direct naar inhoud van Regels
Plan: Kop van West 2014
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPKVW2014-va01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan 'Kop van West 2014' met identificatienummer NL.IMRO.0439.BPKVW2014-va01 van de gemeente Purmerend.

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of een figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 aan-huis-gebonden beroep

een praktijk- of vrije beroepsuitoefening in een woning door de bewoner(s), waarbij de woning in overwegende mate (> 50% van de vloeroppervlakte van de woning) de woonfunctie behoudt.

1.6 achtererfgebied

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen.

1.7 bebouwing

een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.8 bedrijf

een onderneming gericht op het produceren, vervaardigen, bewerken, herstellen, installeren of inzamelen van goederen, alsmede verhuur, opslag en distributie van goederen.

1.9 bedrijfsvloeroppervlak

de totale bruto vloeroppervlakte van een kantoor, winkel of bedrijf die wordt gebruikt voor bedrijfsactiviteiten met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten.

1.10 bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen

afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van terinzagelegging van het ontwerp van dit plan tot stand zijn gekomen of tot stand zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.12 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.13 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.14 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.15 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat is begrensd door op (nagenoeg) gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen en dat zodanige afmetingen en vormen heeft dat dit gedeelte zonder ingrijpende voorzieningen voor woonfuncties geschikt of geschikt te maken is.

1.16 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.17 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.18 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.19 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.20 consumentenvuurwerk

vuurwerk dat is bestemd voor particulier gebruik.

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder de uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.

1.22 detailhandel in volumineuze goederen

detailhandel in goederen, zoals auto's, keukens, badkamers, boten, motoren, caravans, landbouwwerktuigen en grove bouwmaterialen en daarmee rechtstreeks samenhangende artikelen, zoals accessoires, onderhoudsmiddelen, onderdelen en materialen.

1.23 dove gevel

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een in NEN 5077 -zoals die geldt op het moment van vaststelling van het plan- bedoelde karakteristieke geluidwering die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB ingeval van wegverkeerslawaai, alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits de delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte.

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.25 geluidsgevoelige gebouwen

woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder en artikel 1.2. van het Besluit geluidhinder.

1.26 geluidshinderlijke Wgh-inrichtingen

bedrijven, zoals bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen- en vergunningenbesluit milieubeheer, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken.

1.27 gestapeld gebouw

gebouw waarbij meerdere woningen, al dan niet in combinatie met (één of meerdere) niet-woonfuncties, zich boven elkaar op één bouwperceel bevinden.

1.28 grondgebonden gebouw

gebouw waarbij één woning, dan wel één niet-woonfunctie, bestaande uit één of meerdere bouwlagen, zich op één bouwperceel bevindt.

1.29 hoofdgebouw

een gebouw, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.30 horecabedrijf

het bedrijfsmatig verstrekken van ter plaatse te nuttigen voedsel en dranken, het bedrijfsmatig exploiteren van zaalaccommodatie en/of het bedrijfsmatig verstrekken van nachtverblijf.

1.31 hotel

een horecabedrijf, dat tot hoofddoel heeft het verstrekken van logies (per nacht) met - al dan niet - als nevenactiviteit het verstrekken van maaltijden en dranken voor consumptie ter plaatse.

1.32 kampeermiddelen

niet als een bouwwerk aan te merken vouwwagens, kampeerauto's, caravans of hiermee gelijk te stellen onderkomens, die bestemd zijn voor recreatief verblijf en waarbij de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben.

1.33 kantoor

voorzieningen gericht op het verlenen van diensten op administratief, financieel, architectonisch, juridisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied, waarbij het publiek niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen.

1.34 maatschappelijke voorzieningen

(overheids)voorzieningen inzake welzijn, volksgezondheid, cultuur, religie, sport, onderwijs, openbare orde en veiligheid en daarmee gelijk te stellen sectoren.

1.35 NEN

door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.

1.36 nutsvoorzieningen

voorzieningen (ondergronds tot 4 meter) ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van afvalinzameling, apparatuur voor telecommunicatie en oplaadpunten voor elektrisch vervoer.

1.37 peil
  • a. voor gebouwen die onmiddellijk aan de weg grenzen: de hoogte van die weg;
  • b. in andere gevallen en voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
1.38 perceelsgrens

de grens van een bouwperceel.

1.39 praktijk

het (beroepsmatig) verlenen van diensten op administratief, architectonisch, kunstzinnig, juridisch, medisch, paramedisch, therapeutisch of een daarmee naar aard gelijk te stellen gebied.

1.40 prostitutie

het zich beschikbaar stellen voor seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.41 reclamemast

een bouwwerk, geen gebouwen zijnde, specifiek bedoeld voor de uiting van bedrijfsmatige reclame.

1.42 Staat van Bedrijfsactiviteiten

de Staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaken.

1.43 Staat van Horeca-activiteiten

de Staat van Horeca-activiteiten die van deze regels deel uitmaakt.

1.44 vloeroppervlak

het totale oppervlak van vloeren van alle bouwlagen van een gebouw.

1.45 winkelvloeroppervlak

de voor het publiek toegankelijke in de winkel voorkomende oppervlakte voor uitstalling en verkoop van detailhandelsartikelen, inclusief etalage en zichtbare ruimte achter toonbanken en kassa's.

1.46 woning

(een gedeelte van) een gebouw geschikt en bestemd voor de huisvesting van personen, anders dan voor recreatieve doeleinden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij de toepassing van deze planregels wordt als volgt gemeten:

2.1 de afstand

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.

2.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.3 de breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidsmuren.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 het oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 het vloeroppervlakte

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijven, kantoren, sociale en culturele voorzieningen, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen: alle activiteiten voor zover in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' aangeduid met categorie A;
  • c. detailhandel: voor zover in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' aangeduid met categorie A;
  • d. horecabedrijven: voor zover in de Staat van Horeca-activiteiten aangeduid met ten hoogste categorie 1b;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, verhardingen en parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden; groen- en speelvoorzieningen; waterhuishoudkundige voorzieningen, water en waterlopen, nutsvoorzieningen, alsmede overige bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven.
3.2 Bouwregels

De in lid 3.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving worden bebouwd

  • a. met inachtneming van :
    • 1. de maximum toegestane bouwhoogte van hoofdgebouwen zoals met de aanduiding 'maximum bouwhoogte' op de verbeelding staat aangegeven;
    • 2. de minimum toegestane bouwhoogte van hoofdgebouwen zoals met de aanduiding 'minimum bouwhoogte' op de verbeelding staat aangegeven;
    • 3. de onderstaande tabel :

verschijningsvorm   maximum bebouwings- percentage t.b.v. het hoofdgebouw   maximum bouwhoogte
hoofdgebouw  
maximum bebouwings-
percentage t.b.v. bijbehorend(e) bouwwerk(en)  
maximum bouwhoogte bijbehorend bouwwerk  
grondgebonden gebouw   60% van het totale bouwperceel   13,50 meter   50% van het achtererfgebied   4 meter  
gestapeld gebouw   100% van het totale bouwperceel   20 meter   100% van het achtererfgebied   5 meter  

  • b. geluidsgevoelige gebouwen moeten zijn voorzien van een dove gevel, tenzij:
    • 1. de geluidsbelasting van de gevel de voorkeursgrenswaarde niet te boven gaat, dan wel
    • 2. de geluidsbelasting van de gevel de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarden niet te boven gaat;
  • c. boven de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw zijn toegestaan bergingen, trappenhuizen en technische ruimten en (opwekking)installaties, waarvan de hoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
  • d. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 15.3 van deze regels.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en het uiterlijk van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in

  • a. lid 3.2, onder a. en de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)' van 12 meter tot een minimum toegestane bouwhoogte van 9 meter;
  • b. lid 3.2, onder a van de in de tabel opgenomen maximum bebouwingspercentages tot het maximale percentage van 100%, bij een hoofdgebouw uitsluitend voorzover dit betreft 1 bouwlaag en tot een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • c. van de bevoegdheden onder a. en b. wordt alleen gebruik gemaakt met inachtneming van de volgende aspecten:
    • 1. de parkeernormen;
    • 2. milieu- en veiligheidsnormen;
    • 3. de financiële uitvoerbaarheid;
    • 4. geen beperking ontstaat van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. voor de (combinatie van) functies, genoemd bij 3.1 onder a., b., c. en d.:

functie   maximaal aantal m2 per bouwperceel en per functie   maximaal aantal m2 binnen bestemming Gemengd   bouwlaag  
wonen:
aan-huis-verbonden-beroepen  

< 50%  

per woning  

alle  
bedrijven, kantoren, sociale en culturele doeleinden, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen   200 m2 b.v.o.   5.000 m2 b.v.o.   alle  
detailhandel   150 m2 w.v.o.   600 m2 w.v.o.   uitsluitend begane grond  
horeca   150 m2 b.v.o.   600 m2 b.v.o.   uitsluitend begane grond, m.u.v. hotels  

b.v.o. = bedrijfsvloeroppervlak

w.v.o. = winkelvloeroppervlak

  • b. ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, waaronder mede begrepen het laden of lossen, dient in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk, detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel, en verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in

  • a. lid 3.1, onder b. en onder c. voor het toestaan van bedrijven, kantoren, sociale en culturele voorzieningen, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen en detailhandel, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, indien de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan de in lid 3.1, onder b. en onder c. bedoelde activiteiten;
  • b. lid 3.1, onder b. en onder c. voor het toestaan van bedrijven, kantoren, sociale en culturele voorzieningen, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen en detailhandel uit ten hoogste categorie B zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • c. lid 3.1, onder d. voor
    • 1. het toestaan van horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd indien de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan de lid 3.1, onder d. bedoelde horecabedrijven;
    • 2. de vestiging van horecagelegenheden uit de categorie 1c. of 2 van de Staat van Horeca-activiteiten indien de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan de lid 3.1, onder d. bedoelde horecabedrijven
  • d. lid 3.5, onder a. ten behoeve van de overschrijding van het maximaal aantal m2 per bouwperceel tot een maximum van:
    • 1. 500 m2 b.v.o. per bouwperceel per functie voor de functies bedrijven, kantoren, sociale en culturele doeleinden, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen;
    • 2. 250 m2 w.v.o. / b.v.o. per bouwperceel per functie voor de functies detailhandel en horeca;
  • e. lid 3.5, onder a. ten behoeve van het verhogen van het toegestane maximaal aantal m2 van 600 m2 tot een maximum van 1.000 m2 b.v.o. uitsluitend voor zover het betreft de functie hotel;
  • f. lid 3.5, onder b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, waaronder in voorkomend geval laad- of losruimte, wordt voorzien, alsmede indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • g. van de bevoegdheid onder a. tot en met f. wordt alleen gebruik gemaakt met inachtneming van de volgende aspecten:
    • 1. de parkeernormen;
    • 2. milieu- en veiligheidsnormen;
    • 3. de financiële uitvoerbaarheid;
    • 4. geen beperking ontstaat van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid

Ter plaatse van de aanduiding 'Wetgevingszone - wijzigingsgebied' kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening het plan wijzigen ten behoeve van een supermarkt met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het maximale winkelvloeroppervlak bedraagt 1.500 m2;
  • b. met een distributieplanologisch onderzoek (dpo) wordt aangetoond dat de vestiging van een supermarkt niet leidt tot verstorende structuureffecten en vanuit die zin distributief is te verantwoorden;
  • c. wordt voldaan aan de parkeernormen en andere van belang zijnde planologische en milieutechnische (omgevings)aspecten.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. water;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. dagrecreatie en evenementen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bruggen, steigers, waterhuishoudkundige voorzieningen, dammen, oeverbeschoeiingen en duikers, alsmede talud, wegen, voet- en fietspaden, (ondergrondse) parkeervoorzieningen en verhardingen,
4.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend ten behoeve van de bestemming bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 15.3 van deze regels.

Artikel 5 Verkeer - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. (ontsluitings)wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook;
  • b. rotondes, opstelstroken, busstroken en overige (openbaar) vervoervoorzieningen ;
  • c. voet- en fietspaden;
  • d. groen en water;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals geluidswerende voorzieningen, abri's, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bruggen, steigers, waterhuishoudkundige voorzieningen, dammen en duikers, oeverbeschoeiingen, talud en verhardingen.
5.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. met uitzondering van gebouwen ten behoeve van (openbaar) vervoervoorzieningen met een maximale oppervlakte van 25 m2 en een bouwhoogte van 4 meter, mogen op deze gronden uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 15.3 van deze regels.

Artikel 6 Verkeer - 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voor verblijf en verplaatsing;
  • b. verblijfsgebied met een functie voor verblijf, verplaatsing en gebruik ten dienste van de aangrenzende bestemmingen;
  • c. evenementen en ambulante handel;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. groen en water;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals abri's, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen, bruggen, steigers, waterhuishoudkundige voorzieningen, dammen en duikers, oeverbeschoeiingen, talud en verhardingen.
6.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 15.3 van deze regels.

Artikel 7 Water

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterwegen en verkeer te water;
  • b. waterlopen en water ten behoeve van de waterhuishouding;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals bruggen, steigers, waterhuishoudkundige voorzieningen, dammen, oeverbeschoeiingen en duikers, alsmede groen, talud, wegen en verhardingen,
7.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. uitsluitend voor zover het de gronden als bedoeld in lid 7.1.onder b.betreft, mogen steigers worden gebouwd met een maximale breedte van 6 meter en een maximale overkraging van 1 meter uit de waterkant;
  • c. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 15.3 van deze regels.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de in lid 7.2 onder b. vermelde maximale afmetingen van steigers indien deze afmetingen niet meer overeen komen met het gestelde in de Keur van de waterbeheerder.

Artikel 8 Woongebied - 1

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijven, kantoren, sociale en culturele voorzieningen, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen: alle activiteiten voor zover in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' aangeduid met categorie A;
  • c. detailhandel: voor zover in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' aangeduid met categorie A;
  • d. horecabedrijven: voor zover in de Staat van Horeca-activiteiten aangeduid met ten hoogste categorie 1b;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, verhardingen en parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden; groen- en speelvoorzieningen; waterhuishoudkundige voorzieningen, water en waterlopen, nutsvoorzieningen, alsmede overige bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven.
8.2 Bouwregels

De in lid 8.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving worden bebouwd

  • a. met in achtneming van de onderstaande tabel :

verschijningsvorm   maximum bebouwings- percentage t.b.v. het hoofdgebouw   maximum bouwhoogte
hoofdgebouw  
maximum bebouwings-
percentage t.b.v. bijbehorend(e) bouwwerk(en)  
maximum bouwhoogte bijbehorend bouwwerk  
grondgebonden gebouw   60% van het totale bouwperceel   13,50 meter   50% van het achtererfgebied   4 meter  
gestapeld gebouw   100% van het totale bouwperceel   20 meter   100% van het achtererfgebied   5 meter  

  • b. geluidsgevoelige gebouwen moeten zijn voorzien van een dove gevel, tenzij:
    • 1. de geluidsbelasting van de gevel de voorkeursgrenswaarde niet te boven gaat, dan wel
    • 2. de geluidsbelasting van de gevel de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarden niet te boven gaat;
  • c. boven de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw zijn toegestaan bergingen, trappenhuizen en technische ruimten en (opwekking)installaties, waarvan de hoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
  • d. het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 15.3 van deze regels.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en het uiterlijk van de bebouwing.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in

  • a. lid 8.2, onder a. van het in de tabel opgenomen maximum bebouwingspercentages tot het maximale percentage van 100%, bij een hoofdgebouw uitsluitend voorzover dit betreft 1 bouwlaag en tot een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • b. van de bevoegdheid onder a. wordt alleen gebruik gemaakt met inachtneming van de volgende aspecten:
    • 1. de parkeernormen;
    • 2. milieu- en veiligheidsnormen;
    • 3. de financiële uitvoerbaarheid;
    • 4. geen beperking ontstaat van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. voor de (combinatie van) functies, genoemd bij 8.1 onder a., b., c. en d.:

functie   maximaal aantal m2 per bouwperceel en per functie   maximaal aantal m2 binnen bestemming Woongebied - 1   bouwlaag  
wonen:
aan-huis-verbonden-beroepen  

< 50%  

per woning  

alle  
bedrijven, kantoren, sociale en culturele doeleinden, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen   200 m2 b.v.o.   2.000 m2 b.v.o.   alle  
detailhandel   150 m2 w.v.o.   600 m2 w.v.o.   uitsluitend begane grond  
horeca   150 m2 b.v.o.   600 m2 b.v.o.   uitsluitend begane grond, m.u.v. hotels  

b.v.o. = bedrijfsvloeroppervlak

w.v.o. = winkelvloeroppervlak

  • b. ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, waaronder mede begrepen het laden of lossen, dient in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • c. ter plaatse van de op de verbeelding aangegeven functieaanduiding 'verkeer (v)' zijn uitsluitend toegestaan de functies in lid 8.1, onder e.;
  • d. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk, detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel, en verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in

  • a. lid 8.1, onder b. en onder c. voor het toestaan van bedrijven, kantoren, sociale en culturele voorzieningen, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen en detailhandel, die niet in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' zijn genoemd, indien de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan de lid 8.1, onder b. en onder c. bedoelde activiteiten;
  • b. lid 8.1, onder b. en onder c. voor het toestaan van bedrijven, kantoren, sociale en culturele voorzieningen, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen en detailhandel uit ten hoogste categorie B zoals genoemd in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging';
  • c. llid 8.1, onder d. voor
    • 1. het toestaan van horecabedrijven die niet in de Staat van Horeca-activiteiten zijn genoemd indien de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan de lid 8.1, onder d. bedoelde horecabedrijven;
    • 2. de vestiging van horecagelegenheden uit de categorie 1c of 2 van de Staat van Horeca-activiteiten indien de betrokken activiteiten naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn aan de lid 8.1, onder d. bedoelde horecabedrijven ;
  • d. lid 8.5, onder a. ten behoeve van de overschrijding van het maximaal aantal m2 per bouwperceel tot een maximum van:
    • 1. lid 8.5, onder a. ten behoeve van het verhogen van het toegestane maximaal aantal m2 van 600 m2 tot een maximum van 1.000 m2 b.v.o. uitsluitend voor zover het betreft de functie hotel;
    • 2. 250 m2 w.v.o./b.v.o. per bouwperceel per functie voor de functies detailhandel en horeca;
  • e. lid 8.5, onder a. ten behoeve van het verhogen van het toegestane maximaal aantal m2 van 600 m2 b.v.o. tot een maximum van 1.000 m2 b.v.o. uitsluitend voor zover het betreft de functie hotel;
  • f. lid 8.5, onder b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, waaronder in voorkomend geval laad- of losruimte, wordt voorzien, alsmede indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • g. lid 8.5, onder c. voor zover van belang is voor een technisch betere realisering dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
  • h. van de bevoegdheid onder a. tot en met g. wordt alleen gebruik gemaakt met inachtneming van de volgende aspecten:
    • 1. de parkeernormen;
    • 2. milieu- en veiligheidsnormen;
    • 3. de financiële uitvoerbaarheid;
    • 4. geen beperking ontstaat van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Woongebied - 2

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. kantoren, sociale en culturele voorzieningen, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen: alle activiteiten voor zover in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' aangeduid met categorie A;
  • c. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals wegen, verhardingen en parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden; groen- en speelvoorzieningen; waterhuishoudkundige voorzieningen, water en waterlopen, nutsvoorzieningen, alsmede overige bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven.
9.2 Bouwregels

De in lid 9.1 bedoelde gronden mogen ten behoeve van de bestemmingsomschrijving worden bebouwd

  • a. met inachtneming van :
    • 1. de minimum en maximum toegestane bouwhoogte van hoofdgebouwen zoals met de aanduiding 'minimum bouwhoogte, maximum bouwhoogte' op de verbeelding staat aangegeven;
    • 2. de onderstaande tabel :

verschijningsvorm   maximum bebouwings- percentage t.b.v. het hoofdgebouw   maximum bouwhoogte
hoofdgebouw  
maximum bebouwings-
percentage t.b.v. bijbehorend(e) bouwwerk(en)  
maximum bouwhoogte bijbehorend bouwwerk  
grondgebonden gebouw   60% van het totale bouwperceel   13,50 meter   50% van het achtererfgebied   4 meter  
gestapeld gebouw   100% van het totale bouwperceel   25 meter   100% van het achtererfgebied   5 meter  

  • b. geluidsgevoelige gebouwen moeten zijn voorzien van een dove gevel, tenzij:
    • 1. de geluidsbelasting van de gevel de voorkeursgrenswaarde niet te boven gaat, dan wel
    • 2. de geluidsbelasting van de gevel de door het bevoegd gezag vastgestelde hogere grenswaarden niet te boven gaat;
  • c. boven de maximale bouwhoogte van het hoofdgebouw zijn toegestaan bergingen, trappenhuizen en technische ruimten en (opwekking)installaties, waarvan de hoogte niet meer dan 3,5 meter mag bedragen;
  • d. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de maximale bouwhoogten zoals aangegeven in artikel 15.3 van deze regels.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats, de afmeting en het uiterlijk van de bebouwing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in

  • a. lid 9.2, onder a. en de op de verbeelding aangegeven aanduiding 'minimum bouwhoogte (m)' van 9 meter tot een minimum toegestane bouwhoogte van 8 meter;
  • b. lid 9.2, onder a. van het in de tabel opgenomen maximum bebouwingspercentages tot het maximale percentage van 100%, bij een hoofdgebouw uitsluitend voorzover dit betreft 1 bouwlaag en tot een maximale bouwhoogte van 5 meter;
  • c. van de bevoegdheid onder a. en b. wordt alleen gebruik gemaakt met inachtneming van de volgende aspecten:
    • 1. de parkeernormen;
    • 2. milieu- en veiligheidsnormen;
    • 3. de financiële uitvoerbaarheid;
    • 4. geen beperking ontstaat van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:

  • a. voor de (combinatie van) functies, genoemd bij 9.1 onder a. en b. .:

functie   maximaal aantal m2 per bouwperceel en per functie   maximaal aantal m2 binnen bestemming Woongebied - 2   bouwlaag  
wonen:
aan-huis-verbonden-beroepen  

< 50%  

per woning  

alle  
kantoren, sociale en culturele doeleinden, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen   50% met een maximum van 200 m2 b.v.o. per functie   2.000 m2 b.v.o.   uitsluitend begane grond  

b.v.o. = bedrijfsvloeroppervlak

  • b. ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's, waaronder mede begrepen het laden of lossen, dient in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort;
  • c. opslag van meer dan 10.000 kg consumentenvuurwerk, detailhandel in volumineuze goederen en grootschalige detailhandel, en verkooppunten voor motorbrandstoffen zijn niet toegestaan.
9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in

  • a. lid 9.5, onder a. ten behoeve van de overschrijding van het maximaal aantal m2 per bouwperceel en per functie tot een maximum van 1.000 m2 b.v.o.;
  • b. lid 9.5, onder a. ten behoeve van de functievestiging op bouwlagen, anders dan op de begane grond;
  • c. lid 9.5, onder b. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, waaronder in voorkomend geval laad- of losruimte, wordt voorzien, alsmede indien het voldoen aan die bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  • d. van de bevoegdheid onder a. en c. wordt alleen gebruik gemaakt met inachtneming van de volgende aspecten:
    • 1. de parkeernormen;
    • 2. milieu- en veiligheidsnormen;
    • 3. de financiële uitvoerbaarheid;
    • 4. geen beperking ontstaat van de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 10 Woongebied - uit te werken

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. bedrijven, kantoren, sociale en culturele voorzieningen, (para)medische voorzieningen, maatschappelijke voorzieningen, sport en recreatieve voorzieningen: alle activiteiten voor zover in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' aangeduid met categorie A;
  • c. detailhandel: voor zover in de Staat van bedrijfsactiviteiten 'functiemenging' aangeduid met categorie A;
  • d. horecabedrijven: voor zover in de Staat van Horeca-activiteiten aangeduid met ten hoogste categorie 1b;
  • e. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals (ontsluitings)wegen, verhardingen en parkeervoorzieningen, fiets- en voetpaden; groen- en speelvoorzieningen; waterhuishoudkundige voorzieningen, water en waterlopen, nutsvoorzieningen, alsmede overige bij deze bestemming behorende voorzieningen zoals tuinen en erven.
10.2 Uitwerkingsregels

Met toepassing van het in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening bepaalde werken burgemeester en

wethouders de in artikel 10.1 omschreven bestemming uit, met inachtneming van de regels zoals beschreven in de leden 8.2, 8.3, 8.4, 8.5 en 8.6.

10.3 Bouwregels

Bouwen is slechts toegestaan overeenkomstig een door burgemeester en wethouders op grond van

artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening voor dit gebied uitgewerkt plan dat in werking is getreden.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.3 voor het bouwen van bouwwerken vóór het tijdstip van inwerkingtreding van het uitwerkingsplan, indien het bouwplan in overeenstemming is met een ontwerp-uitwerkingsplan.

Artikel 11 Waarde - Archeologie - 1

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 1' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor de bescherming van archeologische waarden.

