direct naar inhoud van Regels
Plan: Landelijk Gebied
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0424.BP0300LANDGEBI2011-0302

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

1.1 Plan

Het bestemmingsplan Landelijk Gebied met identificatienummer NL.IMRO.0424.BP0300LANDGEBI2011-0302 van de gemeente Muiden;

1.2 Bestemmingsplan

De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 Aanbouw en uitbouw

Een gebouw in één bouwlaag dat als afzonderlijke ruimte danwel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.4 Aanduiding

Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.5 Aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.6 Achtererf

Gedeelte van het erf dat aan de achterzijde van het gebouw is gelegen;

1.7 Afwijking

Een afwijking als bedoeld in artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 1° van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.8 Agrarische zorgboerderij

Zorgboerderij met directe verwantschap met het ter plaatse gevestigd agrarisch bedrijf (zonder slaapvertrekken);

1.9 Ander-werk

Een werk, geen bouwwerk zijnde, of een werkzaamheid;

1.10 Archeologische deskundige

Professioneel archeoloog die op basis van de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie bevoegd is om archeologisch onderzoek uit te voeren en/of Programma's van Eisen op te stellen en te toetsen;

1.11 Archeologisch onderzoek

Diverse vormen van onderzoek naar de archeologische waarden binnen een plangebied, uitgevoerd volgens de geldende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse archeologie;

1.12 Archeologisch rapport

In rapportvorm vervat verslag van een volgens de in de archeologische beroepsgroep gebruikelijke normen verricht archeologisch onderzoek, op basis waarvan een conclusie kan worden getrokken over de aanwezigheid van archeologische waarden;

1.13 Archeologische verwachting

De aan een gebied toegekende verwachting in verband met de kans op het voorkomen van archeologische relicten;

1.14 Archeologische waarde

De aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende archeologische relicten;

1.15 Bebouwing

Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

1.16 Bebouwingspercentage

Een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het bouwvlak aangeeft, dat maximaal mag worden bebouwd, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.17 Bed &breakfast

Een kleinschalige overnachtingaccommodatie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend verblijf met het serveren van ontbijt, gevestigd in een woning en geëxploiteerd door de hoofdbewoners van die woning, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.18 Bedrijf

Een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen;

1.19 Bedrijfsgebouw

Een gebouw dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.20 Bedrijfswoning

Een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor één huishouden, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is, alsmede een rustende boer;

1.21 Beperkt kwetsbaar object
  • a. verspreid liggende woningen van derden met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare, dienst- en bedrijfswoningen van derden, sporthallen,
  • b. zwembaden en speeltuinen;
  • c. kantoorgebouwen, hotels en restaurants, winkels en bedrijfsgebouwen, voor zover zij niet onder de definitie zoals bepaald in artikel 1.64, onder c, vallen;
  • d. sport- en kampeerterreinen en terreinen bestemd voor recreatieve doeleinden, voor zover zij niet onder de definitie zoals bepaald in artikel 1.64, onder d, vallen;
  • e. objecten die met de onder a en b genoemde gelijkgesteld kunnen worden uit hoofde van de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven, het aantal personen dat daarin doorgaans aanwezig is en de mogelijkheden voor zelfredzaamheid bij een ongeval, voor zover die objecten geen kwetsbare objecten zoals bepaald in artikel 1.64 zijn;
  • f. objecten met een hoge infrastructurele waarde, zoals een telefoon- of elektriciteitscentrale of een gebouw met vluchtleidingsapparatuur, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval;
1.22 Beroep aan huis

Een dienstverlenend beroep op zakelijk, maatschappelijk, juridisch, (para)medisch, alternatief geneeskundig, verzorgend, ontwerptechnisch, kunstzinnig of daarmee gelijk te stellen gebied, niet zijnde horeca- en/of detailhandelsactiviteiten, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend door de bewoner / bewoonster, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.23 Bedrijf aan huis

Een (ambachtelijk) productiebedrijf dat in een (gedeelte van) een woning wordt uitgeoefend door de bewoner / bewoonster van de woning, dat niet krachtens milieuregels uit de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of een milieuwet vergunning of meldingsplichtig is, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

1.24 Bestaand
  • a. bij bouwwerken: een bouwwerk dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd krachtens een bouwvergunning / omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van terinzagelegging is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: het gebruik dat op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan bestaat, tenzij in de regels anders is bepaald;
1.25 Bestemmingsgrens

De grens van een bestemmingsvlak;

1.26 Bestemmingsvlak

Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.27 Bijgebouw

Een niet voor bewoning bestemd, al dan niet vrijstaand gebouw, in één bouwlaag dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

1.28 Binnenrijbak

Overdekte piste voorzien van een doorgaans bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;

1.29 Bouwen

Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.30 Bouwgrens

De grens van een bouwvlak;

1.31 Bouwlaag

Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.32 Bouwperceel

Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.33 Bouwperceelgrens

De grens van een bouwperceel;

1.34 Bouwvlak

Een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;

1.35 Bouwwerk

Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.36 Buitenrijbak

Niet-overdekte piste voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem waar naast training en africhting van het paard eveneens toetsing van prestaties van de combinatie paard en ruiter in diverse disciplines kan plaatsvinden;

1.37 Cultuurhistorische waarde

De aan een bouwwerk en/of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk en/of dat gebied heeft gemaakt en in het bijzonder de kernkwaliteiten en de bepalende elementen van die waarden;

1.38 Dagrecreatie

Vormen van recreatie die niet gericht zijn op het verstrekken van een nachtverblijf;

1.39 Dak

Iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.40 Dakhelling

Hoek tussen hellend dakvlak en het horizontale vlak;

1.41 Detailhandel

Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ter verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.42 Dienstverlening

Het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij afnemers rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord worden gestaan en geholpen;

1.43 Eerste bouwlaag

De bouwlaag op de begane grond;

1.44 Erf

Al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een gebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, voorzover dit bestemmingsplan deze inrichting niet verbiedt;

1.45 Erker

Een ruimte op de begane grond in een gebouw die buiten de gevel van het gebouw uitsteekt;

1.46 Erotisch getinte vermaaksfunctie

Een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.47 Extensieve dagrecreatie

