direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Tarwestraat 2022
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Onderhavig bestemmingsplan heeft betrekking op de herontwikkeling van de voormalige schooltuin aan de Tarwestraat te Purmerend. De locatie is niet meer in gebruik en vrijwel volledig onbebouwd.

In 2021 heeft de gemeenteraad besloten om de locatie te herontwikkelen. De gemeente en wooncorporatie Intermaris zijn van plan om op de locatie maximaal 21 woningen te realiseren voor senioren.

De gewenste nieuwbouw past niet binnen het ter plaatse geldende bestemmingsplan "De Purmer 2016". In paragraaf 1.3 wordt hierop verder ingegaan. Het onderhavige bestemmingsplan biedt een planologisch kader met bouw- en gebruiksregels, waarbinnen het project planologisch mogelijk wordt gemaakt.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied ligt in de wijk Purmer-Noord. De locatie is gelegen aan de achterzijde van de gymzaal aan de Tarwestraat 1, de woonbebouwing Tarwestraat 3 - 41 en de garageboxen Tarwestraat 43 B - G.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0001.png"

Ligging en situering plangebied.

1.3 Vigerend bestemmingsplan

1.3.1 De Purmer 2016

In het plangebied geldt tot op het moment van inwerkingtreding van dit bestemmingsplan het bestemmingsplan "De Purmer 2016", vastgesteld op 23 augustus 2017.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0002.png"

Uitsnede verbeelding ter hoogte van het plangebied (www.ruimtelijkeplannen.nl)

Ter plaatse van het plangebied gelden de bestemmingen 'Groen' en 'Verkeer -2'.

De voormalige schooltuinen hebben geheel de bestemming 'Groen'. Deze gronden zijn aangewezen voor groen, water met bijbehorende oeverstroken, bruggen en brugaanlandingen, speelvoorzieningen, voet- en fietspaden, (ontsluitings)wegen, openbare toiletvoorzieningen en overige bij deze bestemming behorende voorzieningen.

Aan de noordwestkant van het plangebied, ten zuidwesten van de garageboxen Tarwestraat 43 B - G geldt de bestemming 'Verkeer - 2'. Deze gronden zijn aangewezen voor onder meer wegen, voet- en fietspaden en parkeren.

1.3.2 Parapluplan Parkeernormen Purmerend 2018

Het Parapluplan Parkeernormen Purmerend 2018 is vastgesteld op 28 februari 2019 en heeft betrekking op het hele grondgebied van Purmerend. Het plan geeft regels op het gebied voor parkeren voor alle gemeentelijke bestemmingsplannen. Het verwijst voor de te hanteren normen voor parkeren naar de 'Nota Parkeernormen gemeente Purmerend 2016', vastgesteld op 26 mei 2016. Als deze nota gewijzigd of vervangen wordt, houden burgemeester en wethouders rekening met deze wijziging of vervanging.

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving van het project. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het relevante actuele beleidskader. Hoofdstuk 4 bevat een omgevingsanalyse waarin wordt nagegaan welke functies en bouwwerken zich voorafgaand aan vaststelling van het bestemmingsplan in het plangebied bevinden en in hoeverre het nieuwe project hierin past. In hoofdstuk 5 worden de relevante randvoorwaarden en omgevingsaspecten behandeld. Hoofdstuk 6 gaat over de uitvoerbaarheid en in hoofdstuk 7 wordt een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen.

Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving

De voormalige locatie van de schoolwerktuinen aan de Tarwestraat ligt al enige tijd braak. Voor deze locatie is op 25 maart 2021 door de gemeenteraad vastgesteld dat er een programma van 26 sociale huurappartementen bedoeld voor senioren moet worden uitgewerkt. In het uitgewerkte plan wordt inmiddels uitgegaan van maximaal 21 sociale huurappartementen voor senioren.

Het stedenbouwkundig ontwerp gaat uit van een langgerekt gebouw van circa 65 meter lang en ongeveer 13 tot 16 meter breed ter plaatse van het trappenhuis). Het gebouw wordt in oostwest-richting gepositioneerd, op circa 20 meter van de achtertuinen van de woningen Tarwestraat 3 - 41. De afstand tot de bestaande woonpercelen aan de Tarwestraat is tot stand gekomen na overleg met omwonenden. Vanwege de aanwezigheid van kabels en leidingen is het niet mogelijk deze afstand verder te vergroten.

Door de oostwest-richting accentueert het gebouw de stedenbouwkundige structuurlijnen die voortkomen uit het oorspronkelijke droogmakerijlandschap. De ligging van het gebouw maakt het mogelijk om de galerij aan de noordkant te situeren en op die manier de privacy van de woningen ten noordoosten hiervan maximaal te waarborgen. De toekomstige bewoners hebben daardoor slechts vanuit de verkeersruimte zicht op bestaande tuinen en woningen aan de Tarwestraat. De woningen in de nieuwbouw krijgen terrassen en balkons op het zuiden en zullen daardoor op de waterpartij langs de Gemetstraat zijn georiënteerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0003.png"

Randvoorwaarden kavelpaspoort Tarwestraat

Het drielaagse gebouw krijgt een bouwhoogte van maximaal 9 meter (platte afdekking). Deze bouwhoogte sluit aan op de hoogtes van de bestaande bebouwing in de omgeving, welke grotendeels bestaat uit twee bouwlagen met een kap.

Langs de waterpartij wordt langs de zuidwestkant van het gebouw een openbaar pad ingericht dat het Park de Uitvlugt (ten zuidoosten van het plangebied) verbindt met de groene ruimten langs de Dijkgraafsingel. De ruimte wordt hier zo groen mogelijk ingericht, de voorziene parkeerplaatsen aan deze kant worden dan ook met grastegels aangelegd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0004.png"

Ligging plangebied ten opzichte van Gemetstraat, Park de Uitvlugt en Dijkgraafsingel

Het plangebied zal via een doodlopende woonstraat worden aangesloten op de ventweg van de Tarwestraat langs de Grotenhuysweg, aan de oostzijde van het plangebied. Speciale aandacht moet bij de nadere uitwerking uitgaan naar een verkeersveilige inrichting bij de entree van de gymzaal die uitkomt op deze weg. De voor de hulpdiensten noodzakelijke tweede toegang wordt aan de westkant, in aansluiting op de Tarwestraat, gerealiseerd. Om in de parkeerbehoefte te voldoen worden langs de woonstraat in ieder geval 34 parkeerplaatsen aangelegd voor bewoners en bezoekers. Zie paragraaf 5.13 Verkeer en parkeren voor een uitgebreide beschrijving.

Tussen de woonstraat en de achtertuinen van de bestaande rijwoningen wordt een groenruimte aangelegd. De inrichting dient nader te worden bepaald.

Ten westen van het plangebied, buiten de bestemmingsplangrenzen, wordt het trapveldje vernieuwd en opgewaardeerd door de aanplant van lage planten, oeverplanten en struiken langs het water.

De gehele inrichting van het plangebied moet klimaatbestendig zijn. In het klimaatadaptatieplan van Purmerend is bepaald dat klimaatknelpunten door middel van maatwerk zullen worden aangepakt. Hittestress, droogte, wateroverlast (plasvorming), ecologie en overstromingskans zijn thema’s waarmee gewerkt moet worden. Denk aan waterbergende parkeerplaatsen met drainage overstort, gevel- en dakbegroeiing, waterretentie, natuurinclusief bouwen en daar waar mogelijk beperken van verharding.

Welke maatregelen genomen worden voor onderhavige ontwikkeling, is in deze fase van het planproces nog niet altijd bekend. Dit wordt duidelijk bij de verdere uitwerking van de plannen. Voor wat betreft de waterbergende maatregelen is al wel bekend welke maatregelen er zullen worden toegepast. Het betreft onder meer de realisatie van waterbergende parkeerplaatsen (97 m³) met retentie in de openbare ruimte.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

Het kader voor een bestemmingsplan wordt gevormd door diverse nationale, provinciale, (deel-)regionale, en (deel)gemeentelijke nota's. Dit beleid stelt planologische en bestuurlijke beleidskaders (randvoorwaarden) aan de ruimtelijke (on)mogelijkheden voor het plangebied waarmee rekening moet worden gehouden. In dit hoofdstuk wordt voor het plangebied het relevante algemene beleid beknopt samengevat.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. Met de NOVI wil het Rijk een langetermijnvisie geven op de toekomst en de ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland. Het betreft hier een nieuwe aanpak van vraagstukken in de fysieke leefomgeving, groot en veelzijdig en vaak met elkaar verweven. Het is een nationale visie die zelfbindend is voor het Rijk.

De aanpak van de NOVI gaat uit van de nationale belangen die in de leefomgeving aan de orde zijn, inclusief de opgaven die daaruit zijn afgeleid. Waar op deze opgaven een geïntegreerde aanpak noodzakelijk is, geeft de NOVI richting. Op andere onderwerpen wordt naar sectoraal beleid verwezen. De NOVI is continu aanpasbaar.

Waar de opgaven vragen om een geïntegreerde benadering, komen deze samen in vier prioriteiten. Op deze prioriteiten worden beleidskeuzes gemaakt. De vier prioriteiten zijn:

  • I. Ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • II. Duurzaam economisch groeipotentieel;
  • III. Sterke en gezonde steden en regio's;
  • IV. Toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Om de beleidskeuzes op een heldere en voorspelbare manier te maken, hanteert de NOVI drie afwegingsprincipes, die helpen bij het afwegen en prioriteren van de verschillende belangen en opgaven:

  • Combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • Kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • Afwentelen wordt voorkomen.

Tot het moment dat de Omgevingswet in werking treedt (per 1 januari 2024) geldt de omgevingsvisie als structuurvisie en zijn ruimtelijke belangen geborgd in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is het Rijksbelang opgenomen dat verstedelijking op duurzame wijze plaatsvindt. Wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt moet er getoetst worden aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'.

Door de woningbouwontwikkeling die in voorliggend bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt worden geen nationale belangen geraakt. Er is geen strijd met de Nationale Omgevingsvisie.

3.1.2 AmvB Ruimte (Barro)

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voorziet in de juridische borging van het nationaal ruimtelijk beleid zoals dat in de Nationale Omgevingsvisie is vastgelegd. Het bevat regels die de beleidsruimte van andere overheden ten aanzien van de inhoud van ruimtelijke plannen inperken, daar waar nationale belangen dat noodzakelijk maken. Voor het onderhavige plangebied hebben deze regels geen gevolgen.

3.1.3 Deltaplan Ruimtelijke adaptatie 2020

Het klimaat verandert. De stijging van de gemiddelde temperatuur brengt extremer weer met zich mee, dat natter, droger en heter is. De resultaten daarvan zijn wateroverlast, hittestress en druk op watervoorraden door droogte. Dit vereist een verandering in denken en doen: klimaatbestendig en waterrobuust inrichten moet in Nederland een vanzelfsprekend onderdeel bij ruimtelijke (her)ontwikkelingen worden.

Om het proces van ruimtelijke adaptatie te versnellen en intensiveren is het Deltaplan Ruimtelijke adaptatie opgesteld. Daarin staat hoe gemeenten, waterschappen, provincies en het Rijk de nadelige effecten van klimaatverandering tegen willen gaan.

De kern is dat Nederland in 2050 klimaatbestendig en klimaatrobuust is ingericht. Op nationaal niveau zijn stresstesten per gemeente uitgevoerd om de knelpunten van bestaande infrastructuur in kaart te brengen. In een drieledig nationaal programma worden deze kwetsbaarheden in beeld gebracht, afgewogen en geprioriteerd, om vervolgens tot concrete maatregelen te worden omgezet.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen zal vooraf moeten worden gekeken of deze klimaatadaptief zijn en hoe de inrichting dusdanig robuust kan worden aangepast. Zie verder paragraaf 5.5 Duurzaamheid.

3.1.4 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op 1 juli 2017 is het besluit tot wijziging van artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening in werking getreden. Het betreft een wijziging van de Ladder voor duurzame verstedelijking (duurzaamheidsladder).

De laddertoets moet worden uitgevoerd wanneer er sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De behoefte aan deze stedelijke ontwikkeling moet dan worden aangetoond. De behoefte is het saldo van de aantoonbare vraag naar de voorgenomen ontwikkeling (de komende tien jaar, looptijd bestemmingsplan) verminderd met het aanbod in planologische besluiten, ook als het feitelijk nog niet is gerealiseerd (harde plancapaciteit). De uitkomst van de beoordeling van de behoefte moet in de plantoelichting worden vermeld. Voor uitwerkings- en wijzigingsplannen kan in het bestemmingsplan worden bepaald dat de beschrijving van de behoefte aan een nieuwe stedelijke ontwikkeling en een motivering van deze behoefte wordt doorgeschoven naar de toelichting behorende bij het uitwerkings- of wijzigingsplan.

Als stedelijke ontwikkeling wordt bedoeld: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.' In het Bro is geen ondergrens voor een minimale omvang vastgelegd van wat een stedelijke ontwikkeling is. Voor woningbouwlocaties geldt volgens de overzichtsuitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS 28 juni 2017; ECLI:NL:RVS:2017:1724) dat 'in beginsel' sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als er meer dan 11 woningen gerealiseerd worden. Voor overige stedelijke functies wordt gesteld dat 'in beginsel' geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling als het ruimtebeslag minder dan 500 m² bedraagt.

Uitgangspunt is dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling voorziet in een behoefte en in beginsel in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Het doel is een zorgvuldig gebruik van de ruimte en het tegengaan van overprogrammering en de negatieve ruimtelijke gevolgen van leegstand. In het geval dat in het bestemmingsplan een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, bevat de toelichting een beschrijving van de behoefte aan de voorgenomen stedelijke ontwikkeling. De motivering van de behoefte aan die ontwikkeling dient in het licht te worden geplaatst van een goede ruimtelijke ordening en dient zich te richten op het motiveren van de behoefte aan die ontwikkeling met het oog op het tegengaan van ongewenste leegstand en het stimuleren van zorgvuldig ruimtegebruik. De behoefte wordt onderbouwd en afgewogen op het niveau van het verzorgingsgebied van de ontwikkeling. Dit betekent dat de aard en omvang van de ontwikkeling bepalend zijn voor de reikwijdte van de beschrijving van en het overleg over de behoefte, waarvan de resultaten ook zijn opgenomen in de beschrijving.

De provincie Noord-Holland wil vraag en aanbod op de woningmarkt zo goed mogelijk laten aansluiten. Daartoe hebben zij de Woonagenda Noord-Holland 2020-2025 opgesteld (zie paragraaf 3.2.3). Op basis daarvan hebben acht gemeenten, waaronder Purmerend, besloten een woonakkoord te maken. Dit woonakkoord is de opvolger van het Regionaal Actieprogramma Wonen 2016-2020 (RAP). Purmerend heeft tot van 2020-2050 een woningbouwopgave van ruim 10.000 woningen. 41% hiervan bestaat uit appartementen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0005.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0006.png"

De 21 woningen die zijn voorzien passen binnen zowel de kwantitatieve als kwalitatieve woningbehoefte die het Woonakkoord aantoont. Met kwantitatieve woningbehoefte wordt het aantal woningen bedoeld, met kwalitatieve woningbehoefte wordt het woonmilieu en de typen woningen bedoeld.

Een van de opgaven in het Woonakkoord is om zoveel mogelijk binnenstedelijk te bouwen. De locatie is gelegen binnen stedelijk gebied. Ook is opgenomen dat toegelaten instellingen (woningcorporaties) in Purmerend sociale huurwoningen moeten toevoegen om aan de vraag naar dit woningtype te kunnen voldoen.

De voorziene woningen passen in de Woonagenda en de Structuurvisie van de gemeente Purmerend.

Het plangebied wordt via een nieuwe woonstraat ontsloten vanuit de oostkant door de Tarwestraat, welke uitkomt op de Grotenhuysweg, een wijkontsluitingsweg. Het plangebied is daarmee goed ontsloten. Het deel van de ventweg van de Tarwestraat langs de gymzaal zal worden opgewaardeerd om dit mogelijk te maken. De laddertoets is hiermee succesvol doorlopen.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie NH2050

Op 19 november 2018 hebben Provinciale Staten van Noord-Holland de Omgevingsvisie NH2050 vastgesteld. Hierin staat de visie van de provincie op de fysieke leefomgeving beschreven. De provincie zet in op een goede balans tussen economische groei en leefbaarheid, zodanig dat bij veranderingen in het gebruik van de fysieke leefomgeving de doelen voor een gezonde en veilige leefomgeving overeind blijven.

De Omgevingsvisie bevat het provinciale beleid op het gebied van wonen en werken. De ambitie is dat vraag en aanbod van woon- en werklocaties (kwantitatief en kwalitatief) beter met elkaar in overeenstemming zijn. De woningbouw wordt vooral in en aansluitend op de bestaande verstedelijkte gebieden gepland, in overeenstemming met de kwalitatieve behoeftes en trends. Duurzaamheid van de totale voorraad is uitgangspunt.

De onderhavige ontwikkeling, liggend in bestaand stedelijk gebied, is in lijn met de Omgevingsvisie NH2050.

3.2.2 Omgevingsverordening NH2020

Op 22 oktober 2020 is de provinciale Omgevingsverordening NH2020 vastgesteld. Deze is op 17 november 2020 in werking getreden en nadien enkele malen gewijzigd. De verordening zet in op het mogelijk maken van ontwikkelingen zoals woningbouw en de energietransitie en op het beschermen van mooie en bijzondere gebieden in Noord-Holland, met een evenwichtige balans tussen economische groei en leefbaarheid. De verordening bevat instructieregels voor gemeenten die beperkingen stellen aan wat in ruimtelijke plannen kan worden opgenomen. Een ruimtelijk plan kan uitsluitend voorzien in een nieuwe stedelijke ontwikkeling als de ontwikkeling in overeenstemming is met de binnen de regio gemaakte schriftelijke afspraken.

