf wordt volstaan met een beschrijving van de onderdelen die een directe vertaling hebben gekregen naar het bestemmingsplan.
 
Waterbescherming
Om waterbeheer en ruimtelijke ordening goed op elkaar af te stemmen is de Watertoets ontwikkeld. Met deze Watertoets moet duidelijkheid worden geboden over de randvoorwaarden die gelden voor ruimtelijke of stedenbouwkundige aanpassingen ten opzichte van het oppervlakte- en grondwater in het plangebied en omgeving. Zo dient bij de aanleg van nieuw verhard oppervlak onder andere inzicht geboden te worden hoe wordt omgegaan met opvang van hemelwater.
Het waterschap is primair verantwoordelijk voor de waterhuishouding in het plangebied. Onder de verantwoordelijkheden vallen onder andere beveiliging tegen hoog water, peilbeheer en aan- en afvoer van water. Daarnaast wordt geadviseerd hoe om te gaan met hemelwater.
De gemeente heeft een zorgplicht voor de inzameling, transport en verwerking van stedelijk afvalwater en regenwater en voor de aanpak van grondwaterproblemen. De gemeentelijke zorgplicht staat verwoord in het 5 jaarlijks op te stellen Gemeentelijk RioleringsPlan (GRP), dat door de gemeenteraad is vastgesteld.
In het algemeen zoekt het waterschap naar duurzame oplossingen. Uitgangspunt is dat het water zoveel mogelijk binnen een plangebied wordt vastgehouden en dat relatief schoon water ook relatief schoon blijft. Daarbij geldt dat het regenwater, dat op verharde oppervlaktes valt en schoon genoeg is (zoals van gevels en daken), zoveel mogelijk wordt vastgehouden of wordt geborgen.
 
Voor dit bestemmingsplan is de watertoets doorlopen. In een vroegtijdig stadium is de gemeente in contact getreden met het hoogheemraadschap om de waterhuishoudkundige belangen op een goede wijze in het plan op te nemen. Er is frequent contact geweest en er heeft uitwisseling plaatsgevonden van watergerelateerde gegevens.
Als er nieuwe ontwikkelingen zijn, wordt de aanvrager wel gewezen op de Watertoets. In de toelichting op het beleid van het waterschap staat een vermelding over de Watertoets. 
 
Oppervlaktewater
Voor de bescherming van watergangen beschikt het waterschap over de Keur. Bescherming door middel van het bestemmingsplan wordt als een complementaire aanvulling van de Keur gezien. Het bestemmen als ‘Water’ van de oppervlaktewateren in het bestemmingsplan biedt als voordeel dat belangen en eventuele beperkingen eerder en beter in beeld zijn. Belangrijke watergangen dienen door middel van het bestemmingsplan te worden beschermd. Dit geldt met name voor de primaire of hoofdwaterlopen, ook wel leggerwatergangen genoemd. De leggerwatergangen zijn als zodanig bestemd en via de bestemmingsregeling beschermd. 
   
Waterwet
Op 22 december 2009 is de Waterwet in werking getreden. Hierin zijn acht oude waterwetten samengevoegd. Er is nu dus sprake van slechts één watervergunning. Voor o.a. het lozen van afvalwater op het oppervlaktewater, het onttrekken van grondwater of het bouwen van een steiger moet een watervergunning worden aangevraagd. De Waterwet regelt het beheer van oppervlaktewater en grondwater en verbetert ook de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening.
  
Waterberging
Ook op Texel is in de (nabije) toekomst behoefte aan ruimte voor meer waterberging. In dit bestemmingsplan wordt deze ruimte gegeven door in de grotere gebiedsbestemmingen (Agrarisch, Natuur, Recreatie- Verblijfsrecreatieve terreinen) de functie "water" op te nemen in de bestemmingsomschrijving. Op deze wijze zijn al deze gronden mede bestemd voor water en kan gezocht worden naar goede locaties om de waterberging te verruimen.    
 
Grondwaterbescherming
Op de 'Hoge Berg (Texel)' ligt een locatie, die is aangewezen als grondwaterbeschermingsgebied met het oog op de waterwinning. Dit gebied wordt beschermd door de Provinciale Milieu Verordening van de provincie Noord-Holland.

3.4 Mileu Effect Rapport

Het 'planMER bestemmingsplan Buitengebied gemeente Texel' is bijgevoegd als Bijlage 2 in bijlagen bij toelichting .
  
Hieronder zijn de aanbevelingen overgenomen en is aangegeven hoe deze verwerkt zijn in het bestemmingsplan:
 
1. Gezien de recente jurisprudentie (zie paragraaf 3.4 van het plan MER) wordt geadviseerd een verbale regeling in de planregels op te nemen inhoudende een bouwverbod voor stallen voor het houden van dieren om te voorkomen dat uitvoering van het bestemmingsplan Buitengebied leidt tot extra stikstofemissies met significant negatieve effecten op omringende Natura 2000-gebieden. Dientengevolge zullen alle uitbreidingen van veehouderijbedrijven buitenplans plaatsvinden. Dergelijke buitenplanse ontwikkelingen dienen vanzelfsprekend altijd vergezeld te gaan van de nodige milieutoetsen, waaronder de toets aan de Natuurbeschermingswet (passende beoordeling).
 
ad 1) Deze aanbeveling is overgenomen, om te kunnen waarborgen dat het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Dit is een grote afwijking van het beleid en het uitgangspunt om alle agrarische bedrijven juist te faciliteren in de ontwikkeling van hun bedrijf. Gezien de recente jurisprudentie, en het risico dat de plan anders vernietigd wordt bij de Raad van State, is ervoor gekozen deze beperking ten aanzien van het bouwen van dierverblijven op te nemen in het bestemmingsplan.
 
2. Realisatie van  kleine windturbines alleen mogelijk maken via een omgevingsvergunningsprocedure.
3. Neem een afgewogen landschappelijke zonering op waar kleine windturbines wel en niet wenselijk zijn in combinatie met beeldkwaliteits- en inpassingsvereisten
 
ad 2 & 3) De regeling voor kleine windturbines tot een hoogte van 17,5 meter is geheel uit het bestemmingsplan geschrapt, mede gezien het recente provinciale beleid (december 2012), dat voor dergelijke windturbines geen ruimte biedt.
 
4. Aanbevolen wordt het agrarische gebied Hoge Berg een specifieke, meer bescherming biedende bestemming te geven vanwege de zeer bijzondere landschappelijke betekenis van het gebied. Hierdoor kan beter worden gestuurd op ruimtelijke kwaliteit binnen dit gebied: voorkomen nieuwe hoge bedrijfsgebouwen, beperken nevenfuncties (geen zonne-akkers, geen kamperen bij de boer, geen wijzigingsmogelijkheid naar grotere agrarische bouwvlakken, geen bio-energie, geen wijzigingsmogelijkheid naar agrarisch Loonbedrijf).
 
ad 4) de Hoge Berg heeft een eigen, meer toegespitste bestemming gekregen waarin de genoemde punten staan verwerkt.
 
5. Geef in de toelichting van het bestemmingsplan aan hoe de EHS is vastgelegd en beschermd in het bestemmingsplan. Neem in de toelichting tevens een beschrijving op van de EHS. Maak daarbij bijvoorbeeld gebruik van  de informatie over de wezenlijke kenmerken en waarden (bijvoorbeeld aan de hand van ambitiebeheertypes).
 
ad 5)  Dit is in de toelichting opgenomen.
 
6. Het verdient de voorkeur de realisatie van paardenhouderijen, zonneakkers en wijzigen ligging en grootte erven te zoneren ter voorkoming aantasting van de weidevogelleefgebieden.
 
ad 6) Hieraan is tegemoet gekomen door het opnemen van het toetsingscriterium "natuurwaarden" bij de afweging van deze flexibele bepalingen. De begripsbepaling van natuurwaarden is zodanig aangepast dat duidelijk is dat hieronder in ieder geval altijd ook de waarden van weidevogelleefgebied en de EHS zijn inbegrepen.
 
In het ontwerpplan, zoals dat ter visie heeft gelegen, zat een bouwverbod voor nieuwe dierenverblijven. Dat was erin gekomen naar aanleiding van het planMER. Inmiddels is een wetswijziging vastgesteld van de Natuurbeschermingswet. Artikel 19 kd maakt dat de ruimte uit het vigerende plan, meegenomen kan worden naar het nieuwe plan. Daarom is het bouwverbod voor dierenverblijven weer verwijderd, en kan er, binnen de agrarische bouwvlakken, (die zijn ten opzichte van de vigerende situatie niet vergroot) gewoon gebouwd worden.
 

3.5 Landbouweffectrapportage

Relatie herijking Ecologische Hoofdstructuur (EHS) Texel en Landbouwkundige situatie
Op Texel is in het kader van de realisatie van nieuwe natuur op landbouwgrond in 2001 een oppervlakte van 1.450 hectare begrensd als nieuw natuurgebied. Deze begrenzing is destijds vastgesteld door Gedeputeerde Staten van Noord –Holland in de vorm van een ruime jas begrenzing. Dit betekent dat er binnen de begrensde 1.450 hectare slechts 1.340 hectare kan worden aangekocht. Toen de realisatie in 2007 reeds behoorlijk vorderde kwam de wens om de ruime jas in te dikken tot een 1:1 begrenzing waarmee zou worden voorkomen dat natuurgebieden versnipperd over het eiland kwamen te liggen. Daarnaast was er vanuit de landbouw een verzoek om met een oplossing te komen voor agrariërs die "ingesloten" zaten in de natuur begrenzing in Waal en Burg (een groot natuurgebied in het centrale gedeelte van eiland). De liggende begrenzing was ook voor natuur niet optimaal, omdat er geen hydrologische eenheid kon worden ingericht.
De provincie Noord-Holland is op dat moment het project Waal en Burg gestart. Doelstelling was het realiseren van een groot aaneengesloten natuurgebied waar natuur en landbouw zodanig van elkaar gescheiden zouden worden dat beide zich optimaal kunnen ontwikkelen. Hiervoor was het noodzakelijk dat de natuurbegrenzing van Waal en Burg zou worden uitgebreid. Op deze wijze zou er een aankooptitel kunnen worden verkregen om de agrariërs die "knel" kwamen te zitten in de begrenzing te kunnen aankopen/verplaatsen en zou uiteindelijk het natuurgebied een hydrologische eenheid kunnen vormen waardoor de potenties optimaal zouden kunnen worden benut.
Met de door de gebiedspartijen gewenste uitbreiding van de begrenzing van Waal en Burg en de wens om de ruimte uit de "ruime jas" te halen om versnippering tegen te gaan, kwam ook de noodzaak de bestaande begrenzing te herzien. De provincie Noord-Holland heeft hiertoe de gebiedscommissie verzocht met een gedragen voorstel te komen. Randvoorwaarde was dat het voorstel hectareneutraal en budgetneutraal diende te zijn.
In nauwe samenwerking met de gebiedspartijen, waaronder de landbouworganisaties, de natuurorganisaties en lokale overheid, is gewerkt aan een voorstel voor begrenzing. In het uiteindelijke voorstel is naast de begrenzing van een aantal nieuwe gebieden als EHS een aantal gebieden die als EHS begrensd waren ontgrensd. Een aantal van de te ontgrenzen gebieden zijn in eigendom van een natuurbeheerorganisatie of onder particulier natuurbeheer contract. Op dit moment wordt gewerkt aan de definitieve ontgrenzing van deze gebieden. Provinciale Staten is voornemens om het grootste nog te ontgrenzen gebied, polder Zeeburg, in de structuurvisie te ontgrenzen. In mei staat de behandeling van de structuurvisie op de agenda van PS. In totaal wordt het aantal begrensde EHS hectares na de herijking teruggebracht van de oorspronkelijke 1.340 hectare naar 1.300 hectare. Dit betekent dat het landbouwareaal op Texel als geheel niet afneemt als gevolg van de herijking.
 
Een groot deel van de nieuw begrensde hectares ligt in de polder Waal en Burg. De afgelopen jaren is gewerkt aan de verwerving van deze gronden. Hierbij is het uitgangspunt dat de agrariërs in Waal en Burg de huidige bedrijfvoering moeten kunnen voortzetten zonder hierbij schade te lijden. Voor deze agrariërs is daarom vervangende grond verworven buiten Waal en Burg, waar zij het bedrijf kunnen voortzetten. Daarnaast zijn alle agrariërs in Waal en Burg op basis van volledige schadeloosstelling gecompenseerd.
 
De uitkomst van de herijking zorgt tevens voor een clustering van natuur- en landbouwgebieden, waardoor beide functies zich op vlak van hydrologie en ruimtelijke structuur optimaal kunnen ontwikkelen.
Verder is bij de herijking afgesproken dat de verbetering van de landbouwkundige structuur een belangrijk aandachtpunt zou zijn op het eiland. In opdracht van de provincie Noord-Holland werkt de STIVAS (Stichting ter Verbetering van de Agrarische Structuur) in navolging hierop aan de voorbereiding van een kavelruil ten behoeve van deze structuurverbetering.

3.6 Geluid

Akoestisch onderzoek
Voor dit bestemmingsplan is geen akoestisch onderzoek gedaan. Het ontbreken van een onderzoek betekent dat in principe alle wegen zoneplichtig zijn. De omvang van de zone wordt door de Wet Geluidhinder bepaald.
Er is voor gekozen om geen zones langs de wegen in te tekenen op de verbeelding. Er is gewerkt met de bouwvlak methode waardoor voorkomen wordt dat er qua geluidsituatie verslechteringen mogelijk zijn. De bouwvlakken liggen langs de voorgevels van geluidgevoelige functies en er mag niet buiten het bouwvlak gebouwd worden, of in ieder geval niet dichter naar de weg toe dan nu al het geval is.
 
Wegverbreding
De wegen in het buitengebied zijn alleen bestemd voor enkelbaanswegen, met een maximale breedte van verharding voor autoverkeer van 8 meter (uitgezonderd afslag-vakken, in en uitvoegstroken, parkeerstroken, bushaltes etc.). Ze kunnen niet verder dan deze maat verbreed worden.
In het bestemmingsplan zijn geen (nieuwe) ontwikkelingen opgenomen die akoestisch niet aanvaardbaar zijn. Voor nieuwe ontwikkelingen in de toekomst is in de flexibiliteitsregels gewaarborgd dat daaraan alleen kan worden meegewerkt indien (onder andere) de akoestische aanvaardbaarheid is aangetoond.
 
Geluidzones
Voor een aantal functies zijn geluidzones opgenomen, waarbinnen geen geluidsgevoelige objecten mogen worden opgericht. Dit is opgenomen als vrijwaringszone. Het gaat dan om de functies: luchtverkeer en kartbaan.

3.7 Archeologie

Het belangrijkste doel van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (Wamz) is de bescherming van de aanwezige en de te verwachten archeologische waarden door het reguleren van bodemverstorende activiteiten. Er moet dus zorgvuldig met het archeologisch erfgoed worden omgegaan. De Wamz gaat uit van het zo vroeg mogelijk betrekken van de archeologische waarden in het ruimtelijk ordeningsproces. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan en bij de bestemming van de in het plan begrepen gronden moet dan ook rekening worden gehouden met de in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.
Daarom is het voor het opstellen van een bestemmingsplan noodzakelijk te onderzoeken in hoeverre in betreffende gronden archeologische waarden aanwezig kunnen zijn. Globaal bureauonderzoek moet uitwijzen of het gebied mogelijk archeologische waarden kan bevatten. Gebieden waar waarden aanwezig zijn, kunnen door een dubbelbestemming voor archeologie in het bestemmingsplan worden beschermd. Voorafgaand aan de werkzaamheden waarbij bodemingrepen plaatsvinden, dient dan in bepaalde gevallen nader archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd en dienen eventueel maatregelen genomen te worden om de archeologische vindingen te beschermen.
Uit de gemeentelijke archeologische waarden- en verwachtingenkaart, die gevoegd is bij de gemeentelijke Archeologische Beleidsadvieskaart Texel. blijkt dat in diverse gebieden op Texel een archeologische verwachtingswaarde aanwezig is. Deze archeologische waarden worden in het bestemmingsplan beschermd doordat op deze gronden een dubbelbestemming 'waarde-archeologie' is gelegd. Onderscheid is gemaakt tussen archeologische waarde, gematigde archeologische verwachting en hoge archeologische verwachting. Deze gronden zijn primair bestemd voor het behoud en de bescherming van aanwezige of te verwachten archeologische waarden. Nieuwe bouwwerken, werken of andere werkzaamheden dieper dan 0,50 m (archeologische waarde, categorie 2), dieper dan 0,5 m én met een oppervlakte van meer dan 100 m² (hoge archeologische verwachting, categorie 3) respectievelijk 500 m² (gematigde archeologische verwachting, categorie 4) op gronden die nog niet verstoord zijn mogen uitsluitend uitgevoerd worden na archeologisch onderzoek.
Uit dit onderzoek moet (naar oordeel van Burgemeester en Wethouders) blijken dat in voldoende mate is vastgesteld dat de archeologische waarden in voldoende mate zeker zijn gesteld, er geen archeologische waarden aanwezig zijn of dat de archeologische waarden door de werkzaamheden niet of niet onevenredig worden geschaad. Zo nodig kunnen voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning. Een omgevingsvergunningstelsel voorkomt dat werken en werkzaamheden worden uitgevoerd die de archeologische waarde verstoren.
 
Op 12 juni 2013 is een geactualiseerde archeologische beleidskaart en de daarbij behorende Toelichting door de gemeenteraad van Texel vastgesteld.
De vrijstelling bij de archeologische waarde categorie 2 is verruimd: het vrijgestelde oppervlak is nu 40 m. Tevens is een vrijstelling opgenomen voor het aanbrengen van drainages en andere lineaire grondwerken waarvan het gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 5% van het gebied of kavel beslaat waarin deze werkzaamheden plaatsvinden. Ook voor funderingswerken, zoals heiwerken en balkenfunderingen, is een vrijstelling opgenomen in het geval het gezamenlijke oppervlakte niet meer dan 5% van het totaal oppervlak van het betreffende bouwwerk beslaat.
 

3.8 Parkeren

Uitgangspunt bij de gemeentelijke parkeernormen is parkeren op eigen terrein, binnen het bestemmingsvlak. Bij nieuwe ontwikkelingen wordt het aantal parkeerplaatsen uit de vastgestelde parkeernormen gehanteerd. In de niet genoemde gevallen wordt verwezen naar de CROW-normen.

3.9 Luchtkwaliteit

Nederland heeft de Europese regels ten aanzien van luchtkwaliteit geïmplementeerd in de Wet milieubeheer. De in deze wet gehanteerde normen gelden overal.
Op 15 november 2007 is het onderdeel luchtkwaliteit van de Wet milieubeheer in werking getreden. Kern van de wet is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Hierin staat wanneer en hoe overschrijdingen van de luchtkwaliteit moeten worden aangepakt. Het programma houdt rekening met nieuwe ontwikkelingen zoals bouwprojecten of de aanleg van infrastructuur. Projecten die passen in dit programma, hoeven niet meer te worden getoetst aan de normen (grenswaarden) voor luchtkwaliteit.
Ook projecten die 'niet in betekenende mate' (NIBM) van invloed zijn op de luchtkwaliteit hoeven niet meer te worden getoetst aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. De criteria om te kunnen beoordelen of er voor een project sprake is van nibm, zijn vastgelegd in de AMvB-nibm.
Enerzijds is de wet in werking getreden, anderzijds is er nog geen sprake van een definitief vastgesteld NSL. Het kabinet heeft gedurende de interimperiode een grens van 1% verslechtering van de luchtkwaliteit als 'niet in betekenende mate' vastgesteld en deze vastgelegd in de AMvB-nibm. Hierbij is uitgegaan van het criterium van de Raad van State, dat nieuwe ontwikkelingen niet mogen leiden tot het overschrijden of niet bereiken van de grenswaarden.
Voor de komende jaren wordt door het Planbureau voor de leefomgeving een daling van de relevante achtergrondconcentraties van zowel PM10 als NO2 met circa 0,4-0,6 μg/m 3 per jaar verwacht als gevolg van (internationaal) bronbeleid. Hierdoor wordt deze 1% binnen een jaar gecompenseerd door de trendmatige verbetering van de luchtkwaliteit, zodat per saldo geen verslechtering optreedt.
In de ‘Handreiking luchtkwaliteit: niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)’ van het ministerie van VROM (tegenwoordig ministerie van EL&I)(mei 2008) wordt aangegeven dat bij woningbouwprojecten tot aan ongeveer 500 woningen doorgaans sprake is van maximaal 1% verslechtering van de luchtkwaliteit.
Het bestemmingsplan is conserverend van aard. Er worden geen ontwikkelingen toegelaten die leiden tot een substantiële toename van het verkeer. De verwachting is dat in de toekomst geen overschrijdingen van de luchtkwaliteitsnormen zullen plaatsvinden. Onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven.

3.10 Externe veiligheid

Bij externe veiligheid gaat het om de gevaren die de directe omgeving loopt in het geval er iets mis gaat bij de productie, het behandelen of het vervoeren van gevaarlijke stoffen. De daaraan verbonden risico’s moeten aanvaardbaar blijven. De wetgeving rond externe veiligheid richt zich op het beschermen van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten. Kwetsbaar zijn onder meer woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen, en kinderopvang en –dagverblijven. Beperkt kwetsbaar zijn onder meer kantoren, winkels, horeca en parkeerterreinen. Bij externe veiligheid wordt onderscheid gemaakt tussen inrichtingen waar gevaarlijke stoffen worden bewaard of bewerkt en transportroutes waarlangs de gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In het Bevb (Besluit externe veiligheid buisleidingen) is het nieuwe veiligheidsbeleid voor onder andere aardgasleidingen geïntroduceerd, waarbij wordt uit gegaan van een risicobeleid. Met name het (PR) plaatsgebonden- en (GR) groepsrisico spelen in het Bevb een prominente rol.
     
