Plan: | De Gors e.o. 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0439.BPGORS2010-va01 |
In het kader van ruimtelijke ontwikkelingen moet een watertoets plaatsvinden; een procedure waarbij de initiatiefnemer in een vroeg stadium overleg voert met de waterbeheerder over de ruimtelijke ontwikkeling. De watertoets heeft als doel te voorkomen dat nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden die in strijd zijn met duurzaam waterbeheer.
In het plangebied wordt het beheer van oppervlaktewater en waterkeringen gevoerd door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. In het kader van de verplichte watertoets wordt over dit plan overleg gevoerd met de waterbeheerder, waarna de opmerkingen van de waterbeheerder worden verwerkt in deze waterparagraaf.
Rijksbeleid
Het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW) is een overeenkomst tussen het Rijk, het InterProvinciaal Overleg, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Unie van Waterschappen. Het beleid van Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en de Kaderrichtlijn Water (KRW) zijn belangrijke peilers van het akkoord. Het NBW heeft tot doel om in 2015 het watersysteem op orde te hebben en daarna op orde te houden anticiperend op veranderende omstandigheden zoals de verwachte klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. Uitwerking van veiligheid en het voorkomen van wateroverlast vindt, waar nodig en mogelijk, plaats op een integrale werkwijze waarbij de aanpak van watertekorten, tegengaan van verdroging en verdere verbetering van de waterkwaliteit worden betrokken. Eén en ander is een logisch vervolg en nadere uitwerking van het vigerende beleid uit de Vierde Nota Waterhuishouding (1998).
Nationaal Waterplan
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009-2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen. Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. In het Nationaal Waterplan geeft het Rijk aan dat wordt vastgehouden aan de ingezette koers voor het reduceren van verontreinigende stoffen in het oppervlaktewater, namelijk een combinatie van de principes: aanpak bij de bron, hergebruik, zuivering en 'de vervuiler betaalt'. Meer dan voorheen wordt aandacht gegeven aan de inrichting van het watersysteem. De sanering van bronnen wordt zoveel als mogelijk landelijk of Europees aangepakt. Het uitvoeringsprogramma diffuse bronnen wordt voortgezet. Het vergunnen van lozingen wordt zo veel als mogelijk vervangen door algemene regels. Om gebiedsspecifieke differentiatie mogelijk te maken gaat het Nationaal Waterplan voort op de reeds ingeslagen weg om aan bevoegde instanties ruimte te laten om met maatwerkvergunningen aanvullende bescherming van het watersysteem te realiseren.
Bewust omgaan met water, Provinciaal Waterplan Noord-Holland 2006-2010 (2006)
In het derde Waterhuishoudingsplan van de provincie Noord-Holland is Europees en nationaal beleid vertaald naar hoofdlijnen voor het provinciaal waterbeleid. Bij deze vertaling is ingespeeld op actuele ontwikkelingen zoals klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling, intensiever ruimtegebruik en de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden. Voor het plangebied zijn de volgende beleidslijnen relevant.
Raamplan Bescherming tegen wateroverlast (2005)
Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft in dit plan de aanpak van wateroverlast uitgewerkt, in het licht van klimaatverandering, zeespiegelstijging, bodemdaling en toename van verhard oppervlak. De planperiode beslaat 2005 tot 2015. Het raamplan richt zich op kleinschalige maatregelen in poldersystemen en niet in de boezemsystemen, en verder op het oplossen van problemen waar ze zich voordoen.
Deelstroomgebiedsvisie Noorderkwartier (2002)
De concept Deelstroomgebiedsvisie richt zich met name op de kansen en knelpunten binnen het beheersgebied van hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier. Daarnaast is in de deelstroomgebiedsvisie voor het plangebied een strategie ontwikkeld om de knelpunten integraal en duurzaam aan te pakken. De trits vasthouden, bergen, afvoeren, het bieden van meer ruimte voor water en water alsmede ordenend principe, zijn hierbij de uitgangspunten.
Beheersplan Waterkeringen 2006-2010
In dit plan zijn het beheer en de eisen voor alle waterkeringen beschreven, zowel die aan de zeezijde als die langs alle binnenwateren. Het plan bestaat uit een hoofdnota en zes themanota's. De kernwaarde van het plan is veiligheid voor de keringen. In de hoofdnota en themanota's staat weergegeven welke positie het hoogheemraadschap inneemt ten aanzien van thema's als de vereiste manier van onderhoud, de relatie met de ruimtelijke ordening, de visie op gebruik van de keringen, die in eigendom zijn van het hoogheemraadschap enzovoorts.