De woningbouw die in dit bestemmingsplan mogelijk gemaakt wordt, is opgenomen in de monitor plancapaciteit, waarin de provincie Noord-Holland en de Metropoolregio Amsterdam gezamenlijk de woningbouwcapaciteit monitoren.

De ontwikkeling is daarmee in overeenstemming met de binnen de regio gemaakte afspraken. De Omgevingsverordening levert geen beperkingen op voor dit bestemmingsplan.

3.2.3 Woonagenda PNH 2020-2025

De Provincie Noord Holland wil zorgen voor voldoende betaalbare, duurzame en toekomstbestendige woningen voor alle doelgroepen. Daarom is op 31 maart 2020 de woonagenda 2020-2025 vastgesteld. De Woonagenda is de uitvoeringsagenda van het woonbeleid van de provincie Noord-Holland tot 2025 en volgt uit en past binnen de randvoorwaarden van het provinciaal ruimtelijk beleid, zoals beschreven in de provinciale Omgevingsvisie NH2050 en het coalitieakkoord ‘Duurzaam doorpakken’.

Speerpunten zijn:

  • 1. Een woning voor iedereen:
    • a. Adaptief en vraaggestuurd programmeren.
    • b. Productie op peil: aanjagen woningbouwproductie.
    • c. Kwalitatief, betaalbaar en divers woningaanbod.
  • 2. Gezond, duurzaam en toekomstbestendig wonen in een aantrekkelijke provincie.

Hierbij worden een aantal richtinggevende principes gehanteerd.

  • 1. De vraag is leidend. De regionale programmeringen worden bepaald op basis van gegronde onderbouwing van vraag, aanbod en het kwalitatieve en kwantitatieve verschil daartussen voor nu en in de toekomst.
  • 2. Er zijn snel meer woningen nodig. De provincie zet in op het versnellen van de woningbouwproductie en helpt gemeenten hierbij door voortzetting van het Uitvoeringsprogramma Binnenstedelijk Bouwen en Versnellen Woningbouw.
  • 3. De woningbouwprogrammering is regionaal en adaptief. De programmering houdt rekening met fasering en haalbaarheid, zodat de in het woonakkoord af te spreken regionale productiedoelstellingen kunnen worden gehaald.
  • 4. De provincie geeft gemeenten ruimte om bij binnenstedelijke plannen nabij een OV-knooppunt en/of in een groeiregio hogere aantallen woningen te realiseren dan de prognose, om het woningtekort versneld in te lopen.
  • 5. De woningmarkt heeft structureel meer flexibiliteit en betaalbare opties voor alle verschillende doelgroepen van woningzoekenden nodig.
  • 6. Betaalbaar en divers woningaanbod voor alle doelgroepen vraagt regionale afstemming en samenwerking.
  • 7. Vanuit het oogpunt van leefbaarheid en gezondheid bewaakt de provincie de goede balans tussen economie, wonen, mobiliteit, natuur en landschap.
  • 8. Woningbouw heeft een grote impact op het landschap, de natuur en de biodiversiteit, zowel binnen als buiten het bestaand stedelijk gebied. In de woonakkoorden worden afspraken gemaakt om woningbouw zoveel mogelijk klimaatneutraal, klimaatadaptief, actieve mobiliteit (gericht op fietsen en lopen) stimulerend, circulair en natuur- en landschapsinclusief te ontwikkelen en dit vroegtijdig bij de locatiekeuze en planontwikkeling mee te nemen.

Onderhavig bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 21 sociale huurwoningen voor senioren. Hiermee wordt voorzien in een behoefte (zie ook paragraaf 3.1.4). ]
Het bestemmingsplan is in overeenstemming met de Woonagenda.

3.2.4 Monitor woningbouw 2021

Uit de 'Monitor woningbouw 2021', gedateerd op 18 oktober 2021, blijkt dat er in 2020 in Noord-Holland 10.600 nieuwbouwwoningen zijn gebouwd. Dat is 3.200 nieuwbouwwoningen minder dan in 2019. De daling in de totale nieuwbouwcijfers wordt met name veroorzaakt door een afname van de woningproductie in de gemeente Amsterdam. Door een nieuw registratiesysteem zijn niet alle nieuwbouwwoningen meegenomen in de cijfers van 2020. Voor het vierde jaar op rij is de nieuwbouwproductie gelijk dan wel groter dan de huishoudensgroei.

Als gevolg van de coronacrisis is de bevolkingsgroei in 2020 gedaald. Deze lagere bevolkingsgroei vertaalt zich in een lagere huishoudenstoename. Doordat het aantal gebouwde woningen groter was dan de huishoudensgroei is het woningtekort gedaald. Begin 2021 was het woningtekort 4,8% ten opzichte van 5,9% in 2020. Om het tekort terug te brengen tot acceptabele proporties - het Rijk streeft naar een tekort van maximaal 2% - is het wel belangrijk door te blijven bouwen en de productie te verhogen en de druk op de woningmarkt terug te dringen. Ook valt te verwachten dat als de coronacrisis voorbij is, de bevolkingsgroei weer aantrekt.

In alle regio's is op papier voldoende capaciteit aanwezig voor de woningbehoefte tot 2030. Ook wanneer het inlopen van het woningtekort wordt opgeteld bij de (indicatieve groei van de) woningbehoefte is dit het geval. De totale plancapaciteit in 2021 is toegenomen ten opzichte van 2020. De totale netto plancapaciteit bedraagt 437.300 woningen. Dat zijn 10.700 woningen meer dan in 2020. Deze toename zit zowel in de harde plannen als (grotendeels) in de zachte plannen.

Zorgen voor (ruim) voldoende harde plancapaciteit is een randvoorwaarde om op korte termijn van plan tot voldoende productie te komen en te kunnen voldoen aan de woningbouwopgaven. Harde plancapaciteit omvat woningbouwplannen die zijn vastgesteld in een bestemmingsplan en waar bouwen planologisch gezien mogelijk is. In vergelijking met vorig jaar is de harde capaciteit in Noord-Holland met 6.200 woningen toegenomen.

In het Woonakkoord Zaanstreek-Waterland (zie ook paragraaf 3.3.4) staan de volgende afspraken:

  • De gemeenten in Zaanstreek-Waterland spraken in de woonagenda 2017 de ambitie uit om tot 2035, 1.500 woningen per jaar te bouwen. Vanwege de sterke druk op de regionale woningmarkt wordt de verstedelijkingsdiscussie gevoerd. In dit kader zal ook de regionale bouwambitie worden herijkt.
  • De regio streeft ernaar om zoveel mogelijk zachte plancapaciteit naar harde plancapaciteit om te zetten. Het richtgetal voor de middellange termijn (10 jaar) is 70% harde plancapaciteit en 30% zachte plancapaciteit om, in lijn met de provinciale woonagenda, planologische ruimte voor adaptief programmeren te behouden.
    - Er is voldoende harde plancapaciteit voor de opgave tot 2025 (125% t.o.v. woningbehoefte tot 2025).
    - De regiogemeenten streven voor de periode tot 2025 naar een absolute toename van de sociale huurvoorraad.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0007.png"

Dit bestemmingsplan voorziet in de bouw van maximaal 21 sociale huurappartementen voor senioren. Hiermee wordt zachte plancapaciteit omgezet in harde plancapaciteit. Daarnaast past de woningbouwontwikkeling bij het streven naar een toename van de sociale huurvoorraad.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met Karakter)

Voor de lange termijn heeft de regio een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter. Onderhavige ontwikkeling sluit aan op de doelstellingen, zoals weergegeven in de Regiovisie. Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met dit beleid.

3.3.2 Metropoolregio Amsterdam

Purmerend maakt onderdeel uit van Metropoolregio Amsterdam (MRA). Dit is een samenwerkingsverband van de provincies Noord-Holland en Flevoland, 32 gemeenten en de Vervoerregio Amsterdam. De Metropoolregio Amsterdam (MRA) is een (inter-)nationaal gewilde plek om te wonen en werken. Het is het gebied dat rondom Amsterdam ligt en waarin ieder deelgebied met eigen grote kernen een deel van de aantrekkelijkheid van de MRA vormt met een mix van eigen landschap, woonmilieus en vormen van werkgelegenheid.

Tot 2040 komen er in de Metropoolregio Amsterdam 240.000 woningen bij. Een groot deel daarvan is al de komende tien jaar nodig en wordt ingepast tussen bestaande bebouwing in de (middel)grote steden van de MRA, zoals Haarlem, Purmerend en Lelystad. Het verdichten van deze plekken, brengt ook opgaven op het gebied van bereikbaarheid met zich mee. Met Bereikbare Steden wordt per gebied een aanpak op maat uitgewerkt, waarin wonen, werken, openbare ruimte en bereikbaarheid samenkomen. De uitvoeringsagenda van Samen Bouwen aan Bereikbaarheid richt zich met de programmalijn Stedelijke Bereikbaarheid op het vergroten van de bereikbaarheid binnen de stedelijke gebieden in de MRA. Purmerend is hier onderdeel van.

Om het mobiliteitssysteem optimaal te (blijven) benutten, bekijkt het programma Samen Bouwen aan Bereikbaarheid per gebied welke manier van vervoer de voorkeur heeft, oftewel de voorkeursmodaliteit. In het kort:

  • In en om de stad wordt met name gekozen voor lopen, fietsen en (hoogwaardig) openbaar vervoer.
  • Nationaal en internationaal wordt meer en meer op (hoogwaardig) openbaar vervoer ingezet.
  • Autogebruik wordt afhankelijk van de herkomst of bestemming. Het is de voorkeursmodaliteit in landelijk gebied en wordt zo veel mogelijk opgevangen langs de randen van de stad, onder andere met goede P+R-voorzieningen.
  • Hetzelfde geldt voor logistieke stromen, die meer gebundeld worden in logistieke hubs langs de snelwegen.
  • Het is nodig om vloeiende overstappen te faciliteren tussen de verschillende vervoerswijzen, zoals trein, bus en fiets

Binnen de MRA is Purmerend een geliefde stad om in te wonen en te werken en de vraag naar nieuwe woningen en werklocaties is groot. De dagelijkse pendel is vooral gericht op Amsterdam en de Metropoolregio Amsterdam en is een belangrijk ontwikkelpunt in de polycentrische ontwikkeling van de regio. Deze combinatie vraagt om een specifieke benadering van de verdichtings- en verbindingsopgave.

Daarom is Purmerend één van de MRA Sleutelgebieden. In de Sleutelgebieden worden grote regionale opgaven opgelost, namelijk de woningbouwopgave, het efficiënt gebruiken van de ruimte en het tot stand brengen van de metropolitane verbinding. Dit betekent verdichten in de binnenstedelijke kernen, dichtbij knooppunten, voorzieningen en bedrijvigheid. De binnenstedelijke ontwikkellocaties, waarvan de Tarwestraat deel uitmaakt, sluiten hierbij aan en passen binnen de ontwikkelrichting van de MRA.

3.3.3 Gebiedsplan Purmerend

Purmerend is een groeiende stad in een prachtige landelijke omgeving. Per 1 januari 2022 zijn de gemeenten Beemster en Purmerend gefuseerd en gaan zij gezamenlijk richting de 100.000, zowel qua inwoners als vierkante meters. Ook is de nieuwe gemeente onderdeel van het werelderfgoed. Zowel de droogmakerij de Beemster als de Stelling van Amsterdam maken onderdeel uit van het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0008.png"

Afbeelding: Schematische weergave ontwikkeling sleutelgebied Purmerend

Met financiering vanuit Samen Bouwen aan Bereikbaarheid (SBaB) wordt geïnvesteerd in de bereikbaarheid van Purmerend. Dat betekent een beperking in de groei van het aantal auto’s en het verbeteren van de luchtkwaliteit in de MRA. Door te investeren in de infrastructuur kunnen wij verder verdichten en daardoor een grotere bijdrage maken aan de oplossing van het lokale én regionale woningtekort. De samenwerking onder de vlag van (SBaB) maakt het voor Purmerend mogelijk om drie drukkende structuuropgaven voor de regio op te lossen:

  • 1. De (binnen)stedelijke mobiliteit als geheel wordt getransformeerd zodat de wegen in het Sleutelgebied niet dichtslibben met autoverkeer wat ten koste gaat van de doorstroming en de leef- en luchtkwaliteit;
  • 2. De optimalisatie en robuustheid van het regionale mobiliteitssysteem wordt significant verbeterd;
  • 3. Het wegennet (binnenstedelijk en regionaal) wordt ontlast en het OV wordt efficiënter waarbij het beter benutten van de bestaande infrastructuur vooropgesteld wordt.

Er wordt met het Sleutelgebied een regionaal knooppunt gecreëerd in de directe nabijheid van een woon-werkgebied waar leefbaarheid, innovatie, klimaatadaptatie en sociale inclusiviteit centraal staan:

  • 8.400 extra woningen;
  • 3.500 extra arbeidsplaatsen;
  • OV-knooppunten i.c.m. duurzame mobiliteit;
  • Een breed onderwijsaanbod;
  • Meer stedelijke en regionale voorzieningen;
  • Groei en ontwikkeling van de regionale zorginstellingen;
  • Hoogwaardig groen en klimaatadaptieve openbare ruimte;
  • Versterken sport, recreatie en cultureel aanbod;
  • Een veilige en aantrekkelijke leefomgeving

Dit bestemmingsplan past binnen het gedachtengoed van het gebiedsplan Purmerend.

3.3.4 Woonakkoord regio Zaanstreek-Waterland en provincie Noord-Holland 2021-2025

In april 2020 heeft de provincie Noord-Holland het woonbeleid uitgewerkt in de Woonagenda PNH 2020-2025. Hiermee wil de provincie uitvoering geven aan een aantal doelstellingen, zoals het bouwen van voldoende betaalbare en duurzame woningen. Middels het sluiten van regionale Woonakkoorden voor de periode 2021-2025 wil de provincie de regionale samenwerking bevorderen.

De acht gemeenten in Zaanstreek-Waterland hebben besloten hier samen met de provincie invulling aan te geven aan de hand van vier thema's:

  • 1. Nieuwbouw / woningbouwprogrammering
    • a. werken aan de eigen én regionale woningbehoefte
    • b. zoveel mogelijk binnenstedelijk bouwen, met ruimte voor uitzonderingen
    • c. zoveel mogelijk bouwen in de nabijheid van OV-knooppunten en stadsharten
    • d. versnellen van de woningbouwproductie
    • e. werken aan stedelijke vernieuwing en leefbaarheid
  • 2. Betaalbare voorraad
    • a. werken aan de gewenste ontwikkeling van de sociale woningvoorraad
    • b. werken aan regionale woonruimteverdeling
  • 3. Wonen en zorg
    • a. werken aan de huisvesting van senioren
    • b. werken aan de huisvesting van bijzondere doelgroepen
  • 4. Duurzaamheid, klimaatadaptatie, circulair bouwen.
    • a. werken aan klimaatneutrale, klimaatadaptieve, circulaire en natuur- en landschapsvriendelijke nieuwbouw
    • b. werken aan de opwekking van duurzame energie in de regio
    • c. werken aan de verduurzaming van bestaande woningvoorraad
    • d. werken aan een gezonde leefomgeving

In het Woonakkoord wordt rekening gehouden met bestaande kaders en afspraken, die soms op een ander c.q. hoger schaalniveau zijn vastgesteld, zoals in de Metropoolregio Amsterdam, waar Zaanstreek-Waterland onderdeel vanuit maakt.

Uit het Woonakkoord blijkt dat er binnen de regio vraag is naar voldoende betaalbare en duurzame woningen. Het project draagt met de bouw van maximaal 21 nieuwe woningen hieraan bij. Zie ook paragraaf 3.2.4 Monitor woningbouw 2021

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Purmerend 2005-2020

In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020.

  • 1. Purmerend is het centrum van Waterland: Uiteen wordt gezet dat Purmerend wil investeren in haar functies waarin zij een regionale rol heeft, om de positie als centrum van Waterland te behouden. De manier waarop Purmerend dit wil bereiken is door te investeren in een veelzijdig, herkenbaar en toegankelijk centrum met kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en door te streven naar een hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als in andere delen van de stad.
  • 2. Purmerend werkt aan een evenwichtigere woon-werkbalans. In de structuurvisie wordt beschreven dat Purmerend voor de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Amsterdam. Dit is een kwetsbaar punt. Belangrijk is daarom dat Purmerend haar economische punten verder ontwikkelt. Dit is onder meer van belang voor jongeren die in Purmerend zijn geboren en zich nu op de arbeidsmarkt gaan begeven, omdat zij meer geneigd zullen zijn om in Purmerend te werken.
  • 3. Purmerend versterkt haar verbindingen in groen, blauw en grijs. Gesteld wordt dat de kwaliteit van de ligging van de stad veel beter benut kan worden. De kwaliteiten van het buitengebied zijn in de wijken ruimschoots aanwezig, maar zijn op het niveau van de stad te weinig herkenbaar en andersom worden de kwaliteiten van de stad daarbuiten nauwelijks (h)erkend. Uiteen wordt gezet dat de aantrekkelijke ligging van Purmerend veel meer benut kan worden om de kwaliteit van het wonen in de stad te verhogen, om de kansen voor toerisme te vergroten en om het beeldmerk van de stad neer te zetten. Tevens wordt gesteld dat het versterken van de stedelijke structuren kan helpen mensen zich meer verbonden te laten voelen met hun stad en om een betere oriëntatie te krijgen op de stad en haar omgeving.
  • 4. Purmerend kiest voor bloei in plaats van groei. Purmerend heeft zich decennia lang gericht op groei. Nu moet de omslag komen naar het investeren in identiteit en kwaliteit. Beschreven wordt dat het doel niet langer is om woningen te bouwen en nieuwe wijken te ontwikkelen, maar toe te werken naar een complete stad die op basis van kwaliteit de concurrentie aan kan met de steden in de omgeving en die toegesneden is op de demografische veranderingen.

In 2013 is de strategische plankaart, behorende bij de structuurvisie Purmerend 2005 - 2020, als eerste stap in het proces om te komen tot en vooruitlopend op een integrale herziening, aangepast aan de actuele stand van zaken. Het betreft een beleidsneutrale actualisering, waarbij op de plankaart de wijzigingen zijn verwerkt, die in de achterliggende periode (sinds 2006) doorgevoerd zijn in of op grond van het gemeentelijk beleid. Deze kaart gaat vergezeld van een toelichting daarop.

De uitvoering van dit plan draagt bij aan het verbeteren van de kwaliteit van het wonen in de stad. Geconcludeerd wordt dat dit plan aansluit op de doelen van de structuurvisie.

3.4.2 Ruimte voor Purmerend (omgevingsagenda voor Purmerend richting 2040)

Het stuk 'Ruimte voor Purmerend (omgevingsagenda voor Purmerend richting 2040) is een dynamische agenda die naast politiek-bestuurlijke focus vooral duidelijkheid biedt over de ambities van de gemeente Purmerend. Purmerend wordt hierin neergezet als compacte woonstad met sterke OV-verbindingen naar de hoofdstad maar ook uitstekende fietsverbindingen naar de omgeving en buitengebied. Een stad waarin de wijken een zelfvoorzienend karakter hebben op het gebied van voorzieningen.

Aan bovenstaande beschrijving kunnen troeven en waardevolle aspecten worden toegevoegd waaruit ambities voortvloeien. De nabijheid van Amsterdam, het voorzieningenaanbod, het OV-netwerk en de betaalbare woningvoorraad zijn bekende troeven. Waardevolle aspecten zijn het dorpse karakter, de tevredenheidsstabiliteit en het brede scala en diversiteit van voorzieningen, omgeving en activiteiten. De ambities die hieruit zijn geformuleerd (samengevat):

  • De urgentie en noodzaak om verder te bouwen aan woongelegenheid in een grotere diversiteit voor zowel huidige als toekomstige generaties; een flink deel van de opgave dient plaats te vinden in het bestaande stedelijke gebied.
  • Regionale functie van 'de zorg' waarborgen. De compacte en consequente wijkstructuur van Purmerend leent zich al goed voor dagelijkse voorzieningen en zorg (ziekenhuis, EHBO, verpleeghuis, opvang o.m.), voldoende aangepaste huisvesting is ook aanwezig. De ambitie is om deze regionale functie met het oog op de toekomst (vraag naar zorg) te behouden en versterken.
  • Versterking van de toeristische sector door Purmerend als pleisterplaats en verblijfsstad op de kaart te zetten voor iedereen die Laag Holland bezoekt.

Om vorm te geven aan de groei van Purmerend worden scenario's bekeken. Gelet op de ladder voor duurzame verstedelijking ligt intensivering van (vastgoed in) de bestaande stad als eerste mogelijkheid voor de hand en vervolgens wordt het verstedelijken van de randen nader als mogelijkheid bezien.

Onderhavig plan voorziet in het ontwikkelen van woongelegenheid in bestaand stedelijk gebied. Gezien de woningbehoefte van circa 10.000 woningen in Purmerend, als onderdeel van de woningbouwtaakstelling van de Metropoolregio Amsterdam, is er behoefte aan de maximaal 21 woningen die in het plangebied worden gerealiseerd. Het voornemen is daarmee in overeenstemming met de 'Agenda: Purmerend koers naar 2040'.

3.4.3 Wonen
3.4.3.1 Woonvisie 2017-2022

In de Woonvisie Purmerend 2017-2022 heeft de gemeente haar visie tot 2022 op het gebied van wonen geformuleerd. De gemeente wil een prettige woonstad blijven, de vraag naar woningen van inwoners goed kunnen blijven bedienen en een bijdrage leveren aan de regionale woningbouwopgave. Veel aandacht gaat uit naar de positie van huishoudens die zichzelf niet of moeilijk kunnen redden op de woningmarkt.

In een achttal speerpunten heeft Purmerend deze ambitie verder uitgewerkt, waaronder ook de ambitie om tot 2040 10.000 extra woningen te bouwen. Dit om tevens de kwaliteit van de stad te versterken door vergroting van de differentiatie van het aanbod en van verschillende woonmilieu's en de woningvoorraad meer passend te maken voor de toekomstige bevolkingssamenstelling. De voorgenomen ontwikkeling betreft de herontwikkeling van de locatie van de voormalige schooltuin aan de Tarwestraat naar maximaal 21 sociale huurappartementen voor senioren. Seniorenwoningen zijn vanuit maatschappelijk perspectief een welkome aanvulling in de wijk. In de Purmer Noord wonen relatief veel senioren die binnen de wijk willen doorstromen. Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan het vergroten van de sociale huurvoorraad en is daarmee in overeenstemming met het beleid.

3.4.3.2 Woonprogramma uit Structuurvisie 2005-2020

De speerpunten van het Woonprogramma uit de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 zijn:

  • 1. meer differentiatie in woonmilieus aanbrengen door toevoegen of herstructureren naar centrumstedelijke woonmilieus, woningen in lage dichtheden, starterswoningen, duurdere huur- en koopwoningen en seniorenwoningen;
  • 2. inzetten op behoud van het suburbane wonen, groen en rustig, dit kan door dit mee te nemen in de plannen voor de herstructurering van de wijken;
  • 3. nieuwe concepten voor het combineren van wonen en zorg ontwikkelen

In Zaanstreek-Waterland als geheel neemt de woningbehoefte volgens de prognose van de provincie Noord-Holland in de periode 2015-2025 toe met 12.760 woningen (6.900 tot 2020 en 5.860 tot 2025). In de tien jaar daarna gaat het om nog 8.600 woningen. Dat is in totaal bijna 20.000 woningen tot 2035. De onderhavige ontwikkeling levert een bijdrage aan het eerste speerpunt door het toevoegen van 21 sociale huurappartementen voor senioren.

3.4.3.3 Nota kaders en instrumenten woningbouwprogrammering: spelregels 30-30-40

In het collegeprogramma 2018-2022 ('Samenwerken aan de stad') heeft het college het voornemen uitgesproken om voor nieuwe woningbouwinitiatieven de zogenaamde 30-30-40 regel te hanteren. Dit houdt in dat voor nieuwbouwprojecten vanaf vier woningen minimaal 30% sociale huur moet zijn, 30% doorstroomwoningen (middeldure huur en betaalbare koop). De resterende 40% is vrije sector. Deze ambitie is verder in detail uitgewerkt in het document Nota kaders en instrumenten woningbouwprogrammering: spelregels 30-30-40.

Gelet op de ambitie om 10.000 woningen te bouwen, streeft de gemeente op de verschillende binnenstedelijke ontwikkellocaties, waar de Tarwestraat onderdeel van is, naar een zo groot mogelijke hoeveelheid woningen. Daarbij is zorgvuldig gekeken naar wat op de betreffende locatie passend is. Passend in ruimtelijke zin ('wat past er?') maar ook passend in maatschappelijke zin ('wat past hier in deze buurt rekening houdend met de verschillende belangen die spelen?'). Daarnaast is gekeken naar optimalisatie van het programma, waarbij de inzet is geweest op een zo groot mogelijk aantal sociale huurwoningen. Voor de Tarwestraat wordt ingezet op maximaal 21 sociale huurappartementen voor senioren. Conform de doelgroepenverordening zijn in het bestemmingsplan regels opgenomen om het sociale segment te borgen.

De ontwikkeling van de locatie Tarwestraat staat niet op zichzelf. De locatie is één van de zeven Binnenwijkse ontwikkellocaties. Op alle binnenstedelijke ontwikkellocaties worden in totaal 190 woningen gerealiseerd (waarvan 145 in het sociale, 38 in het middeldure en 7 in het vrije woonsegment) en ca. 1.500 m² b.v.o. aan maatschappelijke voorzieningen. De verhouding sociaal/middelduur/vrij is respectievelijk 76,3 - 20 - 3,7 procent. Deze verhouding wijkt af van de Nota kaders en instrumenten woningbouwprogrammering en kan veranderen als er elders op een van de binnenstedelijke ontwikkellocaties een aanpassing van het programma overeengekomen wordt.

De raad heeft op 26 september 2019 besloten om juist op de eigen locaties, waar financieel mogelijk, het maximale aan sociale huur te realiseren. Deze doelstelling past bij het streven naar het vergroten van de sociale huurvoorraad, zoals opgenomen in het Woonakkoord (paragraaf 3.3.4).

De doelstelling mag niet ten koste gaan van de ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid. Per locatie is gekeken naar wat passend is bij de omgeving. Dat kan op de ene locatie 100% sociale huur zijn, terwijl op de andere locatie 100% vrije sector beter aansluit. Hier is gekozen voor seniorenwoningen in het sociale segment. Vanuit maatschappelijk perspectief zijn seniorenwoningen een welkome aanvulling in de wijk. In de Purmer Noord wonen relatief veel senioren die binnen de wijk willen doorstromen.

3.4.3.4 Huisvestingsverordening

Op 23 januari 2019 is een gewijzigde huisvestingsverordening in werking getreden, waarmee het splitsen van al bestaande woningen wordt gereguleerd door middel van een vergunningstelsel. Aanvragen voor woningsplitsing worden getoetst op een minimale oppervlakte van de nieuwe woningen van 40 m2 en het aspect leefbaarheid.

Ook kamergewijze verhuur wordt met deze gewijzigde huisvestingsverordening gereguleerd door middel van een vergunningstelsel. Dergelijke aanvragen worden eveneens getoetst op het aspect leefbaarheid.

3.4.4 Duurzaamheidsagenda 2020-2023

Het Klimaatakkoord van 28 juni 2019 vormt de basis voor het gemeentelijk duurzaamheidsbeleid zoals verwoord in de Duurzaamheidsagenda 2020-2023. De volgende thema's staan centraal:

1. Duurzaamheid in de gebouwde omgeving:

  • uitvoering Proeftuin Aardgasvrij.
  • uitbreiding capaciteit en netwerk van Stadsverwarming Purmerend.
  • transitievisie Warmte die wordt vertaald in Wijkuitvoeringsplannen, waarbij per wijk wordt aangegeven welke niet-fossiele warmtebronnen in aanmerking komen.
  • verduurzaming van de bestaande woningvoorraad ondersteunen met subsidies en duurzaamheidsleningen.

2. Duurzame bedrijven:

  • verminderen CO2-uitstoot bedrijven;
  • bedrijfsterreinen duurzaam revitaliseren;
  • gebruik van duurzame grondstoffen.
  • versterking circulariteit van grondstoffen.

3. Duurzame mobiliteit:

  • streven naar instandhouding van het fijnmazig openbaar vervoerssysteem;
  • versterken laadinfrastructuur elektrische voertuigen door inventariseren mogelijke locaties voor het plaatsen van laadpalen;
  • uitbreiding aantal laadpunten met in achtneming voldoende spreiding over de gemeente.
  • toepassen van alternatieve (bio-)motorbrandstoffen;
  • vermindering CO2-uitstoot voertuigen.

4. Duurzame energie:

  • aanjagen initiatieven voor duurzame energieproductie.

5. Duurzame stad en regio:

  • regionale Energiestrategie waarin wordt aangegeven welke niet-fossiele energiebronnen kunnen worden benut en waar deze ruimtelijk kunnen worden ingepast.
  • benutting van subsidie-mogelijkheden.

6. Duurzame gemeente:

  • streven naar 75% van het afval gescheiden ophalen;
  • klimaatbestendigheid bebouwde kom Purmerend vergroten;
  • klimaatadaptief bouwen;
  • duurzaam inkoop- en aanbestedingsbeleid gemeente;
  • actieve informatieverstrekking over investeringsmogelijkheid en in energieopwekking en -besparing door invulling van een lokaal informatieloket.
  • verduurzamen gemeentelijk vastgoed;
  • stimulering verduurzaming Schoolgebouwen.
  • stimuleren Duurzame vaarrecreatie.

In paragraaf 5.5 Duurzaamheid wordt nader ingegaan op het thema duurzaamheid.

3.4.5 Klimaatadaptatieplan Zaanstreek Waterland en Purmerend 2021-2024

Op 17 december 2020 heeft de gemeenteraad van Purmerend het Klimaatadaptatieplan Zaanstreek Waterland en Purmerend 2021-2024 vastgesteld. Hierin wordt beschreven hoe de regio en de gemeente Purmerend zich voorbereiden op een veranderend klimaat. Het bevat de uitgangspunten en maatregelen die nodig zijn om de schadelijke effecten van hevige neerslag, extreme hitte, langdurige droogte en zeespiegelstijging zoveel mogelijk te beperken.

In lijn met het landelijke Deltaplan Ruimtelijke Adaptatie is het klimaatadaptatieplan gebaseerd op de klimaatscenario's van het KNMI voor 2050. De ambitie is om in 2050 een klimaatbestendig en waterrobuuste gemeente te zijn. In regionaal verband zijn leidende principes geformuleerd en doorvertaald naar vier uitgangspunten voor een klimaatadaptieve gemeente, zoals meer groen en meer ruimte voor water in de stad, klimaatadaptief maatwerk en gedeelde verantwoordelijkheid. De gemeente kiest bijvoorbeeld voor meer bomen, meer ruimte voor tijdelijke wateropvang, het hanteren van het MRA basisveiligheidsniveau klimaatbestendige nieuwbouw (aanvulling bouwbesluit, bijlage I) en het stimuleren van vergroening onder particulieren. Aan het lokale plan is een uitvoeringsagenda met maatregelen, projecten en onderzoeken verbonden (zie ook https://www.metropoolregioamsterdam.nl/programma/klimaatadaptatie/ ).

De gemeente Purmerend committeert zich aan de Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA en Noord-Holland. Klimaatadaptatie dient in elk project meegenomen te worden. Hierbij worden de MRA basisveiligheidsniveaus klimaatbestendige nieuwbouw gehanteerd (zie bijlage 7 - Basisveiligheidsniveau klimaatbestendige nieuwbouw 3.0). De basisveiligheidsniveaus zijn onderverdeeld in vijf thema's: wateroverlast, droogte, hitte, overstromingen en natuurinclusief bouwen. De uitgangspunten en de daarbij behorende basisveiligheidsniveaus beschrijven waar nieuwbouw minimaal aan moet voldoen om klimaatbestendig te zijn, schade door het veranderende klimaat te verminderen en de leefbaarheid te vergroten. Op welke manier dit gebeurt is afhankelijk van gebouwdichtheid, de grond en de ontwerpruimte.

De gehele inrichting van het plangebied moet klimaatbestendig zijn (verharding beperken, gevel- en dakbegroeiing, waterretentie, etc.). Het basisveiligheidsniveau klimaatbestendig bouwen is geborgd in artikel 8.3 van de regels van dit bestemmingspan. Het plan is daarmee in overeenstemming met het klimaatadaptatieplan.

3.4.6 Groenkoers

De nota Groenkoers, op 28 november 2014 door de gemeenteraad vastgesteld, geeft de richting aan die de gemeente opgaat met het gemeentelijke groen in zijn totaliteit.

De essentie ervan is dat ingezet wordt op de verbetering van de kwaliteit van de beplanting om ook op lange termijn over een duurzame groenbasis te beschikken tegen acceptabele kosten. De Groenkoers schetst het belang van het groen voor de stad als integraal onderdeel van de openbare buitenruimte. Groen is mede bepalend voor de identiteit, het imago, de kwaliteit en de leefbaarheid van de stad.

De groenkaart, welke als onderlegger van de Groenkoers geldt, laat zien wat frame- en wat franjegebieden zijn. Frame staat voor de groene hoofdstructuur en franje voor het binnenstedelijk groen. Zoals blijkt uit onderstaande afbeelding is het plangebied aan de Tarwestraat noch als frame (lichtgroen), noch als franje (donkergroen) aangewezen.
afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0009.png"

Afbeelding: uitsnede groenkaart met de als frame- en franjegebieden aangewezen gebieden in de omgeving van het plangebied

Onderhavig bestemmingsplan biedt de kaders voor bouw van maximaal 21 sociale huurappartementen voor senioren. Door de oostwest-richting accentueert de nieuwbouw de structuurlijnen die voortkomen uit het oorspronkelijke droogmakerijlandschap. Ook wordt een verbinding gevormd tussen het Park de Uitvlugt en het groen van de Dijkgraafsingel (zie Hoofdstuk 2 Projectbeschrijving). Het plan is niet in strijd met de Groenkoers.

3.4.7 Visie Leefbare Stad 2040

Gemeente Purmerend heeft tot 2040 een bouwopgave van 10.000 woningen. De stad gaat verdichten, en de druk op de openbare ruimte wordt groter. Bovengronds doordat meer mensen gebruik gaan maken van dezelfde openbare ruimte. Ondergronds omdat er uitbreiding van kabels, leidingen, riolering en stadsverwarming nodig is. Het groen in de stad staat onder druk. Daarnaast treedt er klimaatverandering op. De kans op wateroverlast, hittestress en droogte in de stad wordt groter. Dit vraagt om een andere inrichting van het openbare gebied, gebouwen en de particuliere terreinen. Op 26 maart 2020 is de Visie Leefbare Stad 2040 (Steen en groen in balans voor een leefbaar en aantrekkelijk Purmerend) door de raad vastgesteld. In deze visie worden de kansen benoemd hoe steen en groen in balans blijven voor een leefbare stad. Het is een overkoepelend plan dat een stip op de horizon richting 2040 weer geeft, kansen benoemd en vier uitwerkingen kent:

  • 1. Bomenplan
  • 2. Klimaatadaptatieplan
  • 3. Parkenplan
  • 4. Natuurinclusief bouwen

Met de vaststelling van de visie zal in vervolg bij elke ontwikkeling in de stad onderbouwd moeten worden wat er is gedaan op het gebied van goede bomen, klimaatadaptatie en natuurinclusief bouwen.

De gemeente committeert zich aan de Intentieovereenkomst klimaatbestendige nieuwbouw MRA. Bij de verdere uitwerking van de plannen wordt gekeken hoe zoveel mogelijk natuurinclusief gebouwd kan worden. Het onderhavige bestemmingsplan vormt hierbij geen belemmering.

