direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Klein Where 2016
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

1.1.1 Wat is een bestemmingsplan?

Een bestemmingsplan is een juridisch plan dat het gebruik van gronden regelt en de wijze van bouwen op die gronden. Zo wordt in een bestemmingsplan bijvoorbeeld aangegeven of er op gronden mag worden gewoond, gewerkt, gerecreëerd of dat ze juist zijn bestemd voor agrarische doeleinden. Daarnaast kan worden aangegeven aan welke afmetingen de bouwwerken moeten voldoen. Een bestemmingsplan wordt vastgesteld door de gemeenteraad en geldt in principe voor 10 jaar. Tussentijds kan een bestemmingsplan worden aangepast, indien de situatie daarom vraagt. De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten om voor het gehele gemeentelijke grondgebied actuele bestemmingsplannen te hebben.


Een bestemmingsplan bestaat uit 3 onderdelen:

  • 1. Verbeelding

Een verbeelding is een kaart van het gebied waarop de bestemmingen zijn aangegeven. De verbeelding dient te worden gelezen in samenhang met de regels.

  • 2. Regels

In de regels staan de bepalingen voor elke bestemming die op de verbeelding staat weergegeven. In de regels wordt hetgeen op de verbeelding is opgenomen nader geconcretiseerd.

  • 3. Toelichting

In de toelichting wordt verantwoord waarom de verschillende bestemmingen in het bestemmingsplan zijn gekozen. Daarnaast wordt in de toelichting het plangebied beschreven, het ruimtelijke beleid dat geldt, welke nieuwe ontwikkelingen mogelijk worden gemaakt en wordt gekeken naar de planologische en milieutechnische regelgeving waaraan het bestemmingsplan moet voldoen.


De verbeelding en de regels zijn juridisch bindend voor een ieder in Nederland.

1.1.2 Bestuurlijke besluitvorming

Aan de bestemmingsplanprocedure is een heel traject van bestuurlijke besluitvorming vooraf gegaan.

In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 wordt voorgesteld om het huidige verouderde bedrijventerrein De Where te transformeren naar wonen. Deze locatie is bij uitstek geschikt voor een bijzonder woonmilieu aan het water.

In het bestemmingsplan 'De Gors e.o. 2010', vastgesteld door de raad op 21 oktober 2010, is in de toelichting verwoord dat voor het bedrijventerrein De Where in de nabije toekomst woonontwikkelingen voorzien zijn, die te zijner tijd door middel van een partiële bestemmingsplanherziening mogelijk gemaakt kunnen worden.

Op 6 juni 2013 hebben de gemeente, AM Wonen en de Lindengroep een intentieovereenkomst gesloten, waarin is afgesproken dat zij voor gezamenlijke rekening en risico onderzoeken of de transformatie van bedrijventerrein naar woonbuurt haalbaar zou zijn.

In 2013 is de strategische plankaart, behorende bij de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, als eerste stap in het proces om te komen tot en vooruitlopend op een integrale herziening, aangepast aan de actuele stand van zaken. Het betreft een beleidsneutrale actualisering, waarbij op de plankaart de wijzigingen zijn verwerkt, die in de achterliggende periode (sinds 2006) doorgevoerd zijn in of op grond van het gemeentelijk beleid. Deze kaart gaat vergezeld van een toelichting daarop. De visie op het onderhavige gebied is ongewijzigd gebleven.

Op 25 september 2014 is de gemeenteraad akkoord gegaan met een gefaseerde aanpak van het gebied met nader uit te werken planvorming en samenwerking tussen partijen.

Op 18 december 2014 heeft het college op de gronden van Purmerweg 39(A) en Purmerweg 37 by een voorlopig voorkeursrecht gevestigd, wat op 29 januari 2015 door de raad is verlengd en uiteindelijk heeft geleid tot een overeenkomst tot koop van deze percelen.

Op 19 februari 2015 heeft de raad een voorbereidingsbesluit vastgesteld voor het gebied Klein Where en voor twee aangrenzende percelen (Purmerweg 19 en 21). Het voorbereidingsbesluit is op zaterdag 28 februari 2015 in werking getreden. Hiermee kunnen ongewenste ontwikkelingen worden tegengehouden die wel in het vigerend bestemmingsplan 'De Gors e.o. 2010' passen, maar niet in het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan voor Klein Where.

Op 22 september 2015 heeft het college op de gronden van Purmerweg 35 en Purmerweg 43 een voorlopig voorkeursrecht gevestigd, wat op 26 november 2015 door de raad is verlengd.

Op 26 november 2015 heeft de gemeenteraad de integrale planontwikkeling met het verkavelingsplan als leidraad voor uitwerking vastgesteld, evenals de integrale grondexploitatie voor Klein Where.

1.2 Ligging gebied

Klein Where is centraal in Purmerend gesitueerd. Het wordt omsloten door boezemwater de Where aan de noordzijde, de Purmerringvaart aan de oostzijde, de Purmerweg aan de zuidzijde en een sloot aan de westzijde.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02_0001.png"

Afbeelding 1: Ligging plangebied Klein Where (in rood weergegeven)

1.3 Geldende plannen

Voor het plangebied is het bestemmingsplan 'De Gors e.o. 2010' van kracht (vastgesteld door de gemeenteraad op 21 oktober 2010) en de beheersverordening 'Purmerweg 35/35a - 2013' (vastgesteld door de gemeenteraad op 19 december 2013).

1.4 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat een beschrijving op hoofdlijnen. Hoofdstuk 3 geeft een samenvatting van het actuele beleidskader dat relevant is voor het plangebied. Hierbij wordt ingegaan op het beleid van het Rijk, provincie, regio en gemeente. In hoofdstuk 4 worden de relevante randvoorwaarden en omgevingsaspecten behandeld. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de privaatrechtelijke, economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid. Ten slotte wordt in hoofdstuk 6 een toelichting gegeven op de gekozen planvorm en de gedachten die ten grondslag liggen aan de juridische regeling zoals deze op de verbeelding en in de regels is opgenomen.

Hoofdstuk 2 Beschrijving op hoofdlijnen

2.1 Huidige situatie

De wijk De Gors is gebouwd in de jaren zeventig en tachtig in bebouwingstypologieën van zeer uiteenlopende aard. Doorgaans gaat het om eengezinswoningen van twee lagen en een kap. Het gebied tussen de Where en de Purmerenderweg die vanouds de uitvalsweg vanuit de stad naar het oosten vormde, werd al vroeg benut als locatie waarop bedrijven zich vestigden. Tussen 1960 en 1970 werd het plangebied aangelegd als bedrijventerrein. De begraafplaats ten zuiden van het plangebied is al in de eerste helft van de twintigste eeuw ontstaan.

Het bedrijventerrein wordt aan de zuidkant begrensd door de Purmerweg; de voormalige historische Purmerenderweg. Daar waar het terrein aan de Where grenst wordt het gebied omzoomd door een dijk en een dijksloot. De dijk omvat het terrein in een ruime boog. Aan de oostkant sluit zij aan op de Purmerweg en functioneert zij als waterkering. Aan de westkant loopt de waterkering langs de Where, naar de Churchilllaan. De bebouwingsstructuur kan worden beschreven als een verzameling van eenvoudige bedrijfshallen gericht op een parallel aan de Purmerweg lopende centrale ontsluiting. In de zuidwesthoek van het plangebied is een deel bestemd voor maatschappelijke doeleinden. Het gebied ligt voor een deel braak. Diverse panden staan leeg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02_0002.png"

Afbeelding 2: Luchtfoto bedrijventerrein De Where, d.d. 22 februari 2015

2.2 Nieuwe situatie

2.2.1 Stedenbouwkundige opzet

Klein Where baseert zich op de ligging nabij de binnenstad, het Leeghwaterpark en vooral de bijzondere ligging aan de Purmerringvaart en de Where. Klein Where vormt een eigen eenheid, zowel door de ligging ten opzichte van de buurten en wijken van Purmerend, als door het feit dat het terrein daadwerkelijk een eiland is, aan meerdere zijden begrensd door water. Die eigenheid is vertaald in de stedenbouwkundige opzet en de beeldkwaliteit van de woonbuurt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02_0003.png"

Afbeelding 3: Vogelvlucht uit beeldkwaliteitsplan 1

De stedenbouwkundige opzet is geënt op een eenvoudig raamwerk van straten en bouwvelden. Het raamwerk is deels een afgeleide van het oude stratenpatroon en biedt de mogelijkheid voor een gefaseerde uitvoering. Het gebied krijgt de uitstraling van een tuindorp, waarbij de woningen en het groen nauw in elkaar worden verweven. Karakteristieken die horen bij een tuindorp worden opgenomen in de verdere uitwerking van het plan door middel van een beeldkwaliteitsplan.

Klein Where is bereikbaar vanaf de Purmerweg. Parallel aan de Purmerweg wordt een ventweg geïntroduceerd. Vanaf deze weg en haaks hierop worden vier woonstraten geprojecteerd die een vijftal bouwvelden definiëren. De vijf bouwvelden krijgen een gemêleerd programma, bestaande o.a. uit twee-onder-één-kapwoningen, starterswoningen, rijwoningen en dijkwoningen. Totaal komen er ongeveer 130 woningen. De starterswoningen bevinden zich aan de westzijde van Klein Where, de duurdere woningen meer aan de oostzijde.

Alle woningen zijn met de voorgevel naar de straten georiënteerd en de bebouwing is grotendeels naar binnen gekeerd. Langs de dijk kan de bebouwing weer expressiever zijn met een duidelijk gezicht naar het water toe. De straten zijn gericht op de dijk en het water.

In de meeste straten wordt ruimte gemaakt voor een groene loper met bomen, zodatde ruimte van de Where in de straten getrokken worden. Het gebied wordt omzoomd door een brede groene krans met een dijk en een wadi. De groene krans versterkt het gebied als een eiland als geheel en geeft het daarmee een groene en waterrijke uitstraling.

Het parkeren wordt langs de woonstraten opgelost. In een tweetal bouwvelden wordt een parkeerterrein binnen het blok aangelegd, dat bedoeld is voor bewoners en/of bezoekers.

Op een centrale plek langs de dijk wordt het gevestigde bedrijf incl. bedrijfswoning ingepast in de woonbuurt. Deze bedrijfspercelen kunnen na bedrijfsbeëindiging op een later moment alsnog ontwikkeld worden als woningbouwlocatie.

2.2.2 Verkeer en parkeren

Het plangebied Klein Where is gelegen in het topografisch centrum van Purmerend, gelegen tussen de gebiedsontsluitingwegen Gorslaan/Churchillaan aan de westzijde, de Purmerweg (erftoegangsweg) aan de zuidzijde en de Purmerringvaart/Purmerdijk aan de oostzijde van het plangebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02_0004.png"

Afbeelding 4: Verkeerskundige ontsluiting Klein Where

Gemotoriseerd verkeer

Voor gemotoriseerd verkeer is het plangebied via de Purmerweg ontsloten op het hoofdwegennet van de gemeente Purmerend. Deze hoofdwegen, bestaande uit de Gorslaan/Churchillaan, zijn door middel van een rotonde aangesloten op de Purmerweg. De inrichting van deze wegen is conform de richtlijnen van duurzaam veilig (CROW), waarbij gemotoriseerd verkeer en langzaam verkeer (fietser en voetganger) gescheiden van elkaar worden afgewikkeld.

