direct naar inhoud van Artikel 6 Centrum - 3
Plan: Binnenstad 2010
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0439.BPBS2010-VS03

Artikel 6 Centrum - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

De gronden op de plankaart aangewezen voor "Centrum - 3" zijn bestemd voor:

  • a. culturele voorzieningen;
  • b. detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. horecabedrijven, in categorie 1a en b zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten;
  • e. kantoren;
  • f. maatschappelijke voorzieningen;
  • g. woningen;
  • h. bedrijven in de categorieën A en B zoals opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2(Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging)
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf' een garagebedrijf ten behoeve van kleinschalige reparaties aan auto's;
  • j. ter plaatse van de aanduiding 'horeca' horecabedrijven in de categorieën 1c en zoals aangegeven in de Staat van Horeca-activiteiten;
  • k. tuinen, erven en terreinen ten dienste van de onder sub a tot en met g genoemde functies;
  • l. de bescherming en veiligstelling van de archeologische waarden als bedoeld in Artikel 16;

met de daarbij behorende:

  • m. bouwwerken, geen gebouw zijnde;
  • n. nutsvoorzieningen;
  • o. parkeervoorzieningen;
  • p. wegen en paden.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  • a. een gebouw dient te zijn voorzien van een kap met een helling van meer dan 30o en minder dan 65o graden, waarbij de de dakvlakken voor minder dan 30% in het horizontale vlak liggen.
  • b. een gebouw mag slechts gebouwd worden binnen het bouwvlak;
  • c. de maximaal toegestane bouwhoogte van een gebouw is de bestaande bouwhoogte;
  • d. de gevelbreedte bedraagt maximaal 10,00 m;
  • e. de gebruiksoppervlakte van een woning dient minimaal 40 m2 te bedragen.
6.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, mag ten hoogste 3,00 m bedragen.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats

en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. de cultuurhistorische en ruimtelijke beeldbepalende waarden zoals in de toelichting genoemd;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de milieusituatie;
  • d. de verkeerssituatie;
  • e. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
6.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 sub a en toestaan dat wordt afgeweken van de kapconstructie en/of kapvorm dan wel een gebouw gedeeltelijk wordt voorzien van een plat dak;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.1 sub b en toestaan zodat mag worden gebouwd tot ten hoogste 3,00 m buiten het bouwvlak;
  • c. het bepaalde in lid 6.2.1 sub c en toestaan dat het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4,00 m, met dien verstande dat de bouwhoogte van 13,50 m in ieder geval niet wordt overschreden;
  • d. het bepaalde in lid 6.2.1 sub c en toestaan dat andere bebouwing dan het hoofdgebouw wordt voorzien van een extra bouwlaag van maximaal 4,00 m, mits deze uitbreiding direct grenst aan het hoofdgebouw en maximaal 60 % van de oppervlakte van de op de begane grond aanwezige bebouwing beslaat.
  • e. het bepaalde in lid 6.2.1 sub d en een bredere gevel toestaan met een maximum van 20,00 m.

6.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de in de toelichting aangegeven cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeerssituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken, afwijken van het bepaalde in lid 6.1 sub h en toestaan dat:

  • a. bedrijven worden gevestigd van één categorie hoger (C) zoals is opgenomen in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging);
  • b. bedrijven die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in de bij deze regels behorende Bijlage 2 (Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging);

mits:

  • 1. het geen geluidzoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en vuurwerkbedrijven betreft;
  • 2. het gaat om bedrijven die niet zijn genomen in Bijlage 2 Staat van bedrijfsactiviteiten functiemenging), maar qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd.
6.6 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
  • a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor de activiteit slopen van burgemeester en wethouders een gebouw geheel of gedeeltelijk te slopen.
  • b. Het verbod onder a geldt niet wanneer een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen is verleend voor een nieuw te bouwen bouwwerk ter vervanging van het te slopen bouwwerk.
  • c. De omgevingsvergunning voor de activiteit slopen kan worden geweigerd indien de sloop onevenredig nadelige gevolgen heeft voor cultuurhistorische en ruimtelijke en beeldbepalende waarden, het straat- en bebouwingsbeeld.