  • Plaatsgebonden risicocontour (PR): De plaatsgebonden risicocontour van 10-6 is een grenswaarde. Binnen deze contour mogen zich geen kwetsbare bestemmingen bevinden. Voor kwetsbare bestemmingen geldt een genuanceerder beleid. Hiervoor is deze contour een richtwaarde. Binnen het plangebied kennen de onderhavige leidingen geen PR overschrijding. De 10-6 risicocontour ligt op nul meter van de leidingen. Dit betekent dat het plaatsgebonden risico geen belemmering vormt voor de realisatie van het plan.   
  • Groepsrisico (GR): In tegenstelling tot de berekening van het plaatsgebonden risico, dat enkel een eigenschap is van de leiding, is het groepsrisico juist een eigenschap van de leiding én de omgeving van die leiding. Naarmate de groep potentiële slachtoffers groter wordt, moet de kans op een zodanig ongeval kleiner zijn. De normen voor het groepsrisico weerspiegelen geen grenswaarde maar een oriënterende waarde. 
Uitgaande van het externe veiligheidsbeleid, gebaseerd op het Bevb zijn de volgende veiligheidsafstanden van toepassing:
Leidingnummer
Diameter
Ontwerp druk
Belemmerende strook*
1% Letaliteitsgrens
100% Letaliteitsgrens
W-579-01
8''
10 bar
4 meter
95 meter
50 meter
* afstanden zijn ter weerszijden van de leiding gemeten uit het hart van de leiding
 
Gasontvangstation W-272 (Oostkaap Texel)
Voor de aan te houden veiligheidsafstanden bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in de omgeving van bestaande gasstations is de Wet Milieubeheer en NEN 1059 "Eisen voor gasdrukregel- en meetstations met een inlaatdruk van lager dan 100 bar" van toepassing. De minimale bebouwingsafstand dient voor "woningen" en "objecten categorie I" 15 meter en voor 'objecten categorie II' 4 meter te bedragen bij stations tot en met 40.000 m3/hr. De veiligheidsafstanden dienen gemeten te worden van de bestemmingsgrens "Bedrijf-Gasontvangstation", welke overeenkomt met het hekwerk van het gasontvangstation.
Externe veiligheid moet altijd in preventieve zin deel uitmaken van de besluitvorming bij nieuwe situaties, en kan bij besluitvorming over bestaande situaties leiden tot aanvullende maatregelen. Voor externe veiligheid ten aanzien van inrichtingen is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) van kracht. Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is de Nota vervoer gevaarlijke stoffen (NVGS) bepalend. Deze Nota is van toepassing op ruimtelijke ontwikkelingen en de toename van transporten van gevaarlijke stoffen. Conform de NVGS wordt er een Basisnet Weg vastgesteld. Dit omvat een netwerk van rijks- en hoofdwegen waarlangs het transport van gevaarlijke stoffen wettelijk wordt verankerd. De kans op en de gevolgen van de mogelijke ongevallen zijn te berekenen in een risicoanalyse. Met de risicoanalyse is voor elke willekeurige locatie langs de route van gevaarlijke stoffen (weg, binnenwater, spoor), het risico voor de omgeving berekend. Eenzelfde berekening kan worden gemaakt voor inrichtingen waar gevaarlijke stoffen aanwezig zijn (chemische installaties, vuurwerkfabrieken, LPG installaties, etc.). Het gasontvangstation heeft de bestemming 'Bedrijf - Gasontvangstation'.
 
Risicovolle inrichtingen op Texel
In de gemeente Texel zijn verschillende inrichtingen aanwezig waar vandaan of naar toe gevaarlijke stoffen worden vervoerd. In onderstaande tabel is een overzicht gegeven van de relevante inrichtingen voor het buitengebied waarvoor de gemeente Texel het bevoegd gezag is en die passen binnen de kaders van externe veiligheid.
Naam
Adres
Stof
Transportfrequentie
NIOZ
Landsdiep 4, ’t Horntje
Diverse chemicaliën
12x per jaar
Tankstation Pontweg nabij Den Burg (voorheen Kievit)
Pontweg 113, Den Burg
LPG
± 12 x per jaar
Joost Dourleinkazerne (defensie)
Mokweg 18, Den Hoorn
Munitie
Niet beschikbaar
Gasopslag
Veenselangweg, Den Burg
Opslag propaangas
± 10x per jaar
NIOZ
Op Texel is het Nederlands Instituut voor Onderzoek der Zee (NIOZ) gevestigd. Het instituut bestaat sinds 1876. Haar missie is het verkrijgen en verspreiden van wetenschappelijke kennis over de zeeën en oceanen om bewustzijn en duurzaamheid te creëren van en over de aarde. Om dat te bereiken, voert het NIOZ taken uit op drie hoofdvelden, te weten onderzoek, onderwijs en ondersteuning. Het gebouw van NIOZ ligt vlakbij de aanlegsteiger van de veerboot aan het Landsdiep in ’t Horntje. Ten behoeve van onderzoeksdoeleinden en onderwijs beschikt het instituut over een formaline-opslag van in totaal ruim 100 liter, verdeeld over 6 units. Per unit is maximaal 20 liter formaline aanwezig. De binnen de inrichting gebruikte chemicaliën worden aangevoerd met de gevaarlijke stoffen-veerboot vanuit Den Helder.
 
Tankstation Pontweg nabij Den Burg (voorheen Kievit)
Aan de Pontweg in Den Burg is LPG-tankstation (Texaco) gevestigd. Door de veiligheidsregio Noord-Holland Noord is in december 2008 een risicoanalyse uitgevoerd voor dit tankstation. Hierbij is onder andere geanalyseerd of er knelpunten bestaan ten aanzien van het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Er is geconcludeerd door de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord dat er geen kwetsbare objecten liggen binnen de risicocontouren van het plaatsgebonden risico en dat er geen overschrijding plaats vindt van de oriëntatiewaarde van het groepsrisico. Het transport van LPG naar het tankstation geschiedt hoofdzakelijk over de Pontweg en vindt ongeveer één keer per maand plaats. Er wordt gebruik gemaakt van de gevaarlijke stoffen-boot.
De risicocontouren zijn opgenomen op de verbeelding. Rond het LPG-vulpunt ligt een wettelijke risicocontour van 35 meter. Het tankstation kent twee afleverzuilen. Rond beide zuilen ligt een risicocontour van 15 meter. Rond het ondergrondse LPG-reservoir ligt een risicocontour van 25 meter. De genoemde contouren zijn plaatsgebonden contouren. Binnen deze contouren mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn.
 
Joost Dourleinkazerne
Aan de Mokweg nabij Den Hoorn is het Amfibisch Gevechtssteunbataljon van Defensie gevestigd in de Joost Dourleinkazerne. Het is eveneens een opleidingskamp. Zowel de opleidingen van het Militair Opleidingscentrum (MOC) als de operationele eenheden komen hier voor het oefenen van amfibische operaties. Ook de opleiding van de bestuurders voor de verschillende landingsvaartuigen vindt hier plaats. Ten behoeve van Defensieve-activiteiten is een geringe hoeveelheid munitie op de locatie aanwezig. Gezien de ligging van het object in de duinen van Texel zijn er geen kwetsbare objecten in de omgeving aanwezig. Het bevoegd gezag voor de locatie is het ministerie van Defensie.
 
Gasopslag Veenselangweg
Aan de Veenselangweg nabij Den Burg is een gasopslag van Primagaz aanwezig. Op de locatie wordt propaangas opgeslagen voor diverse doeleinden. Propaan is een Liquefied Petroleum Gas (LPG). De opslaglocatie valt onder de werkingssfeer van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen (BRZO), waarvoor de provincie Noord-Holland bevoegd gezag is. Het bedrijf moet beschikken over een preventiebeleid zware ongevallen en wordt frequent geïnspecteerd door speciaal hiervoor opgeleidde inspecteurs. Het propaan wordt aangeleverd met een tankwagen, die vanaf het vaste land met de gevaarlijke stoffen-boot naar Texel komt. Het transport van propaan naar de opslaglocatie vindt plaats via de kortste route, namelijk de Pontweg (N501) via de Redoute, Bolwerk, de kern van Oudeschild en de Laagwaalderweg naar de Veenselangweg. Om de gasopslag ligt een risicocontour van circa 50 meter. Deze is ook vastgelegd op de verbeelding van dit bestemmingsplan. Binnen deze contouren mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn.
 
Transport van gevaarlijke stoffen op Texel
In 2007 is in samenwerking met de Veiligheidsregio Noord-Holland Noord en een extern adviesbureau een onderzoek gedaan naar de aspecten van externe veiligheid binnen de gemeente in relatie tot het vervoer van gevaarlijke stoffen. De uitgevoerde risico-inventarisatie wijst uit dat er momenteel binnen de gemeente Texel geen overschrijding van de grenswaarde voor het plaatsgebonden risico of de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico wordt veroorzaakt door het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg. Het instellen van een routering is voor de gemeente Texel niet noodzakelijk.
Voor het vervoer van gevaarlijke stoffen gelden twee wettelijke regels:  
  • de kortste route moet gevolgd worden;    
  • de bebouwde kom moet worden vermeden (er dient zoveel mogelijk gekozen te worden voor provinciale- en rijkswegen). 
Een toename van het vervoer van gevaarlijke stoffen zal de spanning tussen economie, ruimtegebruik en veiligheid kunnen vergroten. Ondanks het treffen van beheersmaatregelen blijft er een kans bestaan op een incident met gevaarlijke stoffen. Het risico kan nooit voor honderd procent worden weggenomen. Omdat de N501 (Pontweg) een transportader is waarover gevaarlijke stoffen mogen worden vervoerd, betekent dit dat aan weerszijden van deze provinciale weg een veiligheidszone van 30 m vanaf de kant van de weg wordt aangehouden. Binnen deze zone mag geen nieuwbouw van kwetsbare objecten plaatsvinden.
De gevaarlijke stoffen-boot naar Texel vaart eens per twee weken vanuit Den Helder. Hierop mogen alleen voertuigen met gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Verder vindt benzine- en dieseltransport plaats met de benzineboot vanuit Harlingen of Den Helder via het Marsdiep naar de haven van Oudeschild. Vanaf daar wordt het verder via een buisleiding naar het opslagdepot van C.I.V. (Coorperatieve Inkoop voor Visserijbenodigdheden) in Oudeschild getransporteerd.
Op basis van de risicoatlas buisleidingen zijn er geen aandachtspunten of knelpunten vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen op Texel. Vanaf het vaste land komt er één hoge druk aardgastransportleiding aan op het eiland (nabij Oosterend). Het betreft een 8 inch buisleiding. In het gasverdeelstation Oosterend wordt het aardgas verdeeld via het gasdistributienet.
 
Binnen de bestemming 'Leiding - Gas' ligt een afsluiterschema, weergegeven als een envelop. Ter waarborging van een veilig en bedrijfszeker gastransport en ter beperking van gevaar voor personen en goederen in de directe omgeving van het afsluiterschema, bedraagt de belemmeringenstrook ter hoogte van het afsluiterschema 4 meter ter weerszijde van het schema. Doel hiervan is te voorkomen dat er te dicht gebouwd wordt bij, of werkzaamheden worden uitgevoerd op allerlei ondergrondse omloopleidingen van het afsluiterschema.

Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Binnen de risicocontouren wordt dus ook geen nieuwe bebouwing gerealiseerd. De risicocontouren zijn opgenomen op de verbeelding. Bij een eventuele nieuwe ontwikkeling moet rekening worden gehouden met de risicocontouren.
 

3.11 Bodem

In 2011 is door de gemeente een bodemkwaliteitskaart gemaakt. Uit de kaart en het rapport blijkt dat de boven- en ondergrond van het buitengebied van Texel in de klasse Landbouw / Natuur (AW 2000-grond) valt. Dit houdt in dat naar verwachting de grond schoon is en dat vrij grondverzet kan plaatsvinden (op basis van resultaat historisch onderzoek: niet verdachte locatie)
De functies in dit gebied zijn voornamelijk agrarische functies. In het gebied zijn daarnaast enkele bedrijfslocaties aanwezig. De bodemkwaliteit voldoet over het algemeen aan de normen die gekoppeld zijn aan het gebruik of de huidige functie.
 
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening moet de bodemkwaliteit ter plaatse worden onderzocht. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de betreffende functiewijziging. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. In de bouwverordening is geregeld dat het oprichten van gebouwen pas kan plaatsvinden als de bodem geschikt is of geschikt gemaakt is voor het beoogde doel.
Om die reden moet bij iedere nieuwbouwactiviteit de bodemkwaliteit door middel van onderzoek worden vastgesteld. Dit is alleen van toepassing indien het een verblijfsruimte betreft, waar mensen langer dan (in totaal) 2 uur per dag aanwezig zijn. Wanneer uit onderzoek blijkt dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel moet voor aanvang van de bouwwerkzaamheden een bodemsanering uitgevoerd worden om de bodem wel geschikt te maken. Als dat niet lukt wordt de omgevingsvergunning geweigerd.
 
Met dit bestemmingsplan wordt de bestaande situatie opnieuw vastgelegd. Van nieuwe ontwikkelingen is geen sprake. Het bestemmingsplan vormt wel een toetsingskader voor mogelijke toekomstige ontwikkelingen. Zodra een aanvraag voor omgevingsvergunning voor een dergelijke ontwikkeling wordt ingediend, moet middels een bodemonderzoek aangetoond worden dat de bodem van voldoende kwaliteit is voor de beoogde functie.

3.12 Milieueffecten bedrijven

Niet-agrarische bedrijven
In het kader van een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat bij de aanwezigheid van bedrijven in de omgeving van milieugevoelige functies, zoals wonen:  
  • ter plaatse van de woningen een goed woon- en leefmilieu kan worden gegarandeerd;    
  • rekening wordt gehouden met de bedrijfsvoering en milieuruimte van de betreffende bedrijven. 
Om tot een ruimtelijk relevante toetsing van bedrijfsvestiging op milieuhygiënische aspecten te komen wordt het begrip milieuzonering gehanteerd. De milieuzonering zorgt voor een voldoende afstand tussen milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals wonen) in ruimtelijke plannen.
De VNG heeft een rapportage uitgegeven "Bedrijven en Milieuzonering". In deze rapportage worden bedrijfsactiviteiten ingedeeld in verschillende (milieu)categorieën. Uitgegaan wordt van 6 categorieën: van heel licht (milieucategorie 1) tot heel zwaar (milieucategorie 6). In dit bestemmingsplan zijn bedrijven tot en met categorie 3 toegestaan. De categorisering betreft een indicatieve indeling die is gebaseerd op een tweeledige invalshoek, te weten:  
  • in de eerste plaats is uitgegaan van emissies die zich laten vertalen in een ruimtelijke maat, te weten emissies van geur, stof, geluid en gevaar;    
  • in de tweede plaats is de indeling gebaseerd op een index die de aspecten verkeersaantrekkende werking en visuele hinder weergeeft. Voor bodemverontreiniging en luchtverontreiniging is met respectievelijk de letters B en L aangegeven of een bedrijfstype een verhoogde kans daarop geeft. 
De indeling van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten is vastgelegd in de ‘Richtafstandenlijsten voor milieubelastende activiteiten’, waarin de diverse aspecten van de bedrijven en bedrijfsactiviteiten zijn weergegeven. Op grond van deze lijst kan een selectie worden gemaakt van de toe te laten bedrijfsactiviteiten in een gebied.
Per bedrijf wordt een waardering gegeven op de aspecten geur, stof, geluid en gevaar en wordt aangegeven wat de gewenste minimale afstand is tot een gevoelige bestemming. Deze gegevens, met de op de diverse aspecten genoemde afstanden, leiden vervolgens tot de indeling in een milieucategorie van de betreffende bedrijfsactiviteit.
De genoemde afstanden in de tabel zijn afgestemd op de omgevingskwaliteit zoals die wordt nagestreefd in een rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype, zoals een rustig buitengebied. Deze afstanden kunnen als basis worden gehanteerd, maar zijn indicatief. Indien de aard van de omgeving dit rechtvaardigt, kunnen gemotiveerd kleinere richtafstanden worden aangehouden. Dit geldt voor gebieden waarbij de functiemenging of ligging nabij drukke wegen al een hogere milieubelasting kent. De afstanden gelden alleen voor nieuwe situaties en zijn indicatief.
Het plangebied van dit bestemmingsplan bestaat uit buitengebied waar verspreid niet-agrarische bedrijfsactiviteiten voorkomen. Tevens is er in het bestemmingsplan de mogelijkheid opgenomen om in voormalig agrarische bebouwing te wonen of een bedrijf te realiseren. Deze verzoeken worden dan ook getoetst aan de ‘richtafstandenlijst voor milieubelastende activiteiten’. Nieuwvestiging is niet mogelijk als er in de nabijheid gelegen milieugevoelige bestemmingen zijn. Daar tegenover staat ook dat in de nabijheid van bedrijven ook geen woningen gevestigd mogen worden, die een bedrijf in zijn ontwikkelingsmogelijkheden belemmeren. Het gaat hierbij om ontwikkelingsmogelijkheden, die bestemmingsplantechnisch reeds mogelijk zijn zonder het voeren van een planologische procedure.
 
Agrarische bedrijven
 
Wet geurhinder en veehouderij
Op 1 januari 2007 is de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) in werking getreden. Deze wet heeft uitsluitend betrekking op geurhinder vanwege dierenverblijven, niet op andere geurbronnen, zoals mestopslagen. De Wet geurhinder en veehouderij geeft normen voor de geurbelasting die een veehouderij mag veroorzaken op een geurgevoelig object (bijvoorbeeld een woning). 
Het beoordelingskader is als volgt:  
  • voor diercategorieën waarvan de geuremissie per dier is vastgesteld. In de Regeling geurhinder en veehouderij (Rgv) geldt een waarde (maximale geurbelasting) op een geurgevoelig object. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen concentratiegebieden (conform Reconstructiewet) en niet-concentratiegebieden en tussen de situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom;    
  • voor andere diercategorieën geldt een minimale afstand van dierenverblijven ten opzichte van geurgevoelige objecten. Ook hier is onderscheid gemaakt tussen situaties binnen de bebouwde kom en buiten de bebouwde kom. 
Het beoordelingskader voor veehouderij is samengevat in onderstaande tabel:
  
Concentratiegebied
Niet-concentratiegebied
Afstand buitenzijnde dierenverblijf tot buitenzijde geurgevoelig object
Binnen bebouwde kom
Dierencategorieën Rgv
Max. 3 ouE/m³
Max. 2 ouE/m³
Min. 50m
Andere dierencategorieën
Min. 100m tov geurgevoelig object
Min. 100m tov geurgevoelig object
Buiten bebouwde kom
Dierencategorieën Rgv
Max. 14 ouE/m³
Max. 8 ouE/m³
Min. 25 m
Andere dierencategorieën
Min. 50m tov geurgevoelig object
Min. 50m tov geurgevoelig object
 
Geldende waarden/afstanden veehouderij
Voor geurgevoelige objecten die onderdeel uitmaken van een andere veehouderij (zoals bijvoorbeeld een bedrijfswoning of nevenactiviteit) gelden niet de in de tabel genoemde maximale geurbelastingen maar de minimale afstanden van 100 meter binnen de bebouwde kom en 50 meter buiten de bebouwde kom.
De Wgv bepaalt welke afstand moet worden aangehouden tussen bedrijven en geurgevoelige bestemmingen en is daarmee bepalend voor de uitbreidingsmogelijkheden van veehouderijen en de ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe geurgevoelige functies. Voor nieuwe geurgevoelige functies moet worden onderzocht of naburige veehouderijbedrijven door de ontwikkeling niet in hun functioneren worden belemmerd en of ter plaatse een goed, respectievelijk aanvaardbaar, woon en leefklimaat kan worden gerealiseerd.
 
Wet ammoniak en veehouderij
De in april 2002 in werking getreden Wet ammoniak en veehouderij (Wav) heeft de bescherming van zeer kwetsbare gebieden tegen de effecten van ammoniakdepositie ten doel. De wet bevat daarom regels met betrekking tot kwetsbare gebieden en binnen een zone van 250 meter rondom deze gebieden een ammoniakemissieplafond voor veehouderijen. Hierdoor zijn de mogelijkheden voor uitbreiding van bestaande veehouderijen in of rondom deze gebieden beperkt of niet mogelijk, omdat binnen dit ammoniakemissieplafond gebleven moet worden. Uitbreiding / wijziging van een veehouderij binnen de zone van 250 meter is wel toegestaan als de vergunde ammoniakemissie niet wordt overschreden. De vestiging van nieuwe veehouderijen is in deze zones niet mogelijk.
 
Besluit landbouw milieubeheer
Het Besluit landbouw milieubeheer (Blm) is van toepassing op melkrundveehouderijen, akkerbouw- en tuinbouwbedrijven met open grondteelt, gemechaniseerde loonbedrijven, paardenhouderijen, kinderboerderijen, kleinschalige veehouderijen, teeltbedrijven, spoelbassins en opslagen van vaste mest.
Het Blm bevat voorwaarden die bepalen of een inrichting wel of niet onder het Blm valt. Deze voorwaarden hebben onder andere betrekking op het aantal dieren, de afstand tot een kwetsbaar gebied, de afstand tot gevoelige objecten en de aard en capaciteit van stoffen die worden op- en overgeslagen. Indien niet aan de minimale afstanden wordt voldaan, is het bedrijf vergunnings-of meldingsplichtig.
De minimale afstanden van het Blm zijn weergegeven in de onderstaande tabel. Naast de in de tabel genoemde afstanden gelden minimale afstanden tot opgeslagen mest, afgedragen gewassen, ed.
 
