Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Bestemmingsplan Tjallewal-Oost (Bonkelaarsdijk 1)
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.0441.BPWG08tjllwlst-0301

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:
   

1.1 plan:

het bestemmingsplan Tjallewal-Oost (Bonkelaarsdijk 1) van de gemeente Schagen;
 

1.2 verbeelding:

de verbeelding van het bestemmingsplan Tjallewal-Oost, bestaande uit de kaart NL.IMRO.0441.BPWG08tjllwlst-0301;
 

1.3 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0441.BPWG08tjllwlst-0301 met bijbehorende regels en bijlage;
 

1.4 aan-huis-verbonden beroep - of bedrijf:

de uitoefening van:
·         een dienstverlenend beroep of bedrijf;
·         een webwinkel- of postorderbedrijf zonder opslag van goederen;
in een woning en/of daarbij behorende aan – en bijgebouwen, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroeps- of bedrijfsuitoefening een ruimtelijke uit­straling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie; per woning mag hiervoor ten hoogste 30% van het totale brutovloeroppervlak van de gebouwen worden benut, met een maximum van 40 m²;
 

1.5 aan- of uitbouw:

een bouwwerk dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, wat zich onderscheiden kan van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 

1.6 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
 

1.7 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
 

1.8 achtererf:

het gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
 

1.9 bebouwing:

het gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;
 

1.10 bestaand:

het moment ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan;
 

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;
 

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 

1.13 bijgebouw:

een op zich zelf staand, al dan niet vrijstaand bouwwerk, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw en niet in directe verbinding staat met het hoofdgebouw;
 

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;
 

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
 

1.17 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;
 

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
 

1.21 dienstverlening:

bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van seksinrichtingen;
 

1.22 eerste verdieping:

een tweede bouwlaag van een gebouw, met dien verstande dat onder eerste bouwlaag een souterrain of kelder niet daaronder wordt begrepen;
 

1.23 erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en de bestemming deze inrichting niet verbiedt;
 

1.24 erker:

een kleine grondgebonden uitbouw van één bouwlaag aan de voor- of zijgevel van het hoofdgebouw;
 

1.25 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
 

1.26 hogere grenswaarde:

een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
 

1.27 hoofdgebouw:

het gebouw(deel) dat, gelet op de omvang en de architectonische verschijning als de belangrijkste bouwmassa op de kavel kan worden onderscheiden;
 

1.28 horecabedrijf:

het gebouw(deel) dat, gelet op de omvang en de architectonische verschijning als de belangrijkste bouwmassa op de kavel kan worden onderscheiden;
 

1.29 kampeermiddel:

  • een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;
  • enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of een gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde,
één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
 

1.30 kantoor:

een gebouw dat door indeling en inrichting kennelijk is bestemd te worden gebruikt voor administratieve werkzaamheden;
 

1.31 kap:

een dakafdekking van een gebouw met een geheel of gedeeltelijk hellend dakvlak;
 

1.32 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
 

1.33 maatvoeringsvlak:

een als zodanig aangegeven vlak ter plaatse van de aanduiding “maatvoeringsvlak” ten behoeve van het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een verschil in maatvoering;
 

1.34 mantelzorg:

het bieden van zorg in één woning en bijbehorende aan- en uitbouwen, dus alleen in afhankelijke woonruimte, aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
 

1.35 overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met minimaal één open zijde, meestal bedoeld als carport of als veranda;
 

1.36 peil:

  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst, de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst, de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
 

1.37 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
 

1.38 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden, waaronder in elk geval wordt verstaan: een seksbioscoop, een seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 

1.39 voorerf:

het gedeelte van het erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;
 

1.40 voorgevellijn:

denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk;
 

1.41 voorkeursgrenswaarde:

de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
 

1.42 webwinkel- en postorderbedrijf:

de uitoefening van detailhandel, zonder de uitstalling ten verkoop, waarbij de goederen uitsluitend worden verkocht door middel van een schriftelijke en/of elektronische opdracht en die niet ter plaatse aan de koper ter hand wordt gesteld;
 

1.43 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 

1.44 zijerf:

het gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen.