direct naar inhoud van Regels
Plan: De Purmer 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.PURMER2016-va02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'De Purmer 2016' met identificatienummer NL.IMRO.0439.PURMER2016-va02 van de gemeente Purmerend.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-verbonden beroep of -bedrijf

een beroep of bedrijf, dat in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt, waarvoor geen melding- of vergunningplicht op grond van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer geldt en dat naar aard, omvang en ruimtelijke uitstraling past in de woonomgeving.

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorgevel en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied gelegen aan de voorkant van het hoofdgebouw tot aan de zijdelingse perceelgrens.

1.7 ander bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, welke direct en duurzaam met de grond is verbonden, niet zijnde een hoofdgebouw of een bijbehorend bouwwerk.

1.8 archeologisch deskundige

een deskundige op het gebied van de archeologie en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie.

1.9 archeologisch onderzoek

onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een opgravingsvergunning beschikt.

1.10 archeologische waarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.

1.11 archeologisch waardevol gebied

gebied met een daaraan toegekende archeologische waarde in verband met de kennis en wetenschap van de in dat gebied verwachte overblijfselen en menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

1.12 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.13 bebouwingsgebied

achtererfgebied alsmede de grond onder het hoofdgebouw, uitgezonderd de grond onder het oorspronkelijk hoofdgebouw.

1.14 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.15 bedrijfswoning

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, die slechts is bestemd voor bewoning door (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar noodzakelijk is, gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein.

1.16 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.17 bestaand gebruik

gebruik, dat op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan is of kan worden toegestaan met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.18 bestaand bouwwerk

bouwwerk, dat op het tijdstip van de ter inzage legging van het ontwerp van dit bestemmingsplan is of kan worden gebouwd met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.19 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.20 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.21 bijbehorend bouwwerk

een bijbehorend bouwwerk zoals bedoeld in (Bijlage II van) het Besluit omgevingsrecht.

1.22 bijgebouw

een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.

1.23 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.24 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.25 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar horende bebouwing is toegelaten.

1.26 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.27 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.28 dakkapel

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.

1.29 dakopbouw
  • a. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een hellend dakvlak tussen de dakgoot en de nok bevindt en waarvan de onderzijde van de constructie in het verlengde van het gevelvlak is geplaatst;
  • b. een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich in geval van gebouwen met een platte afdekking boven de dakgoot dan wel het boeibord bevindt.
1.30 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen.

1.31 erf

erf zoals bedoeld in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

1.32 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.33 grootschalige detailhandel

grootschalige meubelbedrijven, al dan niet - in ondergeschikte mate - in combinatie met woninginrichting en stoffering, alsmede tuincentra.

1.34 hoofdgebouw

een gebouw zoals bedoeld in Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

1.35 hoveniersbedrijf

een bedrijf, gericht op de aanleg, de inrichting en het onderhoud van tuinen en groen, met gebruikmaking van de daarbij behorende materialen en gereedschappen, zonder dat detailhandel wordt uitgeoefend.

1.36 landschapswaarde

de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van het aardoppervlak, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.

1.37 ligplaats

een plek voor het aanleggen van woonschepen waarbij de duur van het aanleggen een permanent karakter heeft.

1.38 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.39 natuurwaarde

de aan een gebied toegekende waarde in verband met de aanwezige flora en fauna.

1.40 oorspronkelijk hoofdgebouw

het hoofdgebouw zoals dat ten tijde van de afronding van de bouwwerkzaamheden, overeenkomstig de voor het hoofdgebouw verleende vergunning, is opgeleverd. Het betreft dus het hoofdgebouw zoals dat in eerste instantie is gebouwd.

1.41 paardenhouderij

een bedrijf dat uitsluitend is gericht op het houden, stallen of africhten van paarden.

1.42 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.43 ponyclub

een voorziening gericht op het lesgeven in ponyrijden aan derden en de beoefening van het ponyrijden in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten of voorzieningen: een rijhal, een kantine, verenigingsaccommodatie en het houden van wedstrijden of andere evenementen, zonder voorzieningen voor het stallen of houden van pony's.

1.44 praktijkruimte

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.45 vloeroppervlak

het totale oppervlak van de vloeren van alle bouwlagen van een gebouw.

1.46 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt, mede gezien de situering van het huisnummer, brievenbus, voordeur en uitrit.

1.47 voorgevelrooilijn

denkbeeldige lijn waarin een (of meer) gevel(s) van een gebouw word(t)(en) geplaatst en die is gelegen aan de zijde van de aan de weg gelegen perceelsgrens.

1.48 woonwagen

een voor bewoning bestemd gebouw dat is geplaatst op een standplaats, zoals bedoeld in de Woningwet, en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.49 woonwagenstandplaats

een aangewezen plaats voor de stalling van woonwagens en de daarbij behorende bijgebouwen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een antenne-installatie
  • a. ingeval van een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie;
  • b. ingeval van een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.5 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.6 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

2.8 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.9 het oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 het vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volwaardig agrarisch bedrijf al dan niet met bijbehorende bedrijfswoning;
  • b. behoud, bescherming en beheer van de aanwezige natuur- en landschapswaarden en kleinschalige natuurontwikkeling;
  • c. extensief niet-gemotoriseerd recreatief medegebruik
  • d. water met bijbehorende oeverstroken;
  • e. bijbehorende voorzieningen.
3.2 Bouwregels
  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • d. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;
  • e. per bedrijf is ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan met een inhoud van ten hoogste 600 m³;
  • f. een (bedrijfs)woning mag uitsluitend ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning worden opgericht;
  • g. binnen het bouwvlak mag ten hoogste één silo en één hooiberg worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 15 m;
  • h. erfafscheidingen mogen ten hoogste 2 m bedragen.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd af te wijken van het bepaalde in 3.2 onder g, ten behoeve van de bedrijfsvoering, voor de bouw van ten hoogste twee silo's of hooibergen tot een bouwhoogte van ten hoogste 25 meter.

3.4 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening de bestemming Agrarisch wijzigen in:

  • a. de bestemming Wonen (W), Tuin-1 (T-1) en Tuin-2 (T-2);
  • b. de bestemming Gemengd-3 (GD-3);
  • c. de bestemming Horeca (H) voorzover de activiteiten voorkomen in categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;

met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • d. planwijziging is uitsluitend toegestaan na de beëindiging van de agrarische bedrijfsactiviteiten op het hele perceel;
  • e. het bestaande bouwvlak mag niet worden vergroot;
  • f. de (bedrijfs)woning is uitsluitend ter plaatse van de bestaande bedrijfswoning toegestaan;
  • g. de bestaande goothoogte van de bedrijfswoning mag niet worden verhoogd;
  • h. het oppervlak van het bouwvlak voor de (bedrijfs)woning mag met ten hoogste 15% worden vergroot ten opzichte van het grondoppervlak van de bestaande agrarische bedrijfswoning(en);
  • i. opslag op onbebouwde gronden wordt niet toegestaan;
  • j. het parkeren ten behoeve van de aanwezige functies wordt op eigen terrein opgelost;
  • k. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en gebouwen mogen niet onevenredig worden aangetast;
  • l. de aanwezige landschappelijke waarden mogen door de nieuwe bestemming niet onevenredig worden aangetast;
  • m. het nieuwe gebruik mag geen nadelige invloed op de normale afwikkeling van het verkeer hebben en mag geen onevenredige verkeersaantrekkende werking hebben;
  • n. de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone-wijzigingsgebied' gelegen buiten het bouwvlak mogen uitsluitend worden gewijzigd in de bestemming Tuin-1, Gemengd-3 zonder bouwvlak of Horeca zonder bouwvlak;
  • o. ingeval van wijziging in de bestemming Horeca (H) mag de goothoogte van overige gebouwen ten hoogste 3 m bedragen en mag het bebouwingspercentage ten hoogste 15% van de bestemming bedragen.

Artikel 4 Bedrijf

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten of bedrijven die qua aard en invloed op de omgeving daarmee vergelijkbaar zijn;
  • b. ondergeschikte kantoorvoorzieningen en detailhandel zijn toegestaan, met inachtneming van het bepaalde in lid 4.3, met dien verstande dat zelfstandige detailhandel en kantoor niet zijn toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'gemaal' uitsluitend een gemaal;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'nutsbedrijf' uitsluitend een nutsbedrijf;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' een nutsvoorziening;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg' een tankstation zonder lpg;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'verkooppunt motorbrandstoffen met lpg' een tankstation met lpg met een maximale doorzet van <1000m3/jaar;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' een bedrijfswoning;
  • i. water met bijbehorende oeverstroken;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • d. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is per bedrijf ten hoogste één bedrijfswoning toegestaan met een inhoud van ten hoogste 600 m³;
  • f. erfafscheidingen mogen ten hoogste 2 m bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels

Voor het gebruik gelden de volgende regels:

opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels
4.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 4.1 om bedrijven toe te laten uit ten hoogste één categorie hoger dan in lid 4.1 genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de categorieën, zoals in lid 4.1 genoemd.

Artikel 5 Bos

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Bos aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bosgebied;
  • b. het behoud en/of herstel en/of ontwikkeling van de actuele en potentiële landschaps- en natuurwaarden, Ecologische Hoofdstructuur/Natuurnetwerk Nederland, dagrecreatieve voorzieningen;
  • c. water met bijbehorende oeverstroken;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' een camping.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. het gezamenlijk oppervlakte van gebouwen bedraagt ten hoogste 750 m2,
  • c. de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde bedraagt ten hoogste 10 m2;
  • d. de bouwhoogte van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde bedraagt maximaal 5 m;
  • e. erfafscheidingen mogen ten hoogste 2 m bedragen.
5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een met de in 5.1 bedoelde gronden strijdig gebruik als bedoeld in artikel 29.1, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als stort- of opslagplaats van al dan niet aan het gebruik onttrokken voorwerpen, stoffen en materialen, behoudens opslag die geschiedt in het kader van het normale onderhoud.
5.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.4.1 Aanlegverbod zonder aanlegvergunning

Het is verboden op of in de in lid 5.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke aanlegvergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, voor zover geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, ophogen, afgraven, bodemverhogen en egaliseren van gronden;
  • b. het dempen, graven, afdammen, vergroten of herprofileren van sloten of ander oppervlaktewater;
  • c. het aanbrengen van opgaande beplantingen;
  • d. het verwijderen, kappen of rooien van bomen of andere opgaande beplantingen;
  • e. het aanleggen van verharde en halfverharde wegen en fiets- en wandelpaden;
  • f. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies of apparatuur.
5.4.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het in lid 5.4.1 genoemde verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering of aanwezig zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. reeds mogen worden uitgevoerd op grond van een verleende omgevingsvergunning.
5.4.3 Toetsing

De in lid 5.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuur- en/of landschapswaarden.

Artikel 6 Gemengd - 1

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen uitsluitend op de verdiepingen;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. maatschappelijke voorzieningen;
  • e. kantoor;
  • f. horeca uit ten hoogste categorie 1 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - horeca tot en met categorie 2' horeca uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'horeca uitgesloten' is horeca niet toegestaan;
  • i. detailhandel, dienstverlening en horeca uitsluitend zijn toegestaan op de begane grond;
  • j. water met bijbehorende oeverstroken;
  • k. bij de bestemming behorende voorzieningen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • e. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;
  • f. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;
  • g. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;
  • h. erfafscheidingen mogen ten hoogste 2 m bedragen.
6.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
6.4 Afwijken van de gebruiksregels
6.4.1 Afwijken van de Staat van Horeca-activiteiten

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 6.1 om horecabedrijven toe te laten in één categorie hoger dan in lid 6.1, voor zover het betrokken horecabedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of de bijzondere verschijningsvorm) geacht kan worden te behoren tot de categorieën zoals in lid 6.1 genoemd.