11.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in 11.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
11.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn.
  • b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden.
11.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in 11.2 onder c gestelde. Afwijken geschiedt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. Het in sub a bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een oppervlakte van meer dan 500 m2 beslaat;
  • c. Aan deze afwijking kunnen voorschriften worden verbonden tot:
    • 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. Het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
    • 3. Het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
  • d. De afwijking wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
11.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden op de in 11.1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    • 2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 3. het verlagen van het waterpeil;
    • 4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
    • 5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Geen aanlegvergunning is vereist:
    • 1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld;
    • 2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 500 m2;
    • 3. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 4. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd;
    • 5. indien de werken en /of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
  • c. Een aanlegvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.
  • d. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om een aanlegvergunning dient op basis van archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld.
11.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. op de plankaart de bestemming Waarde - Archeologie - 1 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. op gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 1 te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 12 Waarde - Archeologie - 2

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 2' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor het behoud en de bescherming van archeologische waarden op terreinen van de Archeologische Monumenten Kaart die aangewezen zijn als terrein van hoge tot zeer hoge archeologische waarde (AMK-terrein).

12.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 meter;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
12.3 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering van bouwwerken, de inrichting en het gebruik van gronden, indien uit onderzoek is gebleken dat ter plaatse behoudens- en beschermingswaardige archeologisch monumenten of resten aanwezig zijn;
  • b. De nadere eisen zijn erop gericht dat de archeologische waarden zoveel mogelijk in de grond kunnen worden behouden.
12.4 Afwijken van de bouwregels
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 2 onder c gestelde. Afwijken geschiedt, indien de bij de betrokken bestemming behorende bouwregels in acht worden genomen en indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
  • b. Het in 12.4 sub a bedoelde onderzoek dient alleen gedaan te worden indien de bodemverstoring een oppervlakte van meer dan 100 m2 beslaat;
  • c. Aan deze afwijking kunnen voorschriften worden verbonden tot:
    • 1. het treffen van technische maatregelen waardoor (ondanks de uitvoering van een bouw- of aanlegplan) monumenten in de bodem worden behouden zoals alternatieven voor heiwerk, het niet bouwen van kelders, het aanbrengen van een beschermende bodemlaag of andere voorzieningen die op dit doel zijn gericht;
    • 2. Het doen van opgravingen door een dienst, bedrijf of instelling erkend door het College voor de Archeologische Kwaliteit (CvAK/SIKB) en werkend volgens de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie;
    • 3. Het begeleiden van de activiteiten waarvoor ontheffing is verleend door een daarvoor aangewezen archeologisch deskundige;
  • d. De afwijking wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
12.5 Specifieke gebruiksregels
  • a. Het is verboden op de in lid 1 bedoelde gronden zonder of in afwijking van een schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders (aanlegvergunning) de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het ophogen van de bodem met meer dan 50 cm;
    • 2. grondwerkzaamheden, waartoe worden gerekend het afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren en ontginnen van gronden, alsmede het graven of vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren en het aanleggen van drainage;
    • 3. het verlagen van het waterpeil;
    • 4. het tot stand brengen en/of in exploitatie brengen van boor- en pompputten;
    • 5. het aanleggen van bos of boomgaard, of het rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
    • 6. het aanleggen, verbreden of verharden van wegen, voet-, ruiter- of rijwielpaden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 7. het aanleggen van nieuwe ondergrondse transport, energie of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
  • b. Geen aanlegvergunning is vereist:
    • 1. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft tot een diepte van 50 cm onder het bestaande maaiveld;
    • 2. voor zover het werkzaamheden in de bodem betreft over een oppervlakte tot ten hoogste 100 m2;
    • 3. indien op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond, dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
    • 4. indien het archeologisch erfgoed zodanig zal worden behandeld dat conservering in de bodem is gewaarborgd;
    • 5. indien de werken en /of werkzaamheden het gewone onderhoud betreffen, met inbegrip van onderhouds- en vervangingswerkzaamheden van bestaande bestratingen en beplantingen binnen bestaande tracés van kabels en leidingen.
  • c. Een aanlegvergunning mag alleen worden verleend indien door de uitvoering van werkzaamheden de aanwezige archeologische waarden niet onevenredig (kunnen) worden aangetast.
  • d. Alvorens te beslissen omtrent de aanvraag om een aanlegvergunning dient op basis van archeologisch onderzoek te zijn aangetoond dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de archeologische waarden en welke voorwaarden hiervoor dienen te worden gesteld.
12.6 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om met toepassing van artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening het bestemmingsplan te wijzigen door:

  • a. op de plankaart de bestemming Waarde - Archeologie - 2 geheel of gedeeltelijk te doen vervallen, indien op basis van aanvullend en/of definitief onderzoek is aangetoond, dat er op de betrokken locatie geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn, dan wel er niet langer archeologische begeleiding of zorg nodig is;
  • b. op gronden alsnog de dubbelbestemming Waarde - Archeologie - 2 te leggen, indien uit nader archeologisch onderzoek blijkt dat de begrenzing van de gronden met deze medebestemming, gelet op de ter plaatse aanwezige archeologische waarden, aanpassing behoeft.