Recreatief gebruik van gronden voor wandelen, fietsen, varen, zwemmen en vissen en daarmee gelijk te stellen activiteiten, dat behoudens ruimtebeslag door voet- en fietspaden, geen specifiek beslag legt op de ruimte;

1.48 Gebouw

Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, niet zijnde een overkapping;

1.49 Gebruik(-en)

Gebruiken, het doen gebruiken, laten gebruiken en in gebruik geven;

1.50 Geluidszoneringsplichtige inrichting

Een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastgesteld;

1.51 Geometrische plaatsbepaling

Locatie van een ruimtelijk object, vastgelegd in een ruimtelijk referentiesysteem;

1.52 Grondgebonden agrarisch bedrijf

Een agrarische bedrijfsvoering die hoofdzakelijk niet in gebouwen plaatsvindt, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf;

1.53 Groothandel

De handel tussen de producent en de detailhandel;

1.54 Hobbymatig boeren

Het houden van dieren, in een omvang die niet bedrijfsmatig is of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, zonder winstoogmerk, ten behoeve van eigen gebruik of hobby;

1.55 Hoofdgebouw

Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen, dan wel gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.56 Hoofdwoonverblijf

De plaats waar men werkelijk verblijft, waar men zijn zaken behartigt, zijn post ontvangt, zijn eigendommen beheert, kortom de plaats die als 'thuis' fungeert en die bij familie en vrienden bekend is als woonplaats. Het hoofdwoonverblijf bestaat minimaal uit een woon- en slaapgelegenheid, keuken, toilet en badkamer;

1.57 Horeca

Een onderneming waar in hoofdzaak en waarbinnen bedrijfsmatig:

  • a. dranken, maaltijden of logies worden verstrekt en;
  • b. gelegenheid wordt geboden voor het gebruik van de producten ter plaatse en;
  • c. sprake is van een zekere dienstverlening;

met een in principe open karakter (voor een ieder toegankelijk).

In het kader van het bestemmingsplan worden hierbij onderscheiden:

  • 1. categorie 1: spijsverstrekkers, zoals ijssalons, lunchrooms, croissanterieën, koffie-/theehuizen, waarbij geen alcoholische dranken worden geschonken;
  • 2. categorie 2: maaltijdverstrekkers, zoals restaurants, bistro's, eetcafes, cafetaria's/snackbars, fastfood restaurants, creperies, grillrooms, shoarma/pizzabedrijven;
  • 3. categorie 3: drankverstrekkers, zoals cafés/bars;
  • 4. categorie 4: logiesverstrekkers, zoals hotels, pensions en motels;
  • 5. categorie 5: nachtclubs, dancings, disco's en partycentra.
1.58 Intensieve veehouderij

Niet-grondgebonden agrarische bedrijven die zelfstandig of alsneventak (nagenoeg) geheel in gebouwen varkens, pluimvee, konijnen, vleeskalveren, pelsdieren en/of overig kleinvee houden. Het biologisch houden van dieren conform de Landbouwkwaliteitswet, het kweken van vis en het houden van melkvee en overig rundvee, geiten, schapen of paarden wordt niet aangemerkt als intensieve veehouderij;

1.59 Kampeerplaats

Plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht, en blijkens die inrichting bestemd, om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf in de vorm van tenten;

1.60 Kantoor

Een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi) overheidsinstellingen, het bankwezen en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen/het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij het afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord wordt gestaan en geholpen;

1.61 Kap

Een constructie van hellende dakvlakken;

1.62 Kas

Een gebouw waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander licht doorlatend materiaal ten behoeve van het kweken van vruchten, bloemen en/of planten;

1.63 Kunstwerk

bouwwerk, geen gebouw zijnde ten behoeve ten behoeve van civieltechnische, ecologische en/of infrastructurele doeleinden, zoals een brug, een dam, een duiker, een tunnel,een via- of aquaduct, een sluis, dan wel een daarmee gelijk te stellenvoorziening;

1.64 Kwetsbaar object
  • a. woningen, niet zijnde woningen als bedoeld bij de definitie in artikel 1.21, onder a;
  • b. gebouwen bestemd voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten, zoals:
    • 1. ziekenhuizen, bejaardenhuizen en verpleeghuizen;
    • 2. scholen;
    • 3. gebouwen of gedeelten daarvan, bestemd voor dagopvang van minderjarigen;
  • c. gebouwen waarin doorgaans grote aantallen personen gedurende een groot gedeelte van de dag aanwezig zijn, zoals:
    • 1. kantoorgebouwen en hotels met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 per object;
    • 2. complexen waarin meer dan 5 winkels zijn gevestigd en waarvan het gezamenlijk bruto vloeroppervlak meer dan 1.000 m2 bedraagt en winkels met een totaal bruto vloeroppervlak van meer dan 2.000 m2 per winkel, voor zover in die complexen of in die winkels een supermarkt, hypermarkt of warenhuis is gevestigd;
  • d. kampeer- en andere recreatieterreinen bestemd voor het verblijf van meer dan 50 personen gedurende meerdere aaneengesloten dagen;
1.65 Landschappelijke waarden

De aan een gebied toegekende waarde in visueel-ruimtelijk en/of cultuurhistorisch en/of geomorfologisch opzicht en in het bijzonder de kernkwaliteiten en de bepalende elementen van die waarden;

1.66 Landschappelijke inrichting Hackelaar

Bestaande uit een dijkje van 1 meter + NAP, een rij knotwilgen langs de noordelijke rand van de verzorgingsplaats, een rij knotwilgen langs de Mariahoeveweg vanaf de bestaande bosschage tot ter hoogte van het einde van hierboven genoemd dijkje, een rij met Salix Alba 'Liempde' (of een streekeigen boom met vergelijkbare omvang) op de verzorgingsplaats langs de parkeerplaatsen voor vrachtwagens en tenminste twee groepjes wilgen of elzen (of een streekeigen boom met vergelijkbare omvang) langs het hierboven genoemde dijkje.