Artikel 7 Gemengd - 2

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dienstverlening;
  • b. maatschappelijke voorzieningen;
  • c. kantoor;
  • d. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • e. water met bijbehorende oeverstroken;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • e. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;
  • f. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;
  • g. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;
  • h. erfafscheidingen mogen ten hoogste 2 m bedragen.
7.3 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
7.4 Afwijken van de gebruiksregels
7.4.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 7.1:

  • a. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in 7.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemene toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemene toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

Artikel 8 Gemengd - 3

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Gemengd - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. dienstverlening;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. kantoor;
  • e. praktijkruimten;
  • f. ateliers;
  • g. bedrijven uit ten hoogste categorie 2 uit de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens detailhandel;
  • i. water met bijbehorende oeverstroken;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
8.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. woningen zijn uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'wonen' toegestaan;
  • d. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • e. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • f. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;
  • g. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;
  • h. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het maximum aantal wooneenheden per bouwvlak zoals aangegeven op de verbeelding;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp' dient de woning uitgevoerd te worden als een stolpboerderij;
  • k. uitsluitend voorzover het de (hoofd)bewoner van de gronden betreft, geldt dat het gezamenlijk vloeroppervlak voor het gebruik ten behoeve van het lid 8.1 genoemde per bouwperceel ten hoogste 150 m2 mag bedragen;
  • l. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen mag ten hoogste 25% van het oppervlak van het bouwvlak zonder nadere aanduiding bedragen, met een maximum van 300 m2, waarbij het bepaalde onder k onverkort van overeenkomstige toepassing is;
  • m. de goothoogte van gebouwen mag ten hoogste 3,5 m bedragen en de bouwhoogte van gebouwen mag ten hoogste 8 m bedragen;
  • n. de afstand tussen gebouwen, met uitzondering van woningen, en de gronden met de bestemming Water dient ten minste 5 m te bedragen;
  • o. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 12 m bedragen, met uitzondering van erfafscheidingen;
  • p. erfafscheidingen mogen ten hoogste 2 m bedragen;
  • q. onoverdekte zwembaden, tennisbanen en bebouwing ten behoeve van het houden van paarden zijn uitsluitend achter de achtergevel van de woning of het verlengde daarvan toegestaan;
  • r. het gezamenlijk oppervlak van onoverdekte zwembaden en tennisbanen mag ten hoogste 800 m2 bedragen;
  • s. de afstand van tennisbanen en onoverdekte zwembaden tot de perceelsgrens dient ten minste 10 m te bedragen;
  • t. de oppervlakte van een paardenbak mag ten hoogste 800 m2 bedragen;
  • u. de afstand van een paardenbak en stapmolen tot voor bebouwing met gebouwen ten behoeve van de woonfunctie in aanmerking komende gronden op aangrenzende bouwpercelen dient ten minste 50 m te bedragen;
  • v. de oppervlakte van een mestplaat of de inhoud van een mestbak ten behoeve van het houden van paarden mogen respectievelijk maximaal 20 m2 en 10 m3 bedragen;
  • w. de afstand van een mestplaat/-bak tot voor bebouwing met gebouwen ten behoeve van de woonfunctie in aanmerking komende gronden op aangrenzende bouwpercelen dient ten minste 25 m te bedragen.
8.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 8.2 onder d, e en f ten behoeve van de realisatie van een hogere goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. het bijbehorend bouwwerk qua maat en schaal passend is in de (directe) omgeving;
    • 2. het bijbehorend bouwwerk niet hoger wordt dan het hoofdgebouw waarbij het hoort.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 8.2 onder n ten behoeve van het realiseren van bijbehorende bouwwerken op een afstand van minder dan 5 meter tot de bestemming Water;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 8.2 onder b ten behoeve van de realisatie van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
8.4 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. de opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk is niet toegestaan;
  • b. verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan;
  • c. detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel is niet toegestaan.
8.5 Afwijken van de gebruiksregels
8.5.1 Afwijken van de Staat van Bedrijfsactiviteiten

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 8.1:

  • a. teneinde bedrijven toe te laten die voorkomen in één categorie hoger dan genoemd in 8.1, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemene toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten;
  • b. teneinde bedrijven toe te laten die niet in de Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn genoemd, voor zover het betrokken bedrijf naar aard en invloed op de omgeving (gelet op de specifieke werkwijze of bijzondere verschijningsvorm alsmede getoetst aan de aangegeven maatgevende milieuaspecten) geacht kan worden te behoren tot de algemene toelaatbare categorieën van de Staat van Bedrijfsactiviteiten.

8.5.2 Afwijken ten behoeve van woningsplitsing

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 8.2 onder i ten behoeve van de splitsing van één in twee woningen ten behoeve van de instandhouding van het historisch karakter van het gebouw indien de karakteristieke verschijningsvorm gehandhaafd blijft.

Artikel 9 Groen

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. water met bijbehorende oeverstroken;
  • c. bruggen en brugaanlandingen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tevens voor evenementen;
  • f. voet- en fietspaden, (ontsluitings)wegen;
  • g. openbare toiletvoorzieningen;
  • h. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
9.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van openbare toiletvoorzieningen.

9.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' gelden de volgende regels:

  • a. ten aanzien van het maximaal aantal evenementen per jaar, het maximum aantal dagen per evenement, het maximum aantal bezoekers en de eindtijden geldt hetgeen opgenomen in de “Beleidsregels evenementen” of de opvolger/vervanger hiervan;
  • b. ten aanzien van de geluidsnormen wordt voldaan aan de geluidsnormen zoals opgenomen in de “Nota operationele richtlijn vergunningverlening en handhaving van geluidsnormen bij buitenevenementen 2016” of de opvolger/vervanger hiervan.
9.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen wijken van het bepaalde in 9.1 ten behoeve van het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied en/of het realiseren van verkeersinfrastructuur;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 9.3, indien handelen overeenkomstig de genoemde documenten voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels/nota te dienen doelen.