3.4.8 Bomenkaart Purmerend en Beemster

Sinds 12 juli 2022 vervangt de Bomenkaart Purmerend en Beemster de Bomenlijst Purmerend waarop de te beschermen bomen van de stad op staan. In verband met de fusie van de twee gemeenten was het gewenst om een nieuwe geharmoniseerde bomenkaart op te stellen. Daarvoor zijn de aanwijscriteria geharmoniseerd en verbeterpunten uit de praktijkervaring doorgevoerd zoals o.a. toevoeging van de ecologische waarde van bomen die eerder geen aanwijscriteria was. Op basis van de nieuwe aanwijscriterium is een nieuwe Bomenkaart Beemster en Purmerend vastgesteld (https://purmerend.nl/afval-groen-en-dieren/groen/bomenkaart-purmerend-en-beemster.).

Op deze kaart staan alle waardevolle bomen van de stad met unieke kenmerken die bewarenswaardig zijn. De kap van deze bomen is alleen toegestaan met een ontheffing op het kapverbod. Deze bomen mogen alleen in zeer uitzonderlijke gevallen en onder voorwaarden gekapt worden. Bomen die niet op de bomenkaart staan, kunnen zonder vergunning gekapt worden.

Om deze waardevolle bomen ook anderszins te beschermen dient bij nieuwe ontwikkelingen - in het geval dat er zich waardevolle bomen in of in de nabijheid van het plangebied bevinden - m.b.t. die beschermde bomen een Bomen Effect Analyse (BEA) conform het handboek Bomen van het norminstituut Bomen te worden uitgevoerd. Een BEA is een gestandaardiseerde beoordeling die alle mogelijke effecten van de bouw of aanleg op het duurzaam voorbestaan van de boom in beeld brengt. Hierin wordt ook omschreven hoe de nadelige effecten tot een minimum kunnen worden beperkt. Bovendien wordt onderzocht wat het meest boomvriendelijke alternatief is. De uitkomsten van die BEA dienen te worden verwerkt in de toelichting op het bestemmingsplan en indien noodzakelijk ook in de regels van het bestemmingsplan (voorwaardelijke verplichting).

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0010.png"

Afbeelding: uitsnede Bomenlijst Purmerend voor plangebied Tarwestraat

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0011.jpg"

Afbeelding uitsnede Bomenkaart Beemster en Purmerend voor Tarwestraat

Ten opzichte van de Bomenlijst Purmerend is een aantal wijzigingen doorgevoerd op de voor het plangebied Tarwestraat van toepassing zijnde Bomenkaart Beemster en Purmerend. Op basis van de nieuwe criteria hebben drie van de huidige bomen, gelegen aan westzijde van de bouwlocatie, een beschermde status gekregen. Deze bomen werden tijdens de planontwikkeling beschouwd als vergunningsvrij omdat ze niet voorkwamen op de Bomenlijst Purmerend.

Voor de planvorming werd gebruik gemaakt van een analyse en beoordeling door de bomenbeheerder. De bomen werden beoordeeld als verschillend in kwaliteit. De bomen aan de oostzijde zijn beoordeeld als redelijk maar alleen behoudenswaardig als een groep, iedere boom afzonderlijk gezien toont veel gebreken. Hetzelfde geldt voor de bosschage aan de westzijde van het plangebied. Alleen een veldesdoorn aan de westzijde bij het water werd beoordeeld als goed. De drie esdoorns aan de oostzijde bij het water waren op de beschermde bomenlijst.

Om de bouw van het appartementengebouw mogelijk te maken is het nodig om een aantal bomen uit de groep bomen aan de westzijde te kappen. Voor deze bomen is daarom ook geen BEA uitgevoerd. De twee bomen met een beschermde status net buiten het plangebied blijven behouden en worden beschermd. Voor deze bomen is ook geen BEA uitgevoerd aangezien ze buiten het plangebied liggen.

Gezien de nieuwe status van de bomen is een compensatie nodig ter vervanging van de gekapte bomen. De nieuwe groene inrichting van het terrein zal ruimte bieden aan de nodige compensatie voor deze bomen. De Veldesdoorn aan de waterzijde en enkele bomen zullen onderdeel uitmaken van de nieuwe groene inrichting en zullen dus beschermd worden. Ook de drie beschermde bomen aan de oostzijde bij het water blijven behouden.

3.4.9 Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019

De Nota Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving Purmerend 2016-2019 is op 22 december 2015 door het college van burgemeester en wethouders vastgesteld. Deze nota beschrijft de bestuurlijke uitgangspunten en beleidskeuzes over de regelgeving op het gebied van het omgevingsrecht, APV en bijzondere wetten. Op basis van deze uitgangspunten, beleidskeuzes en een uitgevoerde omgevingsanalyse zijn prioriteiten en operationele doelstellingen voor de vergunningverlening, toezicht en handhaving geformuleerd. In de nota wordt ook beschreven op welke wijze de gemeente Purmerend ervoor zorgdraagt dat wet- en regelgeving wordt nageleefd.

De gemeente Purmerend wil een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving voor haar burgers en bedrijven. Dat wil de gemeente bereiken door de duurzaamheid, veiligheid en leefbaarheid te vergroten en te waarborgen. Belangrijke waarden hierbij zijn 'schoon, heel, gezond en veilig'. Een servicegerichte, professionele dienstverlening op het gebied van vergunningverlening, toezicht en handhaving levert hieraan een belangrijke bijdrage. In het collegewerkprogramma 2014-2018 is aangegeven dat de gemeente Purmerend "van buiten naar binnen" werkt. In de aanpak van problemen krijgen de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van burgers en bedrijven een belangrijke rol. De gemeente Purmerend zet sterk in op wijkgerichte of gebiedsgerichte handhaving en gaat in gesprek met burgers en bedrijven. Er wordt gehandhaafd met gezond verstand en er wordt niet alleen gekeken naar wat niet mag maar ook naar wat mogelijk is.

Om een veilige, schone en gezonde woon-, werk- en leefomgeving te realiseren zijn de volgende keuzes gemaakt:

  • kwalitatief goede uitvoering van taken;
  • rechtszekerheid voor burgers en ondernemers;
  • nut en noodzaak centraal;
  • redeneren vanuit oplossingen;
  • gedeelde verantwoordelijkheid;
  • risicogerichte benadering;
  • wijkgericht toezicht;
  • integrale benadering handhaving en beperken toezichtslast;
  • maatwerk bij sanctioneren.

Deze nota is voor een termijn van 3 jaar verlengd, tot 2022, vanwege ontwikkelingen op het gebied van de Omgevingswet en de fusie. De nota is op twee aspecten aangepast, te weten een toevoeging van een vergunningenstrategie en een actualisatie van de sanctiestrategie.

3.4.10 Nota Gebiedsoverstijgende kosten Purmerend (GKP)

Dit bestemmingsplan bevat een of meerdere bouwplannen zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 Bro. Voor deze bouwplan(nen) geldt een uit hoofde van de afdeling 'grondexploitatie' van de Wet ruimtelijke ordening (voortaan: Grondexploitatiewet) plicht tot kostenverhaal. Deze plicht houdt in dat de aan bouwplannen gerelateerde kosten van de grondexploitatie verzekerd moeten worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Samen met de Grondexploitatiewet geeft specifiek gemeentelijk beleid invulling aan het kostenverhaalbeleid in Purmerend. Het specifieke beleid is neergelegd in de Nota gebiedsoverstijgende kosten Purmerend (GKP) en in 'ad hoc' aanvullingsbesluiten voor een aantal ontwikkelingslocaties. Uit dit gemeentelijke beleid vloeit voort dat onder de te verhalen kosten ook een bijdrage wordt meegenomen voor de kosten van gebiedsoverstijgende infrastructuur en voorzieningen (bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse verevening/kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen).

Opname van nieuwe ontwikkelingen in dit bestemmingsplan is om deze redenen pas mogelijk als het blijkt dat de kosten van de grondexploitatie verzekerd zijn. Kosten kunnen worden verzekerd wanneer de gemeente deze kosten in haar begroting opneemt, wanneer de gemeente een exploitatieplan vaststelt, of wanneer de gemeente en de particuliere grondexploitant die het bouwplan gaat realiseren een anterieure overeenkomst sluiten. De voorkeur van de gemeente gaat uit naar het verzekeren van de kosten via een anterieure overeenkomst. In hoofdstuk 6 zal concreet worden ingegaan op de vraag hoe de kosten van de grondexploitatie gerelateerd aan de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwplan(nen) verzekerd zijn.

3.4.11 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling voor de bouw van maximaal 21 appartementen voor senioren op de locatie van de voormalige schooltuin aan de Tarwestraat, die door dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, is in overeenstemming met de beleidskaders van rijk, provincie, regio en de gemeente Purmerend.

Hoofdstuk 4 Omgevingsanalyse

4.1 Huidige situatie

Het plangebied maakt onderdeel uit van de wijk De Purmer-Noord. Deze wijk heeft een waterrijk karakter. De ruimtelijke structuur wordt bepaald door de oorspronkelijke poldertochten en -sloten die opgenomen zijn in het stedenbouwkundig plan voor de wijk. In noord-zuidrichting wordt de wijk doorsneden door twee hoofdstructuren, een stadsstraat (Grotenhuysweg) en een singel die zich centraal in de wijk splitst (Waterschapsingel/Heemraadsingel/Dijkgraafsingel). In de bebouwing van Purmer-Noord is een duidelijke hiërarchie aanwezig in stedelijke, tuinstedelijke en landelijke milieus. Het stedelijke milieu bevindt zich rondom de Overlanderstraat en het landelijke milieu aan de rand van de wijk. Daartussen bestaat het overgrote deel van de wijk uit een tuinstedelijk milieu. Langs de rand van de wijk bevinden zich stadsrandgroenzones, zoals het Leeghwaterpark, het Park De Uitvlugt en een aantal grotere groene percelen met enkele woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0012.png"

Afbeelding: de diverse milieus in de omgeving

De locatie aan de Tarwestraat is bijna volledig onbebouwd en werd in het verleden gebruikt als locatie voor schooltuinen. Het gebruik als schooltuinen is inmiddels al enige tijd beëindigd. Momenteel is het plangebied een grotendeels met hekken afgesloten groene ruimte, die geen landschappelijke of recreatieve waarde heeft.

In de zuidwesthoek resteert nog een afdak met daaronder fietsklemmen, die gebruikt werden voor de schooltuinen. Deze zullen worden verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0013.png"

Afbeelding: bestaande situatie plangebied (bron: google earth)

Aan de noordkant grenst het bestemmingsplan aan de erfafscheiding aan de achterzijde van de woningen Tarwestraat 3 t/m 41. Deze woonbebouwing en ook andere omliggende bebouwing in de buurt bestaat hoofdzakelijk uit rijwoningen van twee bouwlagen en een kap met de nok evenwijdig aan de straat.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0014.png"

Afbeelding: Woningen Tarwestraat 3 t/m 25 met nok evenwijdig aan de straat (bron: google maps)

Aan de westkant grenst het plangebied aan een bouwblok met 6 garages, waarvan enkele zijn voorzien van een opbouw. Het pad achter de garages is een gedeeld eigenaarschap van de bewoners aan de Tarwestraat 39 en 41. Ten noordwesten van de garages bevinden zich de woningen Tarwestraat 45 t/m 61. Deze woningen zijn op het zuidoosten georiënteerd en bevinden zich op een afstand van minimaal 20 meter van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0015.png"

Afbeelding: garages langs westgrens plangebied (bron: google earth)

Aan de oostkant wordt het plangebied begrensd door een eenlaagse gymzaal, waarbij de zaal zelf hoger is dan de rest van de bebouwing.

 

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0016.png"

Afbeelding: gymzaal langs de oostgrens van het plangebied (bron:google earth)

Aan de zuidkant van het plangebied bevindt zich een watergang langs de Gemetstraat met de bijbehorende groenstroken. De watergang heeft een breedte van circa 7 meter. Ten zuidwesten van de watergang en de groenstroken bevinden zich de rijwoningen Gemetstraat 7 t/m 45. Deze woningen liggen op een afstand van minimaal 23 meter van het plangebied.

Het plangebied bestaat momenteel voor een groot deel uit gras en wordt aan de randen omgeven door boomgroepen en bosplantsoen van wisselende grootte en kwaliteit. Het plangebied sluit aan de westzijde aan op een groene zone met een recreatieve functie. Het perceel heeft een zuiver rechthoekige geometrie met de lengterichting in oost-west-richting. Het belangrijkste landschapselement is de watergang langs de zuidwestrand die onderdeel is van de ruimtelijke structuur van de Purmer. De bomenrij langs de waterpartij is incompleet (zie ook de afbeelding in paragraaf 3.4.8).

Het eigenlijke perceel is op dit moment niet ontsloten door een straat toegankelijk voor motorvoertuigen. De nabijgelegen Tarwestraat is een smalle woonstraat die aan de westkant van het plangebied in een doodlopende insteek tussen de woningen met de nummers 45 t/m 63 en de garageboxen eindigt. Ten oosten van de gymzaal ligt een ventweg van de Tarwestraat. Deze ventweg is aangesloten op de Grotenhuysweg, één van de belangrijke wijkontsluitingswegen in de Purmer.

4.2 Nieuwe situatie

Vanwege de ligging binnen De Purmer Noord is het plangebied geschikt voor een nieuwe invulling met wonen. Voor de recreatieve behoeften van de nieuwe bewoners ligt een volwaardig park om de hoek (Park de Uitvlugt) en het open landschap op korte wandel- of fietsafstand. Verder is het plangebied gelegen in een relatief groene buurt met ruime en groene straatprofielen. Tegelijkertijd ligt het plangebied op korte afstand (ongeveer 300 meter loopafstand) van voorzieningen (wijkcentrum Gildeplein) en OV-halten. De combinatie van de ruime opzet van de buurt, de nabijheid van voorzieningen en OV-halten en de beschikbaarheid van een onbenutte ruimte maakt dit plangebied een geschikte locatie voor het toevoegen van woningen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0017.png"

Afbeelding: situering plangebied ten opzichte van het winkelcentrum, park en toegang open landschap

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0018.png"

Afbeelding: omliggende buslijnen en bushaltes

Het project gaat uit van het bebouwen van het onbebouwde terrein met een rechthoekig en drielaags appartementencomplex van maximaal 21 appartementen ten behoeve van senioren. Het nieuwe woongebouw in het plangebied wordt op een zorgvuldige wijze ingepast in de omgeving. Zo ligt de nieuwbouw evenwijdig aan woningrijen aan de noord- en aan de zuidkant. Samen met de woningrij aan de noordkant vormt het gebouw een woonblok, zoals die typisch is voor de buurt. De galerijkant van het appartementencomplex is naar de achterzijden van de bestaande woningen toe gericht terwijl de representatieve zijde van het appartementencomplex (balkonzijde) de zuidelijke rand van het woonblok vormt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0019.png"

Afbeelding: inpassing in de omgeving: achtergebieden

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0020.png"

Afbeelding: beoogde invulling plangebied in nieuwe situatie, met uitzondering van het trafostation, dat naar aanleiding van reacties van omwonenden buiten het plangebied wordt gesitueerd (bron:ontwerp Tarwestraat)

Gelet op de positionering en omvang van de nieuwbouw heeft het plan op voorhand beperkt ruimtelijke effecten op de bestaande woonbebouwing in de omgeving. De nieuwbouw bevindt zich namelijk op ruime afstand van bestaande bebouwing en tuinen aan de Tarwestraat 3 t/m 41 en doordat er ook sprake is van een bouwhoogte die overeenkomt met de bebouwing in de omgeving, zijn er geen relevante effecten te verwachten op het gebied van uitzicht, privacy en/of lichtinval.

Dat wordt hierna toegelicht voor de bestaande bebouwing rondom de nieuwbouw van de woningen:

  • Zowel aan de oost- als aan de westkant van het plangebied zijn geen woningen aanwezig die overlast zouden kunnen ondervinden door de nieuwbouw. De woningen ten noordwesten van het plangebied (nummers 45 t/m 63) bevinden zich op een afstand van minimaal 30 meter en zijn niet recht tegenover de nieuwbouw gelegen.
  • De nieuwbouw komt op een afstand van ongeveer 20 meter tot aan de erfgrens aan de achterzijde van de woningen Tarwestraat 3 t/m 41, welke ten noordoosten van het plangebied zijn gelegen. De afstand tot de bestaande woningen bedraagt minimaal 32,75 meter. De noordoostzijde van het gebouw is bovendien het deel waar de entree en de galerijen worden gesitueerd. De toekomstige bewoners hebben daardoor slechts vanuit de verkeersruimte zicht op tuinen en woningen. De nieuwe woningen zelf zijn met terrassen en balkons op het zuiden geörienteerd. Er is vanwege de onderlinge afstand en de oriëntatie van de nieuwbouw daarmee geen sprake van relevante inkijk of vermindering van privacy bij de woningen Tarwestraat 3 t/m 41.
  • De nieuwbouw komt op een afstand van circa 35 meter tot aan de rijwoningen aan de Gemetstraat. Tussen de nieuwbouw bevindt zich een watergang met aan weerszijden groenstroken en bomen, alsmede de rijweg van de Gemetstraat en de voortuinen van de rijwoningen. Er is vanwege de onderlinge afstand en de oriëntatie van de bestaande woningen daarmee geen sprake van relevante inkijk of vermindering van de privacy bij de woningen Gemetstraat 7 t/m 45.
  • Ten opzichte van de bestaande woningen ligt het toekomstige gebouw aan de noordoost-, zuidoost- of zuidwestzijde. Voor de woningen Gemetstraat 7 t/m 45 zijn er vanwege de ligging van de nieuwbouw ten noordoosten op voorhand geen gevolgen wat betreft schaduw. Bij de woningen Tarwestraat 3 t/m 41 en 45 t/m 61 is vanwege de positionering niet op voorhand uit te sluiten dat er schaduweffecten kunnen ontstaan. Er is daarom een schaduwstudie uitgevoerd (zie ook paragraaf 5.2). Daaruit blijkt dat de afstand van de nieuwbouw tot de bestaande woningen zodanig is dat door het nieuwe gebouw alleen in de winter en het voorjaar, als de schaduwen lang zijn, enig schaduweffect op de bestaande woningen Tarwestraat 3 t/m 41 te verwachten is. De te verwachten schaduwimpact op het gebruik van de private buitenruimte wordt als beperkt gezien.
  • De nieuwbouw zal zichtbaar zijn vanuit de omliggende woningen en tuinen maar vanwege de onderlinge afstanden, het tussenliggend groen en de beperkte maximum bouwhoogte van de nieuwbouw (9 meter) zijn er geen significant nadelige gevolgen te verwachten voor wat betreft het uitzicht van omwonenden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0021.png"

Afbeelding: doorsnede vanaf de watergang langs de Gemetstraat (links) via de nieuwbouw naar de bestaande woningen Tarwestraat 3 t/m 41 (rechts)

Naast de te hanteren afstand zal de ruimte tussen de achtergevel van de nieuwbouw en de achtertuinen van Tarwestraat 3 t/m 41 worden ingericht met het oog op de bescherming van privacy. De bestaande groenzone met boomvormers en heesters (ongeveer in het midden op de voorgaande afbeelding) blijft zoveel mogelijk behouden en wordt aangevuld met nieuwe beplanting. De bedoeling is dat beplanting met een hoogte van ongeveer 12 meter een visuele scheiding tussen bestaande en nieuwe woningen vormt.