1.67 Maatschappelijke voorzieningen

Educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.68 Maatvoeringsgrens

De grens van een maatvoeringsvlak;

1.69 Maatvoeringsvlak

Een geometrisch bepaald vlak waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels voor bepaalde bouwwerken eenzelfde maatvoering geldt;

1.70 Manege

Een bedrijf dat op eigen terrein binnen en/of buiten een gebouw gelegenheid geeft tot het beoefenen van de paardensport en daarvoor (nagenoeg) volledig is ingericht op het lesgeven in paardrijden aan derden en daarvoor paarden en/of pony's houdt, zulks in combinatie met een of meer van de volgende activiteiten: het in pension houden van paarden en/of pony's, handelsstal, ondersteunende horeca zoals kantine en foyer, verenigingsaccomodaties en het houden van wedstrijden;

1.71 Nadere eis

Een nadere eis als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder d van de Wet ruimtelijke ordening;

1.72 Nevenactiviteit bij veehouderijbedrijf

Een activiteit ondergeschikt aan de hoofdactiviteit in zowel omvang (m2) als de effecten op het woon- en leefklimaat en onderdeel uitmakend van de inrichting van het veehouderijbedrijf, zoals verkoop aan huis vanstreekeigen producten en ambachtelijke be- en verwerking van agrarischeproducten (zoals kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk, klompenmakerij);

1.73 Natuurwaarden

De aan een gebied eigen zijnde ecologische waarden;

1.74 Natuurwetenschappelijke waarden

De door biologische, bodemkundige, geomorfologische en geologische elelementen of kenmerken, afzonderlijk of in onderlinge samenhang, aan een gebied toegekende of toe te kennen waarde;

1.75 Normaal onderhoud, gebruik en beheer

Een gebruik gericht op het in zodanige conditie houden of brengen van objecten dat het voortbestaan van deze objecten op tenminste het bestaande kwaliteitsniveau wordt bereikt, evenals agrarische grondbewerkingen tot die diepte waarop de gronden reeds zijn omgewoeld door regelmatig agrarisch grondgebruik;

1.76 Omgevingsvergunning

Een vergunning als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

1.77 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3, onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.78 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

Een vergunning als bedoeld in artikel 3.3, onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.79 Onderbouw

Een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 m boven het peil is gelegen;

1.80 Ondersteunende horeca

Het verstrekken van etenswaren en/of dranken voor gebruik ter plaatse op een perceel dat geen horecabestemming heeft en ondergeschikt en ondersteunend is aan die bestemming;

1.81 Overkapping

Een bouwwerk, geen gebouw zijnde, op het erf van een gebouw of standplaats, dat strekt tot vergroting van het woongenot/gebruiksgenot van het gebouw of de standplaats en dat, voor zover gebouwd vóór (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, geen tot de constructie zelf behorende wanden heeft en, voor zover gebouwd achter (het verlengde van) de voorgevel van een gebouw, maximaal drie wanden heeft waarvan maximaal twee tot de constructie behoren;

1.82 Paardenfokkerij

Een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden worden verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten en trainen en verhandelen van paarden;

1.83 Paardenhouderij

Een bedrijf waar paarden worden gehouden voor diverse doeleinden, zoals voor fok-, handels- en recreatiedoeleinden;

1.84 Paddock

Een begrensde, niet overdekte ruimte, al dan niet met zand, houtsnippers, e.d. aangelegd, waar een of meerdere paarden ter ontspanning en naar eigen inzicht vrij kunnen bewegen;

1.85 Peil
  • a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de gemiddelde hoogte van het aansluitende, afgewerkte terrein ter plaatse;
  • c. indien in of op het water wordt gebouwd: de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabij gelegen punt waar het water grenst aan het vaste land, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • d. voor een bouwwerk, geen gebouw zijnde: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse;
  • e. voor een kunstwerk in het kader van het Tracébesluit: de gemiddelde hoogte van het aansluitende asfalt, dan wel het aansluitende maaiveld indien dit hoger is gelegen;
1.86 Pensionstalling

Een paardenhouderij waarbij activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan uit

het houden van paarden van derden door verhuur van stalling en/of weiland en verzorging van paarden;

1.87 Permanente bewoning

Voor kampeermiddelen en/of zomerwoningen is er sprake van permanente bewoning indien:

  • a. betrokkene niet elders beschikt over een hoofdwoonverblijf;
  • b. betrokkene buiten het zomerseizoen door de week in het kampeermiddel en/of zomerwoning overnacht;
1.88 Prostitutie

Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

1.89 Rustende boer

Degene(n) die gedurende ten minste 20 jaar als agrarisch ondernemer op het bedrijf woonachtig en werkzaam is geweest en die na beëindiging van zijn/haar ondernemerschap op het bedrijf wil blijven wonen.

1.90 Rusthuisstalling

Een pensionstalling, gericht op het houden van paarden in het laatste stadium van hun leven, die niet meer worden afgericht of bereden worden;

1.91 Schuilstal

Een gebouw met 3 wanden voor het bieden van beschutting voor dieren tegen slechte weersomstandigheden in zowel zomer als winter, niet zijnde een overkapping;

1.92 Seksinrichting

Een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval worden verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.93 Sleufsilo

Opslagplaats voor stort- of bulkgoederen met één of meer rechtopstaande wanden;

1.94 Slopen

Het slopen, het doen slopen of laten slopen van een bouwwerk of een gedeelte daarvan;

1.95 Staat van bedrijfsactiviteiten

Een als bijlage bij deze regels behorende en daarvan onderdeel uitmakende lijst van bedrijven en instellingen;

1.96 Stacaravan

Een caravan of soortgelijk onderkomen (chalet), dat mede gelet op de afmetingen, niet bestemd is om regelmatig en op normale wijze op de verkeerswegen ook over grotere afstanden als een aanhangsel van een auto te worden voortbewogen;

1.97 Tracébesluit

Het Tracébesluit weguitbreiding Schiphol - Amsterdam - Almere, zoals vastgesteld 21 maart 2011, inclusief de wijzigingen van dit besluit door het Tracébesluit Schiphol - Amsterdam - Almere 2013 d.d. 21 maart 2013;

1.98 Uitvoeren

Uitvoeren, het doen uitvoeren, laten uitvoeren en in uitvoering geven;

1.99 Uitwerking

Een uitwerking als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder b van de Wet ruimtelijke ordening;

1.100 Veehouderijbedrijf

Een bedrijf, waarin uitsluitend of overwegend dieren worden gehouden door hoofdzakelijk gebruik te maken van open grond, tenzij in de regels anders is bepaald;

1.101 Verkoopvloeroppervlak

De voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel;