Keur Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier 2009
De keur bevat regels voor het beheer, het gebruik en het onderhoud van waterstaatswerken, zoals waterkeringen en watergangen. De regels hebben tot doel watersystemen in stand te houden en waterstaatswerken goed te laten functioneren. Daarvoor zijn in de keur verplichtingen en verbodsbepalingen opgenomen. Op grond van de keur zijn binnen de begrenzing van het waterstaatswerk en de beschermingszone bepaalde handelingen verboden. Voor werkzaamheden die plaats vinden binnen deze zones moet contact worden gezocht met het hoogheemraadschap. Afhankelijk van de aard van de werkzaamheden moet een watervergunning worden aangevraagd.
Waterbeheersplan 4, 2010-2015
In het Waterbeheersplan 2010-2015 'Van veilige dijken tot schoon water' beschrijft het hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier de doelstellingen voor de periode 2010-2015 voor de drie kerntaken: veiligheid tegen overstromingen, droge voeten en schoon water. Deze taken worden de komende periode sterk beïnvloed door de klimaatverandering en de uitgangspunten van de Europese Kaderrichtlijn Water.
De missie van het hoogheemraadschap is erop gericht om ook de komende jaren, ondanks klimaat- en weersveranderingen, Noord-Holland boven het Noordzeekanaal veilig te houden tegen overstromingen en te zorgen voor droge voeten en schoon water. Het kerndoel is vierledig:
Waterplan Purmerend (2006)
In het Waterplan hebben de gemeente en het Hoogheemraadschap vastgelegd welke verschillende soorten maatregelen in Purmerend worden getroffen om het water gezonder en veiliger te maken. De maatregelen richten zich op de inrichting van het oppervlaktewater, afkoppelen van schoon regenwater, monitoring van de waterkwaliteit, beheer en onderhoud en aanpassingen aan het watersysteem om de doorstroming te bevorderen.
Voor het plangebied wordt onder andere gestreefd naar het afkoppelen van schoon regenwater, realiseren van ecologische verbindingen via water en oevers en het versterken en ontwikkelen van een ruige of natuurlijke groenstructuur.
Het plangebied behoort tot het bestaande stedelijke gebied en maakt onderdeel uit van twee polders, zijnde polder De Gors en polder De Vurige Staart (het deel van het plangebied ten zuiden van de Laan der Continenten en de Verzetslaan). Het grootste deel van het plangebied ligt in het te bemalen peilgebied van de polder De Gors, waar een streefpeil gehanteerd wordt van NAP -1.81 meter. Enkele hoger gelegen peilgebieden wateren af op het bemalen peilgebied. Het te bemalen polderpeil van de polder De Vurige Staart ligt op NAP -2,42. Het water wordt opgemalen naar de polder De Gors, alwaar het water via gemaal De Gors wordt uitgeslagen op de Purmerboezem.
De bodem bestaat uit veengronden, toch is er sprake van infiltratie. Het regenwater zijgt in de bodem richting de droogmakerij de Purmer.
Via een stelsel van hoofdwatergangen wordt overtollig water (neerslag) afgevoerd naar een poldergemaal, die het uitslaat op de Purmerringvaart. Het plangebied maakt waterhuishoudkundig gezien deel uit van het boezemsysteem van de Schermerboezem. De Purmerringvaart, die de oostelijke grens van het plangebied vormt, heeft de functie van boezemwatergang. Langs de Purmerringvaart en het Noordhollandsch Kanaal liggen boezemwaterkeringen, die bestemd zijn als regionale waterkering. Ook De Where is een boezemwatergang. In de praktijk fungeert hierbij de Purmerweg als boezemwaterkering die bestemd is als regionale waterkering. De beschermingszone voor regionale waterkeringen is minimaal 50 m uit de teen van de dijk en voor primaire waterkeringen minimaal 100 m uit de teen van de dijk. Deze beschermingszones worden nu gehanteerd in afwachting van de nieuwe keur, deze kunnen dus nog worden bijgesteld.
Vanuit de boezem wordt overtollig boezemwater afgevoerd naar het Markermeer via de sluis bij Monnickendam. Gedurende droge perioden worden watertekorten aangevuld door water uit het Markermeer in te laten via de sluis van Edam. De westelijke grens wordt gevormd door het Noordhollandsch Kanaal, die, net als het merendeel van het overige water in het plangebied (zoals de Gorssloot), tot de hoofdwatergangen behoort. De water(bodem)kwaliteit van zowel de hoofd- als de boezemwatergangen is redelijk tot matig.