Openbaar vervoer

Binnen de gemeente Purmerend wordt het openbaar vervoer gefaciliteerd door een uitgebreid busnetwerk en de aanwezigheid van een drietal NS-stations. Het plangebied ligt binnen een loopafstand (300 meter) van de bushaltevoorzieningen aan de Churchilllaan. Deze bushaltes (met hoge frequentie busdienst) zijn uitgevoerd volgens de laatste normen van toegankelijkheid en kwaliteit, waaronder reizigersinformatiepanelen, abri- en fietstallingsvoorzieningen. De NS-stations Centrum en station Overwhere zijn binnen een fiets- of loopafstand van minder dan 1 km aanwezig. Op deze stations zijn uitgebreide voorzieningen aanwezig om (brom)fietsen te stallen.

Langzaam verkeer

Het gebied is voor langzaam verkeer (fietser en voetganger) ontsloten via de Purmerweg. De Purmerweg wordt in oktober 2015 ingericht als een erftoegangsweg (30 km/uur) in de vorm van een fietsstraat (conform de uitwerking van het beleidsplan Fiets 2010-2015). Een voetgangersverbinding is naast deze weg gelegen. Deze verbinding sluit aan op de voetgangersverbinding van het hoofdwegennet.

Toekomstige verkeersgeneratie

Door Buro DB is verkeersonderzoek2 verricht. Daaruit blijkt dat door de ontwikkeling van het plangebied Klein Where het aantal motorvoertuigen op het omliggende wegennet in geringe mate zal toenemen (ca. 3%). De totale te verwachten verkeersbelasting blijft hiermee ruim beneden de capaciteit van de wegvakken waarover het verkeer wordt afgewikkeld en beneden de verkeerscapaciteit van de rotonde Gorslaan-Purmerweg.

Op de Purmerweg zal de toename van motorvoertuigen ca. 50% bedragen en uitkomen op ca. 1900 motorvoertuigen. De toename is geen belemmering voor een verkeersveilige en goede verkeersafwikkeling (Bron: CROW: Fietsstraten in hoofdfietsroutes). De Purmerweg is verkeerskundig geschikt om de aantallen motorvoertuigen te verwerken. Daarnaast betreft het een zeer geringe lengte van ca. 150 meter dat fietsers en motorvoertuigen gemengd worden op de rijbaan, waarna deze weer overgaat naar vrijliggende fietspaden.

De beoogde ontwikkeling vormt geen belemmering voor de verkeersafwikkeling op de omliggende infrastructuur.

Verkeersaansluiting op Purmerweg en inrichting plangebied

Het plangebied wordt met twee nieuwe verkeersaansluitingen aangesloten op de Purmerweg (zie zwarte dubbele pijlen in afbeelding 4). Deze aansluitingen zijn zoveel mogelijk naar het westen gesitueerd om enerzijds de afstand tot de ontsluitende wegenstructuur (Gorslaan) zo gering mogelijk te maken en anderzijds de Purmerweg zo aantrekkelijk mogelijk te maken voor het fietsverkeer. De meest oostelijk gelegen verkeersaansluiting zorgt tevens voor een verkeersveilige bereikbaarheid van het bedrijf aan de Purmerweg 35B. De bestaande aansluiting op de Purmerweg in het midden van het plangebied (zie roze pijl in afbeelding 5) zal worden verwijderd.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02_0005.png"

Afbeelding 5 Verkeersaansluiting op Purmerweg

Het woongebied van Klein Where wordt ingericht als 30 kmzone conform de eisen van duurzaam veilig om een zo veilig en toegankelijk mogelijke openbare ruimte te creëren. Voetpaden (trottoirs) worden verhoogd uitgevoerd om de voetganger een veilige plaats te geven in de openbare ruimte.

Parkeren

In het plangebied zullen voldoende parkeerplaatsen worden gefaciliteerd, uitgaande van de CROW-publicatie 317: 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', gemiddelde parkeernormering, categorie sterk stedelijk, 'rest bebouwde kom' of na vaststelling van de Nota Parkeernormen Purmerend 2016 door de raad: de parkeernormen genoemd in die nota.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

De beleidscontext voor dit plan wordt gevormd door diverse landelijke, provinciale, regionale en gemeentelijke beleidsrapportages. In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal en regionaal beleid beknopt samengevat. Voor het gemeentelijk beleid is de algemene beleidslijn aangegeven.

3.1 Rijksbeleid

3.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (2012)

Het rijksbeleid inzake de ruimtelijke inrichting en het mobiliteitsbeleid is vastgelegd in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR). Op 13 maart 2012 is deze vastgesteld. Hierin presenteert het kabinet zijn visie op de ruimtelijke inrichting en mobiliteit van Nederland tot 2040.

De regering maakt ruimte voor groei en beweging en laat de invulling van het ruimtelijk beleid voor een belangrijk deel over aan provincies en gemeenten. Daardoor kan het Rijk zich richten op het behartigen van belangen die van nationale en internationale betekenis zijn ('decentraal, tenzij…'). Ingezet is op vermindering van het aantal procedures en op eenheid in het stelsel van regels voor infrastructuur, water, wonen, milieu, natuur en monumenten. Dit betekent minder nationale belangen en eenvoudigere regelgeving. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. De gemeente is de overheid die het dichtst bij de burger staat en zorg draagt voor een veilige en leefbare woon- en werkomgeving. In het ruimtelijk domein gaat het om de ruimtelijke ontwikkeling van stad en platteland in brede zin, waarbij onder meer belangen ten aanzien van mobiliteit, milieu, natuur, water, economie en wonen worden afgewogen. Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028) en verbindt hier dertien nationale belangen aan.

Purmerend maakt onderdeel uit van de 'Metropoolregio Amsterdam' (MRA). Dit is een informeel samenwerkingsverband van lokale en provinciale overheden in het noordelijk deel van de Randstad. De MRA behoort tot de Europese top vijf van economisch sterke regio’s. Rode draad van de samenwerking is het behouden en versterken van die internationale concurrentiepositie. De door de partners geformuleerde hoofdopgaven zijn (thematisch) neergelegd in de 'Gebiedsagenda 2013' en richten zich m.n. op het optimaliseren van het fysieke vestigingsklimaat (economie), het - via verstedelijkingsafspraken - tijdig voorzien in kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwbehoefte in 2040 (verstedelijking) en het op orde brengen en houden van een goed functionerend mobiliteitsnetwerk (bereikbaarheid). De agenda levert een ‘voorraadkamer’ op voor de besluitvorming over programma’s en projecten in het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (BO-MIRT).

Het bepaalde in dit bestemmingsplan is in lijn met het gestelde in de SVIR en de Gebiedsagenda.

3.1.2 AmvB Ruimte (Barro)

De SVIR bundelt het nationale ruimtelijke en infrastructuurbeleid in dertien nationale belangen. Vanaf eind 2011 zijn in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) voor deze onderwerpen rijksregels vastgelegd ten aanzien van de ruimtelijke inrichting van Nederland op het gebied van mainportontwikkeling van Rotterdam, bescherming van de waterveiligheid in het kustfundament en in en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen (zoals de Beemster, de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de Stelling van Amsterdam) en de uitoefening van defensietaken. Met ingang van 1 oktober 2012 is aan het Barro een aantal onderwerpen toegevoegd. Het betreft de onderwerpen Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet, veiligheid rond rijksvaarwegen, verstedelijking in het IJsselmeer, bescherming van primaire waterkeringen buiten het kustfundament en toekomstige rivierverruiming van de Maastakken. Met de vaststelling (van de uitbreiding) van het Barro, de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de juridische verankering van de SVIR nagenoeg compleet.

Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met deze algemene regelingen.

3.1.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

In de SVIR is de 'ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. De ladder is een instrument waarmee vraag en aanbod van stedelijke functies goed op elkaar afgestemd worden. Per 1 oktober 2012 is deze ladder als motiveringseis in artikel 3.1.6, tweede en derde lid van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) opgenomen. Een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, gaat vergezeld van een toelichting waarin de toets aan (de treden van) de ladder wordt beschreven.

De ladder voor duurzame verstedelijking gaat uit van drie treden:

1. bepalen regionale vraag naar ruimte;

2. bouwen binnen bestaand stedelijk gebied;

3. goede (multi-modale) ontsluiting.

Onderzocht moet worden of er wel behoefte is aan de nieuwe stedelijke ontwikkeling. Wordt niet al elders in de regio voorzien in deze behoefte? En is er wel vraag naar deze voorziening? Blijkt er behoefte te zijn waarin in de regio niet al voorzien wordt, dan geldt de regel dat inbreiden gaat boven uitbreiden. Herstructurering en verbetering van bestaande terreinen dan wel transformatie van bestaande gebouwen heeft de voorkeur boven het ontwikkelen van nieuwe terreinen en gebouwen. Ten slotte moet de locatie door meerdere vervoerswijzen ontsloten worden. De gemeente zal bij nieuwe ontwikkelingen moeten onderbouwen op welke manier met deze voorwaarden rekening is gehouden en waarom voor een bepaalde ontwikkeling op de voorgestelde locatie is gekozen.

In dit verband is aan de orde, dat de gemeente Purmerend in het Regionale Actie Programma (RAP) Stadsregio Amsterdam is opgenomen. De ambitie van de MRA is een hoogwaardig en duurzaam leef- en woonmilieu te bieden, waar bedrijven, bewoners en bezoekers zich graag willen vestigen. De ambitie staat niet ter discussie, vraag is (wel) hoe deze waargemaakt kan worden.

Voor de Stadsregio Amsterdam is in het actieprogramma uiteengezet dat de vraag naar woningen het aanbod overstijgt en dat dus meer woningen nodig zijn. Bij de realisatie is het belangrijk dat vraag en aanbod goed op elkaar worden afgestemd.

De Stadsregio Amsterdam heeft als doelstelling om 32.517 woningen toe te voegen aan de voorraad in de eerste RAP periode (2010 - 2014). Voor de periode 2015 - 2019 bestaat de doelstelling uit circa 25.000 woningen. Met betrekking tot de gemeente Purmerend zijn de volgende verstedelijkings- afspraken gemaakt: 1027 woningen in de periode 2011 - 2014 en 1275 woningen in de periode 2015 - 2019. De ontwikkeling van Klein Where is als vaste plancapaciteit in deze aantallen opgenomen. De woningbouwontwikkeling geeft hiermee invulling aan de gemaakte afspraken en is in overeenstemming met de (treden van) de ladder voor duurzame verstedelijking.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Structuurvisie Noord-Holland 2040, Kwaliteit door veelzijdigheid

De Structuurvisie Noord-Holland 2040 bevat het provinciaal ruimtelijk beleid. De hoofddoelstelling is het inspelen op de veranderingen die tot 2040 te verwachten zijn. In de periode tot 2040 zullen verdere globalisering en klimaatverandering grote gevolgen hebben voor Noord-Holland. Ook veranderingen en trends op nationaal en lokaal niveau hebben een grote ruimtelijke impact. Deze veranderingen leiden tot een aantal belangrijke ruimtelijke opgaven en keuzes. In de Structuurvisie worden deze ontwikkelingen en de voornaamste keuzes die de provincie Noord-Holland zal moeten maken kort toegelicht. Ook wordt geschetst hoe de provincie er in 2040 uit ziet en op welke wijze de provincie met deze structuurvisie zal bijdragen aan het realiseren van dit toekomstbeeld. De Structuurvisie is vastgesteld op 21 juni 2010 en in werking getreden op 1 november 2010.

Uitgangspunt is om de vraag naar woningen zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied. Dit komt zowel het realiseren van (hoog)stedelijke voorzieningen in de metropoolregio (de metropolitane strategie) als het behouden van regionale/lokale voorzieningen in kleine(re) kernen in het noorden ten goede. Door concentratie worden verkeers- en vervoersnetwerken optimaal benut en wordt een voldoende en gedifferentieerd aanbod van sociaal-culturele voorzieningen behouden. Verdichting brengt een aantal aandachtspunten met zich mee op het gebied van sociaal-maatschappelijke voorzieningen, functiemenging en financiering. Voorzieningen zoals scholen, kantoren en bedrijfsruimten, winkelaanbod, ruimte voor groen, recreatie, sport en zorg zijn onlosmakelijk verbonden met het woonprogramma. Door gevarieerde programma's zijn deze functies binnen het Bestaand Bebouwd Gebied te behouden. Het bepaalde in dit bestemmingsplan is in lijn met de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

3.2.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening

In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwd gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw.

In artikel 11, lid 3 van de verordening wordt weergegeven dat de toelichting bij een bestemmingsplan dat voorziet in transformatie van bedrijfsterrein een verantwoording geeft over de wijze waarop in het verlies aan bedrijfsterrein wordt voorzien, zowel wat betreft oppervlakte als beschikbaarheid van voldoende terrein voor specifieke milieubelastende bedrijfssoorten. Deze regel is opgenomen om te voorkomen dat na toepassing van herstructurerende maatregelen waarbij andere functies op (voormalige) bedrijventerreinen worden toegestaan, het voor bedrijven beschikbare areaal in de knel komt.

Door de transformatie van bedrijventerrein De Where naar woongebied Klein Where (met inpassing van één gevestigd bedrijf) wordt ter plaatse ruimte voor bedrijvigheid onttrokken: ca 1,9 hectare voor bedrijven tot en met milieucategorie 3.1 en ca. 0,6 hectare voor bedrijven tot en met milieucategorie 2. De ontwikkeling van het bedrijventerrein De Baanstee-Noord vindt mede plaats om de transformatie naar woningbouw van de bestaande bedrijventerreinen De Where en De Wagenweg op gang te kunnen brengen. Daarnaast kunnen bedrijven met bedrijfsactiviteiten in deze milieucategorieën ook op de bestaande bedrijventerreinen De Baanstee-Oost en -West en De Koog terecht (zie onderstaande kwantificering).

Bedrijventerrein   Ruimte voor bedrijvigheid (netto)  
  bedrijven tot en met milieucategorie 3.1   bedrijven tot en met milieucategorie 2  
De Where
De Wagenweg

De Baanstee-Noord
De Baanstee-West
De Baanstee-Oost
De Koog  
ca. 1,9 hectare
ca. 0,2 hectare

ca. 93 hectare
ca. 28,7 hectare
ca. 30 hectare
ca. 29,8 hectare.  
ca. 0,6 hectare
ca. 2,8 hectare

ca. 1,7 hectare
-
-
-  

Concluderend kan worden gesteld dat met de transformatie van bedrijventerrein De Where naar woonbuurt Klein Where het voor bedrijven beschikbare areaal niet in de knel komt.

Het voorliggende bestemmingsplan is in overeenstemming met deze provinciale verordening.

3.2.3 Provinciale Woonvisie 2010-2020

Het provinciale beleid inzake woningbouw is vastgelegd in de Provinciale Woonvisie 2010-2020. Deze woonvisie sluit aan op de structuurvisie en schetst de kaders voor regionaal woonbeleid. Vooral het kwalitatieve aspect van wonen komt in deze visie aan de orde.

De speerpunten van dit beleid zijn:

  • verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning;
  • verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners;
  • verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

In de woonvisie is beschreven dat in het zuidelijk deel van Noord-Holland de groei van de bevolking de afgelopen jaren aanzienlijk is toegenomen en naar verwachting zal blijven groeien. Voor Noord-Holland Zuid zal de grote vraag vanuit de rest van het land leiden tot een grote vraag op de woningmarkt. In de woonvisie staat de ambitie om het tekort in de woningvoorraad in de provincie terug te brengen van 3,6% (33.000 woningen) in 2010 naar 1,5% in 2020. Recente prognoses van de provincie laten echter een stijging van het woningtekort zien tot 2018. Deze stijging geldt ook voor de regio Waterland.

Het programma van Klein Where is mede tot stand gekomen door specifiek woonwensenonderzoek (digitale enquête). Dit sluit goed aan bij het speerpunt om te komen tot een goede afstemming tussen vraag en aanbod.

Het bepaalde in dit bestemmingsplan is in lijn met de Provinciale Woonvisie 2010-2020.

3.2.4 Monitor woningbouw

In de provinciale Monitor woningbouw 2014 is voor de Stadsregio Amsterdam aangegeven, dat gezien de behoefte, de productie in de regio te laag ligt. In deze regio wordt te weinig gebouwd waardoor de druk op de woningmarkt oploopt. Ook het aantal verleende bouwvergunningen is in 2013 opnieuw gedaald, waardoor de druk op de woningmarkt oploopt. Het oplopende woningtekort is in deze regio het voornaamste probleem.

3.3 Regionaal beleid

3.3.1 Regiovisie Waterland 2040 (Vitaal met Karakter)

Voor de lange termijn heeft de (sub)regio Waterland een ontwikkelingskader tot 2040 opgesteld, de Regiovisie Waterland 2040. In deze visie staat behoud en zo mogelijk versterking van het kenmerkende authentieke karakter van de regio Waterland voorop, maar wel met de noodzakelijk sociaal-economische en infrastructurele impulsen om de kernen vitaal te houden en het gebied binnen de Metropoolregio Amsterdam bereikbaar te maken. Naast maatregelen om het authentieke karakter van het landelijk gebied te bewaren, vergt dat op vele locaties een forse inspanning in de kwaliteit van de leefomgeving, selectieve uitbreiding voor noodzakelijke sociaal-economische ontwikkelingen en duurzame oplossingen voor beheer en terugdringing van het woon-werkverkeer. Op die manier ontstaat een duurzame vitale regio met een herkenbaar eigen karakter. Het bepaalde in dit bestemmingsplan is niet strijdig met dit beleid.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurvisie Purmerend 2005-2020

In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020, vastgesteld op 2 maart 2006, heeft de gemeenteraad van Purmerend een toetsingskader neergelegd voor gewenste en bestaande ontwikkelingen binnen de gemeente. In de structuurvisie worden vier ambities verwoord die leidend dienen te zijn bij de ontwikkeling van de stad Purmerend tot 2020.

  • 1. Purmerend is het centrum van Waterland: Uiteen wordt gezet dat Purmerend wil investeren in haar functies waarin zij een regionale rol heeft, om de positie als centrum van Waterland te behouden. De manier waarop Purmerend dit wil bereiken is door te investeren in een veelzijdig, herkenbaar en toegankelijk centrum met kwalitatief hoogwaardige openbare ruimte en door te streven naar een hoog niveau van voorzieningen in zowel het centrum als in andere delen van de stad.
  • 2. Purmerend werkt aan een evenwichtigere woon-werkbalans. In de structuurvisie wordt beschreven dat Purmerend voor de werkgelegenheid sterk afhankelijk is van Amsterdam. Dit is een kwetsbaar punt. Belangrijk is daarom dat Purmerend haar economische punten verder ontwikkelt. Dit is onder meer van belang voor jongeren die in Purmerend zijn geboren en zich nu op de arbeidsmarkt gaan begeven, omdat zij meer geneigd zullen zijn om in Purmerend te werken.
  • 3. Purmerend versterkt haar verbindingen in groen, blauw en grijs. Gesteld wordt dat de kwaliteit van de ligging van de stad veel beter benut kan worden. De kwaliteiten van het buitengebied zijn in de wijken ruimschoots aanwezig, maar zijn op het niveau van de stad te weinig herkenbaar en andersom worden de kwaliteiten van de stad daarbuiten nauwelijks (h)erkend. Uiteen wordt gezet dat de aantrekkelijke ligging van Purmerend veel meer benut kan worden om de kwaliteit van het wonen in de stad te verhogen, om de kansen voor toerisme te vergroten en om het beeldmerk van de stad neer te zetten. Tevens wordt gesteld dat het versterken van de stedelijke structuren kan helpen mensen zich meer verbonden te laten voelen met hun stad en om een betere oriëntatie te krijgen op de stad en haar omgeving.
  • 4. Purmerend kiest voor bloei in plaats van groei. Purmerend heeft zich decennia lang gericht op groei. Nu moet de omslag komen naar het investeren in identiteit en kwaliteit. Beschreven wordt dat het doel niet langer is om woningen te bouwen en nieuwe wijken te ontwikkelen, maar toe te werken naar een complete stad die op basis van kwaliteit de concurrentie aan kan met de steden in de omgeving en die toegesneden is op de demografische veranderingen.

In de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 wordt voorgesteld om het huidige bedrijventerrein De Where te transformeren naar wonen. Deze locatie is bij uitstek geschikt voor een bijzonder woonmilieu aan het water. Het is van belang de oevers van de Where openbaar toegankelijk te maken, zodat deze onderdeel van het stedelijk netwerk worden. Deze locatie leent zich voor een parkstedelijk milieu.

In 2013 is de strategische plankaart, behorende bij de Structuurvisie Purmerend 2005 - 2020, als eerste stap in het proces om te komen tot en vooruitlopend op een integrale herziening, aangepast aan de actuele stand van zaken. Het betreft een beleidsneutrale actualisering, waarbij op de plankaart de wijzigingen zijn verwerkt, die in de achterliggende periode (sinds 2006) doorgevoerd zijn in of op grond van het gemeentelijk beleid. Deze kaart gaat vergezeld van een toelichting daarop.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02_0006.png"

Afbeelding 6: Geactualiseerde strategische plankaart structuurvisie (uitsnede)

De visie op het gebied is ongewijzigd gebleven.

3.4.2 Wonen

In de Woonvisie Purmerend 2012-2016 heeft de gemeente met de woningbouwcorporaties haar visie tot 2016 op het gebied van wonen geformuleerd. In het verleden was de blik gericht op uitbreiding, maar met de vaststelling van de Structuurvisie Purmerend 2005-2020 is het belangrijkste speerpunt de kwaliteit van het wonen in de straat, wijk en stad. De woonvisie gaat niet specifiek in op locaties, maar zegt wel iets over de kwaliteit van wonen. Binnen de bestaande stadsgrenzen worden volop woningen ontwikkeld waarbij het speerpunt kwaliteit is in plaats van kwantiteit. De gemeente geeft in deze woonvisie invulling aan een vijftal maatschappelijke opgaven, waaronder een aansprekende woningvoorraad, iedereen op de juiste plek en ruimte voor bijzondere doelgroepen.