 
Inrichtingen waar landbouwhuisdieren worden gehouden
Inrichtingen waar geen landbouwhuisdieren worden gehouden
Min. afstand tot objecten cat. I en II
100m
50m
Min. afstand tot objecten cat. III, IV en V
50m
25m
minimale afstanden landbouwbedrijven
  
De indeling van objecten wordt in onderstaande tabel weergegeven:
Object categorie
Omschrijving
I
     
  1. bebouwde kom met stedelijk karakter    
  2. ziekenhuizen, sanatorium en internaat    
  3. objecten voor verblijfsrecreatie
II
     
  1. bebouwde kom of aaneengesloten woonbebouwing van beperkte omvang in een overwegend agrarische omgeving;    
  2. objecten voor dagrecreatie
III
1. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing die aan het betreffende buitengebied een overwegende woon- of recreatiefunctie verleent
IV
     
  1. woning behorend bij een agrarisch bedrijf, niet zijnde een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn;    
  2. verspreid liggende niet-agrarische bebouwing
V
Woning, behorend bij een veehouderij waar 50 of meer mestvarkeneenheden op grond van een vergunning aanwezig mogen zijn
 
Indeling van objecten
Met het voorliggende bestemmingsplan worden geen nieuwe akkerbouw- en veeteeltbedrijven mogelijk gemaakt. Tevens worden in de omgeving van deze bedrijven geen nieuwe gevoelige functies gerealiseerd.
Nieuwvestiging van agrarische bedrijven of burgerwoning is uitsluitend mogelijk na het voeren van een planologische procedure. Per situatie dient te worden beoordeeld of het agrarische bedrijf of de nieuwe woning milieuhygiënisch inpasbaar is. Dit geldt tevens voor eventuele hindergevoelige nevenfuncties, die met een planologische procedure mogelijk gemaakt kunnen worden en woningen die in het kader van vrijkomende agrarische bebouwing worden gerealiseerd.
Op het moment van het schrijven van deze toelichting is op 1 oktober 2012 gepubliceerd, dat de bestaande regels van onder andere het Besluit Landbouw onder het Activiteitenbesluit wordt gebracht. Dit besluit zal op 1 januari 2013 in werking treden.
 

3.13 Geur

De gemeente Texel heeft ervoor gekozen geen lokaal geurbeleid vast te stellen. Omdat op Texel alleen grondgebonden veehouderij voorkomt is dit ook niet relevant. Hiervoor gelden de algemene afstanden vanuit de wet. Er is één intensief varkensbedrijf, gevestigd aan de Postweg, waarvoor met geurbepalingen in de vergunning is gewerkt. Nieuwe kunnen er niet bij komen.

4 Het bestemmingsplan

4.1 Algemeen

Hoe mogen gronden en gebouwen gebruikt worden?
 
Wat mag er gebouwd worden?
 
Dat zijn de twee belangrijkste vragen waar het bestemmingsplan antwoord op geeft.
Dit plan is opgezet als een gedetailleerd bestemmingsplan. Voor alle bestaande functies is gezocht naar de meest passende bestemming, rekening houdend met geldend beleid en wetgeving. De bestaande situatie is echter geen vaststaand gegeven. Er vinden voortdurend nieuwe ontwikkelingen plaats. Het bestemmingsplan moet dus ook flexibiliteit bieden om op deze ontwikkelingen in te kunnen spelen. Voor een deel is dat mogelijk gemaakt. In het plan zijn daarvoor afwijkings- en wijzigingsbevoegdheden opgenomen (ook wel flexibele bepalingen genoemd). Daarmee kunnen (relatief kleinschalige) ontwikkelingen planologisch worden geregeld, bijvoorbeeld een hogere bouwhoogte of een andere functie voor agrarische bebouwing. Voor grotere ontwikkelingen is een buitenplanse planlogische procedure nodig, zoals een projectafwijkingsprocedure of een postzegel-bestemmingsplan.
Het is goed om te kijken naar de werking van een bestemmingsplan in het algemeen. Er zijn 3 lagen te onderscheiden:
  1. De bestaande rechten laag: rechtstreekse vergunningverlening
  2. De ontwikkelingslaag: binnenplanse wijzigingen en ontheffingen~ toetsing aan het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied
  3. De kwaliteitslaag: projectbesluiten en bestemmingsplan herzieningen ~ toetsing aan vastgesteld beleid en breed toetsingskader
    In het kader van de deregulering is het uitgangspunt om zoveel mogelijk zaken in de 'bestaande rechten' laag te krijgen. Dan kunnen aanvragen rechtstreeks leiden tot vergunningverlening.
    Soms is een nadere afweging nodig: doet de gevraagde ontwikkeling geen afbreuk aan de kernwaarden van Texel? Dan zijn ontwikkelingen mogelijk gemaakt via een flexibele bepaling.
    Er zijn in het bestemmingsplan drie soorten flexibele bepalingen mogelijk:
    1. Afwijkingen;
    2. Wijzigingen;
    3. Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk.
In de betreffende regel staat telkens waar precies van kan worden afgeweken, en wat de voorwaarden daarbij zijn. Een afwijking volgt de reguliere procedure van een omgevingsvergunning. Een wijziging, wijzigt echt de bestemming. Dus in plaats van de ene bestemming, gaat er na wijziging een andere bestemming gelden. Ook wordt deze bevoegdheid wel gebruikt om een bepaalde functieaanduiding op of af te voeren op een bepaalde locatie op de verbeelding.
De "omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk" heette vroeger ook wel een aanlegvergunning, en is bedoeld voor het uitvoeren van werken geen gebouwen of overige bouwwerken zijnde. Het gaat dan veelal om ingrepen in de grond, die een grote impact op het landschap of de natuur kunnen hebben. Daarom zijn bepaalde, in de regels omschreven werkzaamheden, pas toegestaan nadat het college daarvoor een omgevingsvergunning heeft afgegeven. Ook hierbij vindt toetsing plaats aan criteria, en aan het Beeldkwaliteitsplan.
Om objectief af te wegen of de gevraagde flexibele bepaling in een specifiek geval kan worden toegepast, zijn criteria opgenomen in de regels, en wordt er altijd getoetst aan het Beeldkwaliteitsplan dat onderdeel uitmaakt van de regels van het bestemmingsplan. Het Beeldkwaliteitsplan Buitengebied is gebiedsgericht opgezet. Er zijn 8 gebieden:
 
Oude Land
Hoge Berg
Strandpolders
Zeepolders
Binnenduinrand
Duinen
Zeereep
Buitendijks land
    
Per gebied zijn de kenmerken van het landschap, de infrastructuur en de bebouwing aangegeven. Voor toepassing van de flexibele bepalingen zoals functiewijziging, overschrijding maatvoering etc, zijn criteria opgenomen, die ervoor zorgen dat deze nieuwe ontwikkelingen aansluiten bij, en voortborduren op deze kenmerken. Zo zorgt het Beeldkwaliteitsplan ervoor dat de bestaande waarden in stand gehouden en zo mogelijk versterkt worden.
 
Voor ontwikkelingen die nu nog niet bekend zijn, geldt de structuurvisie ‘Texel op koers’ als toetsingskader met daarbij het toetsingskader van het Beeldkwaliteitsplan. Per verzoek wordt maatwerk geleverd en er is een (buitenplanse) planologische procedure nodig, zoals een (postzegel)bestemmingsplan of een projectafwijkingsprocedure.
Texel heeft een ambitieuze doelstelling op het gebied van duurzaamheid. In 2020 wil Texel op duurzame wijze in de eigen energiebehoefte voorzien. Daartoe zijn in dit bestemmingsplan een aantal zaken opgenomen die dat mede mogelijk moeten maken.:
 
1. In bijna alle bestemmingen is als toegestaan medegebruik opgenomen "kleinschalige duurzame energieopwekking". Hiermee wordt het mogelijk om bijvoorbeeld bij een woning of een (agrarisch) bedrijf urban windmills te plaatsen of andere gebouwen of bouwwerken die op duurzame wijze energie kunnen opwekken. Omdat dit veld erg in ontwikkeling is, valt niet op voorhand te zeggen waar dit allemaal uit zou kunnen bestaan. Om te zorgen dat de impact op het landschap en de oorspronkelijke functie niet te groot wordt, kan het alleen maar gaan om een ondergeschikt en kleinschalig gebruik. Dus ten behoeve van de bestemming ter plaatse.
2. In de bestemmingen agrarisch is een binnenplanse wijzigingsbevoegdheid opgenomen om zonneakkers te realiseren. De procedure wordt niet eerder gestart dan nadat de raad van de gemeente Texel hiervoor toestemming heeft gegeven.
De raad ziet wel nut en noodzaak van zonneakkers, maar is bezorgd over de effecten van zonneakkers op het landschap. Vandaar deze extra procedurele stap, om te kunnen toetsen of zonneakkers op een bepaalde plek wel/niet goed inpasbaar zijn in het landschap ter plaatse. Er is een maximum aan verbonden van 10 hectare voor geheel Texel.
3Het kunnen plaatsen van Biovergistings-installaties op agrarische bouwvlakken binnen de agrarische bestemmingen Binnenduinrand, Oude Land, Strand- en Zeepolders, als specifieke vorm van agrarisch gebruik. Het aantal is afgeperkt op 3 stuks voor Texel. Via een binnenplanse wijziging kan dit aangevraagd worden. Hierbij worden voorwaarden gesteld aan de maximale omvang en input van materialen, verkeersbewegingen , landschappelijke inpasbaarheid, etc. De gemeenteraad wordt altijd eerst om toestemming gevraagd.
 
Het bestemmingsplan voldoet aan alle vereisten die zijn opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Inherent hieraan is de toepassing van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) 2008. De SVBP maakt het mogelijk om bestemmingsplannen te maken die op vergelijkbare wijze zijn opgebouwd en op dezelfde manier worden verbeeld, in heel Nederland. De SVBP 2008 is toegespitst op de regels die voorschrijven hoe bestemmingsplannen conform Wro en Bro moeten worden gemaakt. De SVBP geeft standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zowel digitaal als analoog. De regels van dit bestemmingsplan zijn opgesteld volgens deze standaarden, met inachtname van de aanpassingen die voortvloeien uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die op 1 oktober 2010 in werking is getreden.
Het Bro bepaalt dat bij een bestemmingsplan een toelichting hoort. Deze toelichting heeft echter geen juridische status, maar is wel belangrijk als onderbouwing van hetgeen in het bestemmingsplan is geregeld.
 
Uitgangspunten intekenen bouwvlakken
Bij het intekenen van bestemmings-/bouwvlakken "Wonen" worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- een bestemmingsvlak is zoveel mogelijk overeenkomstig het bestaande gebruik;
- een bestemmingsvlak heeft een oppervlakte van maximaal 5000 m2 ;
- het bouwvlak ligt op een afgewogen afstand tot de as van de weg;
- het bouwvlak ligt 3 meter binnen het bestemmingsvlak;
- het bouwvlak heeft een oppervlakte tussen de 1600 m2 en 2000 m²;
- het bouwvlak is compact (bij voorkeur vierkant) voor een goede landschappelijke inpassing;
- het bouwvlak is functioneel voor het bouwen;
- het bouwvlak heeft een lengte van maximaal 50 meter.
De uitgangspunten voor Agrarische bouwvlakken zijn:
- het bouwvlak bevat de bebouwing die bij het bedrijf hoort;
- het bouwvlak ligt op de gronden die in eigendom zijn bij de onderneming;
- de minimale afstand tot de weg is gebaseerd op uitgangspunten uit het bestemmingsplan 1996. Deze uitgangspunten zijn rechtsreeks vertaald in de ligging van bouwvlakken, en opgenomen in de toelichting;
- het bouwvlak is maximaal 1 hectare of groter als dit al een bestaand recht is;
- het bouwvlak is compact (bij voorkeur vierkant) om het open karakter van het landschap te behouden;
- het bouwvlak moet functioneel zijn voor bouwactiviteiten;
- de erffunctie is zoveel mogelijk bestemd overeenkomstig het bestaande gebruik.
 
Bij recreatieterreinen wordt een afstand van 7 meter gehanteerd tussen het bestemmingsvlak en het bouwvlak, ten behoeve van een afschermende windsingel. Als een bestemmingsvlak aan de buitenzijde grenst aan een bos of anderszins gesteld kan worden dat een boomsingel geen functie heeft, dan bedraagt de afstand tussen het bestemmingsvlak en het bouwvlak 3 meter.
 
Afstand van gebouwen tot de weg
Sinds 1977 wordt door de gemeente Texel binnen haar ruimtelijke beleid een systeem gehanteerd voor de afstand van bebouwing tot aan wegen. Deze maatvoering werd in de bestemmingsplannen uit 1977 en 1996 geregeld via de voorschriften van het plan. Dit wegens het ontbreken van bouwvlakken in de plankaart bij het merendeel van de bestemmingen. De toetertijd gebruikte kaartschaal was technisch gezien niet mogelijk deze in te tekenen.
De afstanden zijn mede afgestemd op de eiland gangbare praktijk en zijn gekoppeld aan de volgende wegclassificaties:
Aanduiding
Functie van de weg
Klasse
Afstand
Rijksweg
Nationaal/
internationaal
a (komt hier niet voor)
100
Secundaire weg
Regionaal (provinciaal)
b
50
Tertiaire weg
Interlokaal
c
40
Quartaire weg
Lokaal
d
30
Overige wegen
(agrarische) ontsluiting
e
15
In het voorliggende bestemmingsplan wordt bovengenoemde maatvoering nog steeds gebuikt. De maatvoering is echter niet langer beschreven in de regels van het plan maar direct in de verbeelding opgenomen in de vorm van een bouwvlak.
Op Texel is één secundaire weg: de Pontweg.
  

4.2 Wijze van bestemmen

Voorafgaand aan de concrete onderbouwing van de keuzes die in het bestemmingsplan ‘Buitengebied Texel' zijn gemaakt, wordt stilgestaan bij de juridische planopzet en de opmaak van de verbeelding. Bij het toekennen van bestemmingen aan functies in het plangebied is uitgegaan van de volgende uitgangspunten en overwegingen: Algemene uitgangspunten bij het opstellen van het bestemmingsplan Buitengebied zijn:  
  • Niet méér regelen dan noodzakelijk voor een praktisch hanteerbaar plan (deregulering);    
  • Een eenvoudige opzet, zodanig dat een hanteerbaar en doelmatig plan tot stand komt, dat uitgevoerd, gehandhaafd en nageleefd kan worden;    
  • Door de nieuwe Wro zijn buitenplanse procedures zwaarder geworden, daarom is het nodig om voorziene ontwikkelingen, op te nemen in flexibele bepalingen zoals binnenplanse afwijkingen en wijzigingen.    
  • Vooral dié zaken regelen waarop met het bestemmingsplan daadwerkelijk invloed kan worden uitgeoefend, zoals nieuwe ontwikkelingen, functietoekenning, functiewijziging, ruimtelijke hoofdvorm van bebouwing, e.d.;    
  • Het opnemen van voorschriften ter bescherming van bijzondere waarden van bodem, natuur, landschap en cultuurhistorie en archeologie (Gebiedsgericht), voor zover verplicht van hogerhand.    
  • Geen zaken regelen waarvoor al doelmatige regelgeving of beheerplannen bestaan, zoals voor Natura 2000.    
  • Het principe van verweving van functies wordt door het hele plangebied toegepast (meervoudig ruimtegebruik), als voortzetting van het in verleden gemaakte keuzes die ook naar de toekomst toe hun consequenties hebben.    
  • Na afronding van de EHS-taakstelling, zal geen omzetting van agrarische gronden naar natuur meer plaatsvinden, om zodoende het agrarische areaal productiegrond van 8.800 hectare inclusief agrarisch natuurbeheer, te waarborgen*;    
  • het bestemmingsplan is overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP 2008) opgesteld;    
  • het bestemmingsplan is overeenkomstig de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsvergunning (WABO) opgesteld.  
* In het amendement 'Omvang agrarisch areaal' zoals aangenomen tijdens de raadsvergadering van 12 juni 2013 staat 'Afname van dit areaal is wel mogelijk indien sprake is van toepassing van de 25%-regeling, Algemeen Belang, vab en/of ruimte-voor-ruimte regeling.'
 

4.3 Inleidende regels

De inleidende regels omvatten de gebruikte begripsomschrijvingen (artikel 1) en de wijze van meten (artikel 2).
In artikel 1 'Begrippen' zijn begrippen opgenomen die in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Een aantal begrippen is standaard voorgeschreven in de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP 2008).
In artikel 2 (wijze van meten) wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken/percelen gemeten moet worden. Bij de wijze van meten is aangesloten bij het SVBP2008.

4.4 Toelichting op de bestemmingen

In deze paragraaf worden de bestemmingen nader toegelicht.
 
Artikel 3 tot en met 7 - Agrarisch
 
In artikel 3 tot en met 7 zijn de verschillende agrarische bestemmingen opgenomen:
Artikel 3; Agrarisch – Binnenduinrand
Artikel 4; Agrarisch - Hoge Berg
Artikel 5; Agrarisch – Oude land
Artikel 6; Agrarisch – Strandpolders
Artikel 7; Agrarisch – Zeepolders
 
Voor deze gebiedsindeling is aangesloten bij de structuurvisie uit 2009 "Texel op Koers" en de landschapsanalyse "Beeld van Texel", die daaraan voorafgegaan is.
De verschillen tussen de bestemmingen zitten in de maximaal toelaatbare hoogtes voor gebouwen. In het meest kwetsbare gebied: De Hoge Berg, is voor de bouwhoogtes aangesloten bij het vorige plan. In dit landschappelijk zeer fraaie gebied zijn hogere en grootschaliger gebouwen niet wenselijk. In de gebieden Binnenduinrand en Oude Land is al iets meer mogelijk qua hoogtes voor nieuwe bebouwing. Hier zijn de hoogtes die in het vorige plan na afwijking mogelijk waren, nu rechtstreeks toegelaten. In de veel grootschaliger Zee- en Strandpolders zijn de maximale bouwhoogtes verhoogd. Echter in de polders Waal en Burg en de Hoornder polders (Buitendijk, de Kuil, de Grie en Hoornder Nieland), welke feitelijk in de Zeepolders liggen, is de bouwhoogte gelijk getrokken met het Oude land. Dit is ook in het oude bestemmingsplan het geval.
Ook het omgevingsvergunningenstelsel (omgevingsvergunning voor het ‘uitvoeren van een werk, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden’) is uitgebreider in de meer kwetsbare landschappen van de Hoge Berg, het Oude Land en de Binnenduinrand.
 
Ook de toetsingscriteria uit het Beeldkwaliteitsplan, zijn gebiedsgericht opgesteld.
Het uitgangspunt is de agrarische bedrijfsvoering ruimte te geven om zich te ontwikkelen, en tegelijk de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de ruimtelijke kernwaarden, van de verschillende gebieden te behouden of versterken.
 
Ook op Texel is duidelijk merkbaar dat er veel agrarische bedrijven stoppen. De gronden worden veelal gekocht door de overblijvende agrarische bedrijven. Zo zie je aan één kant schaalvergroting in de landbouw optreden, terwijl aan de andere kant bedrijfsgebouwen leeg komen te staan. Voor deze vrijkomende agrarische bebouwing is in dit bestemmingsplan een flexibele bepaling opgenomen om hieraan een andere functie te geven. Onderdeel van deze regeling is ontstening, niet alle voormalige bedrijfsbebouwing kan benut worden, er zal ook afgebroken moeten worden. Daarom moet bij de aanvraag een sanerings- en erfinrichtingsplan worden ingediend, waaruit blijkt hoe hieraan invulling wordt gegeven. Ook de toets aan het Beeldkwaliteitsplan, dat het toetsingskader bevat, moet hierin staan.
 
De voormalige bedrijfswoning(en) krijgen de status "plattelandswoning" zoals opgenomen in de Wet plattelandswoning. Hierdoor krijgt de voormalige agrarische bedrijfswoning, geen aanspraak op de bescherming tegen milieuhinder, een ‘gewone’ burgerwoning geniet deze bescherming wel. Dit geeft minder belemmeringen voor de naastgelegen agrarische locaties, die hun bedrijfsvoering voort zetten.
 
Hier zit ook een zekere logica in: door midden in een agrarisch gebied te gaan wonen aanvaard je op voorhand dat daar overlast kan zijn in de vorm van geur of geluid van de agrarische bedrijven afkomstig. Omdat dit nog slechts een voorstel is, kan dit nog niet zo in het bestemmingsplan verwerkt worden. Met de benaming Wonen - Vab (Voormalige agrarische bebouwing) is ingespeeld op de nieuwe regelgeving voor plattelandswoningen.
 
Verder is voor verbreding in de landbouw een regeling opgenomen. Agrarische bedrijven hebben nevenactiviteiten ontwikkeld, die veelal goed inpasbaar zijn in het Texelse landschap en een welkome aanvulling bieden op het inkomen van het bedrijf en de diversiteit en levendigheid versterken. Denk hierbij aan verblijfsrecreatie zoals kamperen bij de boer, educatie in de vorm van bezoekboerderijen en rondleidingen en demonstraties, verkoop van producten rechtstreeks vanaf de boerderij etc. Gezamenlijk maakt het een toeristisch aantrekkelijk en afwisselend gebied.
 
In de praktijk blijkt het niet zo te zijn dat in een bepaald gebied de bedrijven kiezen voor schaalvergroting of voor verbreding. Zelfs per bedrijf werkt dat niet zo. Beide ontwikkelingen komen in allerlei vormen voor, in alle gebieden van Texel, en zelfs samen in een bedrijf.
 
De regeling beoogt de keuzevrijheid voor de agrarische ondernemer zo groot mogelijk te laten. Wel kunnen per gebied andere eisen gesteld worden aan de landschappelijke inpassing, omdat de Hoge Berg nu eenmaal anders is dan Polder Eierland. Om landschappelijke redenen is daarom het kamperen bij de boer uitgezonderd in het Hoge Berggebied en aan de randen van de dorpen.
 
Een vorm van verbreding is het openstellen van agrarische gronden voor extensief dagrecreatief medegebruik, zoals wandelen, boerengolf.
 