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'wonen' tevens wonen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - bedrijfswoning', een bedrijfswoning;
  • d. water met bijbehorende oeverstroken;
  • e. de bij de bestemming behorende voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • d. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;
  • e. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;
  • f. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven, bedraagt het bebouwingspercentage 100%;
  • g. erfafscheidingen mogen ten hoogste 2 m bedragen.
10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Algemene afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van het buiten het bouwvlak bouwen van aan- en uitbouwen aan het hoofdgebouw en bijgebouwen behorende bij het hoofdgebouw. Het gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 100 m2 en de bouwhoogte mag niet hoger zijn dan 5 meter.

10.3.2 Schoolgebouwen / jeugd- en kinderopvang

Burgemeester en wethouders kunnen in het geval van gebouwen van scholen en jeugd- en kinderopvang afwijken van het bepaalde in lid 10.2 ten behoeve van:

  • a. verhoging van de maximaal toegestane bouwhoogte met één bouwlaag;
  • b. overschrijding van het maximale toegestane bebouwingspercentage tot ten hoogste 60% van de bij de school en jeugd- en kinderopvang behorende gronden.

Artikel 11 Recreatie

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. niet-gemotoriseerde dagrecreatieve voorzieningen, met daarbij behorende ondergeschikte horeca en bijbehorende voorzieningen zoals kinderopvang en de verkoop van aan de bestemming verwante producten;
  • b. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein': tevens voor een evenemententerrein ten behoeve van evenementen en voor de tijdelijke huisvesting/stalling van kermisexploitanten gedurende een kermis en dagen van op- en afbouw in de gemeente;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' tevens een speeltuin;
  • d. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - kynologenvereniging': tevens een kynologenvereniging;
  • e. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - ponyclub': tevens een ponyclub;
  • f. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'zwembad': tevens een zwembad met ondergeschikte horeca;
  • g. water met bijbehorende oeverstroken;
  • h. bij de bestemming behorende voorzieningen.
11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • d. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;
  • e. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;
  • f. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;
  • g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mogen ten hoogste 1 m. mag bedragen;
  • h. de hoogte van lichtmasten ten behoeve van sportvelden mag ten hoogste 20 m bedragen.

Ter plaatse van de aanduiding 'speeltuin' gelden de volgende bouwregels:

  • i. binnen de bestemmingsgrenzen mogen speeltoestellen worden opgericht met een bouwhoogte van ten hoogste 10 meter;
  • j. voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bouwhoogten:
      • erfafscheidingen 3 meter
      • lichtmasten 9 meter
      • vlaggenmasten 9 meter
      • objecten van beeldende kunst 6 meter
      • bruggen 10 meter
      • overig straatmeubilair 6 meter
      • overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 10 meter
11.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' gelden de volgende regels:

  • a. ten aanzien van het maximaal aantal evenementen per jaar, het maximum aantal dagen per evenement, het maximum aantal bezoekers en de eindtijden geldt hetgeen opgenomen in de "Beleidsregels evenementen" of de opvolger of vervanger hiervan;
  • b. ten aanzien van de geluidsnormen wordt voldaan aan de geluidsnormen zoals opgenomen in de "Nota operationele richtlijn vergunningverlening en handhaving van geluidsnormen bij buitenevenementen 2016" of de opvolger of vervanger hiervan.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 11.1 ten behoeve van het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied en/of het realiseren van verkeersinfrastructuur;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 11.3, indien handelen overeenkomstig de genoemde documenten voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels/nota te dienen doelen.

Artikel 12 Recreatie - Golfbaan

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Golfbaan aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een golfterrein, de ontwikkeling van natuurwaarden daaronder begrepen;
  • b. de bij de golfbaan behorende horeca, uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Horeca-activiteiten, een businesscentrum en bijbehorende detailhandel;
  • c. water met bijbehorende oeverstroken;
  • d. bijbehorende voorzieningen.
12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • c. maximum bebouwingspercentage is 1% van alle voor Recreatie - Golfbaan aangewezen gronden gezamenlijk;
  • d. de hoogte van lichtmasten en veiligheidsnetten mag ten hoogste 12 m. bedragen;
  • e. erfafscheidingen mogen ten hoogste 2 m bedragen.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van lid 12.2 onder e voor veiligheidsnetten met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. de bouwhoogte van de veiligheidsnetten mag ten hoogste 18 m. bedragen;
  • b. de aanwezige landschappelijke waarden mogen door plaatsing niet onevenredig worden aangetast.

Artikel 13 Recreatie - Manege

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Recreatie - Manege aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een manege met bijbehorende kantinevoorzieningen met een vloeroppervlak van ten hoogste 225 m²;
  • b. niet-gemotoriseerde dagrecreatieve voorzieningen, met daarbij behorende ondergeschikte horeca en bijbehorende voorzieningen zoals kinderopvang en de verkoop van aan de bestemming verwante producten;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn ten hoogste 2 bedrijfswoningen toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' uitsluitend een parkeerterrein ten behoeve van de recreatieve voorziening;
  • e. water met bijbehorende oeverstroken;
  • f. bijbehorende voorzieningen.
13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • d. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;
  • e. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;
  • f. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zijn ten hoogste 2 bedrijfswoningen toegestaan;
  • h. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag 8,5 m bedragen met uitzondering van erfafscheidingen;
  • i. erfafscheidingen mogen ten hoogste 2 m bedragen;
  • j. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - 1': een longeerring en een paardenbak;
  • k. de afstand van een mestplaat/-bak tot voor bewoning in aanmerking komende gronden op aangrenzende percelen dient ten minste 50 meter te bedragen.

Artikel 14 Sport

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Sport aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sportaccommodaties en bijbehorende horeca;
  • b. evenementen, waaronder braderieën, beurzen en rommelmarkten;
  • c. water met bijbehorende oeverstroken;
  • d. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
14.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • c. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • d. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;
  • e. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;
  • f. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;
  • g. de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten behoeven van sportvelden mogen ten hoogste 20m bedragen;
  • h. erfafscheidingen mogen ten hoogste 2 m bedragen.