3.4.3 Milieu en duurzaamheid

In 2011 heeft de gemeente het milieubeleidsprogramma gemeente Purmerend 2012-2016 vastgesteld. In dit beleidsprogramma is het gemeentelijk milieubeleid vastgesteld, dat wordt vertaald naar doelstellingen en acties (waar mogelijk). Jaarlijks wordt een actieprogramma opgesteld en van dit actieprogramma maken sinds 2013 ook de acties ten aanzien van duurzaamheid onderdeel uit.

Duurzaamheid en milieukwaliteit zijn voor Purmerend kenmerken van ruimtelijke kwaliteit; het is prettiger wonen in een leefomgeving waar sprake is van minder geluidhinder, een betere luchtkwaliteit en waar een schone bodem aanwezig is, groen een kans krijgt en de bewoners een energiezuinige en gezonde woning kunnen realiseren. De doelstellingen uit het milieubeleidsprogramma richten zich vooral op het in stand houden van de bestaande kwaliteit dan wel op het beperken van de milieubelasting waarbij de wettelijke normen als minimum gehanteerd worden.

Ten aanzien van duurzaamheid wordt op basis van het milieubeleidsplan 2012-2016 verlangd dat bij nieuwbouwprojecten van 30 woningen of meer een energievisie wordt opgesteld door de ontwikkelende partij. Daarnaast wordt in het milieubeleidsplan 2012-2016 gesteld, dat nieuwe gebouwen aangesloten dienen te worden op het warmtenet van de Stadsverwarming Purmerend BV (indien dit rendabel is).

De aansluiting op de warmtenet van Stadsverwarming Purmerend BV wordt uitgewerkt in een door de gemeenteraad vast te stellen Warmteplan. Een Warmteplan is een wettelijk instrument dat het mogelijk maakt om aansluiting van nieuwe gebouwen op een collectieve energievoorziening voor verwarming (stadsverwarming) te realiseren. In het Warmteplan wordt geregeld dat gebouwen aan duurzaamheidseisen (energie- en milieu-eisen) moeten voldoen die met aansluiting op het stadsverwarmingsnet goed haalbaar zijn. Wanneer een initiatiefnemer (ontwikkelende partij) een gelijkwaardige duurzaamheid behaalt zonder een aansluiting op het stadsverwarmingsnet vervalt de aansluitplicht op de stadsverwarming.

3.4.4 Groen en water

Het basisplan Water en Oevers (2008) is gericht op de versterking van de totale, ecologische groenstructuur in de stad. De hiermee samenhangende maatregelen variëren van het aanpassen van het groenbeheer of het herprofileren en herinrichten van de oevers tot de zorg voor de waterkwaliteit.

In november 2014 is de Groenkoers vastgesteld. Daaruit valt af te leiden dat de Purmerweg en de dijk bij het bedrijventerrein De Where tot de hoofdgroenstructuur behoren.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02_0007.png"

Afbeelding 7: Hoofdgroenstructuur

3.4.5 Nota planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten

De aan bouwplannen gerelateerde kosten van de grondexploitatie moeten verzekerd worden alvorens het bestemmingsplan wordt vastgesteld. Samen met de Grondexploitatiewet geeft specifiek gemeentelijk beleid invulling aan het kostenverhaalbeleid in Purmerend. Het specifieke beleid is neergelegd in de Nota planoverschrijdende ruimtelijke openbare faciliteiten uit 2012, en in het Aanvullingsbesluit gemeentelijke planvorming Bedrijventerrein De Where - Beleidsdeel uit 2011. Uit dit gemeentelijk beleid vloeit voort dat onder de te verhalen kosten ook een bijdrage wordt meegenomen voor de kosten van bouwplanoverstijgende openbare faciliteiten (bovenwijkse voorzieningen, bovenplanse verevening/kosten en bijdragen aan ruimtelijke ontwikkelingen).

Kosten zijn verzekerd wanneer de gemeente deze kosten in haar begroting opneemt, wanneer de gemeente een exploitatieplan vaststelt of wanneer de gemeente en de particuliere grondexploitant die het bouwplan gaat realiseren een anterieure overeenkomst sluiten. In het hoofdstuk Uitvoerbaarheid zal concreet worden ingegaan op de vraag hoe de kosten van de grondexploitatie gerelateerd aan de in dit bestemmingsplan opgenomen bouwplannen verzekerd zijn.

Hoofdstuk 4 Randvoorwaarden en/of omgevingsaspecten

4.1 Archeologie en cultuurhistorische waarden

4.1.1 Beleidskader

In de Wet op de archeologische monumentenzorg (een wijziging van de Monumentenwet 1988) is geregeld dat in het ruimtelijk beleid zorgvuldig met het archeologische erfgoed moet worden omgegaan. Voor gebieden waar archeologische waarden voorkomen of waar reële verwachtingen bestaan dat ter plaatse archeologische waarden aanwezig zijn, dient voorafgaand aan bodemingrepen archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. De uitkomsten van het archeologisch onderzoek dienen vervolgens volwaardig te worden betrokken in de afweging tussen het te beschermen bodemarchief en andere maatschappelijke belangen. In de toelichting van ruimtelijke plannen moet - op grond van artikel 3.1.6, lid 4, sub a. van het Besluit ruimtelijke ordening - een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

De gemeente Purmerend heeft een eigen archeologiebeleid opgesteld. Onderdeel van dit beleid zijn de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van Purmerend. De archeologische verwachtingskaart voorspelt de verwachtingen met betrekking tot de situering van (nog) onbekende archeologische vindplaatsen. Op de kaart worden zones aangegeven met verschillende verwachtingen: hoge, middelhoge of lage verwachting.

De archeologische verwachtingskaart is de basis geweest voor het opstellen van de beleidsadvieskaart. De beleidsadvieskaart wordt gebruikt voor de toetsing van ruimtelijke plannen op de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden en geeft de maatregelen aan die van toepassing zijn bij bodemingrepen.

Het bestemmingsplan vormt het belangrijkste instrument voor de archeologische monumentenzorg. De opgestelde archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaarten worden als leidraad gebruikt voor zowel de planologische bescherming van archeologische waarden in het bestemmingsplan als voor het vaststellen van het benodigde archeologisch onderzoek dat bij voorbereiding van ruimtelijke plannen moet plaatsvinden.

Ter plaatse van een lage archeologische verwachtingswaarde is er geen noodzaak om een verkennend archeologisch onderzoek uit te voeren voordat nieuwe bouwactiviteiten plaatsvinden. Ter plaatse van een hoge en middelhoge verwachtingswaarde dient bij grondwerkzaamheden eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau. Ter plaatse van het AMK-terrein, met een hoge archeologische verwachtingswaarde, dient bij grondwerkzaamheden waarbij de bodemverstoring meer dan 100 m2 beslaat en dieper dan 0,50 m onder maaiveld eerst een verkennend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd door een hiertoe gecertificeerd bureau.

4.1.2 Analyse

Het plangebied is gelegen langs een aantal historische structuurlijnen: waterloop de Where met oevers, de Purmerringvaart met dijk. In de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie van de provincie Noord-Holland (2010) is ter bescherming van historische structuurlijnen de beleidsregel opgenomen dat de kernkwaliteiten van deze structuurlijnen bij ruimtelijke ontwikkelingen moeten worden behouden en ontwikkeld.

Op de Archeologische beleidsadvieskaart (vastgesteld 24 september 2009) van de gemeente Purmerend heeft het zuidelijk deel van het plangebied een middelhoge verwachting op het voorkomen van archeologische waarden en resten omdat het gelegen is aan een oude middeleeuwse ontginningsas. Het gebied is tot aan de jaren '60 van de vorige eeuw, toen een industrieterrein is aangelegd, niet bebouwd geweest en altijd in gebruik geweest als weidegrond.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02_0008.png"

Afbeelding 8 Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart gemeente Purmerend

Door Grontmij is in 2014 een archeologisch bureauonderzoek3 uitgevoerd voor het plangebied. Uit dit onderzoek blijkt dat er geen aanwijzingen zijn voor archeologische waarden in het plangebied. Nader archeologisch onderzoek voor de ontwikkeling van het plangebied is niet nodig en het plangebied is door het bevoegd gezag, de gemeente, vrijgegeven voor ontwikkeling.

4.1.3 Conclusie

Voor wat betreft de archeologische waarden is met het oog op het criterium 'goede ruimtelijke ordening' een bestemmingsregeling opgenomen. Het aspect archeologie en cultuurhistorische waarden is geen belemmering voor de ontwikkeling van Klein Where en voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.2 Bodemkwaliteit

4.2.1 Beleidskader

Artikel 3.1.6 van het Besluit ruimtelijke ordening bepaalt dat in de toelichting van een bestemmingsplan onder meer moet worden ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Een onderzoek naar de bodemgesteldheid maakt hiervan deel uit. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur op schone grond te worden gerealiseerd. In de bestaande stad is dit niet in alle gevallen mogelijk in verband met de aanwezigheid van eventuele historische verontreinigingen. Teneinde maatschappelijke en/of ruimtelijke ontwikkelingen niet onnodig te frustreren als gevolg van de aanwezigheid van bodemverontreiniging, is het mogelijk om onder voorwaarden bestemmingen op een verontreinigde bodem te realiseren.

Een en ander is ook verwoord in het in 2005 door burgemeester en wethouders vastgestelde bodembeleidsplan van de gemeente Purmerend en het hieraan gekoppelde bodembeheersplan en bodemkwaliteitskaart. Met deze instrumenten wordt invulling gegeven aan de gemeentelijke taak met betrekking tot actief bodembeheer.

Daarnaast is binnen de gemeente een bodeminformatiesysteem aanwezig. In dit systeem is de bij de gemeente bekende bodeminformatie geregistreerd. Dit systeem wordt ook in het kader van de bodemtoets bij bouwaanvragen regelmatig geraadpleegd en voortdurend geactualiseerd met nieuwe onderzoeksgegevens of geplande en gerealiseerde bodemsaneringen.

Door het vaststellen van het bodembeleid, het bodembeheersplan en de bodemkwaliteitskaart heeft de gemeente invulling gegeven aan haar beleidsvrijheid op het gebied van bodemtaken. Bij procedures voor ruimtelijke plannen kunnen deze instrumenten ingezet worden, waardoor er in de praktijk steeds minder vaak bodemonderzoek en bodemsanering dient te worden uitgevoerd.

De mogelijkheid om op bodemverontreinigde grond te kunnen bouwen dient per geval te worden beoordeeld. De Wet bodembescherming biedt de kaders waarbinnen gehandeld dient te worden. Afhankelijk van de verontreinigingssituatie, is de gemeente dan wel de provincie het bevoegd gezag. In het geval dat de gemeente het bevoegd gezag is, kan het bouwen op verontreinigde bodem geregeld worden in de omgevingsvergunning. Dit is in alle gevallen maatwerk. Indien de bevoegdheid ligt bij de provincie, dan dient bij de provincie goedkeuring te worden gevraagd voor het geschikt maken van een verontreinigde bodem voor een beoogd gebruik. De aanvraag voor goedkeuring wordt door de provincie beoordeeld en als beschikking gepubliceerd. Indien dat noodzakelijk is worden aanvullend saneringsvoorschriften in de omgevingsvergunning opgenomen. De beschikking is hiervoor leidend.