Binnen de agrarische bestemmingen is agrarische bedrijfsvoering mogelijk met in hoofdzaak grondgebonden agrarische bedrijfsvoering. Intensieve veehouderij is op Texel niet mogelijk.
Ter plaatse van de aanduiding "Paardenhouderij" is het tevens toegestaan om een paardenhouderij in plaats van een agrarisch bedrijf te vestigen. Op de andere locaties, zonder aanduiding, is dit niet toegestaan. Het plan kan gewijzigd worden, om een aanduiding "paardenhouderij" op te nemen op een bepaalde locatie.
Kleinschalige duurzame energieopwekking bij de agrarische bestemmingen is toegestaan ten behoeve van deze bestemming, maar niet voor het bedrijfsmatig opwekken van energie, die het eigen verbruik te boven gaat. Sommige vormen zijn uitgezonderd op het meest kwetsbare landschap, de Hoge Berg, zoals zonneakkers en kleine windturbines.
 
De agrarische loonbedrijven hebben, conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP) een bedrijfsbestemming gekregen, waarbij ondergeschikt ook agrarische activiteiten mogelijk zijn. Omgekeerd zijn bij agrarische bedrijven, ondergeschikt loonwerkactiviteiten mogelijk. Hier is gekeken op het moment van het maken van het plan, welke activiteit de hoofdmoot vormt van het bedrijf. Maar door over en weer de andere activiteit als ondergeschikt toe te laten, is hier flexibiliteit in de bedrijfsvoering ingebouwd.
Binnen de op de verbeelding aangegeven bouwvlakken mag bebouwing komen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering en meestal een bedrijfswoning. Bij het bouwen van bijvoorbeeld een nieuwe schuur wordt ook altijd getoetst of de reeds aanwezige bouwwerken agrarisch in gebruik zijn, dus of de noodzaak van de extra schuur voor de agrarische bedrijfsvoering, daadwerkelijk aanwezig is.
Voor veldschuren en schapenboeten zijn bouwvlakjes op maat opgenomen. Hiervoor geldt dat alleen bestaande veldschuren en schapenboeten behouden mogen blijven. Om het open landschap te behouden, worden geen nieuwe veldschuren toegestaan. Schapenboeten kunnen (onder voorwaarden) wel verplaatst worden.
Uitbreiding van het aantal agrarische bedrijfswoningen is niet toegestaan. Een uitzondering hierop is als er nog geen agrarische bedrijfswoning aanwezig is. In dat geval kan via een afwijkingsprocedure onder voorwaarden een eerste bedrijfswoning gerealiseerd worden. De aanwezigheid van een bedrijfswoning geeft vaak een enorm positieve impuls aan de uitstraling van een agrarische bedrijfslocatie. Er komt vaak een betere erfinrichting, een groenere aankleding, een aangelegde tuin etc, zodat het bouwvlak in zijn totaliteit beter ingepast wordt in het landschap. Hiertoe zal een erfinrichtingsplan gemaakt moeten worden, waarover afspraken met de gemeente worden gemaakt.
 
In dit bestemmingsplan zit geen binnenplanse wijzigingsbevoegdheid voor het opnemen van geheel nieuwe agrarische bouwvlakken, zoals die wel in het vorige bestemmingsplan zat. De reden hiervoor is dat er dermate veel agrarische bouwvlakken vrijkomen doordat er bedrijven stoppen, dat het niet verantwoord is nieuwe locaties op te nemen. Starters zullen altijd een bestaande locatie moeten overnemen. Dit helpt om het open landschap fraai te houden.
  
Bij sommige afwijkings- of wijzigingsmogelijkheden, staat in de regels dat er een bedrijfsplan wordt gevraagd. Dit is opgenomen zodat de gemeente zich ervan kan verzekeren dat de gevraagde afwijking of wijziging daadwerkelijk voor het ter plaatse gevestigde bedrijf gebruikt zal worden en daarvoor ook noodzakelijk is.
Niet in alle gebieden zijn alle afwijkingen of wijzigingen mogelijk. Op de Hoge Berg is bijvoorbeeld geen bio-energie en kamperen bij de boer toegestaan.
 
In het ontwerpplan, zoals dat ter visie heeft gelegen, zat een bouwverbod voor nieuwe dierenverblijven. Dat was erin gekomen naar aanleiding van het planMER. Inmiddels is een wetswijziging vastgesteld van de Natuurbeschermingswet. Artikel 19 kd maakt dat de ruimte uit het vigerende plan, meegenomen kan worden naar het nieuwe plan. Daarom is het bouwverbod voor dierenverblijven weer verwijderd, en kan er, binnen de agrarische bouwvlakken, (die zijn ten opzichte van de vigerende situatie niet vergroot) gewoon gebouwd worden.
 
Tijdens de raadsvergadering van 12 juni 2013 is door de raad een amendement aangenomen "Zienswijze 145", over het perceel hoek Watermolenweg/Stolpweg. Besloten is ter plaatse het agrarische bouwvlak te laten bestaan. Hieraan is gekoppeld dat de eigenaar gedurende de looptijd van dit bestemmingsplan de tijd heeft om dat bouwvlak in gebruik te nemen als agrarisch bouwvlak. Als dat na die periode niet is gebeurd, vervalt het bouwvlak. Ook is besloten dat, in overleg tussen de gemeente en de eigenaar, het bouwvlak verschoven zal worden in noordelijke richting.
 
Afwijkingen
Binnen de Agrarische bestemmingen zijn diverse afwijkingsmogelijkheden (met omgevingsvergunning) opgenomen. De afwijkingen die verduidelijking nodig hebben worden hier nader toegelicht. Alle afwijkingen moeten aan het Beeldkwaliteitsplan getoetst worden.
Bij de afweging van de aanvraag van de omgevingsvergunning zal onder andere het aspect natuurwaarden getoetst worden, waarbij bekeken wordt of de ontwikkeling invloed heeft op bijvoorbeeld weidevogelleefgebied en Ecologische Hoofdstructuur.
 
Bouwen op grotere afstand van de bestaande bebouwing dan 25 meter. Vanwege het open landschap (kernwaarde) is het de bedoeling dat de bebouwing binnen een bouwvlak geclusterd wordt. Daarom is een regel toegevoegd, die zegt dat de maximale afstand tussen gebouwen en overkappingen niet meer mag zijn dan 25 meter. Dit geldt ook voor het woonhuis. Het kan voorkomen dat dit bijvoorbeeld om reden van bedrijfsvoering een te kleine afstand is. Dan kan van deze maat worden afgeweken. Deze noodzaak kan aan worden getoond door het overleggen van een bedrijfsplan, waaruit blijkt dat bij toekomstige ontwikkelingen de grotere afstand nodig is voor bijvoorbeeld verkeersruimte voor groot materieel, opslag etc. Aangetoond moet worden hoe de samenhang is tussen de bestaande bebouwing en de nieuwe bebouwing, zodat de clustering behouden blijft, en er geen op het oog afzonderlijke locaties ontstaan.
 
Hogere bouwhoogtes
In de gebieden Zeepolders (niet zijnde de polders Waal en Burg en de Hoornder polders) en Strandpolders kan afgeweken worden van de maximale goot- en bouwhoogte van 4,5 meter goothoogte en 10 meter bouwhoogte. Deze hogere maximale bouwhoogtes zijn niet bij recht opgenomen, omdat een hoog gebouw verstorend kan zijn in het landschap. De maximale hoogtes na afwijking  6 meter goothoogte en 12,5 meter bouwhoogte.  
 
Nevenactiviteiten
Er is een afwijking opgenomen om een agrarisch bedrijf te combineren met een nevenactiviteit, zoals een agrarisch loonbedrijf, landbouwproducten verwerkende bedrijven, proeverij agrarische producten en zorg en kinderopvang. Hiervoor was eerder al de beleidsnota "Vrijkomende Agrarische Bebouwing" gemaakt. Dit beleid is vertaald in dit bestemmingsplan. Aan deze afwijking zijn diverse voorwaarden verbonden. Een belangrijke voorwaarde is dat de omvang van het agrarische bedrijf minimaal de omvang heeft van een reëel agrarisch bedrijf. Ofwel: het moet dus gaan om een gezond bedrijf, waarvan de hoofdmoot agrarisch is, het gaat niet om nevenactiviteiten bij bedrijven die eigenlijk al gestopt zijn met de agrarische bedrijfsvoering.
Verder moet de eventueel aanwezige monumentale bebouwing behouden blijven, is buitenopslag ten dienste van de nevenfunctie verboden, moet parkeren binnen het bestemmingsvlak geregeld worden en mag de nevenactiviteit geen onoverkomelijke belemmeringen opleveren voor de agrarische functie en de verkeersfunctie, de milieuaspecten, de natuurwaarden en de landschappelijke waarden.
 
Mestzak
Het is na afwijking mogelijk om buiten het bouwvlak en buiten gronden met de aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - erf' te gebruiken voor het opslaan van mest. Het plaatsen van de zogenaamde "mestzak". Omdat op Texel een tekort aan mest is, is het nodig om dit van de overkant aan te voeren en op te slaan. Daarbij mag er geen onevenredige aantasting plaats vinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en geen onoverkomelijke belemmeringen voor de agrarische functie, de verkeersfunctie, de milieuaspecten, de natuurwaarden en de landschappelijke waarden. Vanuit het Besluit mestbassins milieubeheer is voor een mestbassin een hekwerk van 1,80 meter voorgeschreven. Dit is dan ook mogelijk gemaakt in het plan.
 
Kamperen bij de boer
Conform het gemeentelijk beleid van kamperen bij de boer, is in dit plan ook een afwijking opgenomen ten behoeve van 15 kampeermiddelen voor de periode van 15 maart tot en met 31 oktober voor verblijfsrecreatie. Om voor deze vergunning in aanmerking te kunnen komen is één van de criteria dat het een reëel agrarisch bedrijf betreft. Dit kan worden aangetoond door het overleggen van bijvoorbeeld de meitelling gegevens van het CBS, of een bedrijfsplan waaruit blijkt dat aan de normen van een reëel bedrijf wordt voldaan. De methode van het lei (landbouw economisch instituut) te Wageningen, kan hiervoor gebruikt worden.
Uitsluitend tenten, campers en toercaravans zijn toegestaan. Stacaravans zijn niet toegestaan.
De kampeermiddelen mogen alleen geplaatst worden binnen de aanduiding "Specifieke vorm van agrarisch -erf" of binnen het agrarische bouwvlak. De erffunctie is nieuw in dit bestemmingsplan. Voor elk agrarisch bedrijf is een erffunctie (functieaanduiding) opgenomen. Onderdeel van het erf is het bouwvlak, die ligt altijd op de erffunctie. Het erf overlapt dus altijd het bouwvlak. Maar de erffunctie is ruimer dan het bouwvlak. Toegestaan gebruik, waarvoor geen gebouwen nodig zijn, kunnen binnen de gehele erfaanduiding plaatsvinden. Bouwen van gebouwen kan alleen in het bouwvlak.
Afbeelding "erf aanduiding"
Door dit zo op te nemen, blijft het bouwvlak beschikbaar voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen, en kunnen de overige functies, zoals tuin, opslag, kamperen bij de boer etc., ingepast worden op het erf. Op deze manier worden alle bedrijfsactiviteiten van de agrarische bedrijven op het erf geclusterd. Ook wordt dit goed afgebakend ten opzichte van de agrarische productiegrond.
In de periode van 31 oktober tot 15 maart dienen alle kampeermiddelen verwijderd te zijn van het terrein of inpandig te zijn geplaatst.
 
Huisvesting tijdelijk personeel
Het is via een afwijking mogelijk om tijdelijk personeel te huisvesten in de kampeermiddelen die zijn toegelaten voor "kamperen bij de boer", indien het gaat om eigen, tijdelijk personeel met een arbeidscontract korter dan 1 jaar en zonder hoofdverblijf op Texel. Indien het plaatsen van kampeermiddelen geen uitkomst biedt, bijvoorbeeld omdat het tijdelijke personeel juist in de winterperiode nodig is, of omdat de locatie niet geschikt is voor kamperen bij de boer, dan is het na afwijking mogelijk om inpandige verblijven te realiseren voor tijdelijk personeel. Daarbij mag de capaciteit in de verblijven niet meer bedragen dan 20 personen.
 
Aanleg Paardrijdbak
Na afwijking, onder een aantal voorwaarden wordt de aanleg van een paardrijdbak met de daarbij behorende bouwwerken mogelijk gemaakt. Dit is niet zomaar overal toegestaan. In de praktijk is waarneembaar dat het aantal paarden, al dan niet recreatief, gestaag toeneemt. Een paardrijdbak, met bijbehorende bouwwerken zoals hekwerken etc, kan echter een ernstig verstorend en verrommelend effect hebben op het open gebied. Om die reden is ook geen regeling opgenomen voor het plaatsen van schuilgelegenheden in het open landschap. Indien een schuilgelegenheid nodig is, moet daarvoor een locatie gezocht worden op een bestaand bouwvlak.
Om diezelfde reden is het plaatsen van verlichting bij een paardrijdbak niet toegestaan.
 
Appartementen in agrarische stolp
Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen, waarbij maximaal 4 recreatieappartementen, na toetsing aan de voorwaarden, in een bestaande monumentale stolp (die dus op de monumentenlijst staat) of in vervangende nieuwbouw kunnen worden gevestigd. Het moet gaan om een agrarisch bouwvlak met een als zodanig functionerend agrarisch bedrijf, met een omvang van minimaal een reëel agrarisch bedrijf. Toetsing vindt plaats aan de hand van de CBS meitellingen, of een bedrijfsplan.
Eventuele slaapplaatsen die er al zijn in het kader van de regeling "kamperen bij de boer" worden verminderd met het aantal slaapplaatsen dat nodig is voor de inpandige appartementen in de stolp (maximaal 20 slaapplaatsen).
Het is niet mogelijk om naderhand, de recreatieve eenheden uit de stolp te verwijderen en als losse eenheden (bijvoorbeeld huisjes) op het bijbehorende terrein te plaatsen. Dit zou teveel leiden tot verstening van het open landschap.
 
Productiegerichte detailhandel
Er is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor ondergeschikte detailhandel bij agrarische bedrijven. Hiervoor mag maximaal 80 m2 gebruikt/ingericht worden. Er moet een relatie zijn met het ter plaatse gevestigde bedrijf (bv zelf geproduceerde producten). Daarnaast is het toegestaan om branche-gerelateerde producten aan te bieden.   
 
Wijzigingen
Binnen de Agrarische bestemmingen zijn diverse wijzigingsmogelijkheden (met omgevingsvergunning) opgenomen. De wijzigingen die verduidelijking nodig hebben worden hier nader toegelicht. Alle wijzigingen moeten aan het Beeldkwaliteitsplan getoetst worden.
Bij de afweging van de aanvraag van de omgevingsvergunning zal onder andere het aspect natuurwaarden getoetst worden, waarbij bekeken wordt of de ontwikkeling invloed heeft op bijvoorbeeld weidevogelleefgebied en Ecologische Hoofdstructuur.
 
Vergroting agrarisch bouwvlak
Voor bedrijven die bezig zijn met schaalvergroting is het soms nodig het agrarisch bouwvlak te vergroten.
In het bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om agrarische bouwvlakken te vergroten tot maximaal 1,5 hectare. In het ontwerpplan was dit voorbehouden aan akkerbouwbedrijven. Dit was een uitkomst uit de plan MER. Omdat recent een wetswijziging is aangenomen van de Natuurbeschermingswet, artikel 19 kd, kan dit nu weer voor alle soorten bedrijven geregeld worden. Als gevolg van deze wetswijziging, kan de ruimte uit het vigerende plan worden meegenomen naar het nieuwe plan. In het oude plan zaten 320 agrarische bouwvlakken. In het nieuwe plan zitten er 274. Een vermindering van 46 bouwvlakken.
De bouwvlakken hebben dezelfde oppervlakte behouden als in het vigerende plan. Per saldo dus een afname van 46 hectare agrarisch bouwvlak. De helft hiervan wordt in reserve gehouden om bouwvlakken van agrarische bedrijven die doorgaan, en meer ruimte nodig hebben, te kunne vergroten. De andere helft komt ten goede aan de natuur. Als voorwaarde is (o.a.) opgenomen dat deze wijzigingsmogelijkheid maximaal 46 keer kan worden toegepast, gedurende de planperiode, in het gehele plangebied.
 
De noodzaak van een groter bouwvlak moet altijd aangetoond worden door middel van een bedrijfsplan waaruit blijkt dat:
1. de bedrijfsontwikkeling niet in het bestaande bouwvlak inpasbaar is en
2. de uitbreiding noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
Uit het in te dienen erfinrichtingsplan moet blijken dat er sprake is van een goede landschappelijke inpassing van erf, beplanting en bebouwing conform het Beeldkwaliteitsplan.
  
Verplaatsing van het agrarisch bouwvlak
Dit kan alleen als het noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waaronder in ieder geval wordt verstaan de ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende agrarische bedrijven. De gronden die buiten het bouwvlak komen te liggen door de veschuiving moeten ook daadwerkelijk in gebruik zijn of worden genomen als agrarische grond. Er moet aangetoond worden dat de verschuiving niet leidt tot extra stikstofdepositie in de Natura 2000 gebieden.
Het gaat hier om een ondergeschikte, kleine aanpassing van het bouwvlak, bijvoorbeeld omdat de situering van het bouwvlak op de kaart, bij nader inzien niet handig ligt voor de bedrijfsontwikkeling. Dit wordt mogelijk gemaakt via de binnenplanse wijziging. Het huidige bouwvlak blijft het uitgangspunt. De verplaatsing bedraagt maximaal 100 meter vanaf het huidige vlak. Uitgangspunt is dat alle aanwezige bestaande bebouwing wel in het bouwvlak blijft liggen.
Totale bedrijfsverplaatsing kan in uitzonderlijke gevallen nodig zijn, denk aan realisatie van de Ecologische Hoofd Structuur, waarbij een agrarisch bedrijf moet wijken voor natuur. Dan kan er sprake zijn van gehele sanering van een bedrijfslocatie en opname van een geheel nieuwe locatie. Sommige gebieden zijn uitgezonderd van het opnemen van een nieuwe locatie, omdat het landschap daar te kwetsbaar voor is, en de bestaande openheid behouden dient te blijven. Het gaat dan om de Hoornder Polders en de Hoge Berg.
Omdat een totale bedrijfsverplaatsing grote landschappelijke gevolgen heeft, is dit alleen mogelijk na een buitenplanse procedure.
 
Paardenhouderij
Bij deze wijziging wordt getoetst aan de 'natuurwaarden', waarbij onder andere aangetoond moet worden dat de verschuiving niet leidt tot extra stikstofdepositie in de Natura 2000 gebieden.
 
Vrijkomende agrarische bebouwing
Na de bedrijfsbeëindiging van het agrarische bedrijf kan het agrarisch bouwvlak gewijzigd worden naar een andere functie.
Er zijn twee mogelijkheden voor een nieuwe bestemming:
1. Wonen - Vab
2. Bedrijf - Vab
Voor beide mogelijkheden gelden de volgende zaken:
Het moet aannemelijk zijn dat de agrarische bebouwing binnen afzienbare tijd niet (meer) voor agrarische bedrijfsvoering gebruikt kan worden. 
Er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden en van de in de nabijheid gelegen functies en waarden.
Voor de wijziging naar Wonen - Vab geldt dat minimaal 50% van de bebouwing gesloopt moet worden (uitgezonderd de woning en de bijbehorende bouwwerken) en dat er maximaal 650 m² aan bebouwing mag blijven staan.
Een paar rekenvoorbeelden:
1. Er staat 1.400 m2 aan bedrijfsbebouwing; 50% sanering is 700 m2, echter mag er maximaal 650 m2 blijven staan, dus er moet tenminste 750 m2 worden afgebroken.
2. Er staat 800 m2 aan bedrijfsbebouwing; 50% sanering is 400 m2. Dat betekent dat 400 m2 maximaal is en blijft toegestaan na wijziging.
3. Er staat 500 m2 aan bedrijfsbebouwing: 50% sanering is 250 m2. Dat betekent dat 250 m2 maximaal aan bebouwing blijft toegestaan na wijziging.
 
De oppervlakte die na wijziging maximaal is toegelaten, mag ook vervangen worden door nieuwbouw. Dan gaan ook de bouwregels uit de nieuwe bestemming gelden voor wat betreft goot- en bouwhoogte.
Voor de wijziging naar Bedrijf - Vab geldt dat gesloopt moet worden tot een oppervlakte aan bebouwing van maximaal 650 m²(uitgezonderd de woning en de daarbij behorende bouwwerken). Als er al minder oppervlakte aan bedrijfsbebouwing stond, dan is de bestaande oppervlakte de nieuwe maximaal toegestane oppervlakte. Uitbreiding van deze oppervlakte is niet mogelijk.
Als er meer bedrijfsbebouwing aanwezig is, zal er gesloopt moeten worden tot een maximum van 650 m². De nieuwe functie mag maximaal 650 m² vloeroppervlak beslaan en maximaal 10 werkplekken hebben. De oppervlakte die na wijziging maximaal is toegelaten, mag ook vervangen worden door nieuwbouw. Dan gaan ook de bouwregels uit de nieuwe bestemming gelden voor wat betreft goot- en bouwhoogte.
Na de wijziging heeft de (bedrijfs)woning automatisch de status van plattelandswoning.
 