De galerijzijde van de nieuwbouw wordt voorzien van een pergola die een enigszins groen aanzien van het volume vanuit de noordelijk woningrij mogelijk maakt. De feitelijke gevel van de appartementen ligt achter de galerijzone (op een afstand van minimaal 35 meter vanaf de achtergevels van de bestaande woningen). Het feit dat de gevel wordt gevormd door een galerij is belangrijk, omdat het niet aannemelijk is dat vanaf de galerij mensen langdurig naar de bestaande woningen kijken. De meeste bewoners zullen de verkeersruimte alleen gebruiken om van en naar hun woningen te lopen en niet om er langdurig te verblijven.
De balkons en de huiskamers liggen aan de zuidkant, gericht op de waterpartij en de ten zuiden daarvan gelegen Gemetstraat. Deze straat is een openbare straat die aan weerszijden wordt geflankeerd door woningrijen, die in enige mate wederzijds zichtcontact hebben. Dat zicht wordt verzacht door een bomenrij aan de zuidkant van de waterpartij en een incomplete bomenrij aan de noordkant. De tussenliggende waterpartij zorgt voor een zekere mate van 'mentale' afstand tussen bestaande en nieuwe woningen.

Door het plangebied te herontwikkelen met 3-laagse woningbouw wordt enerzijds bijgedragen aan het oplossen van de bouwopgave en wordt anderzijds een nu nog afgesloten terrein opengesteld. Weliswaar zal het oppervlak aan groen door de verdichting verminderen, maar ook in de nieuwe situatie is groen voorzien. Dit nieuwe groen zal, in tegenstelling tot de huidige situatie, ook bereikbaar zijn voor mensen uit de buurt. Zo zal langs het water een informeel openbaar pad worden ingericht dat het Park de Uitvlugt gaat verbinden met de groene ruimten langs de Dijkgraafsingel. Aan de westkant van het plangebied zullen waardevolle bomen zoveel mogelijk behouden blijven en wordt de ruimte zo groen mogelijk ingericht. Tussen het parkeerterrein naast de nieuwbouw en de bestaande rijwoningen zal het aanwezige groen worden verbeterd. De parkeerplaatsen zijn naar de wens van omwonenden Tarwestraat zodanig gepositioneerd, dat zij op deze manier het minste overlast ervaren.

De toevoeging van in totaal maximaal 21 nieuwe appartementen zal leiden tot extra verkeer en parkeren maar deze effecten zijn vanwege de aard en omvang van het programma beperkt. Het plangebied wordt ontsloten vanuit de oostkant waarbij de weg langs de gymzaal wordt opgewaardeerd om de ontsluiting van het appartementencomplex mogelijk te maken. De Tarwestraat komt hier uit op de Grotenhuysweg. Deze wijkontsluitingsweg kan de extra verkeersbewegingen goed opvangen. Ten aanzien van de toename van het extra verkeer geldt bovendien dat het geldende bestemmingsplan nu ook al voet- en fietspaden en (ontsluitings)wegen mogelijk maakt.
Om te voldoen aan de parkeerbehoefte worden in het plangebied in ieder geval 34 parkeerplaatsen aangelegd, zodat geen extra parkeerdruk in de omgeving ontstaat. Van de 34 parkeerplaatsen zijn er 2 parkeerplaatsen ter compensatie van het opheffen van 2 parkeerplaatsen ten behoeve van fietsparkeren bij de gymzaal.

Intermaris is voornemens modulair te gaan bouwen. De bouwperiode zal daardoor korter zijn dan bij traditionele bouw. Bij modulaire bouw worden modules gekoppeld en gestapeld om een gebouw te creëren. De modules worden in een fabriek geproduceerd en met behulp van een hijskraan op locatie geplaatst. Daarna worden de modules geïnstalleerd en aangesloten. Tijdens de realisatie zal bouwverkeer langs de entree van de gymzaal gaan rijden. Om de veiligheid tijdens de bouw zoveel mogelijk te garanderen zal door de aannemer een BLVC-plan worden opgesteld, dat door de gemeente zal worden getoetst. In het BLVC-plan zijn maatregelen, verantwoordelijkheden en afspraken beschreven rondom bouwprojecten.

Hoofdstuk 5 Randvoorwaarden / omgevingsaspecten

5.1 Archeologie

5.1.1 Beleidskader

In de Erfgoedwet, vastgesteld op 1 juli 2016, zijn de regels voor de archeologische monumentenzorg opgenomen. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen door een gecertificeerd bureau archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig in de belangenafweging te worden betrokken.

De gemeente Purmerend heeft in 2009 een eigen archeologisch beleid opgesteld. In 2017 is dit beleid opgegaan in het Erfgoedbeleid Purmerend 2017. Hierbij hoort een archeologische verwachtingskaart. Dit is een voorspellingskaart waarop verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen zijn vertaald in termen van vlakken en zones. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting. De archeologische verwachtingskaart vormt de basis voor het opstellen van een beleidsadvieskaart, die vervolgens kan worden gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden. Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. Voor gemeenten kunnen de door deskundigen opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten als leidraad worden gebuikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het ruimtelijke plan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.

5.1.2 Analyse

Het plangebied valt volgens de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart in een zone waar sprake is van een lage archeologische verwachtingswaarde. Onderzoek is daarom niet nodig.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0022.png"

Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (bron: datalab Purmerend)

5.1.3 Conclusie

In het onderhavige bestemmingsplan spelen archeologische waarden niet.

5.2 Bezonning

Ten opzichte van de bestaande woningen ligt het toekomstige gebouw aan de noordoost-, zuidoost- of zuidwestzijde. Voor de woningen Gemetstraat 7 t/m 45 zijn er vanwege de ligging van de nieuwbouw ten noordoosten op voorhand geen gevolgen wat betreft schaduw.

Bij de woningen Tarwestraat 3 t/m 41 en 45 t/m 63 is vanwege de positionering niet op voorhand uit te sluiten dat er schaduweffecten kunnen ontstaan. Er is daarom een schaduwstudie uitgevoerd, waarin het volgende is geconstateerd:

  • Het gebouw komt op een zo groot mogelijke afstand van de bestaande bebouwing te liggen.
  • De schaduw treft in het voor- en in het najaar vooral in de avonduren de bestaande woningen langs de Tarwestraat.
  • De woningen aan het oostelijke uiteinde van het rijtje langs de Tarwestraat worden in de achtertuin en laat in de avond aan de achtergevel getroffen.
  • Deze situatie doet zich vooral voor in het voor- en najaar, in jaargetijden derhalve waarin het gebruik van de buitenruimte minder intensief is dan in de zomermaanden.
  • De betreffende woningen beschikken over ruime achtertuinen van meer dan 10 meter diepte. Ook in de bestaande situatie is sprake van schaduwval veroorzaakt door opgaand groen aan de achterzijde van de tuinen en door bijgebouwen op de achterzijde van de tuinen.
  • Wat betreft de woningen in de nieuwbouw zelf liggen de woningen met de woonkamer ideaal georiënteerd op de zuidzijde. Alleen in de ochtend is er korte tijd sprake schaduw veroorzaakt door het eigen volume.

Gelet op het klimaat en het gebruik van de eigen buitenruimte van de omliggende bebouwing, wordt de aantasting van schaduwval door de nieuwbouw als minimaal gezien. Zie voor de volledige bezonningsstudie bijlage 2)

5.3 Bodemkwaliteit

5.3.1 Beleidskader

Op 7 mei 2020 is het nieuwe bodembeleid vastgesteld door de gemeenteraad. Deze stukken, bestaande uit de “Bodemkwaliteitskaart gemeente Purmerend en “Nota bodembeheer Purmerend”, bevatten de regels om grondverzet binnen Purmerend plaats te laten vinden zonder dat daar extra bodemonderzoek noodzakelijk is. De bodemkwaliteitskaart is gebaseerd op bodemonderzoek, en daarin zijn ook de PFAS- en PFOA-gerelateerde stoffen meegenomen. Daarbij heeft de gemeenteraad ook de Bodemkwaliteitskaart van de gemeente Beemster geaccepteerd als erkend bewijsmateriaal van de bodemkwaliteit. Hierdoor is voor veel locaties uitwisseling van grond tussen Purmerend en Beemster mogelijk zonder extra bodemonderzoek. Het bodembeleid is voornamelijk generiek (wat schoon is, moet schoon blijven). Voor de rijkswegen, spoorbanen en grond in eigendom van het Hoogheemraadschap zijn uitzonderingen daarop gemaakt en is het beleid specifiek (meer grondverzet mogelijk). In Beemster is het beleid voor alle locaties specifiek.

Wat betreft de concrete ontwikkelingen dient in geval van functiewijziging onderzoek te worden verricht naar de bodemkwaliteit.

5.3.2 Analyse

Door Landview Bodemonderzoek is een verkennend bodem- en asbest onderzoek uitgevoerd (kenmerk 2020309, 5 maart 2020, zie bijlage 3 Verkennend bodemonderzoek).

In de bovengrond en ondergrond zijn geen verontreinigingen geconstateerd.

Verder is het gehalte aan PFAS licht verhoogd. De gemeten waarden zijn echter dusdanig laag, dat op basis van de beleidsregel van de provincie Noord-Holland de locatie als niet verontreinigd wordt beschouwd. De grond op de locatie valt in de klasse "landbouw/natuur”.

In het grondwater is een lichte verhoging van molybeen aangetroffen. Dit kan mogelijk worden verklaard door de aanwezigheid van zwevende fijne stofdeeltjes in het grondwater, zonder dat daadwerkelijk sprake is van verontreiniging.

De aangetroffen verhogingen zijn dusdanig gering of verklaarbaar uit omgevingsfactoren, dat voor het instellen van een vervolgonderzoek geen aanleiding wordt gezien. Op de locatie bestaan, op grond van de resultaten van dit onderzoek, geen risico's voor de volksgezondheid of de ecologie bij het beoogde gebruik, wonen met tuin.

Op de locatie is geen asbest aangetroffen.

5.3.3 Conclusie

De bodemkwaliteit is van dien aard dat deze de realisering van het onderhavige bestemmingsplan niet in de weg staat.

5.4 Cultuurhistorische waarden

5.4.1 Beleidskader

In de toelichting van ruimtelijke plannen moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden. Het doel hiervan is om cultuurhistorische belangen meer te laten meewegen in de ruimtelijke ordening. Hiertoe is op 1 januari 2012 het Besluit ruimtelijke ordening gewijzigd, waarbij dit voorschrift in artikel 3.1.6, tweede lid, onderdeel a is opgenomen.


De in de grond aanwezige waarden komen in paragraaf 5.1 (Archeologie) aan bod, de overige cultuurhistorische aspecen worden in deze paragraaf besproken.

Op 2 november 2017 heeft de gemeenteraad het Erfgoedbeleid Purmerend 2017 vastgesteld. Dit beleid richt zich op het behoud van het Purmerendse erfgoed. Het spreekt de visie uit dat het erfgoed belangrijk is voor de stad. De gemeente heeft vier ambities met betrekking tot het erfgoed:

  • 1. de karakteristieke historische waarden van Purmerend blijven zo veel mogelijk behouden. Dit wil niet zeggen dat erfgoed onaantastbaar is, ontwikkelingen aan en rond cultuurhistorische waarden blijven mogelijk, mits dit gebeurt met respect voor het 'verhaal' van het object;
  • 2. de historische waarden van onze stad worden versterkt door bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen een zichtbare relatie met het erfgoed te leggen. Dit geldt vooral voor locaties in de binnenstad en op bijzondere historische locaties.
  • 3. de kennis over het erfgoed wordt toegankelijker;
  • 4. de gemeente werkt samen met de Purmerendse burgers en ondernemers aan de ambities met betrekking tot het erfgoed.

Bij dit beleid is een Cultuurhistorische Waardenkaart opgesteld, waar al het erfgoed van Purmerend op is afgebeeld.

5.4.2 Analyse

De Cultuurhistorische Waardenkaart toont dat op en in de nabijheid van dit perceel geen sprake is van cultuurhistorische waarden. Het plangebied maakt geen onderdeel uit van een beschermd stadsgezicht of ander cultuurhistorisch waardevol gebied.

5.4.3 Conclusie

De ontwikkeling heeft geen negatieve effecten op cultuurhistorische waarden aangezien dergelijke waarden niet aanwezig zijn in/rond het plangebied.

5.5 Duurzaamheid

Voor de ontwikkeling van dit plan wordt rekening gehouden met duurzaam bouwen. Er kunnen tal van duurzame maatregelen worden getroffen. Hieronder valt bijvoorbeeld het gebruik van stadsverwarming als een duurzame energievoorziening waardoor gasloos gebouwd kan worden. Daarnaast kunnen de woningen voorzien worden van een sedumdak, dat bijdraagt aan de waterretentie en hittestress in de wijk tegengaat.

De gehele inrichting moet klimaatbestendig zijn (zo min mogelijk verharding, gevel- en dakbegroeiing, waterretentie, etc.). Het plan zal dan ook volgens het laatste bouwbesluit en de dan geldende BENG norm worden uitgevoerd. Welke maatregelen er getroffen zullen worden en hoe hier aan wordt voldaan, zal pas in een volgende fase duidelijk worden, als de plannen verder uitgewerkt zijn.

5.6 Externe veiligheid

5.6.1 Beleidskader

In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van het vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen. De risico's met betrekking tot gevaarlijke stoffen worden geduid in het zogenaamde Plaatsgebonden risico (PR) en het Groepsrisico (GR). Het groepsrisico dient in veelal de meeste ruimtelijke procedures verantwoord te worden. De verantwoording is erop gericht om een weloverwogen besluit te nemen over het van het groepsrisico. Het uiteindelijke besluit is aan het bevoegd bezag.

5.6.2 Analyse

In het kader van externe veiligheid is de Signaleringskaart EV geraadpleegd. Hieruit blijkt dat er in of in de nabijheid van plangebied geen risicovolle inrichtingen liggen. Het project zelf maakt ook geen risicovolle inrichting mogelijk. Ook ligt het plangebied niet in een contour van een transportroute gevaarlijke stoffen of buisleiding. Zie voor planologisch relevante leidingen ook paragraaf 5.12.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0023.png"

Afbeelding: uitsnede nl.ev-signaleringskaart.nl ter hoogte van plangebied

5.6.3 Conclusie

De wetgeving omtrent externe veiligheid levert geen belemmeringen op voor het onderhavige bestemmingsplan.

5.7 Geluid

5.7.1 Wegverkeerslawaai
5.7.1.1 Beleidskader

Artikelen 76 en 74 van de Wet geluidhinder (hierna Wgh) schrijven voor dat in ruimtelijke plannen, die betrekking hebben op gronden die langs een verkeersweg gelegen zijn, onderzocht dient te worden of op de gevel van gebouwen de maximale toegestane geluidsbelasting niet wordt overschreden.

Langs alle wegen bevinden zich, als gevolg van de Wgh, geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte is afhankelijk van een binnen of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg. Een naast die rijstrook liggend fietspad ligt dus ook in die zone. Ook een vluchtstrook, niet zijde een rijstrook ligt in de zone. De ruimte boven en onder de weg behoort ook tot de zone.

Voor wegen die zijn ondergebracht in een 30 km/h-gebied geldt geen wettelijke geluidszone en is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wgh niet verplicht. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting op de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Bij gebrek aan wettelijke normen kunnen uitsluitend de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wgh als referentiekader worden gehanteerd.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen gericht op het verminderen van de geluidsbelasting op de gevels van geluidgevoelige objecten noodzakelijk. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de kant van de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de kant van de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger.

Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend, dan wel ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen in binnenstedelijk gebied bedraagt 63 dB.

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in akoestische onderzoeken worden genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld

5.7.1.2 Analyse

Het voorliggende bestemmingsplan maakt de realisatie van maximaal 21 nieuwe woningen/appartementen mogelijk. Deze nieuwe woningen liggen binnen de zone van de Grotenhuysweg. Onderzocht is of er wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarden, vervolgens of hogere grenswaarden krachtens de Wet geluidhinder kunnen worden aangevraagd en waar zo nodig maatregelen moeten worden toegepast. Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd door Buro Ontwerp en Omgeving, datum 23 november 2021 (zie bijlage 4 Akoestisch onderzoek wegverkeer).