Artikel 13 Waterstaat - Waterkering

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar geldende bestemming(en) - tevens bestemd voor waterstaatkundige voorzieningen.

13.2 Bouwregels

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 13.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  • c. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
13.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het in lid 13.2 gestelde. Afwijken geschiedt alleen indien:

1. de bij de betrokken bestemming(en) behorende bouwregels in acht worden genomen;

2. het waterkeringbelang door de bouwactiviteiten niet onevenredig wordt geschaad, met dien

verstande dat een afstand van tenminste 12 m. uit de waterlijn in acht wordt genomen.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 14 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 15 Algemene bouwregels

15.1 Bestaande maten

Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:

  • a. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  • b. de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  • c. ingeval van herbouw is dit lid onder a en b uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
15.2 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), liften, galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 2,5 m bedraagt;
  • b. tot gebouwen behorende erkers en serres, mits de overschrijding ten hoogste 2 m bedraagt;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.
15.3 Hoogtematen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste:

- erfafscheidingen 2 m

- erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel 1 m

- reclame-en lichtmasten 9 m

- vlaggenmasten 9 m

- objecten van beeldende kunst 6 m

- speeltoestellen 4 m

- bruggen 12 m

- overig straatmeubilair 6 m - overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in dit lid ten behoeve van het bouwen van objecten van beeldende kunst met een bouwhoogte van 15 meter.

15.4 Antenne-installaties

Met betrekkking tot antenne-installaties gelden de volgende regels:

  • a. antennes-installaties als bedoeld in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht, niet zijnde bouwvergunningvrije installaties, zijn niet toegestaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het onder a. genoemde verbod ten behoeve van de bouw van een antenne-installatie tot een bouwhoogte van ten hoogste 40 m.
15.5 Ondergronds bouwen

De in dit plan vervatte regels voor bebouwing zijn van overeenkomstige toepassing op bouwen beneden het peil, met dien verstande dat tot ten hoogste één bouwlaag diepte mag worden gebouwd.

Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van het bepaalde in dit lid ten behoeve van het bouwen van ondergrondse parkeervoorzieningen tot ten hoogste twee bouwlagen diepte, onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet wordt verstoord en het waterkeringbelang niet onevenredig wordt geschaad.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Verboden gebruik
  • 1. Onder verboden gebruik als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in ieder geval verstaan:
  • a. gebruik ten dienste van inrichtingen en bedrijven die worden begrepen in artikel 2.4 van het Inrichtingen en vergunningenbesluit (Stb. 1993, 50);
  • b. gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
  • c. gebruik van gronden als stalling- en/of opslagplaats van aan het gebruik onttrokken machines, voer- vaar- en vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gericht gebruik en onderhoud;
  • d. gebruik van gronden ten behoeve van woonwagens en woonwagenstandplaatsen;
  • e. gebruik van gronden als uitstallings-, opslag-, stand- of ligplaats voor kampeer- en verblijfmiddelen en voor woonboten en -schepen;
  • f. gebruik van grond voor prostitutie.
  • 2. Onder verboden gebruik wordt niet verstaan het (tijdelijke) gebruik ten behoeve van de realisering en/of handhaving van de bestemmingen of het normale onderhoud van de gronden.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen - tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afgeweken kan worden verleend - bij een omgevingsvergunning afwijken van de planregels voor:

  • a. afwijkingen van maten (waaronder percentages) met ten hoogste 10%;
  • b. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein; de overschrijdingen mogen ten hoogste 3 m bedragen en het bouwvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Er wordt niet afgeweken, indien daardoor onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de ingevolge de bestemming gegeven gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 18 Overgangsrecht

18.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • 1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan.
  • 2. Het bevoegde gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • 3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
18.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • 1. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • 2. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • 3. indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • 4. het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 19 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als Regels van het bestemmingsplan Kop van West 2014.