Ruimte voor Ruimte
Tot slot is er de mogelijkheid om, na bedrijfsbeëindiging, de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen en daarbij een bouwmogelijkheid te verkrijgen voor één extra woning of één recreatief opstal. Dit is de Texelse invulling van een "ruimte voor ruimte-regeling". Hiervoor dient dan wel alle agrarische bedrijfsbebouwing met een minimum van 1.200 m², gesloopt te worden. Als er meer bebouwing aanwezig is dan 1.200 m², moet alles gesloopt worden. Als er minder dan 1.200 m² bedrijfsbebouwing aanwezig is, is het mogelijk om op 2 verschillende locaties bebouwing te slopen. De oppervlaktes mogen dan bij elkaar opgeteld worden. In dit geval moet binnen één bouwperceel minimaal 600 m² gesloopt worden. Op beide bestemmingen waar gesloopt wordt, wordt de bestemming gewijzigd in Wonen. Op één locatie mag één extra woning of één recreatief opstal terug worden gebouwd. Op beide locaties moet alle voormalige bedrijfsbebouwing gesloopt worden.
In geval de te slopen besdrijfsgebouwen van twee locaties bij elkaar opgeteld worden en de oppervlakte van 2.400 m2 bereikt wordt, dan mogen op beide locaties 1 extra woning of 1 recreatief opstal terug worden gebouwd.
Hierbij wordt gekeken naar de belangen van omliggende bestemmingen, eigenaren en gebruikers. Daarnaast moet de nieuwe woning of recreatief opstal kwalitatief hoogwaardig landschappelijk worden ingepast. Hiervoor moet een erfinrichtingsplan worden aangeleverd, dat getoetst wordt aan het Beeldkwaliteitsplan.
 
Zonneakker
Het gemeentelijk energiebeleid is ingevuld door maximaal 10 hectare zonneakker toe te staan in het plangebied. Echter is dit niet mogelijk in het weidevogelleefgebied. Om dit te toetsen wordt gebruik gemaakt de provinciale kaart. De bestemming van de grond wijzigt niet en blijft agrarisch. Er komt een aanduiding 'Specifieke vorm van agrarisch - zonneakker' op deze grond.
 
Wijziging van agrarische grond naar natuur
Ter afronding van de EHS-taakstelling "nieuwe natuur" op Texel, kan het nodig zijn een agrarische bestemming te wijzigen in een natuurbestemming. De robuuste natuurontwikkeling in Waal en Burg, is wel al grotendeels meegenomen in het bestemmingsplan. Echter: niet alle onderhandelingen met de uit het gebied uit te plaatsen agrarische bedrijven zijn afgerond. Er kunnen dus nog wijzigingen plaatsvinden in de nabije toekomst. Een dergelijke wijziging, moet wel altijd passen binnen de afspraken die daarover gemaakt zijn in de gebiedscommissie dan wel een opvolger daarvan.
 
Voor de duidelijkheid wordt opgemerkt dat het beleid van de gemeente Texel erop gericht is om minimaal 8.800 hectare agrarisch areaal te behouden voor de landbouw op Texel.” Daarom is dit als criterium opgenomen bij deze wijzigingsbevoegdheid. Uitzonderingen kunnen gemaakt worden als er sprake is van een zwaarwegend algemeen of maatschappelijk belang, zoals bijvoorbeeld de aanleg van een fietspad, of de bouw van woningen, of ter uitvoering van de bestaande 25%-uitbreidingsregeling voor recreatiebedrijven.
 
Artikel 8 tot en met 21– Bedrijf
In artikel 8 tot en met 21 zijn de verschillende bedrijfsbestemmingen opgenomen:
Artikel 8; Bedrijf
Artikel 9; Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf
Artikel 10; Bedrijf – Brandweerkazerne
Artikel 11; Bedrijf - Gasontvangstation
Artikel 12; Bedrijf - Gasopslag
Artikel 13; Bedrijf - Gemaal
Artikel 14; Bedrijf - Gronddepot
Artikel 15; Bedrijf - Informatiecentrum
Artikel 16; Bedrijf - Nutsvoorziening
Artikel 17; Bedrijf - Opslag
Artikel 18; Bedrijf - Recycling
Artikel 19; Bedrijf - Reddingsbootstation
Artikel 20; Bedrijf – Vab
Artikel 21; Bedrijf - Waterzuiveringinstallatie
  
Deze functie indeling binnen de hoofdgroep Bedrijf komt voort uit de SVBP (Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen). Binnen bovengenoemde algemene bedrijfsbestemming artikel 8, kunnen de gronden bedrijfsmatig worden gebruikt. Hier zijn diverse bedrijfstypen mogelijk, in de categorieën 1 tot en met 3. In Bijlage 3 (VNG-bestand categorale bedrijfsindeling) in bijlagen bij de regels wordt weergegeven wat voor soort bedrijven tot deze categorieën behoren. Ook bedrijven die niet in Bijlage 3 in bijlagen bij de regels voorkomen zijn toegestaan, als ze voor wat betreft de gevolgen voor de omgeving gelijk gesteld kunnen worden. Hieronder vallen de ambachtelijke bedrijven. Voorbeelden hiervan zijn een timmerbedrijf, een steenhouwerij, een garagebedrijf, etc. Deze zijn onderling uitwisselbaar.
De bedrijven met een milieuzonering en bedrijven met een maatschappelijke functie hebben een aparte bestemming gekregen. Deze zijn niet onderling uitwisselbaar.
Gezien hun omvang en specifieke karakter hebben de agrarische loonbedrijven ook een aparte bestemming gekregen. Deze is zoveel mogelijk gelijk aan de agrarische bestemming. In het vorige plan vielen deze bedrijven onder de agrarische bestemming, als aparte categorie.
In het buitengebied kunnen alleen nieuwe bedrijven ontstaan door wijziging van voormalig agrarische bedrijven. Dat worden bedrijven die onder de bestemming Bedrijf - Vab vallen. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om kleinschalige handels-, ambachtelijke of bouwbedrijven, opslag of kleinschalige agrarische toeleverings- of verwerkingsbedrijven. Het vloeroppervlak mag maximaal 650 m² bedragen.
De maximale bebouwingsoppervlakte voor een bedrijf is in de regels opgenomen (bouwregel), tenzij op de verbeelding anders is weergegeven. Als uitgangspunt is de bestaande situatie genomen, aangevuld met een (kleinschalige) ontwikkelingsmogelijkheid. Deze oppervlakte is exclusief de bedrijfswoning met de daarbij bijbehorende bouwwerken. Voor sommige specifieke bestemmingen geldt geen maximaal bebouwingsoppervlakte, maar is de begrenzing van de bebouwing aangegeven door een bouwvlak. Dit geldt bijvoorbeeld voor een loonbedrijf (dat komt uit de agrarische bestemming in het vorige plan, bij agrarische bestemmingen geldt eveneens geen maximaal bebouwingsoppervlak, maar mag gebouwd worden hetgeen noodzakelijk is voor de bedrijfsvoering) en diverse nutsvoorzieningen.
Kleinschalige duurzame energieopwekking is bij deze bedrijfsbestemmingen, behalve bij de bestemmingen Bedrijf-Gasopslag en Bedrijf-Gronddepot en Bedrijf-Gasontvangstation, toegestaan ten behoeve van deze bestemmingen, maar niet voor het bedrijfsmatig opwekken van energie, die het eigen verbruik te boven gaat.
 
Afwijkingen
 
Afwijking hogere bouwhoogte
Het is mogelijk om van de goot- en bouwhoogte af te wijken. De omgevingsvergunning kan alleen verleend worden als voldoende is aangetoond dat deze afwijking noodzakelijk is voor het goed functioneren van het bedrijf. Onder andere door een bedrijfsplan voor de komende jaren kan dit aangetoond worden. Daarnaast wordt de afwijking getoetst aan het Beeldkwaliteitsplan en wordt gekeken naar andere aanwezige belangen. Bij de beoordeling van de omgevingsvergunning vindt een totale belangenafweging plaats.
 
Ondergeschikte detailhandel
Het is verboden om gronden en bouwwerken te gebruiken voor detailhandel. Een verbod op detailhandel moet winkelvestiging in het buitengebied voorkomen. Ondergeschikte detailhandel behoort wel tot de mogelijkheden. Een schildersbedrijf mag best een pot verf verkopen. Het is echter niet toegestaan dat een bedrijf geheel of gedeeltelijk als winkel of verkoopruimte wordt ingericht. Via een omgevingsvergunning kan toestemming verleend worden voor ondergeschikte detailhandel. Het moet dan gaan om de verkoop van eigen vervaardigde, geteelde of branchegerelateerde producten. Verder moeten de verkoopactiviteiten naar aard en uiterlijk een ondergeschikt onderdeel van het bedrijf (de hoofdfunctie) blijven en moet de verkoop een rechtstreekse relatie hebben met de bedrijfsactiviteiten. De verkoop wordt beperkt tot een maximum vloeroppervlak van 80 m². Het parkeren moet binnen het bestemmingsvlak plaatsvinden.
 
Huisvesting tijdelijk personeel
Het is via een afwijking mogelijk om tijdelijk personeel te huisvesten op het bedrijf, indien het gaat om eigen, tijdelijk personeel met een arbeidscontract korter dan 1 jaar en zonder hoofdverblijf op Texel. Na afwijking is het mogelijk om inpandige verblijven te realiseren voor tijdelijk personeel. Daarbij mag de capaciteit in de verblijven niet meer bedragen dan 20 personen en maximaal 260 m2, ofwel 13 m2 per persoon.
  
Wijzigingen
Ruimte voor ruimte regeling bij Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf
Tenslotte is er, net als bij de agrarische bestemmingen, ook bij de bestemming Bedrijf - Agrarisch loonbedrijf een ruimte-voor-ruimte regeling opgenomen. Het is mogelijk om na bedrijfsbeëindiging de bestemming te wijzigen in de bestemming Wonen en daarbij een bouwmogelijkheid te verkrijgen voor één extra woning of één recreatief opstal. Hiervoor dient dan wel alle bedrijfsbebouwing met een minimum van 1.200 m² gesloopt te worden. Als er meer bebouwing aanwezig is dan 1.200 m², moet alles gesloopt worden. Als er minder dan 1.200 m² bedrijfsbebouwing aanwezig is, is het mogelijk om op 2 verschillende locaties bebouwing te slopen. De oppervlaktes mogen dan bij elkaar opgeteld worden. In dit geval moet binnen één bouwperceel minimaal 600 m² gesloopt worden. Op beide bestemmingen waar gesloopt wordt, wordt de bestemming omgezet in Wonen. Op één locatie mag één extra woning of één recreatief opstal terug worden gebouwd. Op beide locaties moet alle voormalige bedrijfsbebouwing gesloopt worden.
In geval de te slopen besdrijfsgebouwen van twee locaties bij elkaar opgeteld worden en de oppervlakte van 2.400 m2 bereikt wordt, dan mogen op beide locaties 1 extra woning of 1 recreatief opstal terug worden gebouwd.
Hierbij wordt gekeken naar de belangen van omliggende bestemmingen en eigenaren en gebruikers. Daarnaast moet de nieuwe woning of recreatief opstal kwalitatief hoogwaardig landschappelijk worden ingepast. Hiervoor moet een erfinrichtingsplan worden aangeleverd, dat getoetst wordt aan het Beeldkwaliteitsplan.
 
Wijziging naar Wonen - Vab
Na bedrijfsbeëindiging kan de bedrijfsbestemming gewijzigd worden in de bestemming Wonen – Vab. Deze regeling is hetzelfde als de wijzigingsregeling in de agrarische bestemmingen. Hierbij geldt een saneringsregeling (dezelfde als bij de agrarische bestemming), met als doel het buitengebied te ontstenen.
 
Wijziging Bedrijf - agrarisch loonbedrijf naar Bedrijf - Vab
Voor agrarische loonbedrijven is het tot slot mogelijk om, na bedrijfsbeeindiging, de bestemming te wijzigen in 'Bedrijf - Vab'. Deze regeling is hetzelfde als de wijzigingsregeling in de agrarische bestemmingen. Hierbij geldt een saneringsregeling (dezelfde als bij de agrarische bestemming), met als doel het buitengebied te ontstenen.
 
Artikel 22 - Bos
Deze gronden zijn bestemd voor natuur, bosbouw en dagrecreatief medegebruik. Dit is een natuurbestemming waarbinnen meer recreatief medegebruik past dan binnen de bestemming Natuur. Hierin past bijvoorbeeld een toiletgebouw, een uitkijktoren en speelplaatsen. Er is ook ruimte voor ondergeschikte nevenactiviteiten zoals sportactiviteiten in de vorm van mountainbikepaden, ruiter- en menpaden en voor een trimbaan.
Er zijn enkel gebouwen mogelijk voor het beheer, voor het opslaan van materialen en gereedschap e.d.
 
Afwijkingen
Er kan afgeweken worden van de bouwregel, voor het realiseren van kleine, goed in de omgeving passende toiletgebouwen. Dit komt het gastheerschap voor de recreant ten goede. Op enkele plaatsen in de Dennen, die veel door publiek worden bezocht, zijn toiletgebouwen geplaatst.
 
Artikel 23 - Cultuur en ontspanning
Binnen de bestemming Cultuur en ontspanning zijn culturele voorzieningen opgenomen. Verspreid over het buitengebied is er een aantal locaties met deze functie, veelal zeer in trek bij de vele toeristen die naar Texel komen. Hieronder vallen:
 
Ecomare in de duinen nabij Paal 17,
Juttersmuseum Flora aan de Pontweg,
Ambachtscentrum De Bonte Belevenis aan de Rommelpot,
Fort De Schans aan de Redoute,
De Beeldentuin aan het Oude Dijkje.
 
Per locatie zijn de bouwmogelijkheden toegespitst op de situatie. Wonen ten behoeve van de voorziening is alleen toegestaan in de bestaande woningen, er kunnen dus geen nieuwe woningen bij komen. Niet op elke locatie is een woning aanwezig.
Kleinschalige duurzame energieopwekking bij deze bestemming is toegestaan ten behoeve van deze bestemming, maar niet voor het bedrijfsmatig opwekken van energie, die het eigen verbruik te boven gaat.
 
Artikel 24 - Detailhandel - Tuincentrum
Op gronden met de bestemming Detailhandel - Tuincentrum is het toegestaan om bedrijfsgebouwen voor detailhandel in planten, struiken, bomen en andere tuinbenodigdheden te vestigen. De laatste jaren is er een verschuiving waar te nemen naar meer verkoop van tuin- en woningaccessoires, dieren en dierbenodigdheden. Verder kent het gebruik elementen van dagrecreatie in de vorm van attracties die aansluiten bij de artikelen die er verkocht worden. Kleinschalige duurzame energieopwekking bij deze bestemming is toegestaan ten behoeve van deze bestemming, maar niet voor het bedrijfsmatig opwekken van energie, die het eigen verbruik te boven gaat.  
 
Artikel 25 - Horeca
Binnen de bestemming Horeca is het toegestaan om horecabedrijven te vestigen, zoals een café of restaurant zonder slaapplaatsen. De eerste twee letters van het woord Horeca, staan voor hotel, maar in dit bestemmingsplan hebben de hotels de bestemming "Recreatie – Verblijfsrecreatieve gebouwen"gekregen. Van oudsher is er een beperkt aantal horecabedrijven in het buitengebied. Deze zijn er al lang en hebben hun waarden bewezen als recreatief steunpunt. De horeca concentreert zich verder op Texel vooral binnen de dorpen. Het gaat om:
Het Slufter Café bij de trap omhoog naar de Slufter,
De boskiosk bij het Turfveld,
De Catharinahoeve aan de Rozendijk,
Het Torenpaviljoen op het duin nabij de Vuurtoren.
Bij sommige van deze locaties is sprake van een bedrijfswoning. Het is niet toegestaan om binnen deze bestemming een nieuwe woning toe te voegen. Reeds bestaande woningen mogen uiteraard wel gehandhaafd blijven of herbouwd worden.
Kleinschalige duurzame energieopwekking bij deze bestemming is toegestaan ten behoeve van deze bestemming, maar niet voor het bedrijfsmatig opwekken van energie, die het eigen verbruik te boven gaat.
 
Artikel 26 tot en met 30 - Maatschappelijk
In artikel 26 tot en met 30 zijn de verschillende maatschappelijke bestemmingen opgenomen: 
Artikel 26; Maatschappelijk
Artikel 27; Maatschappelijk - Begraafplaats
Artikel 28; Maatschappelijk - Kazerne
Artikel 29; Maatschappelijk - Vuurtoren
Artikel 30; Maatschappelijk - Zorginstelling
 
Net als bij de functie bedrijven zijn de verschillende maatschappelijke functies in dit bestemmingsplan afzonderlijk voorzien van een toegespitste bestemming. Deze functies zijn niet onderling uitwisselbaar.
Het zijn zeer uiteenlopende functies, met zeer verschillende verschijningsvormen en bebouwing, de regels voor bouwen en gebruik zijn toegespitst per specifieke functie.
Er zijn in het Buitengebied twee zorginstellingen: Novalishoeve aan de Westerweg en het Maartenhuis aan de rand van het bos, aan de Ruyslaan. De Kazerne met het omliggende oefenterrein (Joost Dourlein kazerne) bevindt zich op de zuidpunt van Texel, De vuurtoren op de noordpunt. Bij de vuurtoren is nevengebruik als museum toegestaan.
Kleinschalige duurzame energieopwekking bij de bestemmingen Maatschappelijk - Kazerne, en Maatschappelijk - Zorginstelling is toegestaan ten behoeve van deze bestemmingen, maar niet voor het bedrijfsmatig opwekken van energie, die het eigen verbruik te boven gaat.
 
Artikel 31 tot en met 32 Natuur
In artikel 31 tot en met 32 zijn de verschillende natuurbestemmingen opgenomen:
Artikel 31; Natuur
Artikel 32; Natuur - Kuststrook
 
Grote delen van Texel hebben een natuurfunctie. De bestemming is onderverdeeld in Natuur en Natuur- Kuststrook, om recht te doen aan de specifieke vorm van de kustnatuur (duinen en strand). De bossen vallen onder de bestemming Bos.
Deze gronden hebben een landschappelijke en natuurlijke functie.
Op Texel is het algemeen aanvaard dat de natuur zoveel mogelijk toegankelijk moet zijn voor bewoners en bezoekers, zoals dit van oudsher het geval is. Daartoe is vastgelegd in de bestemming dat de natuurgebieden mede bestemd zijn voor extensief dagrecreatief en educatief medegebruik en kleinschalig historisch medegebruik. Dit toegestane gebruik bevordert de kennis over en het draagvlak voor de natuur. Te denken valt aan wandelen, fietsen zonnen en zwemmen, maar ook aan historische vormen van "oogsten" zoals vissen of het plukken en verzamelen van vruchten, schaal- en schelpdieren voor eigen gebruik enz.
 
Artikel 31 - Natuur
Verspreid komen ondergeschikte zaken voor, die dan ter plekke aangeduid zijn; zoals een antennemast, cultuurhistorische waarden (oude dijkstructuur), een eendenkooi, een schapenboet, een veldschuur.
 
Bij de dijkwerkzaamheden in de jaren zeventiger van de vorige eeuw (deltawet) is een deel van het oorspronkelijke tracé gewijzigd. Zo ook ter plaatse van het Wagejot. Op deze plaats werd een nieuwe zeedijk aangelegd richting Waddenzee en kwam de voormalige waterkering enkele honderden meters landinwaarts te liggen. Tussen de oude en de nieuwe zeedijk ontwikkelde zich een natuurgebied, een drassige vlakte, die nog sterk doet denken aan wad dat in vroegere jaren aan de teen van de oude dijk lag. De oude zeedijk verkeert nog in de oorspronkelijke staat. De stenenglooiing met de bezetting van basalt is nagenoeg nog volledig in takt. De dijk geeft een goed beeld van de oude situatie, van voor de strakke rationele deltadijk.
 
Hieronder vallen de kleinere verspreid liggende natuurgebieden, waardevolle graslanden, brakke gebieden, 2 van de 3 voormalige forten (te weten Redoute en Lunette), enkele kreekstructuren en ook het natuurontwikkelingsgebied Waal en Burg (voormalig agrarisch gebied, dat ter uitvoering van de Ecologische Hoofd Structuur nu bestemd wordt als natuurgebied).
De hoofdregel luidt dat bouwen op gronden met de bestemming natuur niet is toegstaan, uitgezonderd kleine ondergeschikte bebouwing op aangeduide plekken waaronder gebouwtjes voor beheer, en vogelkijkhutten, uitkijkpunten etc, na afwijking.
 
Afwijkingen
Er kan afgeweken worden voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen indien noodzakelijk voor het beheer, herstel en de uitbouw van de aan de grond eigen waarden. Hierbij moet voldaan worden aan een aantal voorwaarden. Er mag maximaal 1 gebouw per beheersobject of per 100 hectare beheersgebied worden gebouwd met inachtneming van de weergegeven bouwvoorschriften.
Daarnaast is er in dit bestemmingsplan een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de bouw van een vogelkijkhut, uitkijktoren of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk. Hierbij gaat het om 1 gebouw per bestemmingsvlak of 1 per 100 hectare.
 
Artikel 32 – Natuur – Kuststrook
Deze gronden zijn bestemd voor waterkering en kustverdediging, dagrecreatieve activiteiten, strandpaviljoens en kiosken, landschap- en natuurbescherming en -ontwikkeling. Het gaat hier om de stranden en om het duingebied langs de kust van Texel. Het betreft de westelijke strook van het eiland, vanaf de waterlijn tot de binnenduinrand. Deze bestemming is in overeenstemming met de Natura 2000 aanwijzing. Daarnaast wordt op deze manier de waterkerende functie van het gebied tot uitdrukking gebracht.
Binnen dit grote gebied zijn functies aanwezig die apart bestemd zijn, zoals wonen, verkeer, (verblijfs)recreatie en een militair terrein. Een aantal van deze functies trekt veel (dag)bezoekers, vooral in het zomerseizoen.
Voor de paviljoens en de strandhuisjes, bewakingsposten zijn regelingen getroffen. Binnen deze bestemming zijn de bebouwingsmogelijkheden van de Gemeentelijke Strandnota verwerkt zoals voor de paviljoens, de bewaking, de strandhuisjes en de sportaccommodaties. Ook is de opslag in de winterperiode van het deel van deze bebouwing geregeld binnen de bestemming verkeer (parkeerterrein bij paal 15).
Er is een evenementengebied aangeduid, om de grote, jaarlijks terugkerende evenementen een plek in het bestemmingsplan te geven, zoals bijvoorbeeld de Ronde Om Texel.
 