4.2.2 Analyse

In het kader van de ontwikkeling van Klein Where zijn reeds verscheidene bodemonderzoeken4 uitgevoerd. De bodemkwaliteit en eventuele saneringen in het gebied worden in afbeelding 9 weergegeven. Bij sanering (blauwe en roze gebieden in afbeelding 8) gelden de volgende uitgangspunten:

  • er zal een integrale ophoging van het plangebied plaatsvinden met ca. 30 cm;
  • sterke verontreinigingen in de leeflaag (tot 1 meter beneden het toekomstige maaiveld) van de grond en/of puin worden ontgraven en afgevoerd;
  • onder de leeflaag van een meter dik kan met de verontreinigde grond geschoven worden, waarbij geldt dat sterker verontreinigde grond niet mag worden toegepast op minder verontreinigde grond, andersom kan wel.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02_0009.png"

Afbeelding 9 Bodemkwaliteit Klein Where, september 2015

4.2.3 Conclusie

In het plangebied bevinden zich op diverse plekken bodemverontreinigingen. De bodemverontreinigingen worden zodanig gesaneerd en/of afgedekt met een schone grondlaag dat wordt voldaan aan de eisen voor het gebruik van gronden voor wonen. Hiermee kan gesteld worden dat het aspect bodem geen belemmering vormt voor de vaststelling van het bestemmingsplan.

4.3 Externe veiligheid

4.3.1 Beleidskader

In het kader van ruimtelijke procedures conform de Wet ruimtelijke ordening (Wro) dient het aspect externe veiligheid in acht te worden genomen. Het gaat hierbij om risico's ten aanzien van het vervoer, de opslag en het bewerken van gevaarlijke stoffen.

4.3.2 Analyse

Er zijn geen relevante Bevi-inrichtingen, hogedruk-aardgasleidingen of transportleidingen voor brandbare vloeistoffen binnen of in de directe omgeving van het plangebied gelegen.

4.3.3 Conclusie

De wet- en regelgeving met betrekking tot het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor het voorliggende bestemmingsplan.

4.4 Geluid

4.4.1 Beleidskader

De Wet geluidhinder schrijft voor dat in ruimtelijke plannen die betrekking hebben op gronden die langs een verkeersweg gelegen zijn, onderzocht wordt of op de gevel van gebouwen de maximaal toegestane geluidsbelasting niet wordt overschreden.

Langs alle wegen bevinden zich als gevolg van de Wet geluidhinder geluidszones, met uitzondering van woonerven en 30 km/h-gebieden. Binnen de geluidszone van een weg dient de geluidsbelasting aan de gevel van geluidsgevoelige bestemmingen aan bepaalde wettelijke normen te voldoen. De zonebreedte is afhankelijk van een binnen- of buitenstedelijke ligging en de hoeveelheid rijstroken van de weg en wordt gemeten uit de rand van de weg.

Voor de geluidsbelasting aan de buitengevels van nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen binnen de wettelijke geluidszone van een weg geldt een voorkeursgrenswaarde van 48 dB. De voorkeursgrenswaarde mag in principe niet worden overschreden. Indien uit akoestisch onderzoek blijkt dat deze voorkeursgrenswaarde wel wordt overschreden, is onderzoek naar maatregelen gericht op het verminderen van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk. Onderscheid wordt gemaakt in maatregelen aan de kant van de bron (bijvoorbeeld geluidsreducerend asfalt), maatregelen in het overdrachtsgebied (bijvoorbeeld geluidsschermen), maatregelen aan de kant van de geluidsontvanger (bijvoorbeeld geluidsdove gevels) of het vergroten van de afstand tussen de geluidsbron en de ontvanger.

Zijn maatregelen onvoldoende doeltreffend of ontmoeten deze maatregelen overwegende bezwaren van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard, dan kan onder bepaalde voorwaarden een verzoek tot vaststelling van (een) hogere waarde(n) worden ingediend bij burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend. Deze hogere grenswaarde mag, afhankelijk van de situatie, een bepaalde waarde niet te boven gaan (uiterste grenswaarde). De uiterste grenswaarde voor nieuwe geluidsgevoelige bestemmingen langs bestaande wegen is 53 dB voor buitenstedelijk gebied en 63 dB voor binnenstedelijk gebied.

Voor wegen die zijn ondergebracht in een 30 km/h-gebied geldt geen wettelijke geluidszone en is akoestisch onderzoek naar wegverkeerslawaai in nieuwe situaties op grond van de Wet geluidhinder niet verplicht. Op basis van jurisprudentie dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening echter aannemelijk te worden gemaakt dat sprake is van een aanvaardbaar geluidsniveau. Indien dit niet aannemelijk is, dient te worden onderbouwd of maatregelen ter beheersing van de geluidsbelasting aan de gevels noodzakelijk, mogelijk en doelmatig zijn. Bij gebrek aan wettelijke normen kunnen uitsluitend de eerder vermelde voorkeursgrenswaarde en de uiterste grenswaarde uit de Wet geluidhinder als referentiekader worden gehanteerd. Daarnaast is van belang dat de maximaal toegestane binnenwaarde op grond van het Bouwbesluit ten hoogste 33 dB bedraagt.

Krachtens artikel 110g van de Wet geluidhinder mag het berekende geluidsniveau van het wegverkeer worden gecorrigeerd in verband met de verwachting dat motorvoertuigen in de toekomst stiller zullen worden. Voor wegen met een snelheid lager dan 70 km/h geldt een aftrek van 5 dB. Voor wegen met een maximumsnelheid van 70 km/h of meer geldt een aftrek van 2 dB. Op alle in deze rapportage genoemde geluidsbelastingen is deze aftrek toegepast, tenzij anders vermeld.

4.4.2 Analyse

In het kader van de ontwikkeling van Klein Where is door Het GeluidBuro onderzoek5 verricht naar de geluidbelasting op de gevels van de nieuw te realiseren woningen vanwege het wegverkeer. De verkeersgegevens zijn overgenomen uit het eerder genoemde verkeersonderzoek dat is uitgevoerd door BuroDB.

Uit het onderzoek blijkt dat de geluidbelasting vanwege het verkeer op zowel de Churchilllaan/Gorslaan als de Waterlandlaan en de Purmerweg ter plaatse van de gevels van de nieuw te realiseren woningen overal lager is dan 48 dB (de voorkeursgrenswaarde). Een aanvullend onderzoek naar de geluidwering van de gevel kan hiermee achterwege blijven.

4.4.3 Conclusie

Het aspect geluid vormt geen belemmering voor de ontwikkeling van het plangebied Klein Where en voor de uitvoering van dit bestemmingsplan.

4.5 Luchtkwaliteit

4.5.1 Beleidskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van een bestemmingsplan uit een oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens tevens rekening gehouden met de luchtkwaliteit. Op 15 november 2007 is wet- en regelgeving in werking getreden die tezamen bekend staat onder de naam 'Wet luchtkwaliteit'. Op basis van deze wetgeving kunnen ruimtelijk-economische initiatieven worden uitgevoerd als aan één of meer voorwaarden wordt voldaan:

  • grenswaarden niet worden overschreden;
  • de luchtkwaliteit per saldo verbetert of tenminste gelijk blijft;
  • het initiatief niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit;
  • het initiatief is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Het Besluit gevoelige bestemmingen (luchtkwaliteitseisen) beperkt de vestiging van 'gevoelige bestemmingen' in de nabijheid van provinciale en rijkswegen. Het besluit richt zich op bescherming van mensen die verhoogd gevoelig zijn voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Dit zijn vooral kinderen, ouderen en zieken. Daarom stelt het besluit onderzoekszones in. Binnen die onderzoekszones is luchtkwaliteitsonderzoek nodig. De zones worden gemeten vanaf de rand van de weg. Ze zijn aan weerszijden 300 meter breed bij rijkswegen en 50 meter bij provinciale wegen.

Het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' mag niet toenemen als de grenswaarden voor PM10 of NO2 (dreigen te) worden overschreden. Op zo'n plek mag bijvoorbeeld een school zich niet vestigen. Bij uitbreidingen van bestaande gevoelige bestemmingen mag het totale aantal blootgestelden eenmalig maximaal 10% toenemen.

Er is steeds een koppeling met de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Dit zijn de gangbare normen, en dus niet de tijdelijk verhoogde grenswaarden door derogatie. Bij derogatie heeft Nederland toestemming van de EU om later aan een norm te mogen voldoen.

Is (dreigende) normoverschrijding niet aan de orde, dan is er geen bouwverbod voor gevoelige bestemmingen binnen de onderzoekszone. Wel moet de gemeente in die situaties de locatiekeuze goed motiveren; dat gebeurt in de context van de goede ruimtelijke ordening.

De volgende gebouwen met de bijbehorende terreinen zijn 'gevoelige bestemmingen': scholen, kinderdagverblijven, en verzorgings-, verpleeg- en bejaardentehuizen.

Het gaat hierbij niet om bestemmingen in de meest enge zin van het woord. Maar om alle vergelijkbare functies. Daarbij maakt het niet uit of de exacte aanduiding ervan in bestemmingsplannen en andere besluiten staat. Van doorslaggevend belang is de (voorziene) functie van het gebouw en het bijbehorende terrein.

In de context van dit besluit worden ziekenhuizen, woningen en sportaccommodaties dus niet als gevoelige bestemming gezien. In de meeste ziekenhuizen is sprake van luchtbehandeling die binnen een goede luchtkwaliteit handhaaft. Ook hebben ziekenhuizen een flinke verkeersaantrekkende werking. Dit heeft negatieve gevolgen voor de luchtkwaliteit in de directe omgeving, terwijl een goede bereikbaarheid nodig is.

Het Besluit gevoelige bestemmingen benadrukt het belang van een 'goede ruimtelijke ordening'. Dat uitgangspunt blijft onverkort gelden. Het besluit vervangt dat dus niet. Mensen met een verhoogde gevoeligheid bevinden zich niet meer in bepaalde (nieuwe) situaties waar de luchtkwaliteit niet voldoet aan de grenswaarden. Het besluit waarborgt dat.

4.5.2 Analyse

De realisatie van ca. 130 woningen draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het plangebied bevindt zich buiten bovenstaande onderzoekszones bij rijkswegen en provinciale wegen.

4.5.3 Conclusie

Er zijn geen belemmeringen voor het bestemmingsplan Klein Where 2016 uit het oogpunt van het aspect luchtkwaliteit.

4.6 Milieuzonering

4.6.1 Beleidskader

Milieuzonering legt een relatie tussen de milieuaspecten van een bedrijf - geluid, geur, gevaar en stof - en de omgeving. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- of goederenverkeer genereert mede bepalend voor de mate van hinder. Een milieuzonering zorgt ervoor dat milieubelastende functies (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) waar nodig ruimtelijk voldoende worden gescheiden.