Het plangebied is ten oosten van de spoorlijn voorzien van een gescheiden rioolstelsel. Ten westen van de spoorlijn is de bebouwing aangesloten op een gemengd rioolstelsel.
Dit bestemmingsplan is deels consoliderend van aard. Voor de delen van de kern waar geen ontwikkelingen plaatsvinden, is het toch van belang om de uitgangspunten van duurzaam stedelijk waterbeheer daar waar mogelijk toe te passen.
Ondanks het consoliderende karakter worden een aantal ontwikkelingsmogelijkheden geboden in dit bestemmingsplan. Naast het mogelijk maken van meer flexibiliteit binnen de bestemminglegging, betreft het de volgende ontwikkelingen:
Met het oog op de waterhuishouding is het voor al deze ontwikkelingen mogelijk om randvoorwaarden te geven. Om toekomstige wateroverlast door een toename van het verhard oppervlak te voorkomen, wordt extra verharding gecompenseerd met extra water in de vorm van nieuwe sloten graven of verbreding van reeds bestaande watergangen. Nieuw te graven sloten moeten in verbinding staan met het bestaande watersysteem en bij voorkeur vanaf het water onderhouden kunnen worden. De gemeente en het Hoogheemraadschap maken gebruik van een waterbank: een huishoudboekje om te compenseren water door extra verharding en aanleg van extra water bij te houden, met de bedoeling dat het per saldo neutraal of positief per peilvak uitkomt. Bij de aanleg van nieuw water of verbreden van bestaande watergangen wordt voor de oeverinrichting aangesloten bij het water- en oeverplan dat momenteel door de gemeente wordt opgesteld als uitwerking van het stedelijk waterplan. Daarin wordt uitgewerkt welke watergangen prioriteit krijgen bij natuurvriendelijke inrichting en welke principes hiervoor worden toegepast. Bij het gebruik maken van de wijzigingsbevoegdheden dient vooraf overleg plaats te vinden met het Hoogheemraadschap.
Voor alle bouwwerkzaamheden is het van belang om duurzame, niet-uitloogbare bouwmaterialen toe te passen (dus geen zink, lood, koper, en PAK's-houdende materialen) om diffuse verontreiniging van water en bodem te voorkomen.
De manier waarop met schoon hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken dient te worden omgegaan hangt af van de locatie binnen het plangebied. Ten oosten van de spoorlijn ligt een gescheiden rioolstelsel en daarom dient schoon hemelwater te worden afgekoppeld en afgevoerd naar het oppervlaktewater. Ten westen van de spoorlijn ligt echter een gemengd rioolstelsel, in deze gebieden is afkoppelen niet wenselijk om te voorkomen dat er een grote afwisseling van verschillende typen rioolstelsels ontstaat. Voor de omgang met hemelwater hanteert het Hoogheemraadschap als beleid de 'Beslisboom Afkoppelen' van de Werkgroep Riolering West-Nederland.
Verder dient schoon hemelwater afkomstig van verharde oppervlakken te worden afgevoerd naar het oppervlaktewater, of indien mogelijk te worden geïnfiltreerd in de bodem. Zo wordt voorkomen dat schoon hemelwater afgevoerd wordt naar de afvalwaterzuiveringsinstallatie. Indien geen open water in de buurt is, wordt geadviseerd nieuwe bebouwing te voorzien van een gescheiden afvoerstelsel, zodat bij toekomstige vervanging van het bestaande gemengde rioolstelsel door een gescheiden stelsel hier eenvoudig op kan worden aangesloten. Voor lozingen op het oppervlaktewater (onder andere afkoppelen) dient een watervergunning verkregen te worden.
Beheer en onderhoud
In zijn algemeenheid geldt dat voor aanpassingen aan het bestaande waterhuishoudingsysteem bij het Hoogheemraadschap vergunning dient te worden aangevraagd op grond van de "Keur" (ex artikel 77 en 80 van de Waterschapswet). De genoemde bepaling beoogt te voorkomen dat de stabiliteit van het profiel en/of veiligheid wordt aangetast, de aan- en/of afvoer en/of berging van water wordt gehinderd dan wel het onderhoud wordt gehinderd.
Water en waterstaatsdoeleinden in het bestemmingsplan
In het bestemmingsplan worden de watergangen als zodanig bestemd. Voor waterkeringen geldt een zogenaamde dubbele bestemming, deze hebben de bestemming "Waterstaat-Waterkering" toebedeeld gekregen.