Afwijkingen
Er is in dit bestemmingsplan een afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor de bouw van een vogelkijkhut, uitkijktoren of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk. Hierbij gaat het om 1 gebouw per bestemmingsvlak of 1 per 100 hectare.
Er is een afwijkingsmogelijkheid om ter plaatse van een strandslag een strandpaviljoen met onoverdekt terras te bouwen in de duinen. Deze kan alleen verleend worden als er door de fysieke mogelijkheden geen mogelijkheid is om op het strand het betreffende paviljoen te bouwen. Het aantal aanwezige gebouwen in de nabijheid van de strandslag mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is weergegeven. Dit is dus geen afwijkingsmogelijkheid om een hoger aantal paviljoens, kiosken of andere gebouwen te realiseren, maar alleen om de locatie van het te bouwen paviljoen te wijzigen. Hierbij is het beleid van de Strandnota gehanteerd.
 
Wijzigingsbevoegdheid
De bestemming kan gewijzigd worden ten behoeve van het volgende van de feitelijke toestand als gevolg van het verschuiven van de duinvoet in het gebied. De feitelijke toestand kan in de loop van de tijd wijzigen door afkaveling van de duinen en zandsuppletie op het strand. Als Burgemeester en Wethouders het noodzakelijk achten, kunnen ze de verbeelding aanpassen zodat de feitelijke situatie weer goed weergegeven wordt.
 
Artikel33 t/m 38 - Recreatie
In artikel 33 tot en met 38 zijn de verschillende recreatieve bestemmingen opgenomen:
Artikel 33; Recreatie - Dagrecreatie
Artikel 34; Recreatie - Kampeerterrein
Artikel 35; Recreatie - Recreatief opstal
Artikel 36; Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen
Artikel 37; Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen
Artikel 38; Recreatie - Volkstuin
 
Het bestemmingsplan kent twee soorten recreatie te weten verblijfsrecreatie en niet-verblijfsrecreatie. Met niet-verblijfsrecreatie worden dagrecreatie en de volkstuinen bedoeld. Hierbij wordt dus niet geslapen door toeristen. Dit komt op een paar plekken voor op het eiland. De bestemming Recreatie – Dagrecreatie heeft bijvoorbeeld alleen betrekking op de kinderboerderij bij de Krim. Grenzend aan de verschillende dorpen zijn er op enkele plekken van oudsher volkstuinen. Hiervoor geldt de bestemming Recreatie – Volkstuin. Er zijn in beperkte mate bouwmogelijkheden opgenomen, ten behoeve van de opslag van het tuingereedschap.
Dagrecreatieve functies passen niet alleen binnen de dagrecreatieve bestemming, deze passen ook op de recreatieterreinen. Op de meeste recreatieterreinen en kampeerterreinen zijn dan ook dagrecreatieve voorzieningen aanwezig. Vooral op de grotere terreinen trekken deze voorzieningen ook mensen van elders aan.
Daarnaast zijn er extensievere vormen van dagrecreatie die sterk verweven zijn met natuur en landschap. Deze zijn vooral te vinden binnen de agrarische bestemmingen, de bestemming Natuur en Bos. Voorbeelden hiervan zijn: boerengolf, wandelen, lammetjes knuffelen, vogels kijken, excursies op boerenbedrijven, zelfpluktuin en een ijsboerderij.
Voor verblijfsrecreatie wordt op Texel sinds lange tijd gewerkt met een slaaplaatsentelling. Het beleid is erop gericht het aantal tegelijk aanwezige toeristen te maximeren, zodat de drukte niet ten koste gaat van:
- de natuur- en landschapswaarden;
- de rustbeleving voor de recreanten;
- de leefbaarheid voor de Texelse bevolking;
- de Texelse kernwaarden.
Ten behoeve van kwaliteitsverbetering en seizoensverlenging is er bij de bestemming Recreatie-verblijfsrecreatieve gebouwen en Recreatie-verblijfsrecreatieve terreinen een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om het aantal slaapplaatsen uit te breiden met 25%. Hiervoor geldt dat het totaal aantal recreatieve slaapplaatsen op Texel niet hoger wordt dan 45.000. Verder moet er sprake zijn van kleinschalige bedrijven (voor verblijfsrecreatieve gebouwen zoals hotels, appartementencomplexen, Groepsverblijven etc, geldt dat deze tot een aantal slaapplaatsen van 100, als kleinschalig worden gezien. Voor terreinen is de grens gesteld op 150 slaapplaatsen). De uitbreiding moet gekoppeld zijn aan een aantoonbare (ruimtelijke) kwaliteitsverbetering. Hierdoor krijgen bestaande bedrijven meer ontwikkelruimte. Bedrijven die van deze regeling gebruik willen maken, moeten in ieder geval binnen 5 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een verzoek tot uitbreiding indienen. Vervolgens moet binnen 7 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan een concrete omgevingsvergunning zijn ingediend. Binnen 10 jaar na inwerkingtreding van dit bestemmingsplan moet de uitbreiding zijn gerealiseerd.
Bij de afweging van de aanvraag van de omgevingsvergunning zal onder andere het aspect natuurwaarden getoetst worden, waarbij bekeken wordt of de ontwikkeling invloed heeft op bijvoorbeeld weidevogelleefgebied en Ecologische Hoofdstructuur.
De 25%-regeling is nagenoeg gelijkluidend overgenomen uit het vorige bestemmingsplan. In dit nieuwe bestemmingsplan is toepassing van de uitbreidingsregel voorbehouden aan bedrijven die er in de vorige planperiode en in de voorbereidingsfase daarvan, nog geen gebruik hebben gemaakt.
 
Het aantal slaapplaatsen is vastgelegd op de verbeelding. Er moet rekening gehouden worden met de volgende normtelling:
 
hotels: 2 recreatieve slaapplaatsen per kamer;
campers, toercaravans, blokhutten en tenten: 3 recreatieve slaapplaatsen per camper, caravan, blokhut en tent;
stacaravans: 4 recreatieve slaapplaatsen per stacaravan;
zomerhuizen: 5 recreatieve slaapplaatsen per zomerhuis;
recreatieve opstal: 5 recreatieve slaapplaatsen per recreatieve opstal;
appartementencomplexen: 5 recreatieve slaapplaatsen per appartement;
familiehuizen: 10 recreatieve slaapplaatsen per familiehuis van 100-200 m2
familiehuizen: 15 recreatieve slaapplaatsen per familiehuis van 200-300 m2
familiehuizen: 20 recreatieve slaapplaatsen per familiehuis van 300-400 m2
groepsverblijven: capaciteit staat per locatie op de verbeelding aangegeven.
 
Het slaapplaatsenplafond is gesteld op 47.000, waarbij we vooralsnog 2.000 slaapplaatsen in reserve houden en dus bij uitgifte van 45.000 pas op de plaats maken, om te bezien of en zo ja hoe, de laatste 2.000 slaapplaatsen nog uitgegeven kunnen worden.
 
Het aantal uitgegeven slaapplaatsen kan bijvoorbeeld toenemen doordat bestaande bedrijven gebruik maken van de mogelijkheid om bij investeringen ten behoeve van kwaliteitsverbetering, een beroep te doen op de mogelijkheid om extra slaapplaatsen te verkrijgen. Deze regeling zat in het oude plan, en is, afgezien van enkele tekstuele aanpassingen en verduidelijkingen, ongewijzigd weer overgenomen in dit plan. Ook komt het voor dat een bedrijf slaapplaatsen niet benut of inlevert. Kortom: het is een dynamisch systeem, dat door de gemeente bijgehouden wordt in een slaapplaatsentelling. Hierbij wordt uitgegaan van vaststaande normen, er wordt dus niet per accommodatie daadwerkelijk gekeken naar het aantal bedden. Deze slaapplaatsenmethodiek heeft zich gedurende vele jaren bewezen als een goed ruimtelijke ordeningsinstrument. Om de cijfers door de jaren heen vergelijkbaar te houden, wordt niet aan de normatiek gesleuteld.
In aanvulling hierop zijn er voor de verblijfsrecreatieve terreinen maximale plaatsingsdichtheden vastgesteld, die niet overschreden mogen worden. Deze plaatsingsdichtheden zijn berekend op basis van de systematiek van de bovenbeschreven normtelling. Ten opzichte van het vorige plan is dit geen wijziging. Het is nu omgerekend naar het aantal slaapplaatsen per hectare, aangezien er een nieuwe categorie (familiehuizen) is bijgekomen.
tenten/toercaravans/blokhutten: 150 recreatieve slaapplaatsen per hectare;
stacaravans: 120 recreatieve slaapplaatsen per hectare;
zomerhuizen: 100 recreatieve slaapplaatsen per hectare;
familiehuizen* : 100 recreatieve slaapplaatsen per hectare.
* familiehuizen van 100-200 m2, 200-300 m2 en 300-400 m2.
 
Het slaapplaatsenbeleid is een lange termijnvisie die staat voor duurzaam toerisme : evenwicht tussen natuur, landschap, recreatie en leefbaarheid. Het geldt al sinds begin van de jaren 70 van de vorige eeuw en heeft zich inmiddels bewezen. Daarom wordt deze lijn in dit bestemmingsplan voortgezet.
Een wijziging in het slaapplaatsenbeleid ten opzichte van het vorige bestemmingsplan is dat de vorm waarin slaapplaatsen aangeboden worden, zoveel mogelijk wordt vrijgelaten; de keus is aan de recreatieondernemer. In het verleden konden de verschillende verblijfsvormen niet of nauwelijks worden uitgewisseld. Dat is in dit bestemmingsplan wel het geval.
Ter stimulering van kwaliteitsverbetering en marktwerking is er meer vrijheid gelaten aan de ondernemer. Hij bepaalt in welke richting de verblijfsrecreatie wordt ontwikkeld.
In natuurgebieden is deze uitwisseling minder mogelijk om de natuurlijk en landschappelijke waarden te beschermen. Het is van belang dat deze gebieden in de winter zoveel mogelijk leeg zijn, zodat de natuur en de aanwezige landschapswaarden zich kunnen herstellen. Daarom is een aparte bestemming "recreatie - kampeerterrein" opgenomen, waarbij er geen omzettingsmogelijkheid is naar meer bebouwde vormen van recreatie zoals stacaravans of zomerhuizen/familiehuizen.
Bij elk van deze bestemmingen geldt dat er voldoende ruimte moet zijn voor het parkeren van de auto's van gasten en bezoekers binnen het eigen bestemmingsvlak. Hier moet bij de erf- of terreininrichting terdege rekening gehouden worden. Parkeren langs de weg, of parkeren in het agrarisch gebied ten behoeve van de recreatie is niet toegestaan. Dit geeft teveel verstoring van het open landschap.
De systematiek heeft geleid tot de volgende bestemmingsindeling:
 
Art. 34 Recreatie - Kampeerterrein
De kampeerterreinen zijn op Texel allemaal omringd door natuurgebied en/of bos. De aanwezigheid van campings in de duinen staat haaks op het open karakter van de kuststrook. Daarom willen we daar geen boomsingels rond de terreinen. Deze gebieden moeten zo natuurlijk mogelijk blijven. Dat kan alleen wanneer er kampeermiddelen geplaatst worden die door de toerist ook weer worden meegenomen. Zo is het terrein in de winterperiode leeg en kan het natuurlijk proces weer zijn gang gaan. Een uitzondering hierop vormen (delen van) De Robbenjager en (delen van) Loodsmansduin. In het verleden is hier in beperkte mate winterharde accommodatie ontstaan. Deze verworden rechten worden in dit bestemmingsplan behouden. Deels omdat het gaat om oude rechten en deels uit de wens om in de toeristische zonering in Den Hoorn te komen tot jaarrondexploitatie in verband met de leefbaarheid van het dorp. De bebouwing is hierbij ondergeschikt aan het landschap.
Kampeerterreinen komen niet in aanmerking voor de 25% uitbreidingsmogelijkheid. Gezien hun ligging in natuurgebieden is uitbreiding niet wenselijk.
 
Art. 35 Recreatie - Recreatief opstal
De recreatieve opstallen komen meestal voor binnen een andere bestemming, meestal bij Wonen. In een aantal gevallen komt deze echter ook voor zonder andere bestemming, omdat de recreatieve opstal solitair in het landschap staat. Deze recreatievorm is in het verleden ontstaan als een aanvullingsmogelijkheid op het bestaande inkomen voor woningeigenaren. Om die reden komen ze verspreid over het gehele eiland voor, ook buiten de concentratiegebieden en buiten de dorpen. Ook voor recreatieve opstallen bestaat een kleine uitbreidingsmogelijkheid: omdat ze in meerdere bestemmingen voorkomen, staat deze wijzigingsmogelijkheid achter in het plan, bij de algemene wijzigingsbevoegdheden. Ook hierbij moet het gaan om een kwaliteitsverbetering. Vanaf de aanwezigheid van 3 recreatieve opstallen is er een mogelijkheid om eentje erbij te krijgen. Ook hierbij geldt dat er nog geen gebruik van de uitbreidingsmogelijkheid is gemaakt onder het vorige bestemmingsplan of de aanloop daar naar toe.
Recreatieve opstallen komen verspreid over het hele eiland voor, bij diverse andere bestemmingen. De ontwikkeling richting kleine recreatie parkjes, is niet wenselijk. Dit geeft namelijk een ongewenste aantasting van het open landschap. Daarom is een regeling opgenomen dat in- of aanpandige recreatieve opstallen, niet losstaand op het erf mogen worden teruggebouwd.
 
Art. 36 Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen
Binnen de verblijfsrecreatieve grebouwen vallen de categorieën hotels, appartementencomplexen en groepsverblijven. In de praktijk groeien deze vormen van verblijfsrecreatie naar elkaar toe. Hotelkamers met een keukentje, appartementencomplexen met restaurants. Dat past binnen de regels van dit bestemmingsplan. De ruimte die ontstaat en de creativiteit van de ondernemer zullen zorgen voor een vergroting van de diversiteit in het aanbod.
Bij deze bestemming is belangrijk dat het wezenlijke kenmerk in stand blijft: de geclusterde bebouwingsvorm. Een ontwikkeling naar losse eenheden op het bijbehorende terrein of erf is daarom niet toegestaan. Daarom is als regel toegevoegd dat er maximaal 2 hoofdgebouwen aanwezig mogen zijn. Op die manier kunnen wel bijvoorbeeld twee aparte groepen tegelijk onderdak geboden worden, maar blijft er sprake van recreatie in een wat groter gebouw. Ook het verstenen van het open landschap wordt hiermee tegen gegaan.
Bij deze bestemming is de 25% regel voor kwaliteitsverbetering, met een kleinschalige uitbreiding in de planregels opgenomen. Bedrijven met maximaal 100 slaapplaatsen worden voor deze regel aangemerkt als kleinschalig. Er kunnen maximaal 20 extra slaapplaatsen toegekend worden, als aan alle criteria en voorwaarden is voldaan:
1. Kwaliteitsvoorwaarden als uitgangspunt: het plan moet
  • bijdragen aan de kwaliteit op Texel in brede zin;
  • bijdragen aan een evenwichtige verdeling van de soorten slaapplaatsen;
  • een gedegen ruimtelijke indeling van het terrein hebben;
  • geen onevenredige afbreuk doen aan nabij gelegen terreinen;
  • bijdragen aan een positieve landschappelijke uitstraling op Texel;
  • een bedrijfsontwikkelingrapport bevatten.
2. De plannen moeten de Texelse kernkwaliteiten versterken;
3. De plannen moeten passen in de zonerings- en concentratiegedachte; De Koog, De Cocksdorp en ten westen van Den Hoorn. De plannen moeten passen in de locale schaal van de omgeving.
 
Bij de afweging van de aanvraag van de omgevingsvergunning zal onder andere het aspect natuurwaarden getoetst worden, waarbij bekeken wordt of de ontwikkeling invloed heeft op bijvoorbeeld weidevogelleefgebied en Ecologische Hoofdstructuur.
 
Deze insteek zal leiden tot een betere benutting in het voor- en naseizoen en in de onrendabele periodes. Dit komt de leefbaarheid en werkgelegenheid van Texel ten goede.
In dit bestemmingsplan is toepassing van deze regeling voorbehouden aan de terreinen die er in de vorige planperiode, en in de voorbereiding daarvan, nog geen gebruik van gemaakt hebben. Verder zijn de voorwaarden iets aangescherpt naar aanleiding van de uitvoeringspraktijk.
 
Naar aanleiding van een aangenomen amendement "Pontweg 226. Onterecht van 65 bedden naar wonen" is op 12 juni 2013 door de gemeenteraad besloten voor het perceel Pontweg 226 een overgangsregeling op te nemen, waarmee bereikt wordt dat de eigenaar 10 jaar de tijd heeft om zijn recreatieve bestemming te realiseren; daarna vervalt dat recht.
Omdat de planperiode eveneens maximaal 10 jaar bedraagt, is ervoor gekozen het pand nu de bestemming "Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen" te geven, met 65 recreatieve slaapplaatsen. Als na afloop van deze periode de bestemming nog steeds niet verwezenlijkt is, zal in een volgend plan deze bestemming vervallen.
 
Art. 37 Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen
Binnen de recreatieterreinen zijn verschillende verblijfscategorieën mogelijk, te weten: tenten, toercaravans, stacaravans, zomerhuizen, blokhutten en campers. Voor elk recreatieterrein is de slaapplaatscapaciteit vastgesteld. Dit is mogelijk door toepassing van de eerdergenoemde normtelling voor de slaapplaatsen. Door het toepassen van deze normtelling is de ondernemer vrij om binnen de vastgestelde slaapplaatscapaciteit zelf een ontwikkelingsrichting voor zijn terrein te kiezen. Hij kan zelf bepalen welke verblijfsvormen hij op zijn terrein toepast, mits voldaan wordt aan de plaatsingsdichtheid.
Deze plaatsingsdichtheid is aangegeven in aantal slaapplaatsen per hectare en is gebaseerd op
de dichtheid uit het vorige plan en geldt voor de verschillende verblijfscategorieën:
 
Tent,caravan, blokhut; maximaal 150 recreatieve slaapplaatsen per hectare
Stacaravan; maximaal 120 recreatieve slaapplaatsen per hectare
Zomerhuizen; maximaal 100 recreatieve slaapplaatsen per hectare
Familiehuizen* maximaal 100 recreatieve slaapplaatsen per hectare
* familiehuizen van 100-200 m2, 200-300 m2 en 300-400 m2.
 
Als er door de eigenaar van het terrein gekozen wordt voor een andere invulling, bijvoorbeeld zomerhuizen in plaats van tenten, dan kunnen er minder slaapplaatsen worden benut op hetzelfde terrein. De ondernemer dient dit te melden bij de gemeente. De gemeente zal daarop het bestemmingsplan wijzigen (binnenplanse wijziging) en het aantal slaapplaatsen dat op de verbeelding is weergegeven, verminderen. Deze slaapplaatsen zitten daarna weer in de gemeentelijke slaapplaatsentelling, en kunnen eventueel weer uitgegeven worden aan een bedrijf dat om uitbreiding vraagt.
De 25% uitbreidingsmogelijkheid van het vorige plan is nagenoeg overgenomen. In dit bestemmingsplan is voorbehouden aan de terreinen die er in de vorige planperiode, en in de voorbereiding daarvan, nog geen gebruik van gemaakt hebben. Verder zijn de voorwaarden iets aangescherpt naar aanleiding van de uitvoeringspraktijk.
 
1. Kwaliteitsvoorwaarden als uitgangspunt: het plan moet
  • bijdragen aan de kwaliteit op Texel in brede zin;
  • bijdragen aan een evenwichtige verdeling van de soorten slaapplaatsen;
  • een gedegen ruimtelijke indeling van het terrein hebben;
  • geen onevenredige afbreuk doen aan nabij gelegen terreinen;
  • bijdragen aan een positieve landschappelijke uitstraling op Texel;
  • een bedrijfsontwikkelingrapport bevatten.
2. De plannen moeten de Texelse kernkwaliteiten versterken;
3. De plannen moeten passen in de zonerings- en concentratiegedachte; De Koog, De Cocksdorp en ten westen van Den Hoorn. De plannen moeten passen in de locale schaal van de omgeving.
 
Bij de afweging van de aanvraag van de omgevingsvergunning zal onder andere het aspect natuurwaarden getoetst worden, waarbij bekeken wordt of de ontwikkeling invloed heeft op bijvoorbeeld weidevogelleefgebied en Ecologische Hoofdstructuur.
 
Deze insteek zal leiden tot een betere benutting in het voor- en naseizoen en in de onrendabele periodes. Dit komt de leefbaarheid en werkgelegenheid van Texel ten goede.
De 25% uitbreidingsmogelijkheid is voorbehouden aan kleinschalige recreatieterreinen.
Een recreatieterrein met 150 slaapplaatsen en minder wordt volgens de regels gezien als een kleinschalig. Deze krijgen de mogelijkheid om uit te breiden via de zogenaamde 25% regel om het verder te professionaliseren, mits hier in het verleden al geen gebruik van gemaakt is. Kleinere bedrijven zijn qua rentabiliteit kwetsbaarder.
Kleinschalige duurzame energieopwekking bij de Bestemming Recreatie - Verblijfsrecreatieve terreinen en Recreatie - Verblijfsrecreatieve gebouwen is toegestaan ten behoeve van deze bestemmingen, maar niet voor het bedrijfsmatig opwekken van energie, die het eigen verbruik te boven gaat.
 
Artikel 38 Recreatie - Volkstuin
 
Artikel 39 tot en met 44 Sport
In artikel 39 tot en met 44 zijn de verschillende sportbestemmingen opgenomen:
Artikel 39; Sport – Autocrossterrein
Artikel 40; Sport – Golfbaan
Artikel 41; Sport – Kartbaan
Artikel 42; Sport – Manege
Artikel 43  Sport – Motorcrossterrein
Artikel 44  Sport – Sportveld
 
Sport is erg uiteenlopend van karakter, van heel rustig tot erg druk.
Daarom is voor elke sportcategorie een eigen passende bestemming opgenomen, toegespitst op de eigen identiteit en het gebruik.
Bij elk van deze bestemmingen geldt dat er voldoende ruimte moet zijn voor het parkern van de auto's van gasten en bezoekers binnen het bestemmingsvlak. Hier moet bij de erf- of terreininrichting terdege rekening gehouden worden. Parkeren langs de weg, of parkeren in het agrarisch gebied ten behoeve van de sportfunctie is niet toegestaan. Dit geeft teveel verstoring van het open landschap.
Op sportvelden of locaties is het gebruikelijk dat daar af en toe evenementen plaatsvinden zoals sportwedstrijden of weekenden etc. Dit valt onder het normale gebruik van de sportbestemming. Wel zal er, afhankelijk van de duur en omvang van het evenement een evenementenvergunning op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening nodig kunnen zijn. Het moet geen vast gebruik worden dat op deze locaties allerlei niet-sport gerelateerde evenementen gaan plaatsvinden, die het normale toegstane gebruik conform de bestemming, overstijgen.
 
Art. 39 Sport - Autocrossterrein
Voor de autocross en daaraan gerelateerde activiteiten zijn gronden aangewezen met de bestemming Sport - Autocrossterrein. Naast het autocrossterrein ligt het motorcrossterrein. Hiervoor is een specifieke bestemming opgenomen. De functies van zowel het autocross- als het motorcrossterrein veroorzaken veel geluid. Om overlast te beperken zijn specifieke regels gesteld in de milieuvergunning. Om deze afspraken goed te kunnen bewaken is het belangrijk dat deze functies niet worden omgewisseld.
 
Art. 40 Sport - Golfbaan
Op Texel is een golfbaan gelegen grenzend aan een belangrijk natuurgebied. Ook dit golfterrein zelf heeft natuurwaarden. Zo kwalificeert het zich voor weidevogelleefgebied. Het terrein is zodanig ingericht dat de natuurwaarden daar goed tot uiting komen. De golfbaan ligt op een strategische plek, enerzijds tegen een natuurgebied en anderzijds in de beurt van een concentratiegebied van verblijfsrecreatie. De golfbaan heeft derhalve een belangrijke functie en krijgt daarom ruimte voor uitbreiding van een 9 - holes baan, naar een 18 - holes baan (een gevoerde projectafwijkingsprocedure is nu opgenomen in het bestemmingsplan).
 
Art. 41 Sport - Kartbaan
Voor de kartbaan is een geluidszonering opgenomen.
 
Art. 42 Sport - Manege
De manege heeft een sterk aantrekkende werking voor bezoekers. De ruitersport heeft de laatste jaren een grote groei doorgemaakt. Met name dit en de gunstige ligging centraal op het eiland, goed bereikbaar en landschappelijk goed ingepast, maken dat er enige ruimte kan worden geboden voor uitbreiding. Zodat de doorgemaakte groei nog beter gefaciliteerd kan worden.
 
Art. 43 Sport - Motorcrossterrein
Voor de motorcross en daaraan gerelateerde activiteiten zijn gronden aangewezen met de bestemming Sport - Motorcrossterrein. Naast het motorcrossterrein ligt het autocrossterrein. Hiervoor is een specifieke bestemming opgenomen. De functies van zowel het autocross- als het motorcrossterrein veroorzaken veel geluid. Om overlast te beperken zijn specifieke regels gesteld in de milieuvergunning. Om deze afspraken goed te kunnen bewaken is het belangrijk dat deze functies niet worden omgewisseld
 
Art. 44 Sport - Sportveld
De bestemming Sport - Sportveld is opgenomen voor grasveldsporten. Hierbij kun je denken aan balsporten, hondensport en modelvliegen. Deze zijn in principe multifunctioneel en uitwisselbaar.
Er zijn geringe bouwmogelijkheden bedoeld voor de opslag van sportbenodigdheden.
 
Artikel 45 - Tuin
De bestemming Tuin is toegekend aan reststukjes grond die niet agrarische gebruikt worden. Deze behoren meestal bij een woning of bij een andere functie. Deze functie overstijgt echter in omvang de erffunctie. Het komt bij allerlei bestemmingen voor. Het betreft veelal particulier aangekochte grond die niet meer agrarisch in gebruik is, maar ook niet tot het directe erf van de oorspronkelijke functie behoort. Bebouwing wordt hier niet mogelijk gemaakt.
Het gaat hier om een constaterende bestemming van de feitelijke situatie op dit moment gaat. Soortgelijke ontwikkelingen zullen in de toekomst niet verder worden gehonoreerd. Dit vanwege het feit dat versnippering moet worden tegengegaan en dat het agrarisch areaal niet verder mag worden aangetast.
 
Artikel 46 - Verkeer
De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor wegen met aanliggende fiets- en wandelpaden, bruggen, dammen en/of duikers, sloten, parkeervoorzieningen en straatmeubilair (waaronder tevens straatverlichting, verkeersregelinstallaties en abri's vallen). En mede bestemd voor extensief dagrecreatief medegebruik, antennemasten en verkooppunt motorbrandstoffen met en zonder lpg, ter plaatse van de betreffende aanduiding. Binnen het plangebied zijn alleen enkelbaanswegen aanwezig. Het is niet mogelijk om dubbelbaanswegen te realiseren. Parkeerterreinen en parkeerstroken zijn ook in deze bestemming opgenomen. De functieaanduiding 'Opslag' voor de winterstalling van de paviljoens en strandhuisjes zit ook in deze bestemming.
Kleinschalige duurzame energieopwekking bij deze verkeersbestemming is toegestaan ten behoeve van deze bestemming, maar niet voor het bedrijfsmatig opwekken van energie, die het verbruik van de benodigde verlichting etc. te boven gaat.
 
Artikel 47 - Verkeer - Fietspad
De voor Verkeer - Fietspad aangewezen gronden zijn bestemd voor fiets- en wandelpaden, bruggen, dammen en/of duikers, sloten. En mede bestemd voor extensief dagrecreatief medegebruik.
 
Artikel 48 - Verkeer - Luchtverkeer
De voor Verkeer - Luchtverkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor een vliegveld en mede bestemd voor diverse dagrecreatieve functies. Alle bebouwing ten behoeve van de verschillende functies moet in een gezamenlijke bouwstrook aan de weg plaatsvinden. Er is geen regeling meer voor de verdeling van de te bebouwen oppervlakte over de verschillende functies, zoals deze zat in de voorloper van dit bestemmingsplan. Parkeren van bezoekers en gebruikers van het vliegveld moet in het bestemmingsvlak plaatsvinden. Aan de functie van het vliegveld zijn verschillende zoneringen gekoppeld. Er is een zonering voor het luchtvaartbaken, een zonering voor het landen en opstijgen van vliegtuigen, invliegfunnel en een geluidszonering. 
Ook is er een grondruil vormgegeven waardoor ongeveer 20 hectare van de bestemming Vliegveld uit het oude plan weer terugkomt naar een agrarische bestemming
 
  
Artikel 49 - Water
De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor de waterhuishouding en waterbeheersing in de vorm van sloten, watergangen en plassen. Alle hoofdwaterlopen in het plangebied zijn bestemd. Overige sloten die tot het waterbeheersingssysteem behoren zijn beschreven in de desbetreffende bestemmingen zelf. De niet bestemde sloten zijn beschermd via een ‘omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden’ (voorheen de aanlegvergunning).
 
Artikel 50, 51 en 52 – Wonen
In artikel 50 tot en met 52 zijn de verschillende woonbestemmingen opgenomen: 
Artikel 50; Wonen
Artikel 51; Wonen - Tweede woning
Artikel 52; Wonen - Vab
 
Bij alle woonbestemmingen is het nu mogelijk gemaakt om onder voorwaarden een beroep of bedrijf aan huis uit te oefenen of mantelzorg te verlenen, waarvoor ook bebouwing kan worden neergezet of ingericht.
Logies met ontbijt is tot een maximum van 6 slaapplaatsen toegestaan, verdeeld over maximaal 3 slaapkamers. Dit moet altijd plaatsvinden in de eigen woning en ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. Als het hier niet aan voldoet, is het strijdig ten aanzien van het toegestane gebruik.
Het is niet toegestaan om logies met ontbijt te hebben in een bijgebouw, net zoals het niet is toegestaan om een deel van de woonfunctie in een woongebouw te hebben.
Omdat er op Texel, vanuit het recreatiebeleid, gewerkt wordt met normtellingen voor het aantal slaapplaatsen, wordt dat ook gedaan voo logies met ontbijt. Net als bij een hotel, geldt de normtelling van 2 slapplaatsen per kamer. Bij logies met ontbijt kan het dus gaan om maximaal 3 kamers van de eigen woning die gebruikt mogen worden voor deze recreatieve nevenfunctie. Maximaal, omdat bij kleinere woningen het gebruik van 3 kamers al niet meer ondergeschikt kan zijn. Uiteraard moeten deze nevenfuncties in een woning altijd ondergeschikt zijn aan de woonfunctie. De bestemming is immers wonen, dus zal ruimtelijk gezien het wonen de boventoon moeten voeren.
Kleinschalige duurzame energieopwekking bij deze woonbestemmingen is toegestaan ten behoeve van deze bestemming, maar niet voor het bedrijfsmatig opwekken van energie, die het eigen verbruik te boven gaat.
In het plan is een regeling opgenomen om (voormalige) agrarische monumentale stolpen, gelegen binnen een bouwvlak, te wijzigen naar wonen. Hierdoor worden karakteristieke cultuurelementen in het landschap behouden. Landschappelijke- en cultuurhistorische kwaliteiten van het gebouw zijn hierbij van belang. De bouwkundige kwaliteit van het gebouw moet van dien aard zijn dat deze de moeite waard is om te behouden. De aanwezige waarden mogen door deze wijziging niet onevenredig worden aangetast. Een saneringsregeling van overtollige bedrijfsgebouwen zal in de wijziging worden meegenomen. Als het bedrijf blijft bestaan zal een verzoek om een nieuwe bedrijfswoning niet gehonoreerd worden. Uitgangspunt is dat een bedrijfswoning altijd bij het bedrijf blijft horen. Na wijziging krijgt de woning de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – plattelandswoning’.
 
Art. 50 en 51 Wonen en Wonen - Tweede woning
Het plangebied kent 3 verschillende woonbestemmingen. De eerste is een normale, permanente woonbestemming. De tweede woonbestemming Wonen - Tweede woning betreft de tweede woningen, dit zijn de woningen die in der tijd vrijgegeven zijn voor recreatief medegebruik. Deze woningen mogen dus gebruikt worden voor zowel permanente, als recreatieve bewoning. Voorheen was deze status vastgelegd in de huisvestingsverordening. Nu is ervoor gekozen om deze vast te leggen in het bestemmingsplan. Dit geeft rechtszekerheid en duidelijkheid. Het aantal tweede woningen kan niet uitgebreid worden.
Per woning mogen maximaal twee vrijstaande bijbehorende bouwwerken worden gebouwd. Dit is exclusief de recreatieve opstal, ter plaatse van de desbetreffende aanduiding.
De bouwregels zijn voor beide bestemmingen gelijk. De bouwhoogtes zijn verschillend per gebied: in de landschappelijk meer kwetsbare gebieden zoals De Hoge Berg en het Oude Land, zijn de toegestane goot en bouwhoogtes lager dan in de landschappelijk minder kwetsbare en grootschaliger strand- en zeepolders.
Ook de gebruiksregels zijn voor beide woonbestemmingen hetzelfde, uitgezonderd ondergeschikt gebruik zoals beroep en bedrijf aan huis, logies met ontbijt en de mantelzorg. Deze zaken zijn bij tweede woningen alleen mogelijk als er sprake is van permanente bewoning van het betreffende pand.
 
Art. 52 Wonen - Vab
Deze woningen komen voort uit de agrarische bestemming. (Vab = Voormalige agrarische bebouwing).
Omdat het altijd gaat om een woning die uit een agrarische situatie vandaan komt, hebben deze woningen allemaal de status "plattelandswoning" gekregen. Hiermee is duidelijk dat de bewoners accepteren dat ze zijn gaan wonen in een gebied waar de agrarische functie de boventoon voert.
 
Afwijkingen
De volgende afwijkingsmogelijkheden komen in alle drie de woonbestemmingen voor:  
 
Stolpenregeling
Na afwijking kan een omgevingsvergunning verleend worden voor de bouw van een nieuwe woning met een maximale oppervlakte van 250 m². Hierbij moet voldaan worden aan een aantal voorwaarden. Zo betreft de nieuw te bouwen woning een stolp (in de begripsbepalingen is gedefinieerd wat daaronder wordt verstaan), moet de woning landschappelijk worden ingepast en is aangetoond dat de bouw van een stolpboerderij passend is bij de cultuurhistorische waarden van het omliggende gebied. Historisch gezien kwamen en komen stolpen niet voor in de strand- en zeepolders. Er zal vanuit de locatie worden bekeken of er stolpen staan of hebben gestaan in deze omgeving en of deze nieuwe stolp hierbij aansluit.  
 
Mantelzorg
Het verlenen van Mantelzorg in de gewone woning is uiteraard altijd toegestaan, dit valt immers onder het normale woongebruik. Er kunnen echter bijzondere omstandigheden zijn, waarbij mantelzorg in de gewone woning niet voldoende uitkomst biedt. Daarvoor zijn enkele extra mogelijkheden opgenomen in dit bestemmingsplan: - het plaatsen van een mantelzorgunit; - het gebruik van een bijbehorend bouwwerk; - het gebruik van een recreatief.
Op deze manier kan voorzien worden in huisvesting van degene die mantelzorg ontvangt of verleent.
Voor deze extra mogelijkheden gelden wel enkele voorwaarden. Zo moet de noodzaak ervan aangetoond worden door een deskundig arts of medisch specialist. Als er mantelzorg wordt toegestaan wordt er een anterieure overeenkomst gesloten met de betrokkenen, om onder andere zeker te stellen dat na afloop van de mantelzorg situatie, de situatie weer wordt teruggebracht in de oude toestand. De afstand van de mantelzorgunit, bijbehorend bouwwerk of recreatief opstal mag maximaal 25 meter vanaf het woonhuis liggen. In geval de feitelijke situatie op het achtererf dit niet toelaat, bijvoorbeeld wanneer dit al grotendeels bebouwd is, en het woongenot, de ontwikkelingsmogelijkheden en gebruiksmogelijkheden van omliggende gronden niet beperkt, mag de afstand tot de woning maximaal 50 meter bedragen.
De reden van deze voorwaarden is, dat het gemeentelijk beleid niet toestaat dat er extra woningen ontstaan in het Texelse Buitengebied. Dit geeft een extra druk op een gebied waar landschappelijke openheid en rust de boventoon voeren. Ook zou een potentiele verdubbeling van het aantal woningen in het buitengebied in strijd komen met het gemeentelijke en provinciale woonbeleid.
 
Splitsing in 2 wooneenheden
Bij afwijking kan worden toegestaan dat monumentale stolpen worden gesplitst in 2 wooneenheden. De reden voor deze afwijkingsmogelijkheid is, dat het onderhoud van monumentale stolpen veelal zeer kostbaar is. Door deze last over twee gezinnen te verdelen, is het voortbestaan van de stolp beter gewaarborgd.
 
Paardrijdbak
Omdat een paardrijdbak verstorend kan werken op het open landschap, is dit gebruik pas toegestaan nadat een afwijkingsbeschikking is verleend. Op die manier kan de gemeente sturend optreden voor wat betreft de, vanuit landschappelijk oogpunt bezien, meest wenselijke locatie voor een paardrijdbak.
Er mogen geen bouwwerken voor worden opgericht anders dan de afschermende hekken. Verlichting is niet toegestaan. De paardrijdbak moet altijd aansluitend aan een bouwvlak liggen, zodat deze een logische eenheid vormt met het erf van de woonfunctie.
 
DUBBELBESTEMMINGEN
Er is behoefte aan een dubbelbestemming als ruimtelijk relevante belangen van een bepaald gebied veilig moeten worden gesteld die niet of onvoldoende met een normale bestemming kunnen worden gewaarborgd. Vaak loopt een dubbelbestemming over meerdere enkelbestemmingen heen. Een dubbelbestemming heeft, net als een enkelbestemming, altijd betrekking op een geometrisch bepaald vlak. Als de regels van een enkelbestemming en een dubbelbestemming met elkaar is strijd komen, dan tellen de regels van de dubbelbestemming zwaarder, om de specifieke waarden/belangen te beschermen. In de SVBP zijn drie hoofdgroepen vastgelegd waarbij moet worden aangesloten voor het toekennen van een dubbelbestemming. Dit zijn de hoofdgroepen:
  • Leiding: waarbinnen beschermingszones van onder andere gasleidingen en hoogspanningsleidingen worden geregeld. Op en binnen de beheerszone van deze leidingen mag niet gebouwd worden en mag niet in de bodem worden gegraven, noch beplanting worden aangebracht.
  • Waarde, bijvoorbeeld landschappelijke en/of archeologische waarden.
  • Waterstaat, bijvoorbeeld waterbergingsgebieden of waterkeringen.
 
In dit bestemmingsplan zijn de volgende dubbelbestemmingen opgenomen:
 
Art. 53 Leiding - Gas
 
Art. 54 Leiding - Riool
 
Art. 55, 56 en 57 Waarde - Archeologie
 
Op grond van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg moet in de bestemmingsplanvoorschriften een regeling voor de omgang met archeologische (verwachtings)waarden worden opgenomen. Er worden in dit plan de volgende categorieën onderscheiden:
Artikel 55; Waarde - Archeologie 2: van toepassing op terreinen van archeologische waarde
Artikel 56; Waarde - Archeologie 3: van toepassing op terreinen met een hoge archeologische verwachting
Artikel 57; Waarde - Archeologie 4: van toepassing op terreinen met een gematigde archeologische verwachting
 
Art. 58 Waterstaat - Waterkering
Het eiland Texel ligt rondom in de zee. daarom is de waterkerende functie erg belangrijk voor de veiligheid van de inwoners. Deze bestemming ligt op de Waddendijk en op de binnendijken. De waterkerende functie aan de Noordzeekant, is opgenomen in de bestemming Natuur- Kuststrook.
Binnen deze bestemming is de aanleg van gemalen ten behoeve van de regulering van de waterstand, mogelijk ter plaatse van de functieaanduiding op de verbeelding.
Eventuele ontwikkelingen op het gebied van bouwen binnen deze zonering dienen te allen tijde aan het hoogheemraadschap te worden voorgelegd in verband met de waterstaatkundige toelaatbaarheid.
Voor nieuwe bebouwing, ongeacht of deze  binnen of buiten de bestaande bouwvlakken zal plaatsvinden is een watervergunning noodzakelijk, dit geldt ook voor omgevingsvergunningvrije bouwwerken

4.5 Algemene regels

GEBIEDSAANDUIDINGEN
Bij de algemene aanduidingsregels zijn gebiedsaanduidingen opgenomen ten behoeve van een te beschermen belang, dat overstijgend is aan de bestemming van de grond. Deze gebiedsaanduidingen bestrijken een gebied waarbinnen verschillende bestemmingen voor komen. Voor deze gebieden staan er dus niet alleen regels in de bestemmingsregel, maar moet altijd ook gekeken worden naar de bijzondere regels die binnen de gebiedsaanduiding gelden. De volgende gebiedsaanduidingen zijn opgenomen:
     
  • Geluidzone, dit betreft een zone rond de karting aan de Akenbuurt.  
  • Luchtvaartverkeerzone 1, dit betreft het luchtvaartbaken;    
  • Luchtvaartverkeerzone 2, dit betreft de invliegfunnel; 
  • Luchtvaartverkeerzone 3, dit betreft een geluidzone rond het Vliegveld;
  • Vrijwaringszone - dijk;
  • Vrijwaringszone - duin; 
  • Vrijwaringszone - molenbiotoop.
 