1.102 Volwaardig agrarisch bedrijf

Een duurzaam agrarisch bedrijf met de omvang van ten minste één volledige arbeidskracht die binding heeft met het agrarische bedrijf, met een daarbij passende bedrijfsomvang;

1.103 Voorerf

Gedeelte van een erf dat aan de voorkant van het gebouw is gelegen;

1.104 Voorgevel

De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel die op het moment van terinzagelegging van het ontwerp van het plan kennelijk als zodanig diende te worden aangemerkt;

1.105 Waarde van de omgeving

De aan een gebied aanwezig zijnde of toegekende ruimtelijke waarden, zoals natuur-, natuurwetenschappelijke-, landschappelijke- en cultuurhistorische waarden en in het bijzonder de kernkwaliteiten en de bepalende elementen van die waarden;

1.106 Warmtetransportleiding

een leiding voor het transporteren van warm water ten behoeve van stadsverwarming;

1.107 Wijziging

Een wijziging als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a van de Wet ruimtelijke ordening;

1.108 Woning

Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

1.109 Woonschepenligplaats

De ruimte welke door een woonschip of woonark, al dan niet met tussentijdse onderbrekingen, wordt ingenomen;

1.110 Woonschip of woonark

Een zich in het water bevindend, al dan niet onmiddellijk voor varen of drijven geschikt object, dat uitsluitend of hoofdzakelijk kan dienen voor bewoning;

1.111 Zijerf

Gedeelte van het erf dat aan de zijkant van het gebouw is gelegen;

1.112 Zomerhuis

Een gebouw, geen woonkeet, geen (sta)caravan, geen bouwwerk of ander bouwsel op wielen zijnde, bestemd om uitsluitend door een of meer personen, die zijn/hun hoofdverblijf elders heeft/hebben, gedurende het zomerseizoen te worden bewoond;

1.113 Zomerseizoen

De periode van 1 april tot en met 31 oktober;

1.114 Zorglandgoed

Bedrijf dat een aanbod verzorgt voor specifieke doelgroepen waarbij sprake is van een combinatie van zorg en functioneel gebruik van de groene ruimte met als doel het (re)integreren van de mens in de samenleving.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 Algemeen

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1.1 de afstand tot de zijdelingse bouwperceelsgrens

tussen de zijdelingse grens van het bouwperceel en een bepaald punt van het bouwwerk, waar die afstand het kortst is;

2.1.2 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.1.3 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.1.4 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.1.5 de horizontale diepte van een gebouw

de diepte van een gebouw, gemeten loodrecht vanaf de gevel waaraan wordt gebouwd;

2.1.6 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.1.7 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.8 de oppervlakte van een bouwwerk, geen gebouw zijnde

neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.1.9 de oppervlakte van een overkapping

tussen de buitenzijde van de afdekking van de overkapping, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van de overkapping;

2.1.10 verticale diepte van een ondergronds bouwwerk

van het peil tot aan de bovenzijde van de afgewerkte vloer van het ondergrondse (deel van het) bouwwerk.

2.2 Ondergeschikte bouwdelen

Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van de wijze van meten en het bouwen worden ondergeschikte bouwonderdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, liftschachten, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouwgrenzen niet meer dan 1 m bedraagt.

2.3 Meten

Bij toepassing van deze regels wordt gemeten tot of vanuit het hart van een lijn op de verbeelding en op de schaal waarin het plan is vastgesteld.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf, met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in- en uitritten, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan.

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. als bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend erf-/terreinafscheidingen op dammen toegestaan;
  • b. de maximale hoogte van een erf-/terreinafscheiding op een dam bedraagt 1,2 m.
3.2.3 Erf-/terreinafscheiding

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 3.2.2 voor plaatsen van erf-/terreinafscheidingen elders op de gronden als bedoeld in artikel 3.1, mits voldaan wordt aan de volgende vereisten:

  • a. de afscheiding is noodzakelijk voor het houden van vee;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarde van de omgeving;
  • c. de hoogte bedraagt maximaal 1,2 m.

Artikel 4 Agrarisch - Paardenfokkerij

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch - Paardenfokkerij' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van een grondgebonden veehouderijbedrijf, waaronder mede de volgende specifieke gebruiksmogelijkheden worden verstaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenfokkerij 1', is een paardenfokkerij toegestaan voor uitsluitend het exploiteren van fokmerries, het fokken, opfokken en africhten van veulens en paarden, het verhandelen en exporteren van paarden en het bieden van educatie en stagebegeleiding inzake paardenhouderijen met de daarbij behorende volgende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      a. één paardenstal al dan niet met binnenrijbaan;
      b. één kantoor;
      c. één buitenrijbak met bestaande lichtmasten;
      d. één longeercirkel;
      e. één stapcirkel;
      f. één mestopslag;
      g. één toegangspoort;
      h. paddocks;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenfokkerij 2', is een paardenfokkerij toegestaan voor uitsluitend het fokken en opfokken van paarden en een pensionstalling met de daarbij de bijbehorende volgende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde:
      a. paardenstallen;
      b. paddocks;
      c. één stapmolen;
      d. één buitenrijbak zonder lichtmasten;
  • b. behouden, versterken en benutten van de waarden van de omgeving;
  • c. maximaal één bedrijfswoning per bouwvlak;

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, bergingen en andere nevenruimten, parkeervoorzieningen en in- en uitritten, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

4.1.2 Nevenactiviteiten

In aanvulling op 4.1.1zijn de voor 'Agrarisch - Paardenfokkerij' aangewezen gronden mede bestemd voor de volgende nevenactiviteiten:

  • a. buiten een bouwvlak:
    • 1. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
  • b. binnen een bouwvlak:
    • 1. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 2. calamiteitenberging en/of baggerdepot in het kader van duurzaam waterbeheer;
    • 3. maximaal 30 m2 voor verkoop van ambachtelijke boerderij- en streekproducten, zoals zuivel, eieren of honing;
    • 4. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, zoals kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk en klompenmakerij;
    • 5. museum/tentoonstellingsruimte;
    • 6. natuur- en milieueducatie en rondleidingen op de boerderij;
    • 7. beroepen aan huis met een maximum vloeroppervlak van 30 m2;
    • 8. bedrijven aan huis met een maximum vloeroppervlak van 30 m2;
    • 9. pensionstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pensionstalling'.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouw

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de ten hoogste aangegeven maximale goothoogte is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de ten hoogste aangegeven maximale bouwhoogte is toegestaan;
  • d. de minimale dakhelling bedraagt 15 graden;
  • e. de maximale dakhelling bedraagt 30 graden;
  • f. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend achter de achtergevel van een bedrijfswoning worden gebouwd, dan wel bij ontbreken van een bedrijfswoning, op tenminste 30 meter uit het hart van de weg;
  • g. voor de onder artikel 4.1.1, onder a1en artikel 4.1.1, onder a2 specifiek bepaalde gebruiksmogelijkheden geldt voor de gebouwen met specifieke gebruiksfuncties, hetgeen in artikel 4.1.1, onder a1en artikel 4.1.1, onder a2 is bepaald voor wat betreft het aantal toegestane gebouwen;
4.2.2 Bedrijfswoning

Bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt maximaal 600 m3 dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt dan 600 m3;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de ten hoogste aangegeven maximale goothoogte is toegestaan;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de ten hoogste aangegeven maximale bouwhoogte is toegestaan;
  • e. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
  • f. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden.
4.2.3 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning bedraagt maximaal 50 m2;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of overkapping bedraagt maximaal 3 m;
  • e. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
  • f. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden.
4.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen binnen een bouwvlak voldoen aan de volgende regels:

  • a. Buitenrijbakken en lichtmasten zijn niet toegestaan tenzij in artikel 4.1.1, onder a anders is bepaald;
  • b. voor de in artikel4.1.1, onder a1 en artikel 4.1.1, onder a2 specifiek bepaalde gebruiksmogelijkheden geldt voor de bouwwerken, geen gebouwen zijnde met specifieke gebruiksfuncties, hetgeen in artikel 4.1.1, onder a1 en artikel 4.1.1, onder a2 is bepaald voor wat betreft het aantal toegestane bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. voeder- en kunstmestsilo's 10 m;
    • 3. sleufsilo's 3 m;
    • 4. mestopslag 6,5 m;
    • 5. hooibergen 8 m;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
4.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen buiten een bouwvlak voldoen aan de volgende regels:

  • a. erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. uitsluitend toegestaan op een dam;
    • 2. de maximale hoogte van een erf- en/of terreinafscheiding op een dam bedraagt 1,3 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder lichtmasten, zijn niet toegestaan.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Gebouwvormen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 4.2.1, onder b juncto d en e voor het bouwen van alternatieve gebouwvormen van de bedrijfsgebouwen, het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling, mits:
    • 1. noodzakelijkheid en doelmatigheid voor de agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. het bepaalde in artikel 4.2.2, onder c voor het toestaan van een goothoogte van maximaal 5,5 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. het bepaalde in artikel 4.2.2, onder e en/of 4.2.2, onder f voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling van de bedrijfswoning, aan- of uitbouw, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. het bepaalde in artikel 4.2.3, onder e en/of f voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling van de bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. het bepaalde in artikel 4.2.1, onder b voor een goothoogte van 7 meter, mits dit agrarisch noodzakelijk is.
  • f. het bepaalde in artikel 4.2.1, onder c voor een bouwhoogte van 12 meter, mits dit agrarisch noodzakelijk is.
4.3.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.2.5 voor plaatsen van erf-/terreinafscheidingen elders op de gronden als bedoeld in artikel 4.1, mits voldaan wordt aan de volgende vereisen:

  • a. de afscheiding is noodzakelijk voor het houden van vee;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarde van de omgeving;
  • c. de hoogte bedraagt maximaal 1,3 m.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. intensieve veehouderij;
  • b. het hobbymatig telen van gewassen op veengronden;
  • c. het parkeren buiten het bouwvlak.
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1.2 voor het toestaan van nevenactiviteiten in de vorm van bed &breakfast, kamperen bij de boerderij, kleinschalige horecagelegenheid, kinderboerderij, extensieve dagrecreatie, kano- of fietsenverhuur, theetuin, calamiteitenberging en/of baggerdepot in het kader van duurzaam waterbeheer, mits:

  • a. de hoofdfunctie agrarisch blijft, de activiteiten ondersteunend zijn aan het agrarisch bedrijf en onderdeel uitmaken van de inrichting;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking is en de verkeersveiligheid niet wordt geschaad;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en parkeervoorzieningen uitsluitend in het bouwvlak zijn gesitueerd;
  • f. er geen buitenopslag gerelateerd aan de nevenactiviteit plaats vindt;
  • g. de nevenactiviteit, behoudens extensieve dagrecreatie en calamiteitenberging en/of baggerdepot, uitsluitend binnen het bouwvlak plaatsvindt;
  • h. in aanvulling op het bepaalde in artikel 4.5.1 onder a tot en met g wordt bij Bed & Breakfast voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 4 kamers;
    • 2. maximaal 8 personen (waarbij kinderen van 4 jaar en jonger niet worden meegeteld);
    • 3. er mag geen aparte kookgelegenheid zijn;
    • 4. er mogen geen alcoholische dranken worden verstrekt aan de gasten;
    • 5. er dient een nachtregister te worden bijgehouden om aan te tonen dat er geen sprake van permanente bewoning is;
    • 6. er mogen geen reclameaanduidingen worden aangebracht, een naambord met een maximale afmeting van 50 bij 100 cm is toegestaan;
    • 7. in het geval de hoofdbewoner de woning huurt, dient de verhuurder toestemming te geven;
  • i. in aanvulling op het bepaalde in artikel 4.5.1, onder a tot en met g wordt bij kamperen bij de boerderij voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er mogen maximaal 15 kampeerplaatsen zijn;
    • 2. de kampeerperiode geldt voor het zomerseizoen;
    • 3. er mogen slechts tenten worden gebruikt om te kamperen, dat wil zeggen geen vaste gebouwen, trekkershutten, chalets, caravans of campers;
    • 4. de kampeerplaatsen liggen binnen het bouwvlak;
    • 5. een kampeerplaats mag maximaal 125 m2 beslaan, inclusief de benodigde parkeerplaats;
    • 6. er kunnen voorwaarden omtrent een beplantingsplan of andere groencompensatie worden gesteld;
    • 7. de belangen van derden, zoals privacy van buren, mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 8. voorzieningen, zoals een toiletgebouw, dienen te worden gerealiseerd binnen het bouwvlak;
    • 9. Er mogen geen reclameaanduidingen worden aangebracht, een naambord met een maximale afmeting van 50 bij 100 cm is toegestaan;
    • 10. het agrarisch bedrijf dient levensvatbaar te zijn;
    • 11. de kampeergelegenheid dient de worden beëindigd als het agrarisch bedrijf ophoudt te bestaan;
  • j. in aanvulling op het bepaalde in artikel 4.5.1, onder a tot en met g geldt dat bij kleinschalige horeca uitsluitend horeca van categorie 1 is toegestaan met een maximale omvang van 30 m2 bvo met een terras met een maximale omvang van 30 m2;
  • k. in aanvulling op het bepaalde in artikel 4.5.1, onder a tot en met g wordt bij kano- of fietsenverhuur voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. het opslaan van de verhuurmiddelen dient in bestaande bebouwing plaats te vinden, niet op het erf;
    • 2. er dient binnen het bouwvlak parkeergelegenheid te zijn voor de huurders van de verhuurmiddelen;
    • 3. in het geval van verhuur van kano's, mogen er geen steigers in het water worden opgericht, slechts een bouwwerk ten behoeve van het te water laten van de kano's is toegestaan, mits dit noodzakelijk is.
4.5.2 Tweede bedrijfswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1.1, onder c voor het toestaan van een tweede bedrijfswoning, mits:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de regels voor bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen zoals bepaald in artikel 4.2.2 en 4.2.3, in acht worden genomen;
  • c. het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
  • d. aangetoond is dat de tweede bedrijfswoning in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is voor het toezicht;
  • e. de geluidbelasting op de gevel van de bedrijfswoning niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen of vast te stellen hogere grenswaarde;
  • f. omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.6.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 4.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • d. het scheuren of frezen van grasland;
  • e. het aanbrengen van afbeeldingen en tekens;
  • f. het vellen, rooien of op enige andere wijze verwijderen van houtopstanden;
  • g. het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas;
  • h. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • i. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen en andere bodemschatten.
4.6.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 4.6.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de omgeving en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

4.6.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • c. het ter plaatse van niet-veengronden scheuren van grasland tot een oppervlakte van maximaal 15% van de gronden behorende bij het agrarisch bedrijf ten behoeve van teelt van voedergewassen;
  • d. andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' en 'Tuin'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het na volledige bedrijfsbeëindiging wijzigen van de bestemming, voor zover het betreft de in artikel 4.1 bedoelde gronden en voor zover gelegen binnen een bouwvlak, in de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Tuin' ten behoeve van één of meerdere wooneenheden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de voormalige bedrijfswoning mag geheel worden gebruikt voor bewoning van één huishouden;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. de geluidbelasting op de gevel van een woning mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen of vast te stellen hogere grenswaarde;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd;
  • g. in aanvulling op artikel 4.7 onder a en met inachtneming van artikel 4.7, onder b tot en met f mogen extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. alle storende agrarische bebouwing dient te worden gesloopt;
    • 2. dit leidt tot aantoonbare en duurzame vermindering van bebouwing in vergelijking met de te slopen bebouwing en de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd;
    • 3. voor de extra woning de regels gelden van de bestemming 'Wonen' en 'Tuin';
    • 4. er niet meer woningen worden toegestaan dan noodzakelijk is om te voldoen aan het bepaalde in dit artikel, onder g, onder 1 en 2.

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de uitoefening van grondgebonden veehouderijbedrijven, met dien verstande dat paardenfokkerijen en paardenhouderijen niet zijn toegestaan;
  • b. behouden, versterken en benutten van de waarde van de omgeving;
  • c. maximaal één bedrijfswoning per bouwvlak, dan wel het grotere bestaande aantal bedrijfswoningen;
  • d. uitsluitend opslag ten behoeve van een hoveniersbedrijf ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - opslag voor hoveniersbedrijf';

alsmede voor:

  • e. een bestaande pensionstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pensionstalling';
  • f. kinderdagverblijf en naschoolse opvang als nevenactiviteit, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jeugdopvang';
  • g. een radiobaken voor geleiding van het luchtverkeer ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5';
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - zoekgebied watercompensatie' is water toegestaan;

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, tuinen en erven, bergingen en andere nevenruimten, parkeervoorzieningen en in- en uitritten, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

5.1.2 Nevenactiviteiten

In aanvulling op 5.1.1zijn de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mede bestemd voor de volgende nevenactiviteiten:

  • a. buiten een bouwvlak:
    • 1. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
  • b. binnen een bouwvlak:
    • 1. agrarisch natuur- en landschapsbeheer;
    • 2. calamiteitenberging en/of baggerdepot in het kader van duurzaam waterbeheer;
    • 3. maximaal 30 m2 voor verkoop van ambachtelijke boerderij- en streekproducten, zoals zuivel, eieren of honing;
    • 4. ambachtelijke be- en verwerking van agrarische producten, zoals kaasmakerij, imkerij, riet- en vlechtwerk en klompenmakerij;
    • 5. museum/tentoonstellingsruimte;
    • 6. natuur- en milieueducatie en rondleidingen op de boerderij;
    • 7. beroepen en bedrijven aan huis met een maximum vloeroppervlak van 30 m2;
    • 8. pensionstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pensionstalling';
    • 9. rusthuisstalling, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - rusthuisstalling'.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Bedrijfsgebouw

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak, met dien verstande dat in afwijking hiervan, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 26' bestaande schuilstallen zijn toegestaan buiten een bouwvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 6 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de ten hoogste aangegeven maximale goothoogte is toegestaan;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 10 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de ten hoogste aangegeven maximale bouwhoogte is toegestaan;
  • d. de minimale dakhelling bedraagt 15 graden;
  • e. de maximale dakhelling bedraagt 30 graden;
  • f. bedrijfsgebouwen mogen uitsluitend achter de achtergevel van een bedrijfswoning worden gebouwd, dan wel bij ontbreken van een bedrijfswoning, op tenminste 30 meter uit het hart van de weg. Het bepaalde in de voorgaande zin is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 30'.
5.2.2 Bedrijfswoning