Artikel 15 Tuin - 1

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen, erfbebouwing en bijbehorende voorzieningen;
  • b. aan de woonfunctie ondergeschikte aan-huis-verbonden beroepen, kleinschalige bedrijvigheid en bed& breakfasts;
  • c. water met bijbehorende oeverstroken.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Bouwregels in het achtererfgebied

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde in het achtererfgebied gelden de volgende regels:

  • a. het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bedraagt maximaal 50% van het bebouwingsgebied, tot een maximum van 150 m²;
  • b. de maximale bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken bedraagt één bouwlaag, gerelateerd aan het hoofdgebouw;
  • c. indien reeds bestaande bijbehorende bouwwerken bestaan uit meer dan één bouwlaag geldt dat de bestaande bouwhoogte de maximale bouwhoogte is;
  • d. balkons en dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan voor zover deze zich recht achter het hoofdgebouw bevinden en de afscheiding ten hoogste 1,2 m hoog bedraagt;
  • e. erf- en tereinafscheidingen bedragen ten hoogste 2 meter;
  • f. de maximale bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3m.
15.2.2 Bouwregels buiten het achtererfgebied

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde op gronden die geen deel uitmaken van het achtererfgebied geldt dat dit niet is toegestaan, met uitzondering van:

  • a. één bijbehorend bouwwerk aan de voorgevel van het hoofdgebouw, waarvan de diepte ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin met een maximum van 1,2 m en de maximale bouwhoogte één bouwlaag, gerelateerd aan het hoofdgebouw, mag bedragen;
  • b. erfafscheidingen met een maximale hoogte van 1 meter;
  • c. in afwijking van hetgeen is opgenomen onder b. geldt voor de eerste 2 meter loodrecht op en gemeten vanuit de voorgevel een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  • d. de reeds bestaande carports ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan;
  • e. de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', waar het bepaalde in 15.2.1 van toepassing is.
15.3 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 15.2.1 onder b ten behoeve van de plaatsing van een dakopbouw op een aan-/uitbouw met een platte afdekking. De dakopbouw en de aan-/uitbouw tezamen hebben een maximale bouwhoogte van 6 m gemeten vanaf peil;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 15.2.2 ten behoeve van de realisatie van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 16 Tuin - 2

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Tuin - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. erven, erfbebouwing en bijbehorende voorzieningen;
  • b. water met bijbehorende oeverstroken;
  • c. aan de woonfunctie ondergeschikte aan-huis-verbonden beroepen, (kleinschalige) bedrijvigheid en bed & breakfast;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' tevens een caravanstalling.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Bouwregels in het achtererfgebied

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouw zijnde in het achtererfgebied gelden de volgende regels:

  • a. het gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken per bouwperceel is maximaal 50% van de bij deze bestemming behorende gronden, tot een maximum van 150 m² of tot maximaal de bestaande oppervlakte welke ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan aanwezig is waar deze meer bedraagt dan 150 m²;
  • b. de goothoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 3 meter bedragen, of ten hoogste de bestaande hoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
  • c. de bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken mag ten hoogste 5 meter bedragen, of ten hoogste de bestaande hoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
  • d. balkons en dakterrassen zijn uitsluitend toegestaan, voor zover deze zich recht achter het hoofdgebouw bevinden en de afscheiding van een dakterras 1,2 m hoog is;
  • e. in afwijking van het bepaalde onder a van dit lid mogen de gronden met de aanduiding 'caravanstalling' volledig worden bebouwd;
  • f. in afwijking van het bepaalde onder b geldt op de gronden met de aanduiding 'caravanstalling' uitsluitend een bouwhoogte van 5 meter;
  • g. de afstand tussen bijbehorende bouwwerken en de bestemming Water dient tenminste 5 m te bedragen;
  • h. dakkapellen aan de voorzijde van aanbouwen en bijgebouwen zijn niet toegestaan;
  • i. erfafscheidingen mogen ten hoogste 2 m bedragen;
  • j. hekwerken en terreinafscheidingen, niet zijnde erfafscheidingen, mogen ten hoogste 5m bedragen;
  • k. onoverdekte zwembaden, tennisbanen en bebouwing ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden zijn uitsluitend toegestaan achter de achtergevel van de woning en het verlengde daarvan tot aan de zijdelingse perceelsgrens;
  • l. het gezamenlijk oppervlak van onoverdekte zwembaden en tennisbanen mag ten hoogste 25% van het achtererfgebied bedragen met een maximum van 800 m2;
  • m. de afstand van tennisbanen en onoverdekte zwembaden tot de perceelsgrens dient ten minste 10 m te bedragen;
  • n. de oppervlakte van een paardenbak ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden mag ten hoogste 800 m2 bedragen;
  • o. de afstand van een paardenbak en stapmolen tot voor bebouwing met gebouwen ten behoeve van de woonfunctie in aanmerking komende gronden op aangrenzende bouwpercelen dient ten minste 50 m te bedragen;
  • p. de oppervlakte van een mestplaat of de inhoud van een mestbak ten behoeve van het houden van paarden mogen respectievelijk maximaal 20 m2 en 10 m3 bedragen;
  • q. de afstand van een mestplaat/-bak tot voor bebouwing met gebouwen ten behoeve van de woonfunctie in aanmerking komende gronden op aangrenzende bouwpercelen dient ten minste 25 m te bedragen;
  • r. ter plaatse van de aanduiding 'silo' zijn de bestaande silo's ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan toegestaan;
  • s. de maximum bouwhoogte voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 m.
16.2.2 Bouwen buiten het achtererfgebied

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, op gronden die geen deel uitmaken van het achtererfgebied geldt dat dit niet is toegestaan, met uitzondering van:

  • a. één bijbehorend bouwwerk aan de voorgevel van het hoofdgebouw, waarvan de diepte ten hoogste 50% van de diepte van de voortuin met een maximum van 1,2 m en de maximale bouwhoogte één bouwlaag, gerelateerd aan het hoofdgebouw, mag bedragen;
  • b. erfafscheidingen met een maximale hoogte van 1 meter;
  • c. in afwijking van hetgeen in dit lid is opgenomen onder b. geldt voor de eerste 2 meter loodrecht op en gemeten vanuit de voorgevel een maximale bouwhoogte van 2 meter;
  • d. de reeds bestaande carports ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen ten behoeve van de landschappelijke inpassing omtrent situering van bijbehorende bouwwerken, tennisbanen, zwembaden en paardenbakken met dien verstande dat daardoor de gebruikswaarde van de te bebouwen erf niet onevenredig wordt geschaad en geen inbreuk wordt gemaakt op het bepaalde in 16.2.1 onder a ten aanzien van het maximaal te bebouwen gedeelte van de gronden.