De hoogste geluidsbelasting ter plaatse van de nieuwbouw, afkomstig van de Grotenhuysweg is opgenomen in de onderstaande tabel:

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0024.png" Geluidsbelasting van de ontwikkelingslocatie Tarwestraat (bron: Akoestisch onderzoek)

De hoogste geluidsbelasting afkomstig van de Grotenhuysweg bedraagt 48 dB, inclusief aftrek op grond van artikel 110g Wgh. Bij de nieuwe appartementen wordt daarmee voldaan aan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB uit de Wgh.

5.7.1.3 Conclusie

De wetgeving inzake wegverkeerslawaai levert geen belemmering op voor dit bestemmingsplan.

5.7.2 Spoorweglawaai
5.7.2.1 Beleidskader

Indien nieuwe woningen of andere geluidsgevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone van een spoorweg mogelijk worden gemaakt, moet onderzoek plaatsvinden naar de geluidsbelasting vanwege deze spoorweg. De zone is afgebeeld op de geluidkaart, te vinden op www.geluidregisterspoor.nl. Grondslag hiervoor is artikel 4.3 Besluit geluidhinder (Bgh).

Binnen deze zone gelden voorkeursgrenswaarden en maximale grenswaarden voor spoorweglawaai (art. 4.9 t/m 4.12 Bgh). Bij overschrijding van de voorkeursgrenswaarden is vaststelling van een hogere waarde mogelijk, mits de maximale grenswaarde daarbij niet wordt overschreden (art. 4.10 t/m 4.12 Bgh). Hogere grenswaarden worden alleen verleend als maatregelen om de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen terug te dringen onvoldoende doeltreffend zijn, dan wel overwegende bezwaren ontmoeten van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.

5.7.2.2 Analyse

Het plangebied bevindt zich niet binnen de geluidszone van een spoorweg.

5.7.2.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van spoorweglawaai.

5.7.3 Industrielawaai

De Wet geluidhinder bepaalt dat indien bij de vaststelling van een bestemmingsplan aan gronden een zodanige bestemming wordt gegeven dat daardoor een industrieterrein ontstaat, daarbij tevens een rond het betrokken terrein gelegen zone wordt vastgesteld, waarbuiten de geluidsbelasting vanwege dat terrein de waarde van 50 dB(A) niet te boven mag gaan.

5.7.3.1 Analyse

Het plangebied bevindt zich niet in de geluidszone van een industrieterrein.

5.7.3.2 Conclusie

Er hoeft voor dit bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de invloed van industrielawaai.

5.8 Geur

5.8.1 Beleidskader

In de Duurzaamheidsagenda van de gemeente Purmerend wordt geen toetsingskader op basis van geurpercentielen gepresenteerd. Als toetsingskader voor het onderwerp geur wordt het geurbeleid van Provincie Noord-Holland gehanteerd.

In het Provinciaal Milieubeleidsplan 2015-2018 van provincie Noord-Holland staat het geurbeleid voor 2015–2018. Het uitgangspunt is de nationale doelstelling van maximaal 12% geurgehinderden en geen ernstige geurhinder.

5.8.2 Analyse

Gezien de aard van het project waarvoor het onderhavige bestemmingsplan wordt opgesteld en de omgeving van het plangebied, speelt geur hier geen rol.

5.8.3 Conclusie

Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar mogelijke geurhinder.

5.9 Luchtkwaliteit

5.9.1 Beleidskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Dit is echter geen formele benaming. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden, of;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft, of;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit, of;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

De kern van titel 5.2 van de Wet milieubeheer  (Wm) bestaat uit luchtkwaliteitseisen, gebaseerd op de Europese richtlijnen. Een overzicht van deze luchtkwaliteitseisen is te vinden in het Compendium voor de Leefomgeving. Verder bevat titel 5.2 van de Wm basisverplichtingen op grond van Europese richtlijnen, namelijk: plannen, maatregelen, het beoordelen van luchtkwaliteit, verslaglegging en rapportage. Titel 5.2 van de Wm regelt het zogenaamde Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Daarbinnen werken het rijk, de provincies en gemeenten samen om de Europese eisen voor luchtkwaliteit te realiseren.

Het uitgangspunt is dat de grenswaarden voor luchtkwaliteit worden gehaald. In artikel 5.16 lid 1 van de Wm staat opgesomd wanneer een (luchtvervuilend) project toelaatbaar is. Dan moet aannemelijk worden gemaakt, dat het project aan één of een combinatie van de volgende voorwaarden voldoet:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde
  • een project leidt per saldo niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit
  • een project draagt slechts 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging
  • een project is opgenomen in, of past binnen, het NSL of een regionaal programma van maatregelen.

Voor ruimtelijke projecten geldt uiteraard ook het principe van een goede ruimtelijke ordening. Daarnaast kan de amvb Gevoelige bestemmingen relevant zijn.

Met het Besluit gevoelige bestemmingen van 1 december 2008, gebaseerd op artikel 5.16a van de Wet milieubeheer, wordt de vestiging van zogeheten 'gevoelige bestemmingen'- zoals een school of een verzorgingstehuis- in de nabijheid van provinciale en rijkswegen beperkt. Het besluit is gericht op bescherming van mensen met een verhoogde gevoeligheid voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2), met name kinderen, ouderen en zieken. Het besluit voorziet in zones waarbinnen luchtkwaliteitsonderzoek noodzakelijk is: 300 meter aan weerszijden van rijkswegen en 50 meter langs provinciale wegen, gemeten vanaf de rand van de weg.

Waar in de onderzoekszone de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden, mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen. Dit wordt bereikt door op een dergelijke plek de vestiging van bijvoorbeeld een school niet toe te staan. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen is een eenmalige toename van maximaal 10% van het totale aantal blootgestelden toegestaan.

5.9.2 Analyse

Het project waarvoor het onderhavige bestemmingsplan wordt opgesteld draagt niet bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit. Er worden maximaal 21 woningen gebouwd op de locatie van de voormalige schooltuinen aan de Tarwestraat. Dit leidt tot een extra verkeersgeneratie van 84 voertuigbewegingen (CROW, publicatie 381, zie ook paragraaf 5.13) Uit toepassing van de NIBM-tool blijkt dat dit als 'niet in betekenende mate' (NIBM) is aan te merken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0025.png"

Naast bovenstaande beoordeling is ook gekeken of in de huidige situatie de luchtkwaliteit voldoende is. Hiertoe is de NSL-monitoringskaart geraadpleegd.

 afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0026.png"

 afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0027.png"

Afbeelding: uitsneden NSL-monitoringstool

Uit deze kaart blijkt dat de concentraties stikstofdioxide, fijnstof en zeer fijnstof in 2020 in Purmerend niet hoger zijn dan 35 microgram per m3.

Voor fijnstof (PM2.5 concentratie) zijn de waarden niet hoger dan 20 microgram per m3. Hiermee bevinden de concentraties stikstofdioxide en fijnstof zich beneden de wettelijk toegestane jaargemiddelde grenswaarde van 40 microgram per m3. Deze grenswaarde beoogt vooral bescherming te bieden tegen de langetermijneffecten van fijnstof.

5.9.3 Conclusie

De ontwikkeling waarvoor dit bestemmingsplan de kaders biedt draagt niet in betekende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit en daarmee wordt voldaan aan de van toepassing zijnde regelgeving. Ook is in het plangebied de luchtkwaliteit voldoende en levert dat ook geen belemmering op voor de voorgestane ontwikkeling. Er hoeft voor het onderhavige bestemmingsplan geen onderzoek gedaan te worden naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit.

5.10 Milieuzonering

5.10.1 Beleidskader

Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder, en dus voor de mogelijkheid tot vestiging of uitbreiding. Bij milieuzonering staan vier vragen centraal:

  • 1. Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en nieuwe woningen?
  • 2. Welke afstand is aanvaardbaar tussen nieuwe bedrijven en bestaande woningen?
  • 3. Welke afstand is aanvaardbaar tussen bestaande bedrijven en nieuwe woningen?
  • 4. Mag een concreet bedrijf zich op een bepaalde locatie vestigen?

Voor het opstellen van een milieuzonering hanteert de gemeente Purmerend de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', editie 2009. Met behulp van richtafstanden wordt bepaald welke afstand aanvaardbaar is.

5.10.2 Analyse

Het onderhavige bestemmingsplan bevat geen bedrijven waar een milieuzonering op van toepassing is. Ook zijn in de nabijheid van het plangebied geen bedrijven waarvoor een milieuzonering geldt.

5.10.3 Conclusie

In het onderhavige bestemmingsplan speelt milieuzonering geen rol.

5.11 Natuurwaarden

5.11.1 Beleidskader

In ruimtelijke plannen moet worden aangetoond dat hoe de ontwikkelingen die hierin mogelijk worden gemaakt zich verhouden met de wet- en regelgeving op het gebied van gebieds- en soortenbescherming.

Wet Natuurbescherming

Sinds 1 januari 2017 geldt de Wet natuurbescherming. Deze wet vervangt de Natuurbeschermingswet 1998, de Flora- en faunawet en de Boswet. Daarmee zijn gebiedsbescherming en soortbescherming bij elkaar gebracht in één Nederlandse wet.

Deze wet beschermt de van nature in Nederland in het wild voorkomende planten en dieren en hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen. De Wet Natuurbescherming wijkt in een aantal opzichten af van de Flora- en faunawet; de strekking is echter hetzelfde. In de wet is onder meer bepaald dat beschermde dieren niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en planten niet geplukt, uitgestoken of verzameld mogen worden (algemene verbodsbepalingen). Net als in de Flora en faunawet is de Wet Natuurbescherming een zorgplicht opgenomen, een algemeen geldende fatsoensnorm voor de omgang met flora en fauna. Deze zorgplicht houdt in dat menselijk handelen zo weinig mogelijk nadelige gevolgen voor flora en fauna mag hebben. De soortbeschermingsbepalingen uit de Europese richtlijnen Vogelrichtlijn (VR) en Habitatrichtlijn (HR) zijn in de Wet Natuurbescherming geïmplementeerd: soorten en vegetatietypen waarvoor Natura 2000-gebieden zijn aangewezen, worden beschermd onder de nieuwe Wet Natuurbescherming. Ongeveer 200 soorten verliezen hun bescherming in vergelijking met de eerder vigerende Flora-en faunawet, voornamelijk soorten vaatplanten (muurplanten, orchideeën) en (zee)vissen. De bij de Flora en faunawet gehanteerde gedragscodes blijven bestaan, zij het dat de lijsten met beschermde soorten wijzigen en aangepast moeten worden. Voor soortbescherming in relatie tot ruimtelijke ingrepen is een aantal artikelen in de nieuwe Wet Natuurbescherming van belang:

  • Zorgbeginsel artikel 1.10 en 1.11: net als bij artikel 2 Ffwet is de intrinsieke waarde van soorten vastgesteld in een doelbepaling en geldt voor alle soorten, los van een beschermingsregime, een zorgplicht. Dit zorgbeginsel is vergelijkbaar met de zorgplicht in de Ffwet.
  • Actieve soortbescherming, artikel 1.12: provincies moeten verplicht beleid opstellen voor de bescherming van soorten, specifiek in hun eigen provincie. Dit beleid is nog in ontwikkeling en de inhoud is nog niet bekend.

In de Wet Natuurbescherming worden drie beschermingsregimes onderscheiden:

1. Soorten van Vogelrichtlijn:

Bescherming van alle in het wild levende volgens in de EU, beschreven in artikel 3.1-3.4 van de Wet Natuurbescherming. Dit beleid verandert deels t.o.v. de Ffwet. Hieronder valt ook het begrip "opzettelijk" is bij doden, vangen en verstoring van nesten etc. opgenomen. Hieronder valt ook het begrip voorwaardelijk opzet". De grote verandering is dat verstoring onder de nieuwe wet is toegestaan, mits de staat van instandhouding van de soort maar niet in het geding komt. Degene die de verstoring begaat, moet dan aantonen dat er geen verstoring van wezenlijke invloed is. Verstoren van broedende vogels (op nest) en eieren blijft verboden. De provincie kan hiervoor vrijstellingen maken en ontheffingen verlenen.

2. Soorten van Habitatrichtlijn:

Bescherming van dier- en plantensoorten in artikel 3.5-3.9:

  • A. die strikt beschermd zijn op grond van Habitatrichtlijn bijlage IV, Verdrag van Bern, bijlage I en II, Verdrag van Bonn bijlage I. In het geval van ontheffing of vrijstelling moet aan drie voorwaarden voldaan worden: dat er geen andere bevredigde oplossing bestaat, de handeling noodzakelijk is (diverse redenen mogelijk, waaronder die van groot openbaar belang met redenen van sociale en economische aard) en tot slot alleen wanneer er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort in haar natuurlijke verspreidingsgebied.
  • B. die streng beschermd zijn op grond van Habitatrichtlijn bijlage V, Verdrag van Bern bijlage III, Verdrag van Bonn bijlage II. Hiervoor moeten maatregelen worden getroffen indien de gunstige staat van instandhouding in het geding is. In geval van ontheffing of vrijstelling moet alleen voldaan worden aan de eis dat de gunstige staat van instandhouding niet in het geding komt. Hiervoor zijn maatregelen verplicht. Ook hier is het opzetvereiste van toepassing, maar in tegenstelling tot vogels is er geen uitzondering dat 'verstoring toegestaan is zolang het niet van wezenlijke invloed is'. Via een AMvB kunnen nadere regels gesteld worden. De provincie kan vrijstellingen maken en ontheffingen verlenen, met in achtneming van de belangen.

3 Andere soorten:

Dit zijn de in de bijlage van artikel 3.10 van Wet Natuurbescherming genoemde soorten. In deze bijlage staan zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten. Onderdeel A bevat de fauna en onderdeel B de flora. Deze lijst is een nationale toevoeging en betreft soorten die in principe een landelijke achteruitgang kennen. In praktijk is deze bescherming lichter en verwacht wordt dat ontheffingen vrij gemakkelijk verkregen kunnen worden, aangezien er niet de zwaardere belangen gelden voor de soorten van de Europese richtlijnen. Ruimtelijke ontwikkeling is een geldig belang voor een ontheffing (artikel 3.10.2 onderdeel a). Opzettelijk verstoren in algemene zin, wordt voor deze groep niet genoemd als verbod. De provincies kunnen voor deze lijst vrijstellingsbesluiten maken. Op dit moment staan ook zeer algemene soorten op deze lijst; mogelijk zal er een vrijstellingsbesluit of AMvB opgesteld worden hoe hier mee om te gaan. De provincie Noord-Holland heeft nog geen lijst met vrijstellingsbesluiten gemaakt.

Natuurnetwerk Nederland

De Provinciale Ruimtelijke Verordening van de provincie Noord-Holland bepaalt dat een bestemmingsplan voor een gebied dat is aangeduid als natuurnetwerk Nederland, strekt tot de bescherming, instandhouding en ontwikkeling van de wezenlijke kenmerken en waarden van die gebieden. In Purmerend zijn alleen enkele delen van het Purmerbos en een stuk agrarische grond tegen Ilpendam aan, als deel van het NNN aangemerkt. Ook ligt er langs de ringvaart van de Wijde Wormer, waar Weidevenne aan grenst, een dergelijk gebied. Het onderhavige project tast deze waarden niet aan.

5.11.2 Analyse

Door Regelink Ecologie & Landschap is gebiedsbreed onderzoek uitgevoerd naar beschermde flora en fauna in de gemeente Purmerend. Bij dit onderzoek zijn in het plangebied beschermde functies en beschermd leefgebied voor vleermuizen en vogels aangetroffen. De resultaten van het onderzoek, de effecten van de ingreep en de eventueel benodigde handelingen die moeten worden uitgevoerd om negatieve effecten op beschermde soorten zoveel mogelijk te voorkomen dan wel te verzachten zijn beschreven in een rapport (zie bijlage 5 Notitie natuurwetgeving):

Ten aanzien van de waargenomen soorten geldt het volgende:

  • Vleermuizen: Boven en langs de watergang ten zuiden van het plangebied foerageren gewone dwergvleermuizen, watervleermuizen en meervleermuizen. Daarmee is de watergang ten zuiden van het plangebied aangewezen als onderdeel van essentieel foerageergebied van deze drie soorten. Daarnaast zijn de bosschage om het plangebied, als ook het veld ten noordwesten van het plangebied en de groenstrook langs de noordzijde van de Gemetstraat aangewezen als onderdeel van essentieel foerageergebied voor gewone en ruige dwergvleermuizen als ook laatvlieger.
    In een woning aan de Tarwestraat is een paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis aangetroffen en zijn op twee andere plekken baltsende gewone dwergvleermuizen gehoord. Omdat gewone dwergvleermuizen vliegend door hun territorium baltsen al, is de exacte paarverblijfplaats vaak niet bekend. Meestal bevindt de verblijfplaats zich in het zwaartepunt of midden in het territorium. Het is zeer aannemelijk dat het paarverblijfplaats van het dier dat al roepend aan het begin van de Tarwestraat is waargenomen, het dier is dat zijn paarverblijfplaats verderop in de Tarwestraat heeft. In het plangebied bevinden zich geen gebouwen die kunnen dienen als paarverblijfplaats van gewone dwergvleermuis.
    In de bestaande woningen aan de Tarwestraat zijn op vier locaties baltsende ruige dwergvleermuizen waargenomen. Ruige dwergvleermuizen baltsen vanuit hun verblijfplaats, waardoor de exacte paarverblijfplaatsen bekend zijn.
  • Vogels: Er zijn waarnemingen gedaan van roepende ransuilen in het volkstuinencomplex bij het spoor en het naastgelegen park (bij het Kinderparadijs). Vanwege de gemiddelde grootte van een territoria van ransuil, is het plangebied aangewezen als onderdeel van het leefgebied van ransuil.
    In de omgeving van het plangebied werden huismussen aangetroffen, maar werden geen waarnemingen gedaan binnen het plangebied zelf. Enkele keren vlogen huismussen over, maar deze toonde geen binding met het plangebied. Er werden geen nesten aan de achterzijde van de woonhuizen aan de Tarwestraat aangetroffen, ook werden geen stofbaden, kwetterplekken of schuilplekken aangetroffen. Dit valt in lijn met de resultaten uit de gebiedsbrede inventarisaties die in eerdere jaren werden uitgevoerd. Het plangebied vormt dan ook geen essentiële functie voor huismussen.