4.6.2 Analyse

Het bestaande bedrijf aan de Purmerweg 35B (zie rode kader in onderstaande afbeelding) kan op basis van de Staat van bedrijfsactiviteiten van het bestemingsplan 'De Gors e.o. 2010' (het bestemmingsplan dat gold voorafgaand aan het bestemmingsplan 'Klein Where 2016') worden gerangschikt in milieucategorie 2. Dit bedrijf - met bedrijfswoning op Purmerweg 35A (zie bruine kader in onderstaande afbeelding) - heeft tijdens de transformatieonderhandelingen aangegeven haar bedrijfsvoering niet te willen staken of verplaatsen naar een andere locatie, maar te willen voortzetten op de huidige locatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02_0010.png"

Afbeelding 10 Ligging percelen Purmerweg 35A (bruin kader), Purmerweg 35B (rood kader) en Purmerweg 21 (blauw kader)

Het betreft een samengesteld bedrijf, waarvoor op basis van de Staat van Bedrijfsactiviteiten van het bestemmingsplan 'De Gors e.o. 2010' de volgende richtafstanden (in meters) gelden:

SBI-code   omschrijving   geur   stof   geluid   gevaar  
501, 502, 504   groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven   10   0   30   10  
5162   groothandel in machines en apparaten, cat. overig met oppervlak <= 2.000 m2   0   10   30   0  

Gelet op haar gevestigde belangen (sinds 2002 is het bedrijf in het gebied gevestigd), bovengenoemde richtwaarden en de ligging van het bedrijf op korte afstand (minimaal 14 meter) van de geprojecteerde woningen rondom het bedrijf is in het kader van een goede ruimtelijke ordening door middel van een akoestisch onderzoek6 inzichtelijk gemaakt:

  • welke geluidniveaus als gevolg van de huidige activiteiten van het bedrijf in de directe 'toekomstige' (woon)omgeving optreden;
  • of de realisatie van de omliggende geprojecteerde woningen het bedrijf niet gaan belemmeren in de huidige bedrijfsvoering. Uit navraag bij het bedrijf blijkt dat er geen concrete ontwikkelingsplannen zijn waar rekening mee dient te worden gehouden.

Op basis van het akoestisch onderzoek kan worden geconcludeerd dat de akoestische invloed van het bedrijf beperkt is. Het bedrijf voldoet in de toekomstige situatie bij alle woningen van derden aan de grenswaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en het maximale geluidniveau van het Activiteitenbesluit.

Daarnaast wordt voldaan aan de richtwaarden uit de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering', met uitzondering van de onderstaande, in afbeelding 11 weergegeven, beoordelingspunten:

  • 4-5: langtijdgemiddelde geluidniveaus in de avondperiode: 41 in plaats van 40 dBa;

maximale geluidniveaus in de dagperiode: 74 in plaats van 65 dBa;

maximale geluidniveaus in de avondperiode: 63 in plaats van 60 dBa;

  • 7-8 en 6: maximale geluidniveaus in de dagperiode: 66 respectievelijk 74 in plaats van 65 dBa.

afbeelding "i_NL.IMRO.0439.BPKLWHERE2016-va02_0011.png"

Afbeelding 11 Overzicht rekenmodel met punt- en objectnummers

De geringe overschrijding van het langtijdgemiddelde geluidniveau in de avondperiode bij de beoordelingspunten 4-5 is in de praktijk voor het gehoor niet waarneembaar.

De optredende piekgeluiden worden voor het grootste deel veroorzaakt door het manoeuvreren van de vrachtwagen die betrokken is bij laad- en losactiviteiten. Overwegende dat hier sprake is van maximaal één vrachtwagen per dag, dat de vrachtwagen in de dagperiode arriveert en vertrekt (waardoor het piekgeluid naar verwachting grotendeels wordt gemaskeerd door omgevingsgeluid) en dat het nieuwe openbare straatprofiel met de transformatie naar woonbuurt breder wordt (waardoor het manoeuvreren van de vrachtwagen wordt vergemakkelijkt) worden de overschrijdingen aanvaardbaar geacht.

Geconcludeerd kan worden dat in het onderhavige geval kan worden afgeweken van de richtafstand voor het aspect geluid en dat het bedrijf ook qua geluidseffecten kan worden ingepast in de woonbuurt.

Daarnaast is gekeken naar de verkeersaantrekkende werking van het bedrijf. In de Staat van Bedrijfsactiviteiten van het bestemmingsplan 'De Gors e.o. 2010' is voor een groothandel in auto's en motorfietsen, reparatie- en servicebedrijven een potentieel aanzienlijke verkeersaantrekkende werking van personenvervoer weergegeven en voor groothandel in machines en apparaten een potentieel geringe verkeersaantrekkende werking van goederenvervoer.

De daadwerkelijke verkeersaantrekkende werking van het bedrijf is relatief gering: maximaal één vrachtwagen per dag en ten hoogste 16 personen- of bestelwagens in de dag- en/of avondperiode. Bovendien wordt met de herontwikkeling naar woonbuurt het openbaar straatprofiel verbreed en de voor het bedrijf relevante ontsluiting op de Purmerweg in oostelijke richting verschoven, waardoor het manoeuvreren van de vrachtwagen wordt vergemakkelijkt.

Net buiten het plangebied bevindt zich het perceel Purmerweg 21 (zie blauwe kader in afbeelding 9), waarop nog een planologische bedrijfsbestemming rust. Op dit perceel zijn op basis van het bestemmingsplan 'De Gors e.o. 2010' bedrijven uit ten hoogste categorie 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten toegestaan, met een richtafstand van 30 meter. De eigenaar van het betreffende perceel (een woningcorporatie) heeft echter aangegeven dat zij geen gebruik zullen maken van deze bedrijfsmogelijkheden, gelet op hun eigen herontwikkelingsplannen naar woningbouw op dat perceel. In dat kader is recentelijk ook een melding voor de sloop van de bestaande bedrijfsopstallen op het perceel Purmerweg 21 ingediend.

4.6.3 Conclusie

Het bestaande bedrijf aan de Purmerweg 35B kan worden ingepast. Het bedrijf wordt daarmee niet in de huidige bedrijfsvoering beperkt en staat een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de omgeving niet in de weg. De aanwezigheid van de bedrijfsbestemming op het perceel Purmerweg 21 vormt evenmin een belemmering voor de woningbouwontwikkeling Klein Where.

4.7 Milieu-effectrapportage

4.7.1 Beleidskader

Voor grootschalige ontwikkelingen op het gebied van woningen, bedrijvigheid en infrastructuur geldt het Besluit milieu-effectrapportage 1994. Daarin is aangegeven dat in bepaalde gevallen een milieu-effectrapportage moet worden opgesteld, waarin wordt aangegeven wat de gevolgen zijn van de ontwikkelingen voor het milieu. In het besluit wordt onderscheid gemaakt in MER-beoordelingsplichtige activiteiten en MER-plichtige activiteiten.

Als een project valt onder de MER-beoordeling wordt gekeken naar de kenmerken van het project, de cumulatie met andere projecten, de ligging van het project en de kenmerken van het potentiële effect van het project. Voor de MER-beoordelingsplichtige projecten hoeft niet in alle gevallen een MER te worden gemaakt: er moeten bijzondere omstandigheden aanwezig zijn die dat noodzakelijk maken.

Projecten waarvoor een MER-beoordeling verplicht is zijn o.a.:

  • de bouw van meer dan 2.000 woningen binnen de bebouwde kom (daarbij gaat het om 2.000 toe te voegen woningen, vervangende nieuwbouw valt daar niet onder);
  • de aanleg, wijziging of uitbreiding van een recreatieve of toeristische voorziening met meer dan 250.000 bezoekers per jaar, een oppervlakte van 25 hectare of meer;
  • de uitvoering dan wel de wijziging of uitbreiding van de uitvoering van een stadsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen van 100 hectare of meer en/of een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.
4.7.2 Analyse

Gelet op het beoogde programma van ca. 130 woningen bevat het voorliggende bestemmingsplan geen MER-(beoordelings)plichtige activiteiten.

4.7.3 Conclusie

Voor het voorliggende bestemmingsplan is een (vormvrije) MER-beoordeling niet aan de orde.

4.8 Natuurwaarden

4.8.1 Beleidskader

In ruimtelijke plannen moet inzichtelijk gemaakt worden, hoe daarbij aan de orde zijnde ontwikkelingen zich verhouden met de wet- en regelgeving op het vlak van de gebieds- en soortenbescherming. Dit betekent, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet- en regelgeving de uitvoering van de ontwikkeling al dan niet in de weg staat.

De gebiedsbescherming is geregeld in de Natuurbeschermingswet (1998). Deze wet regelt de bescherming van gebieden die in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn beschermd moeten worden.

De Natuurbeschermingswet kent drie typen gebieden:

  • Natura 2000-gebieden;
  • beschermde natuurmonumenten;
  • Gebieden die de Minister van LNV aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichtingen (met uitzondering van verplichtingen op grond van de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn), zoals Wetlands.

De soortenbescherming is geregeld in de Flora- en faunawet. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De Flora- en faunawet bevat onder meer verbodsbepalingen met betrekking tot het aantasten, verontrusten of verstoren van beschermde dier- en plantensoorten, hun nesten, holen en andere voortplantings- of vaste rust- en verblijfsplaatsen.

4.8.2 Analyse

In het kader van de ontwikkeling van Klein Where is door Els & Linde B.V. onderzoek7 verricht naar de mogelijke effecten op beschermde natuurwaarden als gevolg van de geplande ontwikkelingen.

Flora- en faunawet

Naar aanleiding van een quick scan ecologie is nader onderzoek verricht naar vleermuizen en vogels met een vaste verblijfplaats. Binnen het plangebied zijn echter geen vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. In de groensingel kunnen tijdens de broedperiode wel vogels tot broeden komen. Om verstoring te voorkomen dienen de werkzaamheden buiten de broedperiode om (maart tot en met juli) te starten.

Natuurbeschermingswet

Het Natura 2000-gebied Polder Zeevang ligt op 2,9 kilometer afstand van het plangebied. Het gebied dat is aangewezen als Natuurnetwerk ligt op 1,3 kilometer afstand van de planlocatie. Gelet op deze afstanden en de omvang van het voornemen is een kans op een effect op het Natura 2000-gebied en/of het Natuurnetwerk uitgesloten.

4.8.3 Conclusie

Er is geen ontheffing van de Flora- en faunawet noodzakelijk. Er is evenmin een vergunning van de Natuurbeschermingswet nodig of een verklaring van geen bedenkingen. Het aspect natuurwaarden vormt geen belemmering voor vaststelling en uitvoering van voorliggend bestemmingsplan.

4.9 Water

4.9.1 Beleidskader

Kaderrichtlijn Water (KRW)

De kaderrichtlijn Water richt zich op de bescherming van landoppervlaktewater, overgangswater, kustwater en grondwater. De KRW schrijft voor dat elke overheid bindende plannen maakt om de waterkwaliteit in 2015 tot een goede toestand te verbeteren. Uiterlijk in 2027 moet die goede toestand zijn behaald. Deze plannen worden per stroomgebied samengevoegd tot een stroomgebiedbeheerplan. Brussel controleert of alle lidstaten hun beloftes nakomen.


Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)

Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, het Interprovinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn belangrijke pijlers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden, anticiperend op veranderende omstandigheden, zoals de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt, waar nodig en mogelijk, plaats op een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).


Nationaal Waterplan (opvolger NW4)

In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie.