16.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 16.2.1 onder b en c ten behoeve van de realisatie van een hogere goot- en bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken, mits:
    • 1. het bijbehorend bouwwerk qua maat en schaal passend is in de (directe) omgeving;
    • 2. het bijbehorend bouwwerk niet hoger wordt dan het hoofdgebouw waarbij het hoort.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 16.2.1 onder f ten behoeve van het realiseren van bijbehorende bouwwerken op een afstand van minder dan 5 meter tot de bestemming Water;
  • c. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 16.2.2 ten behoeve van de realisatie van bijbehorende bouwwerken en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bestemming van de gronden met de aanduiding 'wetgevingzone - wijzingsgebied' wijzigen in de bestemming "Wonen" ten behoeve van maximaal 2 woningen, mits:

  • a. geen onevenredige aantasting van of hinder voor omliggende waarden c.q. functies ontstaat;
  • b. aangetoond wordt dat wordt voldaan aan een goede ruimtelijke ordening.

Artikel 17 Verkeer - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, met meerdere doorgaande rijstroken, in- en uitvoegstroken, op- en afritten en de daarbij behorende bermen en taluds;
  • b. infrastructurele kunstwerken;
  • c. parkeren;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. openbaar vervoervoorzieningen;
  • f. objecten van beeldende kunst;
  • g. ondergrondse containers;
  • h. openbare toiletvoorzieningen;
  • i. water met bijbehorende oeverstroken;
  • j. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
17.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer en openbare toiletvoorzieningen.

17.3 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen wijken van het bepaalde in 17.1 ten behoeve van het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied en/of het realiseren van verkeersinfrastructuur.

Artikel 18 Verkeer - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, voet- en fietspaden;
  • b. parkeren;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'openbaar vervoer': een gebouw, niet zijnde een abri, ten behoeve van het openbaar vervoer;
  • d. infrastructurele kunstwerken;
  • e. ambulante handel;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' tevens voor evenementen;
  • g. ondergrondse containers;
  • h. objecten van beeldende kunst;
  • i. openbare toiletvoorzieningen;
  • j. water met bijbehorende oeverstroken;
  • k. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
18.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, met uitzondering van gebouwen ten behoeve van het openbaar vervoer en openbare toiletvoorzieningen;
  • b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • e. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de oorspronkelijk nok- of bouwhoogte bedragen;
  • f. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;
  • g. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%.
18.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein' gelden de volgende regels:

  • a. ten aanzien van het maximaal aantal evenementen per jaar, het maximum aantal dagen per evenement, het maximum aantal bezoekers en de eindtijden geldt hetgeen opgenomen in de “Beleidsregels evenementen” of de opvolger of vervanger hiervan;
  • b. ten aanzien van de geluidsnormen wordt voldaan aan de geluidsnormen zoals opgenomen in de “Nota operationele richtlijn vergunningverlening en handhaving van geluidsnormen bij buitenevenementen 2016” of de opvolger of vervanger hiervan.
18.4 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen wijken van het bepaalde in 18.1 ten behoeve van het gebruiken van gronden voor een niet-ingrijpende herinrichting van het openbaar gebied en/of het realiseren van verkeersinfrastructuur;
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 18.3, indien handelen overeenkomstig de genoemde documenten voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregels/nota te dienen doelen.

Artikel 19 Water

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. verkeer te water;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats' ligplaatsen voor historische woonschepen met het maximale aantal wooneenheden zoals op de verbeelding aangegeven;
  • d. oeverstroken;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
19.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. steigers mogen een breedte van maximaal 50% van de perceelbreedte hebben tot een maximum van zes meter en mogen maximaal 1 meter vanaf de waterkant het water insteken. Voorwaarde hiervoor is wel dat het water minimaal 8 meter breed is.
19.2.1 Ligplaats voor een historisch woonschip

Voor het innemen van een ligplaats met een historisch woonschip gelden de volgende regels:

  • a. de lengte van een historisch woonschip bedraagt ten hoogste 26 meter;
  • b. de hoogte van een historisch woonschip bedraagt ten hoogste 4 meter, gemeten vanaf waterpeil;
  • c. de breedte van een historisch woonschip bedraagt ten hoogste 5,5 meter;
  • d. het historisch woonschip mag ten hoogste 1 meter uit de oever liggen;
  • e. de afstand van een historisch woonschip tot een brug bedraagt minimaal 6 meter;
  • f. de onderlinge afstand tussen de brandbare delen van twee naast elkaar liggende historische woonschepen is minimaal 5 meter. Indien het stalen schepen betreft mag 3 meter worden aangehouden. Voorwaarde hierbij is dan wel dat er zich geen gasflessen aan boord van beide schepen bevinden.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de in lid 19.2 vermelde maximale afmetingen van steigers indien deze afmetingen niet meer overeen komen met het gestelde in de Keur van de waterbeheerder.