Door de ingreep kunnen er effecten optreden. Uit de notitie blijkt dat voor de vleermuizen mitigerende maatregelen mogelijk zijn om eventuele negatieve effecten te voorkomen. Wanneer deze maatregelen worden getroffen, is een overtreding van de Wet natuurbescherming niet aan de orde. Het gaat daarbij onder meer om het behouden van het groen langs de watergang, geen nadelige verlichting tijdens de bouw en geen lichtverstrooiing vanuit de nieuwbouw naar de watergang. Een ontheffing Wet natuurbescherming is alleen nodig indien deze maatregelen niet, of niet afdoende, kunnen worden uitgevoerd. In dat geval dient de ontheffing voorafgaand aan de bouw te zijn verleend en dien het essentieel foerageergebied te worden gecompenseerd. Voor de ransuil zijn geen negatieve effecten te verwachten.

De randvoorwaarden voor de beschermde soorten zijn zoveel mogelijk leidend in de uitwerking van het bouwplan voor het plangebied. Wanneer de randvoorwaarden niet, of niet afdoende, kunnen worden uitgevoerd, zal voorafgaand aan de bouw een ontheffing op de Wet natuurbescherming worden aangevraagd.

Naar aanleiding van jurisprudentie en de daaruit voortkomende gewijzigde regelgeving met betrekking tot de PAS is het voor projecten nodig om na te gaan of sprake is van significant negatieve effecten op nabijgelegen natuurgebieden. Door Buro Ontwerp en Omgeving is onderzoek gedaan naar de stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000 gebied (zie bijlage 6 Stikstofdepositie) .

Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft ‘Polder Zeevang’ dat op circa 1,9 kilometer ten noorden van het projectgebied ligt. Andere Natura 2000-gebieden op minder dan 10 km afstand zijn het ‘Markermeer & IJmeer’ (ca. 5,4 km), ‘Ilperveld, Varkensland, Oostzanerveld & Twiske’ (ca. 5,9 km) en het ‘Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder’ (ca. 6,5 km). Op de navolgende kaart is de ligging van het plangebied ten opzichte van de Natura 2000-gebieden weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0028.png"

Het project heeft tijdens de aanleg- en gebruikfase geen invloed op de in de nabijheid van Purmerend gelegen Natura2000-gebieden.

5.11.3 Conclusie

In het bestemmingsplan is een voorwaardelijke verplichting opgenomen ter bescherming van de in het plangebied aanwezige natuurwaarden.

Gelet op het voorgaande staat de Wet natuurbescherming niet aan de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg.

5.12 Planologisch relevante leidingen

5.12.1 Beleidskader

Voor ruimtelijke plannen in de omgeving van hogedrukaardgasleidingen en leidingen voor aardolieproducten met een externe veiligheidscontour is het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) van toepassing. Op grond van dit besluit dienen plannen te worden getoetst aan de grens- en richtwaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en de oriënterende waarde voor het groepsrisico (GR).

5.12.2 Analyse

Binnen het plangebied liggen geen planologisch relevante leidingen. Ook in de nabijheid van het plangebied is geen sprake van leidingen die van invloed kunnen zijn op het project.

5.12.3 Conclusie

De wetgeving inzake planologisch relevante leidingen levert geen belemmering op voor het onderhavige bestemmingsplan.

5.13 Verkeer en parkeren

5.13.1 Beleidskader

Het onderhavige ruimtelijke plan heeft invloed op het omliggende wegennetwerk. Het plan genereert verkeer en bovendien zijn er parkeerplaatsen noodzakelijk. Het onderhavige plan mag als gevolg van deze invloed het omliggende wegennetwerk niet onevenredig nadelig beïnvloeden. Bovendien dient te worden voldaan aan de parkeernormering.

5.13.2 Analyse

Verkeersgeneratie

In het onderhavige plan worden maximaal 21 sociale huurappartementen toegevoegd. Dit heeft een toename van de verkeersgeneratie tot gevolg. Voor de berekening van de toekomstige verkeersgeneratie is gebruik gemaakt van de CROW publicatie 381 “Toekomstbestendig parkeren' (december 2018).

Voor het bepalen van de verkeersgeneratie van een bouwplan moet rekening gehouden worden met:

1) de stedelijkheidsgraad van een gemeente; en
2) in welk gebied het bouwplan gerealiseerd wordt.

De gemeente Purmerend is een 'sterk stedelijke' gemeente en het plangebied is gelegen in 'rest bebouwde kom'. De 21 appartementen vallen in de categorie 'huur, appartement, middel/goedkoop'. Hiervoor geldt een kencijfer van minimaal 3,2 tot maximaal 4,0 motorvoertuig bewegingen per woning. Dit geeft een verkeersgeneratie van minimaal 67,2 en maximaal 84 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Dat is gemiddeld 75,6 motorvoertuigbewegingen per etmaal.

Het eigenlijke perceel is op dit moment niet ontsloten door een straat toegankelijk voor motorvoertuigen. De nabijgelegen Tarwestraat is een smalle woonstraat die aan de westkant van het terrein in een doodlopende insteek eindigt. Om ontsluiting van het plangebied mogelijk te maken wordt de aan de oostkant gelegen ventweg langs de gymzaal opgewaardeerd. Aan de oostkant van deze ventweg ligt de Grotenhuysweg. Dit is één van de belangrijke wijkontsluitingswegen in de Purmer.

De toename in het aantal voertuigbewegingen is door de aanwezige wegenstructuur goed op te vangen. De Grotenhuysweg welke de verkeersbewegingen afkomstig van de nieuwe appartementen moet verwerken is gecategoriseerd met een maximale intensiteitsgrens van 7.500 mvt/etmaal. Met de toename van verkeersbewegingen als gevolg van de herontwikkeling komt de toekomstige intensiteit op circa 5.650 mvt/etmaal. Het maximum wordt daarmee niet overschreden. Het aspect verkeersgeneratie vormt derhalve geen belemmering.

Parkeerbehoefte

De parkeerbehoefte van het onderhavige plan is berekend aan de hand van de Nota Parkeernormen 2016, vastgesteld op 26 mei 2016. De Nota Parkeernormen doorloopt een parkeertoets die moet vaststellen hoeveel parkeerplekken er nodig zijn ten behoeve van de nieuwe ontwikkeling.

Het plangebied bevindt zich in de zone 'rest bebouwde kom'.

De maximaal 21 nieuw te bouwen appartementen vallen onder de categorie 'wonen 65 - 120 m2 gestapeld'. Hiervoor geldt een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning. Voor de 21 appartementen zijn bruto 35,7 parkeerplaatsen nodig.

In het aantal van 35,7 bruto benodigde parkeerplaatsen is een deel voor het parkeren van bezoek. Het aandeel bezoek bestaat uit 0,3 parkeerplaats per woning. In totaal zijn er 6,3 parkeerplaatsen bestemd voor het bezoek en zijn de overige 29,4 toegekend aan bewoners (het vast gebruik).

Bij het berekenen van de netto parkeerbehoefte wordt rekening gehouden met het dubbelgebruik van parkeerplaatsen. Dubbelgebruik wordt toegepast omdat de gemeente zo goed mogelijk de openbare ruimte wil benutten. Bewoners zijn namelijk niet altijd op hetzelfde tijdstip thuis en bezoekers komen niet allemaal op hetzelfde moment langs. Hierdoor kunnen parkeerplaatsen optimaal benut worden.

Aan dubbelgebruik zijn in de Nota parkeernormen 2016 percentages gekoppeld. Per functie verschillen de aanwezigheidspercentages.

Voor de functie wonen gelden de volgende aanwezigheidpercentages:

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0029.png"

Bron: Nota parkeernormen 2016

Met behulp van deze percentages wordt de netto parkeerbehoefte berekend.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0030.png"

Het maatgevende aantal parkeerplaatsen op basis van dubbelgebruik bedraagt 32

Voor de nieuwe ontwikkeling moeten ten minste 32 parkeerplaatsen worden aangelegd. Daarnaast zullen er 2 bestaande parkeerplaatsen bij de gymzaal worden opgeheven ten behoeve van fietsparkeren. Deze 2 parkeerplaatsen worden in het plangebied gecompenseerd. In de plannen voor de nieuwe situatie zijn 34 parkeerplaatsen voorgesteld, waarmee het plan voldoet aan het benodigde aantal parkeerplaatsen.

Parkeren vormt geen belemmering.

5.13.3 Conclusie

De bruto toename van gemiddeld 75,6 motorvoertuigbewegingen per etmaal zal worden afgewikkeld via de ventweg van de Tarwestraat en de Grotenhuysweg. De toename in het aantal voertuigbewegingen is door de aanwezige wegenstructuur goed op te vangen. Het aspect verkeersgeneratie vormt derhalve geen belemmering.

Het plan kent een netto parkeerbehoefte van 32 parkeerplaatsen. In totaal wordt voorzien in 34 parkeerplaatsen. Parkeren vormt geen belemmering.

5.14 Water

5.14.1 Beleidskader

Nota Waterbeleid 21e eeuw

Op basis van beleid dat voortkomt uit de nota 'Waterbeleid 21e eeuw' is een watertoetsproces ingesteld bij de ruimtelijke planvorming. Het watertoetsproces heeft tot doel om elkaar vroegtijdig te informeren, adviseren, afwegen en beoordelen van het belang van water en dit in ruimtelijke plannen gestalte te geven. Een watertoetsproces leidt onder andere tot een waterparagraaf in het plan. De diepgang van de watertoets en de inhoud van de waterparagraaf kan verschillen naar de aard van de planvorming. De watertoets moet er voor gaan zorgen dat er bij de inrichting van ons land bewust rekening wordt gehouden met water. De waterbeheerder en initiatiefnemer nemen daarvoor samen de waterhuishoudkundige doelstellingen zichtbaar en evenwichtig mee bij alle ruimtelijke plannen of ingrepen.

Naast de in de toelichting genoemde Watertoets is er in de Nota 'Waterbeleid 21e eeuw' (Commissie Tielrooij, 2000) het principe van 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren' als ordeningsprincipes geïntroduceerd. Dit is bedoeld om het watersysteem op een duurzame en robuuste manier in te richten, teneinde de burgers een prettige en veilige leefomgeving te bieden.

Nationale Waterplan 2016-2021

In het Nationale Waterplan staan vijf ambities centraal. Nederland moet de veiligste delta in de wereld blijven. Deze ambitie wordt vooral ingevuld door onze veiligheidsnormen tegen overstroming te vernieuwen. Het kabinet kiest voor een grotere inzet op verbetering van de waterkwaliteit (meststoffen, bestrijdingsmiddelen, medicijnresten, microplastics). Dit zorgt er voor dat de Nederlandse wateren schoon en gezond zijn en er genoeg zoet water is. Verder wil het kabinet dat Nederland klimaatbestendig en waterrobuust wordt ingericht, dat Nederland een gidsland is en blijft voor watermanagement en -innovaties. Dat is gunstig voor onze economie en ons verdienvermogen. Tot slot wil het kabinet dat Nederlanders waterbewust leven. Deze ambities moeten gezamenlijk ingevuld worden door iedereen die werkt aan de ruimtelijke inrichting van Nederland: alle overheden, bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen. Water en ruimtelijke ordening zijn dus steeds meer met elkaar verweven. In het verleden werd water vooral geplooid naar de wensen van inrichters en gebruikers. Steeds vaker verschijnt waterproblematiek in de actualiteit.

De hoogwatersituaties van de afgelopen jaren, maar ook verdrogingsverschijnselen, hebben aangetoond dat water een belangrijk aspect is bij ruimtelijke ordening. Daarom moet men water beter inbedden in ruimtelijke plannen. Ook vraagt klimaatverandering om ruimtelijke aanpassingen. Denk hierbij aan zeespiegelstijging, hogere afvoeren van rivieren en hevige regenbuien en perioden van droogte. Het wateraspect moet men zo vroeg mogelijk betrekken bij ruimtelijke planvorming.

In structuurvisies en bestemmingsplannen staat de wettelijke verplichting om de gevolgen voor water af te wegen via de watertoets. Bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten planners rekening houden met waterhuishoudkundige eisen op korte en lange termijn. Het proces van de watertoets voorziet erin dat rekening wordt gehouden met de eisen zoals die vanuit het waterbeheer worden gesteld. Dit is niet alleen van belang voor een duurzaam en klimaatbestendig watersysteem. Het is ook belangrijk om zoveel mogelijk te voorkomen dat er problemen met water ontstaan nadat men heeft gebouwd. Tenslotte moet men in de waterparagraaf van zowel structuurvisies, bestemmingsplannen en ruimtelijke onderbouwingen verantwoorden hoe het plan rekening houdt met: waterkwantiteit, waterkwaliteit, oppervlaktewater, grondwater, afvalwater en de landschappelijke aspecten van water.

Beleid Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier

Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft samen met haar partners haar waterbeleid op lange termijn (Deltavisie) en op middellange termijn (Waterprogramma 2016-2021) opgesteld. In het Waterprogramma 2016-2021 (voorheen waterbeheersplan) zijn de programma's en beheerstaken van het hoogheemraadschap opgenomen met de programmering en uitvoering van het waterbeheer. Het programma is nodig om het beheersgebied klimaatbestendig te maken, toegespitst op de thema's waterveiligheid, wateroverlast, watertekort, schoon en gezond water en crisisbeheersing. Door het veranderende klimaat wordt het waterbeheer steeds complexer. Alleen door slim samen te werken is integraal en doelmatig waterbeheer mogelijk. Bij de ontwikkeling van het Waterprogramma is hieraan invulling gegeven door middel van een partnerproces en de ontwikkeling van gezamenlijke bouwstenen.

Daarnaast beschikt het Hoogheemraadschap over een verordening: de Keur 2016. Hierin staan de geboden en verboden die betrekking hebben op watergangen en waterkeringen. Voor het uitvoeren van werkzaamheden kan een vergunning nodig zijn. De werkzaamheden in of nabij de watergangen en waterkeringen worden getoetst aan de beleidsregels.

5.14.2 Analyse

Indien er meer dan 800 m² extra verharding wordt ontwikkeld op de locatie zal 10% van het geheel gecompenseerd moeten worden. Op dit moment bedraagt de verharding in het plangebied circa 275 m². Er is met de ontwikkeling op de Tarwestraat ca. 2.295 m² verharding voor verkeer, gebouw en ondergrondse containers gepland. Ten opzichte van de huidige situatie is er daardoor sprake van circa 2.020 m² extra verharding , waardoor compensatie in het peilgebied nodig is.

Door het Hoogheemraadschap is voor de Tarwestraat een berekening compenserende berging voor nieuw verhard gebied gemaakt. Hieruit volgt dat er 202 m3 extra open water nodig is ter compensatie van de toename aan verharding. Dit kan niet worden gerealiseerd binnen het bestemmingsplan, zodat is gekeken naar een oplossing binnen hetzelfde peilgebied.

Bij de BOL-ontwikkeling op de Riek- Gaffelstraat wordt een watergang gegraven ter vervanging van een duiker die niet afdoende functioneert. Dit resulteert in een netto watercompensatie van 259 m2. Voor de ontwikkeling aan de Riek- en Gaffelstraat zelf is een compensatie nodig van 95,7 m2. Het resterende oppervlak (163,3 m2 ) mag in overleg met het waterschap worden ingezet voor de Tarwestraat, dat ligt in hetzelfde peilgebied. Voor de overige 38,7 m2 worden op de locatie zelf compenserende maatregelen getroffen, zoals waterretentie in de bodem (kratten/grindkoffers) of waterdoorlatende verharding op parkeerplaatsen.

In het kader van dit bestemmingsplan is overleg opgestart met het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier door middel van het digitaal watertoetsformulier. De aanvraag is gedaan op dinsdag 4 januari 2022 en geregistreerd onder kenmerk 00003014.

Vanwege de invloed van bepaalde aspecten van het plan op de belangen van het hoogheemraadschap is bepaald dat de normale procedure moet worden gevolgd. Dat wil zeggen dat niet kan worden volstaan met een standaardwaterparagraaf, maar dat maatwerk nodig is. Dit gebeurt in overleg met de waterbeheerders.

Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' dient ook te worden voldaan aan het basisveiligheidsniveau klimaatadaptatie

5.14.3 Conclusie

Ten opzichte van de huidige situatie leidt het plan tot circa 2.020 m² extra verharding. Daarvan dient 10% te worden gecompenseerd in hetzelfde peilgebied.

Bij de ontwikkeling op de Riek- Gaffelstraat wordt een watergang gegraven ter vervanging van een duiker die niet afdoende functioneert. Dit resulteert in een netto watercompensatie van 259 m2. Voor de ontwikkeling aan de Riek- en Gaffelstraat zelf is een compensatie nodig van 95,7 m2. Het resterende oppervlak (163,3 m2 ) mag in overleg met het waterschap worden ingezet voor de Tarwestraat, dat ligt in hetzelfde peilgebied. Voor de overige 38,7 m2 worden op de locatie zelf compenserende maatregelen getroffen, zoals waterretentie in de bodem (kratten/grindkoffers) of waterdoorlatende verharding op parkeerplaatsen.

Bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' dient ook te worden voldaan aan het basisveiligheidsniveau klimaatadaptatie

Water vormt geen belemmering bij dit bestemmingsplan.

