direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond
Plan: Warmenhuizen
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0441.BPWHZ2011-OH01

Artikel 3 Agrarisch - Cultuurgrond

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Cultuurgrond' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. cultuurgrond;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. veldschuren, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur";
  • c. volkstuinen, ter plaatse van de aanduiding "volkstuin";
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. paden en kavelontsluitingswegen;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;
  • h. openbare nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • i. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. op of in deze gronden zullen uitsluitend veldschuren en gebouwen ten behoeve van een volkstuin worden gebouwd;
  • b. een veldschuur zal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - veldschuur" worden gebouwd;
  • c. de bouwhoogte van een veldschuur zal ten hoogste de bestaande hoogte bedragen.
  • d. gebouwen ten behoeve van een volkstuin zal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "volkstuin" worden gebouwd;
  • e. als gebouw ten behoeve van een volkstuin mogen uitsluitend kassen en één voorzieningengebouw worden gebouwd;
  • f. de oppervlakte van een kas zal ten hoogste 20 m² bedragen;
  • g. de oppervlakte van een voorzieningengebouw zal ten hoogste 60 m² bedragen.
3.2.2 Overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden voor het opslaan van mest;
  • b. het gebruik van gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijdbak met de daarbijbehorende bouwwerken.
3.4 Afwijken van gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 3.3 sub b in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijdbak ten behoeve van het eigen hobbymatige gebruik met de daarbijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. de bouwhoogte van het hekwerk rond de paardrijdbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van verlichting bij een paardrijdbak ten hoogste 6 m bedraagt, waarbij de lichtarmaturen zodanig worden aangebracht dat geen lichthinder optreedt buiten de paardrijdbak;
    • 3. de omvang van de paardrijdbak ten hoogste 1200 m² bedraagt;
    • 4. de paardrijdbak zo dicht mogelijk bij de (bedrijfs)woning worden gerealiseerd, met dien verstande dat de paardrijdbak binnen 35 m van de (bedrijfs)woning wordt gesitueerd en niet verder mag strekken dan 100 m uit de (bedrijfs)woning;
    • 5. er beplanting aan de wegzijde van de paardrijdbak wordt aangebracht, indien de paardrijdbak aan een weg is gelegen;
    • 6. er vanwege de paardrijdbak geen onevenredige hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand 50 m tot de woonbestemmingsgrens bij opslag van mest, minimale afstand 25 m tot de woonbestemmingsgrens bij stalling, minimale afstand 30 m tot de woonbestemmingsgrens bij rijdbak).