Artikel 20 Wonen

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan de woonfunctie ondergeschikte aan-huis-verbonden beroepen, (kleinschalige) bedrijvigheid en bed & breakfast;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garage' garage(boxen) en bergingen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' een carport;
  • e. water met bijbehorende oeverstroken;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen.
20.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. ten aanzien van de goothoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • d. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • e. indien geen bouwhoogte is aangegeven, mag de bouwhoogte van het (hoofd)gebouw ten hoogste de bestaande nok- of bouwhoogte bedragen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - garage' bedraagt de maximale hoogte 3 meter of de bestaande hoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan ingeval deze meer bedraagt dan 3 meter;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - carport' bedraagt de maximale bouwhoogte de bestaande hoogte ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van het bestemmingsplan;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd' dienen de woningen aan elkaar vast gebouwd te worden;
  • i. ten aanzien van het bebouwingspercentage gelden de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' binnen het bouwvlak opgenomen maximale percentages;
  • j. indien geen percentage op de verbeelding is aangegeven bedraagt het maximaal bebouwingspercentage binnen het bouwvlak 100%;
  • k. ten aanzien van het maximum aantal wooneenheden per bouwvlak gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen maximale aantal wooneenheden;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' een onderdoorgang ten behoeve van de (langzaam) verkeersafwikkeling;
  • m. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': uitsluitend losstaande bijgebouwen ten behoeve van de bij de gronden behorende bestemming met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • n. balkons en dakterrassen zijn toegestaan, de maximale bouwhoogte van de afscheiding op deze bouwwerken bedraagt maximaal 1,2 m, gemeten van de bovenkant van het bouwwerk tot het hoogste punt van het hek.
20.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 20.2 onder d en e ten behoeve van de plaatsing van een dakopbouw op woningen met een platte afdekking. De dakopbouw heeft een maximale hoogte van 3 m. en dient op een afstand van tenminste 0,5 m. achter de voorgevel te worden geplaatst.

20.4 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in 20.2 onder k ten behoeve van de splitsing van één in twee woningen ten behoeve van de instandhouding van het historisch karakter van het gebouw indien de karakteristieke verschijningsvorm gehandhaafd blijft.

Artikel 21 Wonen - Woonwagenstandplaats

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Wonen - Woonwagenstandplaats aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonwagenstandplaatsen met de daarbij behorende erven en tuinen;
  • b. bijgebouwen ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • c. bergingen;
  • d. voorzieningen ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden (o.a. paardenbak, mestbak);
  • e. bij de bestemming behorende voorzieningen zoals groen, speelvoorzieningen, parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden, open ruimten en verhardingen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. objecten van beeldende kunst;
  • h. water met bijbehorende oeverstroken;
  • i. ondergrondse afvalcontainers.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mag worden gebouwd;
  • b. gebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • c. ten aanzien van het maximum aantal woonwagens geldt het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' opgenomen maximale aantal wooneenheden;
  • d. per standplaats is ten hoogste 1 woonwagen toegestaan;
  • e. ten aanzien van de bouwhoogte gelden de op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' opgenomen maximale hoogten;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen': uitsluitend de ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerp van dit bestemmingsplan aanwezige bijgebouwen (sanitaire units, bergingen, paardenboxen/paardenstallen) met een maximale goothoogte van 3 meter en een bouwhoogte van 3,5 meter;
  • g. voor het terrein aan de Purmerdijk geldt dat het bebouwingspercentage per standplaats ten hoogste 40% mag bedragen en de inhoud van een woonwagen mag niet meer bedragen dan 300 m3;
  • h. voor het terrein aan de Slaperdijk geldt dat de oppervlakte van een woonwagen mag niet meer dan 110 m2 bedragen.
21.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van een paardenbak mag ten hoogste 225 m2 bedragen;
  • b. de hoogte van de hekken rondom een paardenbak mag maximaal 1,5 m bedragen;
  • c. de oppervlakte van een mestplaat of de inhoud van een mestbak ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden mogen respectievelijk maximaal 30 m2 en 30 m3 bedragen;
  • d. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 28.3 van deze regels.

Artikel 22 Leiding - Gas - 1

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas - 1 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de aanleg en instandhouding van een ondergrondse hogedrukgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 6 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met een belemmeringenstrook van vijf meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

22.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten dienste van de bedoelde leiding(en)worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 meter;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor het bouwen overeenkomstige de andere daar voorkomende bestemming(en) indien de veiligheid van de betrokken leiding niet wordt geschaad en vooraf advies is ingewonnen bij de betrokken leidingbeheerder. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

22.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas - 1 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanbrengen en rooien van hoogopgaand en/of diepwortelende beplantingen en bomen;
    • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
    • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
    • 5. het permanent opslaan van goederen;
    • 6. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
    • 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
    • 3. zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen;
    • 4. die mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning;
  • c. Een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig schaden;
  • d. Alvorens te beslissen op een aanvraag om een omgevingsvergunning, wint het bevoegd gezag schriftelijk advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 23 Leiding - Gas - 2

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas - 2 aangewezen gronden zijn behalve voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor een aardgastransportleiding met een diameter van ten hoogste 8 inch en een druk van ten hoogste 40 bar met de daarbij behorende belemmeringenstrook van vijf meter ter weerszijden van de hartlijn van de leiding.

23.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 23.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
  • c. Indien strijd ontstaat tussen het belang van de bescherming van de leidingen als bedoeld in dit artikel en het bepaalde in de overige artikelen prevaleert de bestemming Leiding - Gas - 2.
23.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 23.2. Afwijken geschiedt alleen indien de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen en het belang van de leiding(en) door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de betrokken leidingexploitant. Een omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen kwetsbare objecten worden toegelaten.

23.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming Leiding - Gas - 2 zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of de volgende werkzaamheden uit te voeren:
  • 1. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen en bomen;
  • 2. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • 3. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • 4. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • 5. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • 6. het permanent opslaan van goederen.
  • b. Het verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden:
  • 1. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • 2. die het normale onderhoud ten aanzien van de leiding en belemmeringenstrook of ten aanzien van de functies van de andere voorkomende bestemming(en) betreffen;
  • 3. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
  • c. een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden kan worden verleend indien de betreffende werken en/of werkzaamheden niet strijdig zijn met de veiligheid van de leiding en van de bijbehorende belemmeringenstrook;
  • d. Alvorens een omgevingsvergunning te verlenen als bedoeld in lid 23.4 winnen burgemeester en wethouders advies in bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of door de voorgenomen werken of werkzaamheden de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en welke voorwaarden gesteld dienen te worden om eventuele schade te voorkomen.