      
 
Afwijkingen
De algemene afwijkingsregel voorziet in de mogelijkheid om op ondergeschikte onderdelen af te wijken van de regels van het bestemmingsplan. Dit kan bij meerdere bestemmingen nodig zijn, daarom zijn deze mogelijkheden in de algemene regels opgenomen, zodat ze in principe bij alle andere bestemmingen toepasbaar zijn. Bij de afweging is het Beeldkwaliteitsplan steeds onderdeel van het toetsingskader. De regel gaat over:
     
  • Kleine bouwwerken ten behoeve van publieke dienst (transformatorhuisjes e.d.)    
  • Bouwen met een afwijkende dakhelling, ten behoeve van een bijzonder ontwerp, of het bouwen met een grasdak etc, is een mogelijkheid opgenomen om af te wijken van de voorgeschreven dakhelling. Vanwege de landschappelijke impact die dit kan hebben is er een afwegingsmoment ingebouwd.    
  • Tijdelijke opslag ten behoeve van waterstaatkundige werken die noodzakelijk zijn voor kustverdediging, omdat Texel een eiland is, is kustverdediging zeer belangrijk. Het kan nodig zijn om tijdelijk materaal e.d. op te slaan ten behoeve van werken aan de kustverdediging.    
  • Plaatsen van een luchtvaartbaken    
  • Plaatsen van een antenne voor kustwachtgebruik    
  • Tijdelijke afwijking van bouw- en gebruiksregels voor het houden van evenementen. Evenementen komen veel voor op Texel, mede vanwege de belangrijke recreatiefunctie op Texel. Hiervoor worden evenementenvergunningen afgegeven op basis van de Algemene Plaatselijke Verordening. Om ook de planologische kant van de evenementen goed te regelen, en omdat ze bijna op geheel Texel kunnen voorkomen, is een algemene tijdelijke afwijkingsmogelijkheid opgenomen. Voor jaarlijks op dezelfde locatie terugkerende venementen, zoals de Ronde om Texel, is in de bestemming Natuur - Kuststrook ene specifieke regeling opgenomen. Dat valt dus niet onder deze meer algemene afwijkingsregeling. 
Wijzigingen
De in het plan opgenomen algemene wijzigingsbevoegdheid laat meer ingrijpende afwijkingen toe ten opzichte van de oorspronkelijke bestemming. Het gaat om:
     
  • Het oprichten van een seksinrichting, het gemeentelijk beleid laat toe dat er op 1 locatie in het buitengebied een seksinrichting komt, dat beleid is vertaald in deze regel.    
  • Uitbreiding van het aantal recreatieve opstallen, de recreatieve opstallen zijn een bijzondere vorm van verblijfsrecreatief aanbod, in die zin dat ze nagenoeg altijd voorkomen bij een andere bestemming zoals wonen of agrarisch. Het beleid laat toe dat ook hier een uitbreidingsmogelijkheid is ten behoeve van kwaliteitsverbetering, net zoals bij verblijfsrecreatie op recreatieve bestemmingen zoals recreatieterreinen en verblijfsrecreatie en dit is vertaald in de volgende criteria:  
1. Kwaliteitsvoorwaarden als uitgangspunt: het plan moet 
  • bijdragen aan de kwaliteit op Texel in brede zin;    
  • bijdragen aan een evenwichtige verdeling van de soorten slaapplaatsen;    
  • een gedegen ruimtelijke indeling van het terrein hebben;    
  • geen onevenredige afbreuk doen aan nabij gelegen terreinen;    
  • bijdragen aan een positieve landschappelijke uitstraling op Texel;    
  • een bedrijfsontwikkelingsrapport bevatten; 
2. De plannen moeten de Texelse kernkwaliteiten versterken;
3. De plannen moeten passen in de zonerings- en concentratiegedachte; De Koog, De Cocksdorp en
    ten westen van Den Hoorn. De plannen moeten passen in de locale schaal van de omgeving.
 
Bij de afweging van de aanvraag van de omgevingsvergunning zal onder andere het aspect natuurwaarden getoetst worden, waarbij bekeken wordt of de ontwikkeling invloed heeft op bijvoorbeeld weidevogelleefgebied en Ecologische Hoofdstructuur.
     
  • Verschuiving van de bestemmingsgrenzen ten behoeve van de aanleg van fiets-, wandel- en ruiterpaden. Een goed stelsel van vrijliggende of aanliggende paden is voor een toeristisch eiland van cruciaal belang. Er wordt dan ook steeds gewerkt aan het verbeteren van dit infrastructurele netwerk. Om dat ook planologisch te faciliteren is deze wijzigingsmogelijkheid opgenomen. Vaak is eerst aankoop van een strook grond van een particuliere eigenaar nodig, waarna de verkeersbestemming uitgebreid wordt. 

4.6 Overgangs- en slotregels

Het overgangsrecht is een regeling in bestemmingsplannen die erin voorziet dat legale oude situaties, die ten tijde van een vorig bestemmingsplan al bstonden, maar die in strijd zijn met het daarop volgende bestemmingsplan, mogen blijven bestaan. Het overgangsrecht heeft als doel bij de invoering van nieuwe bestemmingsregels, bescherming te bieden aan gevestigde belangen of verkregen rechten. Het overgangsrecht is in principe bedoeld als uitsterfconstructie. De gedachte daarachter is dat een ongewenste situatie in beginsel tijdens de periode waarvoor het bestemmingsplan geldt, wordt beëindigd. Overgangsbepalingen in een bestemmingsplan zijn meestal gesplitst in twee zaken, namelijk die ten aanzien van het bouwen en die betreffende het gebruik. Daar waar maten van bestaande legale bouwwerken op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp meer bedragen dan is voorgeschreven in het nieuwe bestemmingsplan, gelden deze maten ingevolge het in het bestemmingsplan neergelegde overgangsrecht als maximum.
In de strafregels zijn overtredingen van de voorschriften strafbaar gesteld.
De naam van het plan wordt in de slotregels aangehaald.

5 Uitvoerbaarheid

5.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan is een actualisatie van de bestaande situatie die in een nieuwe planologische regeling is vervat. Vanuit de gemeente zijn er geen nieuwe ontwikkelingen in het plan opgenomen die financieel geborgd moeten worden. De economische uitvoerbaarheid van het plan is hiermee dan ook gewaarborgd.

5.2 Inspraak, Vooroverleg en Zienswijzenprocedure

Vanuit het oogpunt van maatschappelijke uitvoerbaarheid is de bevolking van de gemeente Texel en een aantal belangenorganisaties betrokken bij de totstandkoming van het bestemmingsplan Buitengebied Texel. Burgers en belangenorganisaties hebben hun mening kunnen geven over de toekomst van Texel. Dit is verwerkt in de Structuurvisie. Uit de visievorming is de Nota van Uitgangspunten Bestemmingsplan Buitengebied (Bijlage 1 in bijlagen bij toelichting ) opgesteld waarin de hoofdlijnen staan die zijn verwerkt in dit bestemmingsplan. Daarnaast zijn ook verschillende branches (zoals de agrarische en de recreatieve sector) benaderd om input te geven op de plannen. Hieronder staan de opeenvolgende processtappen van de totstandkoming van een bestemmingsplan:
 
Voorbereidingsfase - Inspraak
Bekendmaking voornemen
Vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening
Ontwerp ter inzage
Zienswijzen
Vaststelling raad
Beroepsfase
Inwerkingtreding
 
Samenvatting Vooroverleg en Inspraak
 
Vooroverleg
(Overleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening)
 
Het voorontwerp van dit bestemmingsplan is in het kader van het overleg ex artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening toegezonden respectievelijk bekend gemaakt aan 45 instanties. De volgende 15 instanties hebben gereageerd: 
  1. Provincie Noord-Holland    
  2. Ministerie van Defensie   
  3. Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier   
  4. Veiligheidsregio   
  5. Nederlandse Gasunie  
  6. Waddenvereniging   
  7. Kamer van Koophandel Noordwest-Holland   
  8. LTO Noord   
  9. PWN Waterleidingbedrijf Noord-Holland   
  10. RECRON afdeling Texel   
  11. Werkgroep Kernwaarden Texel   
  12. Landschapszorg Texel   
  13. Monumentencommissie   
  14. Tien voor Texel   
  15. KLV Texel 
Waar het reacties van andere overheden betreft is het usance zoveel mogelijk tegemoet te komen aan hun
opmerkingen en wensen. Zij hebben immers een direct (algemeen) belang bij hetgeen zij ingebracht hebben.
Als wij ons niet aan hun aanwijzingen houden, is de kans groot dat ze verderop in de procedure naar de rechter zullen gaan om hun belangen veilig gesteld te krijgen.
Voor het overige is als algemene lijn aangehouden dat we zoveel mogelijk vasthouden aan de Nota van Uitgangspunten zoals die door de raad is vastgesteld. Toch is daar op enkele punten van afgeweken. De Nota van Uitgangspunten is vastgesteld in 2010, en het is nu halverwege 2012. Wij menen dat er toch enkele gewijzigde inzichten zijn. Met name het punt hoe je als gemeente zou moeten omgaan met het behoud van de kernkwaliteiten zoals het open, kleinschalige landschap. Enkele vooroverleg-reacties geven dat ook aan. De Nota van Uitgangspunten laat op sommige punten wel erg veel extra en grotere bebouwing toe. We vinden dat we toch iets voorzichtiger met het fraaie landschap om moeten gaan, overigens zonder een gezonde economische ontwikkeling van bedrijven en bewoners in het buitengebied tekort te doen. Daar waar afgeweken is van de Nota van Uitgangspunten is dat expliciet aangegeven.
 
Reactie van:
Wat staat er in de NvU
Wat is de wijziging
Provincie Noord-Holland
 
Bouwvlakken in de poldergebieden
2 hectare, in Oude Land en Binnenduinrand
1 hectare, met een binnenplanse
wijzigingsmogelijkheid naar 2 hectare.
Van de PRVS* mogen bouwvlakken
op Texel max. 1,5 hectare groot zijn.
In de Poldergebieden zijn ze ook
1,5 hectare ingetekend. In Oude Land
en Binnenduinrand zijn ze 1 hectare
met een wijzigingsmogelijkheid
naar 1,5 hectare.
Bij de blokken van 1 hectare is tevens
een aanduiding "agrarisch erf" aangegeven op de verbeelding, aansluitend aan het bouwvlak.
Hierbinnen kunnen dan de agrarische activiteiten plaatsvinden
waarvoor geen bebouwing nodig is,
zoals opslag of kamperen bij de boer.
Werkgroep Kernwaarden Texel &
Monumentencommissie
Glaskassen, zijnde agrarische bedrijfsgebouwen, (tot een oppervlakte van 2.000m²) zijn bij recht mogelijk binnen agrarische bouwvlakken. (het betreft hier niet zozeer een afwijking van iets wat in de NvU staat, maar van een geldende regeling. Voor alles wat niet expliciet in de NvU staat is het uitgangspunt dat de huidige regeling wordt voortgezet. Dat gebeurt hier nu niet.
Er is een binnenplanse afwijking nodig, zodat voorwaarden kunnen
worden gesteld ter bescherming van de kernwaarde "nachtelijke
duisternis".
Werkgroep Kernwaarden Texel &
Monumentencommissie
Een goothoogte van 6 meter en nokhoogte van 12,5 meter op het Oude
Land en in de Binnenduinrand bij afwijking (bij recht is 4,5)
De afwijkingsmogelijkheid komt te vervallen, zodat de maximale
goothoogte 4,5 meter en nokhoogte 10
meter wordt. Dit geldt zowel bij agrarische bedrijven, agrarische loonbedrijven, als bij andere bedrijven.
Werkgroep Kernwaarden Texel &
Monumentencommissie & 10 voor Texel
Hoge Berg is onderdeel van Oude
Land, zonder aparte regels of karakteristieken
Hoge Berg krijgt een aparte (agrarische) regeling en zal apart beschreven worden in het Beeldkwaliteitsplan.
Werkgroep Kernwaarden Texel &
Monumentencommissie
Maximale oppervlakte van woningen is 200 m², bijbehorende
bouwwerken max. 150 m²
Maximale oppervlakte van woningen
wordt 150 m², bijbehorende
bouwwerken 100 m².
*Provinciale Ruimtelijke StructuurVisie
 
Inspraak
Inleiding
Het proces om te komen tot een nieuw Bestemmingsplan Buitengebied, is gestart met een inventarisatie van wensen en belangen van de twee grootste groepen grondgebruikers in het plangebied:
1. Agrariërs
2. Recreatie bedrijven
Deze twee groepen zijn aangeschreven en uitgenodigd een vragenformulier in te vullen. Hierin is enerzijds gevraagd naar de huidige feitelijke situatie (inventarisatie) en anderzijds naar toekomstplannen/ontwikkelingen/wensen.
Velen hebben hier gebruik van gemaakt, voor het thema agrarisch zijn er ca. 240 reacties.
Voor het thema toerisme en recreatie zijn er 116 reacties. Nog meer dan bij de agrarische reacties het geval was, heeft de verzameling toeristische reacties het karakter van een inventarisatie van slaapplaatsen en gebruik op de bestemde locaties. Voorstellen tot aanpassing van de plansystematiek zitten er niet in. Dat was op dat moment ook niet de vraag. Opvallend is dat nagenoeg iedereen aangeeft dat er binnen enkele jaren een plan is voor uitbreiding door middel van "de 25%-regeling" om het aantal slaapplaatsen, of de (bebouwde) oppervlakte, uit te breiden. Men wil mogelijkheden voor uitbreiding in de toekomst openhouden.
Verder wordt veelvuldig verzocht om de mogelijkheid grotere zomerhuizen of recreatieve opstallen te mogen bouwen. Het bestemmingsplan zal die mogelijkheid gaan bieden. Inmiddels wordt hierop vooruitgelopen, via een gedoogconstructie.
Omdat bekend was dat we begonnen waren met het Bestemmingsplan Buitengebied hebben ook andere particulieren dan diegene die we een brief hadden gestuurd, spontaan bij ons gereageerd. Daarnaast is een aantal Texelse organisaties uitgenodigd hun visie op het plangebied in te dienen.
Al deze reacties zijn gebundeld en gebruikt bij het opstellen van het plan. Op deze wijze heeft de gemeente Texel de inspraak vorm gegeven voor dit bestemmingsplan. De gebundelde reacties zijn een bijlage bij deze nota. De reacties zijn gesorteerd op alfabet, naar straatnaam. Ter bescherming van de privacy van de indieners, zijn alle gegevens waarmee de indiener valt ter herleiden (naam, telefoonnummer, e-mailadres etc.) onherkenbaar gemaakt. Na besluitvorming wordt de Nota Inspraak een openbaar stuk.
 
Uitgangspunten bij beoordeling
  • De Nota van Uitgangspunten zoals vastgesteld door de raad
  • De rechten op basis van het geldende plan
  • Gevoerde en afgeronde planologische procedures
  • De structuurvisie "Texel op Koers"
  • Overig geldend beleid
  • Geen "cadeautjes" uitdelen ofwel: als er een procedure voor een bepaalde wens gevoerd kan worden, op basis van het huidige dan wel het nieuwe plan, dan zal die procedure ook gevoerd moeten worden. Als je nu zaken "omzet" kan je niet toetsen of wel aan alle ruimtelijke voorwaarden wordt voldaan en kunnen geen voorwaarden worden verbonden aan de beschikking. Een uitzondering op deze regeling is gemaakt voor agrarische bedrijven waarbij weinig agrarische bedrijfsgebouwen aanwezig zijn, zo weinig dat er niet gesaneerd zou hoeven te worden, mocht de procedure toegepast worden. Dit uitgangspunt bij het beoordelen van inspraakverzoeken is opgenomen in de Nota van Uitgangspunten.
Uitkomsten
De behandeling van de inspraak heeft op de verbeelding tot vele kleine, locatiegebonden aanpassingen geleid, De regels zijn niet aangepast naar aanleiding van deze reacties. De antwoorden zijn in lijn met de regels en uitgangspunten.
De inspraak thema agrarisch, geeft geen aanleiding tot structurele wijzigingen in het plan. Er zijn dus geen wijzigingen op de Nota van Uitgangspunten.
De inspraak thema recreatie, geeft aanleiding tot een paar aanvullingen op de Nota van Uitgangspunten:
  1. normtelling en maximum bebouwingsvlak familiehuizen;
  2. toevoegen dat bij Verblijfsrecreatieve Gebouwen maximaal 2 hoofdgebouwen geplaatst mogen worden, zodat uitplaatsing van losse eenheden daar niet mogelijk is;
  3. toevoegen verbod op uitplaatsing bij inpandige recreatieve eenheden.
 
Er is, naar aanleiding van het thema overige, een aanvulling op de Nota van Uitgangspunten:
    1. Uitplaatsen van recreatieve eenheden die in een gebouw zitten, niet langer toelaten (n.a.v.
        reactie 10 voor Texel).
 
Zienswijzen
De zienswijzen zijn behandeld in de Nota van Beantwoording, samen met het bestemmingsplan Buitengebied Texel 2013 vastgesteld bij raadsbesluit van 12 juni 2013.

5.3 Planschade

Bij het opstellen van het bestemmingsplan zijn de risico's op planschade ingeschat. Als een belanghebbende door het nieuwe bestemmingsplan schade lijdt of zal lijden, kan hij bij de gemeente 'planschade' claimen. Het voorliggende bestemmingsplan is hoofdzakelijk een conserverend plan, waarin de bestaande rechten zoveel mogelijk zijn gerespecteerd. Daarnaast worden er vrijwel geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Op basis daarvan is dan ook geen planschade te verwachten.
Bij iedere nieuwe aanvraag voor een nieuwe ontwikkeling wordt bezien of er planschade mogelijk is. Indien dit het geval is, zal met de belanghebbende aanvrager een anterieure overeenkomst worden gesloten zoals bedoeld in artikel 6.4 a van de Wet ruimtelijke ordening, waarmee wordt geregeld dat de planschade geheel of gedeeltelijk voor zijn diens rekening komt. Daarmee kan worden voorkomen dat de gemeenschap voor de planschadekosten moet opdraaien die gemaakt worden in het belang van de aanvrager.
 
Voor het bestemmingsplan is ook een plan MER gemaakt. Als één van de uitkomsten daarvan zijn de bouwmogelijkheden van de agrarische veehouderijbedrijven ingeperkt ten opzichte van het vorige plan. Hiervoor wordt nog een planschaderisicoanalyse gemaakt.

5.4 Handhaving

De gemeente toetst de regels en afspraken regelmatig om te zien of ze nog voldoen en nog actueel zijn. De gemeente stelt lokale prioriteiten en deze moeten dan ook worden gehandhaafd.
Handhaving verschaft duidelijkheid bij alle betrokkenen, versterkt de geloofwaardigheid van het bestuur en vergroot het gevoel van veiligheid en leefbaarheid bij de burgers op het eiland. De gemeente wil zich actief, open en integer tonen in haar optreden en dat geldt ook voor het handhavingsbeleid. Bedrijven en burgers zijn primair zelf verantwoordelijk voor het naleven van voorschriften. De gemeente heeft de rol naleving van voorschriften te bevorderen. Dat doet de gemeente door daarover te communiceren en daarnaast ziet de gemeente toe op naleving van de regels en handhaaft waar nodig op basis van openbaar en vastgelegd beleid.
Handhaving is een brede term die verschillende activiteiten dekt. Het constateren en op verschillende manieren ongedaan maken van overtredingen is handhaving in engere zin. Maar ook op andere manieren kan de naleving van normen worden bevorderd. Voorlichting en communicatie zijn daarbij belangrijk.
Toezicht op en handhaving van regels is een proces dat continu in beweging is. Nieuwe wetgeving, veranderende wijze van overtreden en overige omstandigheden "dwingen" handhavende instanties er toe om de wijze waarop bepaald wordt waarop en hoe er wordt gehandhaafd te actualiseren.
De gemeente Texel heeft in 2005 omschreven en vastgelegd hoe er dient te worden gehandhaafd. Dit beleid is vooral toegespitst op de milieuhandhaving en is inmiddels aan actualisatie toe. Daarnaast werkt het team Toezicht sinds 2005 met jaarplannen/uitvoeringsprogramma's waarin jaarlijks wordt vastgesteld aan welke handhavingsactiviteiten extra aandacht wordt bestaan.
Per 1 oktober 2010 is de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (Wabo) in werking getreden. Naast het feit dat deze wet bepaalt dat het voor de burger makkelijker en overzichtelijker is om een combinatie van vergunningen aan te vragen stelt deze wet ook kwaliteitseisen aan de handhaving. Deze eisen bestaan vooral uit het vastleggen van de wijze van handhaving in beleidsstukken.
Bovenstaande ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de gemeenteraad 'Visie + Handhavingstrategie en werkwijze Wabo 2011-2015' heeft vastgesteld. De Nota vormt hiermee de basis voor de omgevingshandhaving. Landelijke aanvullingen hierop, zoals het handhavingdocument vuurwerk, de handhaving uitvoeringsmethoden voor grondstromen en de strategieën met betrekking tot ketenhandhaving blijven aanvullend gelden. Jaarlijks wordt een Uitvoeringsprogramma toezicht en handhaving vastgesteld. Hierin worden de handhavingsprioriteiten vastgelegd.
De gemeente Texel hanteert een aantal strategieën bij de uitvoering van handhaving van het omgevingsrecht. Te onderscheiden zijn de nalevingstrategie (instrumentkeuze), de toezichtstrategie (de wijze van uitvoeren van het toezicht) en de handhaving- sanctiestrategie (het optreden bij een overtreding).
Het effectief bevorderen van naleving van wet- en regelgeving begint bij een bewuste keuze van het instrument om die naleving te beïnvloeden. Ten opzichte van de afgelopen jaren houdt dit geen grote strategiewijziging in maar een meer bewuste keuze van het meest geschikte instrument om naleving te bevorderen in combinatie met de bepaling waarom het aan naleving schort.
Voor een uniforme effectieve en efficiënte uitvoering van het omgevingstoezicht zijn algemene uitgangspunten van belang, een uniform gebruik van begrippen over de vorm van toezicht en een aantal minimum criteria of servicenormen.
Op grond van de Landelijke sanctiestrategie milieu handhaving (en vanaf 1 oktober 2010 ook de basis voor de sanctiestrategie Wabo) en de overwegingen betreffende de vrijheid van instrumentkeuze kiest de gemeente Texel in beginsel voor een regulier stappenplan in de sanctiestrategie van correctie.
 
Zaken die niet in overeenstemming zijn met het nieuwe bestemmingsplan vallen in het algemeen onder het overgangsrecht. Dit overgangsrecht kan echter niet zo ver reiken dat zaken die in strijd zijn met het voor dit bestemmingsplan geldende bestemmingsplan, mogen worden voortgezet of uitgebreid. Daarom zijn de situaties die strijdig zijn met het hiervoor geldende bestemmingsplan uitgezonderd van het overgangsrecht.
In de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat het verboden is om gronden en bouwwerken te gebruiken of te laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan. Overtreding van dit verbod is een strafbaar feit.
Tijdens het opstellen van dit plan zijn strijdigheden geconstateerd ten opzichte van het oude bestemmingsplan. Deze zullen in een handhavingtraject worden opgenomen. Het uitgangspunt is strijdige situaties niet te tolereren.
 
  • 1. De gemeenteraad heeft over het onderwerp slaapplaatsen in september 2012 een visie gegeven in een startnotitie (zie kopje Startnotitie 'Mooi Texel, meer toekomst'