direct naar inhoud van 4.8 Flora en fauna
Plan: Herontwikkeling Wheermolen-West, 3e fase 2011
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPWMW2011-vs01

4.8 Flora en fauna

Het plangebied en de nabije omgeving valt niet onder de werking van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Door Van der Goes en Groot is in 2006 een quick scan18 uitgevoerd naar de (mogelijke) aanwezigheid van krachtens de Flora- en faunawet beschermde flora en fauna in het plangebied. Dit onderzoek heeft bestaan uit een veldbezoek.

Hierna is door Van der Goes en Groot ook een vleermuizeninventarisatie19 uitgevoerd.

Beide onderzoeken zijn als bijlage bij voorliggend bestemmingsplan gevoegd. In onderstaande paragraaf worden per onderzoek de belangrijkste conclusies weergegeven.

4.8.1 Onderzoek in verband met Flora en faunawet
4.8.1.1 Vegetatie

Er zijn geen beschermde planten aangetroffen in het plangebied. Het plangebied heeft geen potenties voor beschermde plantensoorten.

4.8.1.2 Reptielen

Het herontwikkelingsgebied is ongeschikt voor beschermde reptielen. De benodigde levensvoorwaarden zijn hiervoor niet aanwezig.

4.8.1.3 Zoogdieren

Het herontwikkelingsgebied Wheermolen-West is weinig geschikt voor kleine zoogdieren als muizen. Evenmin zullen soorten als Huisspitsmuis en Veldmuis aanwezig zijn. De Mol is blijkens aanwezige molshopen aanwezig in het herontwikkelingsgebied. Ook de Egel zal foerageren in de aanwezige aanplant en mogelijk lokaal een rustplaats hebben.

In het herontwikkelingsgebied zijn mogelijk verblijfplaatsen voor beschermde gebouwbewonende vleermuizen aanwezig. Enkele gebouwen zijn geschikt. Soorten die te verwachten zijn, zijn Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. De herontwikkelingslocatie zal voorts deel uitmaken van een groter foerageergebied van een aantal vleermuissoorten zoals Gewone dwergvleermuis en Laatvlieger. Boombewonende soorten zijn waarschijnlijk niet aanwezig. De aanwezige beplanting biedt voor deze soorten weinig mogelijkheden.

4.8.1.4 Broedvogels

In de marginale stukjes groen op het terrein kunnen enkele algemene vogels als Heggenmus en Merel tot broeden komen. In de vrijstaande bomen kunnen soorten als Ekster en Zwarte kraai gemakkelijk nestelen.

4.8.1.5 Amfibieën en Vissen

De spoorsloot aan de rand van het herontwikkelingsgebied Wheermolen-West is ongeschikt voor beschermde vissoorten. De waterkwaliteit is erg slecht. De spoorsloot is daarmee ook nauwelijks geschikt voor amfibieën. Wanneer er amfibieën voorkomen zal dit beperkt blijven tot een enkel exemplaar van de algemeen voorkomende soorten zoals Kleine watersalamander, Bruine kikker en Groene kikker. Het herontwikkelingsgebied is ongeschikt voor de Rugstreeppad. De bosschages kunnen dienst doen als overwinteringplek voor een aantal algemene amfibieënsoorten als Bruine kikker en Kleine watersalamander.

4.8.1.6 Conclusie

Bij ruimtelijke ingrepen dient beoordeeld te worden in welke mate er sprake is van negatieve effecten van de voorgenomen werkzaamheden op aanwezige soorten. Dit hangt af van de fysieke uitvoering daarvan en de periode waarin dit wordt ondernomen. Zijn er negatieve effecten op soorten van het zware of minder zware beschermingsregime, dan dient een aanvraag ontheffing, ingevolge artikel 75 van de Flora- en faunawet te worden ingediend bij de Dienst Regelingen van het Ministerie van EL&I. Bij een aanvraag dient rekening te worden gehouden met een doorlooptijd van 2 maanden.

  • Voor algemene soorten gelden de verbodsbepalingen niet als het gaat om werkzaamheden in het kader van ruimtelijke ontwikkeling en inrichting. Een ontheffing is dan niet nodig.
  • Het onderzoeksgebied is in potentie geschikt voor een aantal soortgroepen, zoals amfibieën, broedvogels en kleine zoogdieren/vleermuizen. Gezien de aanwezige biotoop, het oppervlak, de geografische ligging en informatie uit de vakliteratuur over populaties in de omgeving, zullen hoofdzakelijk algemene soorten aanwezig zijn.
  • Het is mogelijk dat er zich in het plangebied permanent soorten bevinden uit het zwaarste beschermingsregime (vleermuizen). Soorten uit het zwaarste beschermingsregime behoeven altijd ontheffing.
  • Voor mogelijk aanwezige broedvogels dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli. Een ontheffing is voor broedvogels dan niet nodig. Indien op het terrein buiten het broedseizoen bewoonde nesten aanwezig zijn, is een ontheffing wel nodig.
  • Voor alle beschermde soorten (alle regimes) geldt de zorgplicht. Teneinde de zorgplicht na te leven kan men voorafgaand aan de werkzaamheden de volgende praktische richtlijnen hanteren:
  • Verstorende werkzaamheden (zoals het kappen van bomen en struiken) dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden om verstoring van broedvogels te voorkomen. Het broedseizoen loopt ruwweg van maart tot en met juli.
  • Alle aanwezige vegetatie of bodemmateriaal (takken, stronken) kan gefaseerd verwijderd worden. Dit geeft bodembewonende dieren de kans om in de nabijgelegen omgeving een ander leefgebied te benutten.
  • Om zekerheid te verkrijgen over het al dan niet voorkomen van de beschermde vleermuizen in de gebouwen wordt een inventarisatie aanbevolen. Deze kan het beste in de periode mei-september worden uitgevoerd.

4.8.2 Vleermuizenonderzoek

Onderzoeks- en Adviesbureau Van der Goes en Groot heeft een vervolgonderzoek naar de aanwezigheid van vleermuisverblijven in het plangebied uitgevoerd. Hieronder worden de belangrijkste conclusies weergegeven.

Aangezien er in de omgeving van de gebouwen slechts foeragerende individuen van Gewone dwergvleermuis zijn waargenomen, kan met stelligheid geconcludeerd worden dat er geen vleermuisverblijven aanwezig zijn in de gebouwen.

Er behoeft dan ook voor de sloop van de gebouwen geen ontheffing in het kader van de Flora en faunawet te worden aangevraagd.