Artikel 24 Waarde - Archeologie - 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 1 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

24.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in 24.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
24.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn.
  • b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden.
24.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in 24.2 onder c gestelde. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. Het in sub a bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een oppervlakte van meer dan 500 m2 beslaat en dieper gaat dan 50 cm onder het maaiveld;
  • c. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden tot:
    • 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. Het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
    • 3. Het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
  • d. De ontheffing wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
24.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden op de in 24.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    • 2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 3. het verlagen van het waterpeil;
    • 4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
    • 5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Geen aanlegvergunning is vereist:
    • 1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld;
    • 2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2;
    • 3. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 4. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd;
    • 5. indien de werken en /of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
  • c. Een aanlegvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.
  • d. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om een aanlegvergunning dient op basis van archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld.
24.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. op de verbeelding de bestemming Waarde - Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. op gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 25 Waarde - Archeologie - 2

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waarde - Archeologie - 2 aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden op terreinen van de Archeologische Monumenten Kaart die aangewezen zijn als terrein van hoge tot zeer hoge archeologische waarde (AMK-terrein).

25.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
25.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn;
  • b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden.
25.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in lid 2 onder c gestelde. Ontheffing wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. Het in 25.4 sub a bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een oppervlakte van meer dan 100 m2 beslaat en dieper gaat dan 50 cm onder het maaiveld;
  • c. Aan deze ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden tot:
    • 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. Het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
    • 3. Het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
  • d. De ontheffing wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
25.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden op de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    • 2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 3. het verlagen van het waterpeil;
    • 4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
    • 5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Geen aanlegvergunning is vereist:
    • 1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld;
    • 2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 100 m2;
    • 3. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 4. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd;
    • 5. indien de werken en /of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
  • c. Een aanlegvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.
  • d. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om een aanlegvergunning dient op basis van archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld.
25.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. op de verbeelding de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. op gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 26 Waterstaat - Waterkering

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.

26.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 26.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering. Voorafgaand aan deze werkzaamheden dient schriftelijk advies te worden ingewonnen bij de water(kering)beheerder.
26.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 26.2 gestelde. Afwijken geschiedt alleen indien:

  • a. de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de water(kering)beheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 27 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 28 Algemene bouwregels

28.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
28.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
28.3 Hoogtematen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Tenzij reeds in hoofdstuk 2 bepaald is, bedraagt de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde ten hoogste:

- vlaggenmasten 9 m

- objecten van beeldende kunst 6 m

- speeltoestellen 4 m

- bruggen 12 m

- overig straatmeubilair 6 m

- overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid ten

behoeve van het bouwen van objecten van beeldende kunst met een bouwhoogte van 15 meter.

28.4 Antenne-installaties

Met betrekkking tot antenne-installaties gelden de volgende regels:

  • a. antennes-installaties als bedoeld in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, niet zijnde bouwvergunningvrije installaties, zijn niet toegestaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het onder a. genoemde verbod ten behoeve van de bouw van een antenne-installatie tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m.
28.5 Ondergronds bouwen

De in dit plan vervatte regels voor bebouwing zijn van overeenkomstige toepassing op bouwen beneden het peil, met dien verstande dat tot ten hoogste één bouwlaag diepte mag worden gebouwd.

 

Artikel 29 Algemene gebruiksregels

29.1 Verboden gebruik
  • 1. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
    • a. gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
    • b. gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- en vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
    • c. het gebruik van gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfmiddelen;
    • d. het gebruik van grond voor prostitutie.
  • 2. Onder verboden gebruik wordt niet verstaan het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden.
29.2 Parkeren
29.2.1 Specifieke gebruiksregel
  • 1. Bij de uitoefening van de bevoegdheid tot het verlenen van een omgevingsvergunning voor het bouwen van een bouwwerk of het gebruiken van gronden of bouwwerken dient op eigen terrein ten minste voldaan te worden aan de parkeernorm zoals opgenomen in de Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016. Hierbij wordt de norm berekend over het nieuw te bouwen of te wijzigen gedeelte. Het niet voorzien in en het niet in stand houden van voldoende parkeergelegenheid wordt gerekend tot strijdig gebruik.
  • 2. In het geval de genoemde Nota gewijzigd of vervangen wordt, houden Burgemeester en wethouders rekening met deze wijziging of vervanging. 
29.2.2 Afwijkingsregel

Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in lid 1 afwijken, indien handelen overeenkomstig de genoemde Nota voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de Nota te dienen doelen.

Artikel 30 Algemene aanduidingsregels

30.1 Veiligheidszone - lpg
30.1.1 Aanduidingsregels

Ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone - lpg zijn de gronden, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en) zoals opgenomen in hoofdstuk 2, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoog veiligheidsrisico van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten als bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) vanwege de aanwezigheid van een risicovolle inrichting (lpg-tankstation).

30.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen zoals opgenomen in hoofdstuk 2 mogen ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone - lpg geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

30.1.3 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding Veiligheidszone - lpg wordt in ieder geval tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding aangemerkt het gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.

30.1.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen de aanduiding Veiligheidszone - lpg wijzigen, in die zin dat de verbeelding wordt gewijzigd door de aanduiding Veiligheidszone - lpg van de verbeelding te verwijderen of te verkleinen, indien:

  • a. de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse niet meer aanwezig of gesaneerd is;
  • b. de maximale toegestane jaarlijkse doorzet van lpg bij de betreffende risicovolle inrichting naar beneden bijgesteld is;
  • c. de milieuvergunning van de risicovolle inrichting is ingetrokken.

Artikel 31 Algemene afwijkingsregels

Met een omgevingsvergunning kan - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds kan worden afgeweken van de bouwregels - worden afgeweken van de planregels met betrekking tot:

  • a. maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van de bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technische betere realisering van bouwwerken dan wel voor zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 meter bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot;
  • c. het bouwen van andere bouwwerken met een bouwhoogte van maximaal 15 meter;
  • d. overschrijding van de in de bouwregels genoemde bouwhoogten ten behoeve van de bouw van een antenne-installatie met een maximum hoogte van 40 meter.

De omgevingsvergunning wordt niet verleend, indien daardoor onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegevens gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Artikel 32 Algemene wijzigingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 33 Overgangsrecht

33.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • 2. Het bevoegde gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
33.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • 1. het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 34 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan De Purmer 2016.