5.15 Milieu-effectrapportage

5.15.1 Beleidskader

Voor bepaalde grootschalige ontwikkelingen op het gebied van woningen, bedrijvigheid en infrastructuur dient op grond van het Besluit milieu-effectrapportage 1994 een milieu-effectrapportage (mer) opgesteld te worden. Hierin moet worden aangegeven wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen voor het milieu. In het Besluit mer is aangegeven in welke gevallen er onderzoek gedaan moet worden. Afhankelijk van de grootte van het project zijn er drie mogelijkheden:

  • 1. bij een project dat voorkomt in onderdeel C van de bijlage van het Besluit mer en boven de daar genoemde drempelwaarden uitkomt, geldt een directe mer-plicht. In dat geval dient een mer opgesteld te worden. Dit geldt ook voor een project die onder de drempelwaarden genoemd in onderdeel C blijft, maar boven de drempelwaarden die in onderdeel D gegeven worden ligt en waarvoor een (kaderstellend) bestemmingsplan opgesteld wordt.
  • 2. indien er geen directe mer-plicht geldt, kan er wel een vormvrije mer-beoordelingsplicht gelden. Dit geldt voor projecten die in onderdeel D genoemd worden en niet boven onder de drempelwaarde uitkomen. Hierbij moet worden onderzocht of er sprake is van belangrijke nadelige milieugevolgen. Er gelden geen vormvereisten, maar wel inhoudelijke vereisten: de criteria uit bijlage III van de Europese richtlijn moeten in acht worden genomen. Als de uitkomst is dat het uitgesloten is dat er belangrijke gevolgen voor het milieu zijn, dan dit moet in de toelichting van het bestemmingsplan worden gemotiveerd. Zijn belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu niet uitgesloten, dan geldt een mer -plicht.

Van een directe mer-plicht zal in Purmerend vrijwel nooit sprake zijn. Van een mer -beoordelingsplicht kan sprake zijn bij een stedelijk ontwikkelingsproject, oftewel de bouw van woningen, kantoorgebouwen of andere stedelijke voorzieningen. Hier moet worden beoordeeld of er belangrijkse nadelige gevolgen voor het milieu kunnen optreden. Hoe verder het project van de drempelwaarde af ligt, hoe kleiner de nadelen voor het milieu zullen zijn.

5.15.2 Analyse

De voorgenomen activiteit is niet opgenomen in onderdeel C van het Besluit mer en is daarom niet aan te merken als een activiteit waarvoor een directe m.e.r.-plicht bestaat. Het is wel opgenomen in onderdeel D (categorie D.11.2) van bijlage II van het Besluit mer De activiteit betreft een stedelijk ontwikkelingsproject, maar valt ruimschoots onder de drempelwaarden die hier genoemd worden.

  Activiteiten   Gevallen   Besluit  
D.11.2   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.   In gevallen waarin de activiteit betrekking
heeft op:
1: een oppervlakte van 100 hectare of meer,
2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of
meer woningen omvat, of
3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000
m2 of meer.  
De vaststelling van het plan, bedoeld in artikel 3.6, eerste lid,
onderdelen a en b, van de Wet ruimtelijke ordening --> het
bestemmingsplan  

Dit betekent dat kan worden volstaan met een vormvrije mer-beoordeling. Een aanmeldnotitie MER is niet noodzakelijk, aangezien het bevoegd gezag zelf initiatiefnemer is.

5.15.3 Conclusie

Uit de effecten die zijn beschreven in voorgaande paragrafen en hoofdstukken kan worden geconcludeerd dat als gevolg van onderhavige ontwikkeling, er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu en de omgeving waarbinnen de herontwikkeling plaatsvindt. Geconcludeerd wordt dat er geen MER noodzakelijk is.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen die haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een bestemmingsplan inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.

6.1 Privaatrechtelijke uitvoerbaarheid

De gronden zijn eigendom van de gemeente. Het plan zal worden uitgevoerd door wooncorporatie Intermaris.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening maakt het vaststellen van een exploitatieplan verplicht voor een aantal bouwactiviteiten wanneer de bouw daarvan planologisch mogelijk wordt gemaakt in een bestemmingsplan, een wijziging van een bestemmingsplan of een projectafwijkingsbesluit. De bouwplannen waarbij een exploitatieplan verplicht is staan in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening. Geen exploitatieplan is nodig indien het verhaal van de kosten van grondexploitatie anderszins verzekerd is en er geen fasering of tijdvak behoeft te worden vastgelegd én geen locatie-eisen (aan openbare ruimte of woningbouwcategorieën) hoeven te worden vastgesteld.

De grond is in eigendom van de gemeente. Voor de ontwikkeling heeft de gemeente een grondexploitatie opgesteld. In een grondexploitatie zijn alle aan het project verbonden kosten en opbrengsten opgenomen. Het kostenverhaal, waaronder ook de plankosten voor de bestemmingsplanwijziging, wordt gedekt door de opbrengsten uit de grondverkoop. Hierdoor kan gesteld worden dat het kostenverhaal anderszins verzekerd is. Een exploitatieplan is derhalve niet nodig. De vastgoedontwikkeling zal aanvangen nadat de gronden zijn verkocht en geleverd aan de koper.

6.3 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.3.1 Algemeen

In deze paragraaf wordt ingegaan op het draagvlak dat in de maatschappij en bij andere (overheids-) instanties leeft voor de ontwikkeling. Het moet aannemelijk zijn dat er voldoende draagvlak is, waarbij opgemerkt wordt dat het is niet mogelijk is iedereen tevreden te stemmen. Bij het tegen elkaar afwegen van de diverse belangen kan het altijd mogelijk zijn dat één belang minder gewicht wordt toegekend dan het ander.

6.3.2 Communicatie

In de raadsvergadering van 26 september 2019 heeft de gemeenteraad ingestemd met de plannen voor deze locatie. Daarna is een participatieproject gestart, waarbij op diverse momenten contact is geweest met omwonenden.

  • 18 november 2019: bewonersavond, waarin de plannen zijn gepresenteerd aan de bewoners.
  • Eind november 2020: verzending nieuwsbrief aan omwonenden met daarin de laatste ontwikkelingen en het via een videopresentatie geven van een toelichting op het aangepaste ontwerp.
  • 7 en 8 december 2020: digitale bijeenkomsten over de plannen.
  • Januari 2021: beantwoording van de vragen en opmerkingen die omwonenden gesteld hebben via de e-mail en tijdens de digitale bijeenkomsten.
  • 3 en 11 februari 2021: omwonenden konden inspreken bij de commissie Stedelijke Ontwikkeling en Beheer (SOB). Vervolgens besprak de commissie op donderdag 4 maart alle binnenwijkse ontwikkellocaties. Op 25 maart 2021 is de gemeenteraad akkoord gegaan met de plannen voor het ontwikkelen van extra woningen (op sommige locaties aangevuld met een maatschappelijke voorziening) in verschillende wijken van Purmerend, waaronder de Tarwestraat.
  • 27 juni 2022: informatiebijeenkomst met de ontwikkelaar (wooncorporatie Intermaris) op de 1e dag van de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan.
  • 28 november 2022: inloopbijeenkomst met Intermaris, waar het voorlopig ontwerp voor het nieuwe woongebouw en de openbare ruimte zijn gepresenteerd.

Daarnaast zijn er in de periode 21 juni 2021 t/m 9 februari 2023 11 keukentafelgesprekken gevoerd met omwonenden.

Voor het meedenken over de ontwikkeling aan de Tarwestraat zijn steeds 78 huishoudens uitgenodigd (zie de navolgende afbeelding van het verspreidingsgebied).

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0031.png"

Afbeelding: verspreidingsgebied uitnodigingen deelname participatie over BOL Tarwestraat (de woning aan de Haverstraat is op eigen verzoek van het betreffende huishouden meegenomen in het verspreidingsgebied)

Tijdens het participatieproces werden met name zorgen geuit over de privacy, het verlies van groen en (extra) wateroverlast bij hevige regenbuien. De ontvangen reacties tijdens het participatieproces hebben tot diverse aanpassingen geleid:

  • Ontwerpbestemmingsplan: Zo is in het ontwerpbestemmingsplan een minder diep en iets langer bouwvlak opgenomen, om zodoende het gebouw ongeveer een meter verder van de bestaande woningen gelegen aan de noordkant van de nieuwbouw te kunnen situeren.
    Met de aanpassing van het bouwvlak en de verplaatsing van een aantal voorziene parkeerplaatsen naar de westzijde van het plangebied is ook ruimte ontstaan om de groenstrook te verbreden nabij de achtertuinen van de bestaande woningen aan de noordkant.
  • Vast te stellen bestemmingsplan: Op enig moment gaf Intermaris in de richting van de gemeente aan dat zij graag modulair willen gaan bouwen aan de Tarwestraat. Dat is een minder flexibele bouwwijze en als gevolg daarvan vroeg men of het eerder afgesproken bouwvlak kon worden verbreed. Aangezien de gemeente veel waarde hecht aan de eerder met omwonenden gecommuniceerde kaders heeft zij de wens van Intermaris met omwonenden van de Tarwestraat besproken. Aangezien daaruit naar voren kwam dat omwonenden vast wilden houden aan het eerder met hen gecommuniceerde bouwvlak en Intermaris vervolgens vasthield aan haar voorkeur voor modulair bouwen zal het aantal woningen ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan naar beneden worden bijgesteld van maximaal 26 naar maximaal 21 woningen. Als gevolg daarvan zijn ook minder parkeerplaatsen nodig en zal de groenbestemming op de verbeelding wat worden vergroot ten opzichte van het ontwerpbestemmingsplan.
  • Verdere inrichting van het gebied: Naast de hiervoor vermelde aanpassingen in het ontwerpbestemmingsplan en het vast te stellen bestemmingsplan worden naar aanleiding van de inbreng van omwonenden ook diverse maatregelen getroffen bij de verdere inrichting van het gebied:
    • 1. in de groenstrook wordt hoogopgaand groen gerealiseerd ten behoeve van de privacy;
    • 2. buiten het plangebied worden bomen geplant om het bestaande verkeersgeluid (afkomstig van de Grotenhuysweg) dat weerkaatst tegen de noordelijke gymzaalmuur te dempen;
    • 3. het haaksparkeren nabij de groenstrook wordt omgezet in fileparkeren;
    • 4. er worden klappaaltjes aan de westzijde van het plangebied aangebracht om doorgaand autoverkeer te voorkomen, met uitzondering van eventueel calamiteitenverkeer;
    • 5. er wordt een hek bij de in- en uitgang van de gymzaal geplaatst om de veiligheid van bezoekers van de gymzaal zoveel mogelijk te waarborgen;
    • 6. de beoogde trafo wordt verplaatst naar een locatie buiten het plangebied;
    • 7. omwonenden kunnen desgewenst hun tuin laten aansluiten op de nieuwe rioolaansluiting.

Een aantal omwonenden ziet het plangebied liever niet bebouwd worden. Het al dan niet bebouwen van het plangebied staat vanwege het in 2019 genomen raadsbesluit echter niet ter discussie en is dan ook geen onderdeel geweest van het participatietraject. De participatie bij het project had alleen betrekking op de invulling van het plangebied met woningen.

6.3.3 Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan, daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven.

In het kader van het vooroverleg heeft er overleg plaatsgevonden met het hoogheemraadschap (zie paragraaf 5.14 Water).

6.3.4 Inspraak ingevolge Algemene inspraakverordening gemeente Purmerend

De Algemene Inspraakverordening van de gemeente Purmerend bepaalt dat elk bestuursorgaan ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden kan besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het onderhavige geval heeft voorafgaand aan het bestemmingsplan uitgebreid participatie plaatsgevonden.

6.3.5 Overleg ingevolge artikel 3.8 Wro

Artikel 3:8 Wro bepaalt dat op de voorbereiding van een bestemmingsplan afdeling 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is. Deze afdeling bevat bepalingen rond de Uniforme openbare voorbereidingsprocedure. Het ontwerp van dit bestemmingsplan heeft ter inzage gelegen van 27 juni 2022 tot en met 8 augustus 2022. De kennisgeving is in het Gemeenteblad van 23 juni 2022 geplaatst.

Een aantal personen heeft een zienswijze ingediend. In de nota van zienswijzen, behorende bij het raadsbesluit, wordt op deze zienswijzen ingegaan. Deze hebben geleid tot aanpassing van het bestemmingsplan:

  • Verbeelding:
    • 1. Aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is gewijzigd van 26 naar 21;
    • 2. Groenbestemming wordt vergroot nabij de achtertuinen van de bewoners aan de Tarwestraat (zie onderstaande afbeelding).
       afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPTARWESTRAAT2022-va01_0032.png" Afbeelding: Groenbestemming ontwerpbestemmingsplan (groen ingekleurd) en gewijzigde groenbestemming nabij de achtertuinen (groen gearceerd)
  • Toelichting:
    • 1. Paragraaf 4.2 (Nieuwe situatie) is aangepast aan de hand van de laatste stand van zaken in de planvorming. Ook is de paragraaf uitgebreid met een beschrijving van de gevolgen voor wat betreft uitzicht van omliggende bestaande woningen en het zoveel mogelijk voorkomen van bouwoverlast;
    • 2. Verder is de vermelding van de Gemetstraat gecorrigeerd.

Daarnaast is ambtshalve voorgesteld de toelichting op het bestemmingsplan te actualiseren (laatste stand van zaken planvorming, stikstofdepositieonderzoek, ecologienotitie, zienswijzenproces, beleid, etc).

Hoofdstuk 7 Juridische planbeschrijving

Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm, die van een gedetailleerd bestemmingsplan met waar mogelijk flexibiliteit om de gewenste ontwikkeling te kunnen realiseren. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.

7.1 Planvorm

Het onderhavige plan voorziet in een actueel en adequaat juridisch kader voor ontwikkeling en beheer van het plangebied. Het is een plan op basis van artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, opgesteld conform de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012).

Omdat de plannen voor deze locatie vrij concreet zijn, is gekozen voor een gedetailleerde planvorm. Deze planvorm maakt het mogelijk alle gewenste functies in het plangebied te voorzien van een duidelijke bestemmingsregeling waarmee kaders geboden worden voor de gewenste ontwikkeling. Daarnaast is er een zekere mate van flexibiliteit, door binnen de bestemmingen verschillende functies mogelijk te maken.

Op de verbeelding zijn alle functies zodanig bestemd, dat het direct mogelijk is om met het bijbehorende renvooi (verklaring van de bestemmingen) te zien welke bestemmingen aan de gronden binnen het plangebied gegeven zijn. Uitgangspunt daarbij is dat de verbeelding zoveel mogelijk informatie geeft omtrent de in acht te nemen horizontale en verticale maten. In de bijbehorende regels zijn de bestemmingsomschrijving, de bouwregels en de gebruiksbepalingen alsmede de eventuele afwijkingsmogelijkheden te vinden.

Voor een goede ruimtelijke ordening is het noodzakelijk dat de in het bestemmingsplan gestelde regels zodanig zijn opgesteld dat deze (goed) te handhaven zijn. Het gemeentebestuur is van oordeel dat de regels in het onderhavige plan voldoen aan deze eis.

7.2 Bestemmingsregeling

Dit bestemmingsplan geeft de kaders voor de herontwikkeling van de voormalige schooltuin aan de Tarwestraat te Purmerend naar woningbouw. Een aantal regelingen is hieronder toegelicht.

Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

De grote eenheden groen met een structurerende functie en kleinere op zichzelf staande groeneenheden, die belangrijk zijn voor de woonkwaliteit en waar flexibiliteit bij de inrichting van de openbare ruimte minder noodzakelijk is, zijn bestemd als Groen. Kleine stukjes siergroen vallen onder de bestemming Verkeer - 2. Binnen de bestemming Groen is een beperkt aantal gebruiksvormen toegestaan, zoals groen, voet- en fietspaden, water, speelvoorzieningen, afvalverzamelplaatsen, nutsvoorzieningen en kunstobjecten. Er mogen binnen deze bestemming in principe alleen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd.

Objecten van beeldende kunst zijn toegestaan tot een hoogte van zes meter. Burgemeester en wethouders kunnen binnenplans afwijken om objecten tot een hoogte van maximaal vijftien meter toe te staan.

Op/onder de gronden in de openbare ruimte is het plaatsen van ondergrondse containers toegestaan.

Artikel 4 Verkeer - 2

De bestemming Verkeer-2 wordt toegekend aan wegen met een verkeers- of verblijfsfunctie. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, het verzamelen van huisvuil, groen- en waterpartijen en kleine nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen enz.

Artikel 5 Wonen

De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor de bewoning door personen en de daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen, tuinen en erven en de daarin geplaatste erfbebouwing (schuren, carports, bergingen enz.), erf- en terreinafscheidingen, tuinmeubilair, speeltoestellen, water en nutsvoorzieningen.

Aan-huis-verbonden beroepen, (kleinschalige) bedrijvigheid en bed & breakfast zijn toegestaan, zolang de woonfunctie in overwegende mate aanwezig blijft en er geen onevenredige hinder voor de omgeving optreedt.

Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.

Artikel 7 Algemene bouwregels

In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op twee of meer bestemmingen van toepassing zijn.

Ondergronds bouwen

Bouwen beneden peil is in beginsel niet toegestaan. Bij omgevingsvergunning kan hiervan worden afgeweken als wordt aangetoond dat het ondergronds bouwen geen negatieve gevolgen heeft voor de grondwaterstromen en er schriftelijk advies gevraagd is aan de waterbeheerder.De regels die van toepassing zijn op bovengrondse bouw zijn ook van toepassing op ondergrondse bouw. Het onderhavige bestemmingsplan verbindt daar de regel aan dat qua diepte ondergrondse bouw beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag.

Beschermen bomen

De gemeente wil voorkomen dat het bouwen ten behoeve van de in het bestemmingsplan opgenomen bestemmingen nadelig is voor de bestaande bomen die behouden blijven. Er dient daarom in het kader van een aanvraag omgevingsvergunning te worden aangetoond dat bouwen geen onevenredig nadelige effecten heeft op de te behouden bomen. Dergelijke effecten kunnen worden voorkomen door het treffen van maatregelen.
De bepaling ten aanzien van het beschermen van bomen heeft geen betrekking op de nu nog bestaande bomen die in het kader van de herontwikkeling gekapt dienen te worden.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan. Bij het bouwen of aanleggen van een nieuwe functie of voorziening moet in principe op eigen terrein gezorgd worden voor voldoende parkeerplaatsen. Voor de ontwikkeling geldt een parkeernorm van 1,7 parkeerplaatsen per woning.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.