Provinciaal Waterplan 2010-2015

Het motto van het Provinciaal Waterplan 2010-2015 is beschermen, benutten, beleven en beheren van water. De klimaatverandering, het steeds intensievere ruimtegebruik in Noord-Holland en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden, vragen om een herbezinning op de waterveiligheid, het waterbeheer en de ruimtelijke ontwikkeling.


Waterplan Purmerend (2006)

In het Waterplan hebben de gemeente en het Hoogheemraadschap vastgelegd welke verschillende soorten maatregelen in Purmerend worden getroffen om het water gezonder en veiliger te maken. De maatregelen richten zich op de inrichting van het oppervlaktewater, afkoppelen van schoon regenwater, monitoring van de waterkwaliteit, beheer en onderhoud en aanpassingen aan het watersysteem om de doorstroming te bevorderen.


Waterbeheersplan 4, 2010-2015

In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water.


Raamplan Bescherming tegen Wateroverlast (2004)

In het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) zijn afspraken gemaakt over de aanpak van wateroverlast, watertekort en waterkwaliteit voor de komende jaren. Rijk, provincies, waterschappen en gemeenten dienen te anticiperen op veranderende omstandigheden, zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Dit wordt de wateropgave genoemd. Deze is erop gericht de watersystemen in 2015 op orde te hebben en daarna op orde te houden. Het beleid dat zich met deze materie bezighoudt wordt aangeduid als 'Waterbeheer van de 21e eeuw' (WB 21). Het bestuur van het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) heeft op 28 april 2004 besloten de aanpak van de wateroverlast prioriteit te geven.


Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017, Van waterkeringen naar waterveiligheid

Veiligheid tegen overstromingen en de zorg voor droge voeten zijn kerntaken van het hoogheemraadschap. De waterkeringen moeten in een goede constructieve staat verkeren en aan de veiligheidsnorm voldoen. Door veranderende omstandigheden (klimaatverandering) en nieuwe technische inzichten gaat het om een blijvende opgave.


Waterwet

De Waterwet is een integratiewet van negen wetten die betrekking hadden op het waterbeheer.

De doelstellingen van de wet zijn:

  • voorkoming en waar nodig beperking van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;
  • bescherming en verbetering van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen;
  • vervulling van maatschappelijke functies door watersystemen.

Keur 2009

Het waterschap is de beheerder van regionale watersystemen. Het waterschap is bevoegd tot het stellen van gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot die watersystemen, voor zover het waterschap met de zorg voor die watersystemen of onderdelen daarvan is belast.

4.9.2 Analyse

Het hoogheemraadschap is de beheerder van het water en de waterkeringen in en rondom het plangebied. Tevens is de regionale waterkering aan de noord- en -oostzijde ook in eigendom van het hoogheemraadschap.

In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen moet een watertoets plaatsvinden; een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel te voorkomen dat (nieuwe) ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier is eigenaar van boezemwater de Where en de Purmerringvaart en beheert deze wateren ook. Het oppervlaktewater en de waterkeringen worden eveneens beheerd door het Hoogheemraadschap. Over dit bestemmingsplan is overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder8, voorzover nog actueel, zijn verwerkt in deze waterparagraaf.

Versterking waterkering

De woningbouwlocatie bevindt zich in de noordoosthoek van polder De Gors (streefwaterpeil NAP -1,81 meter). Aan de noord- en oostzijde ligt een regionale waterkering, welke een versterkingsopgave heeft (voor het hoogheemraadschap). Door de transformatie van bedrijventerrein naar woonbuurt ligt er een kans om de waterkering en de benodigde verbetering daarvan te integreren in de planvorming voor Klein Where. Als zijnde een pilot wordt voor de ontwatering en afwatering van de waterkering en aangrenzende percelen de dijksloot vervangen door een soort wadi-constructie in een grindbed met een drain. Het hoogheemraadschap stemt in met een wadi-constructie omdat dit ook bijdraagt aan de binnenwaartse stabiliteit. Op de dijk wordt een voetpad gerealiseerd.

Afwatering

Het plangebied is momenteel een bedrijventerrein met een hoog verhardingspercentage. Door de woningbouw zal het verhard oppervlak afnemen. Tevens zal de wadi voor een vertraagde afvoer (van afstromende naastgelegen terreinen) zorgen en in extreme situaties meedoen in de waterberging. De sloot aan de noordzijde van de Purmerweg zal worden rechtgetrokken en is het afwateringsmiddel van het plangebied. De ontwikkeling Klein Where krijgt voldoende waterberging en er zal geen versnelde afvoer (t.o.v. de bestaande situatie) naar polder De Gors plaatsvinden.

Riolering

Bij de nieuwe woonbuurt kan worden aangenomen dat het afstromende regenwater van verhard oppervlak als schoon bestempeld kan worden, waardoor het (door middel van een gescheiden rioolsysteem) rechtstreeks op het oppervlaktewater kan worden geloosd (de sloot langs de Purmerweg).

Verplaatsen inlaat

Aan de noordzijde van het plangebied bevindt zich momenteel een belangrijke waterinlaat om polder De Gors van water te voorzien. Ter plaatse van de inlaat is de wadi-constructie gepland, waardoor de inlaat komt te vervallen. Aan de oostzijde van het plangebied zal, net ten noorden van de Purmerweg, een nieuwe inlaat gerealiseerd worden.

Beheer en onderhoud

De waterlopen zullen vanaf de kant bereikbaar zijn voor onderhoudsmaterieel. De wadi-constructie komt in de groenstrook tussen de waterkering en de bebouwing/wegen. De groenstrook inclusief wadi-constructie zal door de gemeente worden onderhouden. Vanuit waterkeringbelang is het onwenselijk bomen op de waterkering te hebben. De gemeente wil de woonbuurt juist een groene uitstraling geven, zoals het bedrijventerrein die ook heeft. Hierover vindt nader overleg met het hoogheemraadschap plaats.

Met het Hoogheemraadschap is afgesproken dat deze instantie wordt betrokken bij de verdere uitwerking van de ontwikkeling, zodat meer specifieke aspecten en uitgangspunten verder kunnen worden afgestemd.

4.9.3 Conclusie

Het vorenstaande is met het oog op het criterium 'goede ruimtelijke ordening' waar nodig in de bestemmingsregeling verankerd. Het aspect water is geen belemmering voor de vaststelling en uitvoering van voorliggend bestemmingsplan.

Hoofdstuk 5 Uitvoerbaarheid

De gemeente mag op basis van de Wet ruimtelijke ordening alleen meewerken aan planontwikkelingen die haalbaar en uitvoerbaar zijn. Ingevolge artikel 3.1.6 Bro dient de toelichting van een bestemmingsplan inzichten te bevatten over de uitvoerbaarheid van een plan.

5.1 Economische uitvoerbaarheid

De aan de grondexploitatie gerelateerde kosten zijn verzekerd door middel van de door de gemeenteraad op 26 november 2015 vastgestelde grondexploitatie, een bijdrage vanuit de onderhoudsbegroting en de op 18 december 2015 ondertekende bouwclaimovereenkomst met twee marktpartijen (AM Wonen en de Linden Groep). Het overgrote deel van de grond is reeds of zal binnenkort in gemeentelijke handen zijn. De gemeente maakt het gebied bouw- en woonrijp. De gemeente is nog in overleg met een aantal eigenaren over verwerving van hun eigendommen en uit voorzorg heeft ze op een aantal percelen het voorkeursrecht gevestigd en wordt samen met dit bestemmingsplan een exploitatieplan art. 6.12 lid 1 Wro vastgesteld. Mogelijke tegenvallers als gevolg van het niet bereiken van overeenstemming en de eventuele inzet van onteigening kunnen in de gemeentelijke grondexploitatie worden opgevangen.

Uit marktonderzoek9 blijkt dat er ruime vraag is naar het type en aantal woningen welke op deze locatie gerealiseerd gaat worden. De haalbaarheid wordt nog eens bevestigd door het feit dat twee marktpartijen (AM Wonen en de Linden Groep) bereid zijn om de bouw- en woonrijpe kavels af te nemen en zich daartoe gecomitteerd hebben in bovengenoemde bouwclaimovereenkomst.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Overleg ingevolge artikel 3.1.1 Bro

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) schrijft voor dat een bestuursorgaan dat belast is met de voorbereiding van een ruimtelijk plan daarbij overleg pleegt met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van Rijk en provincie die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Artikel 3.1.6 Bro bepaalt daarnaast dat in de toelichting de uitkomsten van dit overleg worden beschreven.

Het voorontwerp-bestemmingsplan is voorgelegd aan de provincie en het Hoogheemraadschap. Alleen het Hoogheemraadschap heeft binnen de daarvoor gestelde termijn gereageerd.

Naar aanleiding van de reactie zijn de volgende wijzigingen aangebracht in de toelichting:

- rivier de Where vervangen door boezemwater de Where;

- paragraaf 2.1: wijzigen beschrijving begrenzing waterkering aan de westkant van het plangebied (niet aan de Purmerweg, maar langs de Where, naar de Churchilllaan);

- paragraaf 4.9.1: Beheerplan Waterkeringen 2006-2010 vervangen door Beleidsnota Waterkeringen 2012-2017, van Waterkeringen naar Waterveiligheid;

- paragraaf 4.9.1: toevoegen kop 'Keur 2009';

- eerste alinea in paragraaf 4.9.2 aanpassen: Het hoogheemraadschap is de beheerder van het water en de waterkeringen in en rondom het plangebied. Tevens is de regionale waterkering aan de noord- en oostzijde ook in eigendom van het hoogheemraadschap;

- laatste zin onder Afwatering in paragraaf 4.9.2 aanpassen: De ontwikkeling Klein Where krijgt voldoende waterberging en er  zal geen versnelde afvoer (t.o.v. de bestaande situatie) naar polder De Gors plaatsvinden.

Daarnaast is in de regels onder 9.3.2 toegevoegd dat er schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de waterkeringsbeheerder.

5.2.2 beschrijving betrokkenheid burgers en organisaties bij voorbereiding

Met het oog op artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening hebben burgemeester en wethouders in september 2015 het voornemen gemeld dat een bestemmingsplan voor de ontwikkeling van Klein Where in voorbereiding is genomen (officiële bekendmaking Purmerends Nieuwsblad).

In het kader van het participatietraject was het voorontwerp-bestemmingsplan en de bijbehorende stukken raadpleegbaar met ingang van vrijdag 16 oktober 2015 tot en met donderdag 5 november 2015 tijdens openingstijden in de centrale hal van het gemeentehuis. De stukken konden ook worden ingezien op de gemeentelijke website www.purmerend.nl/bestemmingsplannen.

De mogelijkheid te reageren is aangekondigd in de rubriek 'officiële mededelingen' in het Purmerends Nieuwsblad d.d. 15 oktober 2015 en in een brief, verzonden aan de gebruikers en eigenaren van het bedrijventerrein De Where en de (directe) omgeving. Iedereen kon schriftelijk en mondeling reageren op het voorontwerp-bestemmingsplan voor 6 november 2015.

Op 13 oktober 2015 is het plan Klein Where tijdens een informatiebijeenkomst gepresenteerd aan gebruikers en eigenaren van het bedrijventerrein De Where en de (directe) omgeving. Op verzoek van de Vereniging van Eigenaren van de woonbooteigenaren aan de Wheredijk is op 29 oktober 2015 een extra informatiebijeenkomst geboden voor de woonbooteigenaren. De aanwezigen zijn deze bijeenkomsten in de gelegenheid gesteld hun reacties op het plan te geven en vragen te stellen. Tijdens de bijeenkomsten was ook het Hoogheemraadschap aanwezig in verband met de in het plangebied noodzakelijke dijkversterking.

De reacties waren overwegend positief. De vragen gingen met name over de dijkverbetering en de daarmee samenhangende kap van bomen op de dijk en de woningbouwontwikkeling op de naastgelegen percelen Purmerweg 19 en 21, die te zijner tijd in een separaat bestemmingsplan zal worden vormgegeven. Daarnaast gaf een aantal aanwezigen aan geen voorstander te zijn van het planologisch mogelijk maken van steigers in de Where en de Purmerringvaart. Tijdens de bijeenkomsten is door de gemeente aangegeven dat de gebruikers en eigenaren van het bedrijventerrein en de (directe) omgeving betrokken zullen worden bij het nog op te stellen groenplan voor het plangebied en dat ambtshalve zal worden voorgesteld de realisatie van steigers niet (meer) planologisch mogelijk te maken in het plangebied.

Tijdens het (verdere) participatietraject is één reactie ontvangen van Ruimte in Advies, namens een (nieuwe) eigenaar van een bedrijfspand in het plangebied. In de reactie wordt verzocht zijn bedrijfsmatige functie alsmede het bouwblok met aanhorigheden terug te brengen in het bestemmingsplan.

Naar aanleiding van deze reactie is onder verwijzing naar de voorafgaande bestuurlijke besluitvorming aangegeven dat de transformatie naar woningbouw voor deze eigenaar voorzienbaar was. Aan het verzoek wordt geen gehoor gegeven, gelet op de toekomstvisie op het gebied (woningbouwontwikkeling), de concrete uitwerking daarvan in het stedenbouwkundig plan en de voorzienbaarheid van de ontwikkeling voor deze eigenaar. De reactie heeft niet geleid tot wijziging/aanpassing van het bestemmingsplan.

5.2.3 Overleg ingevolge artikel 3.8 Wro

Het bestemmingsplan heeft in ontwerp, vergezeld van de daarop betrekking hebbende relevante stukken, met ingang van vrijdag 29 januari 2016 gedurende zes weken op het stadhuis ter inzage gelegen. Het plan is tevens digitaal beschikbaar gesteld via de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl en de gemeentelijke website www.purmerend.nl.

Gedurende deze zes weken van terinzageligging is een ieder in de gelegenheid gesteld (schriftelijk of mondeling) zienswijzen over het ontwerp naar voren te brengen. Hiervan is melding gemaakt door middel van voorafgaande kennisgeving in de rubriek 'Bekendmakingen' zoals gepubliceerd in het Purmerends Nieuwsblad alsmede in de Staatscourant, beiden d.d. 28 januari 2016. Bij brief d.d. 21 januari 2016 zijn de gebruikers en eigenaren van het bedrijventerrein De Where en de (directe) omgeving geïnformeerd over (onder meer) de aanstaande bestemmingsplanprocedure. Op 28 januari 2016 is de kennisgeving aan de in artikel 3.8 lid 1 sub b Wro genoemde instanties verzonden.

Er zijn drie zienswijzen ontvangen. Naar aanleiding van één zienswijze is paragraaf 3.2.2 van de toelichting op het bestemmingsplan aangevuld met een verantwoording over de wijze waarop in het verlies aan bedrijfsterrein wordt voorzien. Voor het overige hebben de zienswijzen niet tot wijzigingen in het bestemmingsplan geleid.

Hoofdstuk 6 Juridische planbeschrijving

Dit hoofdstuk bevat de toelichting op de gekozen planvorm. Tevens geeft het inzicht in de overwegingen die aan de juridische regeling ten grondslag hebben gelegen.

6.1 Planvorm

Het voorliggende bestemmingsplan kan worden aangeduid als een globaal eindplan. Het betreft een plan ingevolge artikel 3.1 Wet ruimtelijke ordening, opgesteld overeenkomstig de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012 (SVBP2012). Het bestemmingsplan voorziet verder in 'binnenplanse flexibiliteit', zodat een bandbreedte ontstaat om de voorzienbare, ruimtelijke dynamiek soepel te (kunnen) faciliteren:

  • wijzigingsbevoegdheden;
  • afwijkingsbevoegdheden.

6.2 Bestemmings- en algemene regels

Een aantal regelingen is hieronder toegelicht.

Bedrijf

Rekening houdende met de gevestigde belangen van het bedrijf aan de Purmerweg 35B (incl. bedrijfswoning aan de Purmerweg 35A) enerzijds en de gemeentelijke (toekomst)visie op het plangebied (woningbouw) anderzijds, is op het betreffende perceel een bedrijfsbestemming opgenomen waarbinnen het bestaande bedrijf wordt toegestaan. Ten behoeve van het aspect geluid is een nadere eisenregeling opgenomen vanwege eventuele toekomstige wijzigingen in de bedrijfsvoering.

Naar aanleiding van de tussenuitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak is het geluidburo gevraagd om te onderzoeken of de maatwerkbestemming voldoet. Volgens het geluidburo borgt de nu gekozen oplossing enerzijds de huidige activiteiten van De Jonge en is de oplossing anderzijds in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening. De notitie van het geluidburo d.d. 17 februari 2017 is als bijlage bij de toelichting gevoegd.

Met het oog op de verkoopbaarheid van de percelen Purmerweg 35A en 35B na bedrijfsbeëindiging èn de (toekomst)visie op het gebied is een wijzigingsbevoegdheid naar woningbouw opgenomen. Deze bevoegdheid bevat criteria vanwege de vereiste objectieve begrenzing. Indien een beter stedenbouwkundig plan kan worden gerealiseerd buiten deze kaders kan worden overwogen het bestemmingsplan ter plaatse te herzien.

Groen

De voor groen aangewezen gronden vormen in combinatie met de voor water en verkeer aangewezen gronden de structuurbepalende elementen van het plangebied.

Verkeer

De bestemming Verkeer wordt toegekend aan wegen met een verkeers- of verblijfsfunctie. Binnen deze bestemming is een aantal daarin passende gebruiksvormen toegestaan, zoals parkeren, groenpartijen, waterpartijen, nutsvoorzieningen, speelvoorzieningen en dergelijke.

Water

De voor water aangewezen gronden zijn primair bedoeld voor waterwegen en verkeer te water (i.c. rivier de Where en de Purmerringvaart), waterlopen en water ten behoeve van de waterhuishouding. Voor werkzaamheden binnen deze functie is mogelijk een watervergunning van de waterbeheerder nodig. Hierover dient advies bij de waterbeheerder te worden ingewonnen.

Wonen

De gronden met de bestemming Wonen zijn bestemd voor bewoning door personen en de daarbij behorende voorzieningen, zoals parkeerplaatsen, tuinen en erven en de daarin geplaatste erfbebouwing, erf- en terrein-afscheidingen, tuinmeubilair, speeltoestellen, water en nutsvoorzieningen.

Aan-huis-verbonden beroepen, (kleinschalige) bedrijvigheid en bed&breakfast zijn toegestaan, zolang de woonfunctie in overwegende mate behouden blijft en er geen hinder voor de omgeving optreedt.

De maximale bouwhoogte van bijbehorende bouwwerken is gerelateerd aan het hoofdgebouw. Dit houdt in dat, als de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bijvoorbeeld 3,5 meter hoog is, de aan- of uitbouw die hier tegenaan geplaatst wordt dezelfde hoogte mag hebben. Enige flexibiliteit is toegelaten: als het om bouwkundige, welstandelijke of andere redenen verantwoord is om licht af te wijken van deze hoogte is dat toegestaan. Voorop blijft wel staan dat de hoogte van het bijbehorende bouwwerk en de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw aan elkaar gekoppeld blijven.

Waarde - Archeologie

Gebieden die op de archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart (bijlagen van de Beleidsnota Archeologie in Purmerend (2009)) zijn aangewezen als gebieden met een middelhoge archelogische verwachtingswaarde worden beschermd via de dubbelbestemming Waarde - archeologie.

Waterstaat - Waterkering

De in het plangebied aanwezige gronden die zijn aangewezen voor waterstaatkundige doeleinden worden beschermd via de dubbelbestemming Waterstaat - Waterkering. Voor bouwwerken of (bouw-)werkzaamheden binnen de grenzen van het waterstaatswerk is een watervergunning van het Hoogheemraadschap vereist. Hierover dient advies bij de waterbeheerder te worden ingewonnen.

Anti-dubbeltelregel

Het doel van deze bepaling is te voorkomen dat grond die al in aanmerking is genomen of betrokken is bij het verlenen van een vergunning niet nog een keer wordt betrokken bij een aanvraag om omgevingsvergunning. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.

Algemene bouwregels

In dit artikel worden regels gegeven voor bouwwerken die op twee of meer bestemmingen van toepassing zijn. De regels die van toepassing zijn op bovengrondse bouw zijn ook van toepassing op ondergrondse bouw. Het onderhavige bestemmingsplan verbindt daar de regel aan dat qua diepte ondergrondse bouw beperkt moet blijven tot ten hoogste één bouwlaag.

Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksbepaling is opgenomen wat onder verboden gebruik van de gronden wordt verstaan.

Bij het bouwen of aanleggen van een nieuwe functie of voorziening moet in principe op eigen terrein voor voldoende parkeerplaatsen worden gezorgd. Alleen in het geval dit redelijkerwijs niet kan of wenselijk is, dan wel indien er andere omstandigheden zijn die dit onmogelijk dan wel onwenselijk maken, kunnen burgemeester en wethouders van deze regel afwijken.

Aangezien Purmerend nog geen gemeentelijk parkeerbeleid heeft, is voor dit bestemmingsplan uitgegaan van de gemiddelde norm die het CROW (het nationale kenniscentrum voor verkeer en vervoer) hanteert per functie.

Algemene afwijkingsregels

Dit artikel geeft een regeling voor het geval dit voor een betere technische realisering van bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein noodzakelijk is. Deze afwijkingsregel dient bij uitzondering te worden toegepast. De noodzaak om van de bestemmingsregeling af te wijken dient te worden aangetoond.

Overgangsrecht

Dit artikel betreft het overgangsrecht met betrekking tot gebruik van onbebouwde gronden en bouwwerken dat afwijkt van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt. Dit gebruik mag worden voortgezet. Wijziging van het afwijkend gebruik is slechts toegestaan indien de afwijking hierdoor wordt verkleind. Daarnaast zijn overgangsregels opgenomen ten aanzien van het bouwen. Een bouwwerk dat afwijkt van de bouwregels van het bestemmingsplan op het moment dat dit in werking treedt, mag gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd, of na een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd. De afwijking mag daarbij naar aard en omvang niet worden vergroot. Daarvan mag eenmalig worden afgeweken tot maximaal 10% van de inhoud van het bouwwerk. Het overgangsrecht is niet van toepassing op bouwwerken die reeds in strijd waren met het voorgaande geldende bestemmingsplan.

Bijlage bij de toelichting