Bedrijfswoningen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, bedraagt maximaal 600 m3 dan wel de bestaande inhoud indien deze meer bedraagt dan 600 m3;
  • c. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de ten hoogste aangegeven maximale goothoogte is toegestaan;
  • d. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de ten hoogste aangegeven maximale bouwhoogte is toegestaan;
  • e. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
  • f. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden.
5.2.3 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte per bedrijfswoning bedraagt maximaal 50 m2;
  • c. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of overkapping bedraagt maximaal 3 m;
  • e. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
  • f. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden.
5.2.4 Radiobaken

Gebouwen voor geleiding van het luchtverkeer voldoen aan de volgende regels:

  • a. uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5';
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 20 m2;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt maximaal 3 m.
5.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, binnen het bouwvlak

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen binnen een bouwvlak voldoen aan de volgende regels:

  • a. buitenrijbakken, paddocks, lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 2 m;
    • 2. voeder- en kunstmestsilo's 10 m;
    • 3. sleufsilo's 3 m;
    • 4. mestopslag 6,5 m;
    • 5. hooibergen 8 m;
    • 6. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
  • c. in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.5 onder a zijn één buitenrijbak, één stapmolen of paddocks toegestaan op de gronden zoals bedoeld in artikel 5.1.2, onder b8.
5.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, buiten het bouwvlak

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor zover gelegen buiten een bouwvlak voldoen aan de volgende regels:

  • a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, waaronder buitenrijbakken, paddocks en lichtmasten, zijn niet toegestaan;
  • b. erf- en terreinafscheidingen:
    • 1. uitsluitend toegestaan op een dam;
    • 2. de maximale hoogte van een erf- en/of terreinafscheiding op een dam bedraagt 1,2 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 5' zijn bouwwerken, geen gebouwen toegestaan van 10 m;
  • d. in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.6 onder a zijn buitenrijbakken met lichtmasten toegestaan, uitsluitend ter plaatse van:
    • 1. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 13' en met dien verstande dat hier maximaal 2 bestaande lichtmasten zijn toegestaan;
    • 2. de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 14' en met dien verstande dat hier maximaal 4 bestaande lichtmasten met een maximale hoogte van 5 m zijn toegestaan.
  • e. in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.6 onder a zijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 27' sleufsilo's/kuilplaten buiten een bouwvlak toegestaan.
  • f. in afwijking van het bepaalde in artikel 5.2.6 onder a is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 30' een paddock toegestaan.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Gebouwvormen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 5.2.1 onder b juncto d en e voor het bouwen van alternatieve gebouwvormen van de bedrijfsgebouwen, het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling, mits:
    • 1. noodzakelijkheid en doelmatigheid voor de agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. het bepaalde in artikel 5.2.2 onder c voor het toestaan van een goothoogte van maximaal 5,5 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. het bepaalde in artikel 5.2.2 onder e en/of 5.2.2 onder f voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling van de bedrijfswoning, aan-, of uitbouw, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • d. het bepaalde in artikel 5.2.3 onder e en/of 5.2.3 onder f voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling van de bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. het bepaalde in artikel 5.2.1, onder b voor een goothoogte van 7 meter, mits dit agrarisch noodzakelijk is.
  • f. het bepaalde in artikel 5.2.1, onder c voor een bouwhoogte van 12 meter, mits dit agrarisch noodzakelijk is.
5.3.2 Schuilstallen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.1, onder a voor het bouwen van nieuwe schuilstallen buiten een bouwvlak, mits voldaan wordt aan de volgende vereisten:

  • a. de schuilstal staat op solitair gelegen weiland, dat wil zeggen dat de gronden niet grenzen aan het huisperceel van de aanvrager en/of gebruiker van de omgevingsvergunning, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig boeren';
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de waarden van de omgeving;
  • c. het oppervlak bedraagt maximaal 30 m2;
  • d. schuilstal mag uit niet meer dan 3 wanden bestaan;
  • e. de schuilstal dient te worden voorzien van een licht hellend dak, met dien verstande dat:
    • 1. de goothoogte maximaal 2,5 m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • f. de schuilstal geen belemmering oplevert voor een radiobaken als bedoeld in artikel 5.2.4.
5.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde buiten het bouwvlak

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.2.6 voor plaatsen van erf-/terreinafscheidingen elders op de gronden als bedoeld in artikel 5.1, mits voldaan wordt aan de volgende vereisen:

  • a. de afscheiding is noodzakelijk voor het houden van vee;
  • b. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de in de omgeving aanwezige waarden;
  • c. de hoogte bedraagt maximaal 1,2 m.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. intensieve veehouderij;
  • b. paardenfokkerijen, paardenhouderijen, paardenpensions en maneges;
  • c. het hobbymatig telen van gewassen op veengronden;
  • d. gebruik van gronden voor hobbymatig boeren, behalve:
    • 1. op gronden behorend bij een grondgebonden veehouderijbedrijf;
    • 2. op een perceel, grenzend aan een woning;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - hobbymatig boeren';
  • e. het parkeren buiten het bouwvlak.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Nevenactiviteiten

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1.2voor het toestaan van nevenactiviteiten in de vorm van Bed & Breakfast, kamperen bij de boerderij, kleinschalige horecagelegenheid, kinderboerderij, extensieve dagrecreatie, kano- of fietsenverhuur, theetuin en calamiteitenberging en/of baggerdepot in het kader van duurzaam waterbeheer mits:

  • a. de hoofdfunctie agrarisch blijft, de activiteiten ondersteunend zijn aan het agrarisch bedrijf en onderdeel uitmaken van de inrichting;
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • d. er geen onevenredige verkeersaantrekkende werking is en de verkeersveiligheid niet wordt geschaad;
  • e. er wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein en parkeervoorzieningen uitsluitend in het bouwvlak zijn gesitueerd;
  • f. er geen buitenopslag gerelateerd aan de nevenactiviteit plaats vindt;
  • g. de nevenactiviteit, behoudens extensieve dagrecreatie en calamiteitenberging en/of baggerdepot, uitsluitend binnen het bouwvlak plaatsvindt;
  • h. in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.5.1, onder a tot en met g wordt bij Bed & Breakfast voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. maximaal 4 kamers;
    • 2. maximaal 8 personen (waarbij kinderen van 4 jaar en jonger niet worden meegeteld);
    • 3. er mag geen aparte kookgelegenheid zijn;
    • 4. er mogen geen alcoholische dranken worden verstrekt aan de gasten;
    • 5. er dient een nachtregister te worden bijgehouden om aan te tonen dat er geen sprake van permanente bewoning is;
    • 6. er mogen geen reclameaanduidingen worden aangebracht, een naambord met een maximale afmeting van 50 bij 100 cm is toegestaan;
    • 7. in het geval de hoofdbewoner de woning huurt, dient de verhuurder toestemming te geven;
  • i. in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.5.1, onder a tot en met g wordt bij kamperen bij de boerderij voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. er mogen maximaal 15 kampeerplaatsen zijn;
    • 2. de kampeerperiode geldt voor het zomerseizoen, dat wil zeggen van 1 april tot en met 31 oktober;
    • 3. er mogen slechts tenten worden gebruikt om te kamperen, dat wil zeggen geen vaste gebouwen, trekkershutten, chalets, caravans of campers;
    • 4. de kampeerplaatsen liggen binnen het bouwvlak;
    • 5. een kampeerplaats mag maximaal 125 m2 beslaan, inclusief de benodigde parkeerplaats;
    • 6. er kunnen voorwaarden omtrent een beplantingsplan of andere groencompensatie worden gesteld;
    • 7. de belangen van derden, zoals privacy van buren, mogen niet onevenredig worden geschaad;
    • 8. voorzieningen, zoals een toiletgebouw, dienen te worden gerealiseerd binnen het bouwvlak;
    • 9. er mogen geen reclameaanduidingen worden aangebracht, een naambord met een maximale afmeting van 50 bij 100 cm is toegestaan;
    • 10. het agrarisch bedrijf dient levensvatbaar te zijn;
    • 11. de kampeergelegenheid dient de worden beëindigd als het agrarisch bedrijf ophoudt te bestaan;
  • j. in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.5.1, onder a tot en met g geldt dat bij kleinschalige horeca uitsluitend horeca van categorie 1 is toegestaan met een maximale omvang van 30 m2 bvo met een terras met een maximale omvang van 30 m2;
  • k. in aanvulling op het bepaalde in artikel 5.5.1, onder a tot en met g wordt bij kano- of fietsenverhuur voldaan aan de volgende voorwaarden:
    • 1. het opslaan van de verhuurmiddelen dient in bestaande bebouwing plaats te vinden, niet op het erf;
    • 2. er dient binnen het bouwvlak parkeergelegenheid te zijn voor de huurders van de verhuurmiddelen;
    • 3. in het geval van verhuur van kano's, mogen er geen steigers in het water worden opgericht, slechts een bouwwerk ten behoeve van het te water laten van de kano's is toegestaan, mits dit noodzakelijk is.
  • l. in afwijking van het bepaalde in dit artikel en artikel 5.1.2 kan worden afgeweken van toegestane oppervlaktes, indien de nevenactiviteit plaatsvindt in een waardevol agrarisch gebouw, dat redelijkerwijs niet meer geschikt is voor gebruik voor het agrarisch bedrijf.
5.5.2 Tweede bedrijfswoning

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 5.1.1, onder c voor

  • a. het toestaan van een tweede bedrijfswoning, mits
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. de regels voor bedrijfswoningen, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen zoals bepaald in artikel 5.2.2 en 5.2.3, in acht worden genomen;
    • 3. het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft;
    • 4. aangetoond is dat de tweede bedrijfswoning in het kader van de bedrijfsvoering noodzakelijk is voor het toezicht;
    • 5. de geluidbelasting op de gevel van de bedrijfswoning niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen of vast te stellen hogere grenswaarde;
    • 6. omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.
  • b. het toestaan van een tweede bedrijfswoning, uitsluitend bedoeld voor een rustende boer, mits
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. de tweede bedrijfswoning wordt gerealiseerd in een bestaand waardevol bedrijfs- of bijgebouw, dat redelijkerwijs niet meer geschikt is voor gebruik voor het agrarisch bedrijf;
    • 3. geen aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen zijn toegestaan;
    • 4. het een volwaardig agrarisch bedrijf betreft dat wordt voortgezet;
    • 5. de geluidbelasting op de gevel van de bedrijfswoning niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen of vast te stellen hogere grenswaarde;
    • 6. omliggende bedrijven niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt.
5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 5.1 bedoelde gronden, voor zover gelegen buiten een bouwvlak de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • c. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • d. het scheuren of frezen van grasland;
  • e. het aanbrengen van afbeeldingen en tekens;
  • f. het vellen, rooien of op enige andere wijze verwijderen van houtopstanden;
  • g. het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas;
  • h. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • i. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen en andere bodemschatten.
5.6.2 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.6.1mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de andere-werken, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de omgeving en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

5.6.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • c. het ter plaatse van niet-veengronden scheuren van grasland tot een oppervlakte van maximaal 15% van de gronden behorende bij het agrarisch bedrijf ten behoeve van teelt van voedergewassen;
  • d. andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' en 'Tuin'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het na volledige bedrijfsbeëindiging wijzigen van de bestemming, voor zover het betreft de in artikel 5.1 bedoelde gronden en voorzover gelegen binnen een bouwvlak, in de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Tuin' ten behoeve van één of meerdere wooneenheden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de voormalige bedrijfswoning mag geheel worden gebruikt voor bewoning van één huishouden;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. de omliggende agrarische bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. de geluidbelasting op de gevel van een woning mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen of vast te stellen hogere grenswaarde;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd;
  • g. in aanvulling op artikel5.7.1, onder a en met inachtneming van artikel 5.7.1, onder b tot en met f mogen extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. alle storende agrarische bebouwing, behoudens de bedrijfswoning met bijgebouwen, dient te worden gesloopt;
    • 2. dit leidt tot aantoonbare en duurzame vermindering van bebouwing in vergelijking met de te slopen bebouwing en de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd;
    • 3. voor de extra woning de regels gelden van 'Wonen' en 'Tuin'
    • 4. er niet meer woningen worden toegestaan dan noodzakelijk is om te voldoen aan het bepaalde in dit artikel, onder g, onder 1 en 2.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een caravanstalling en een groothandelsbedrijf in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, alsmede voor een strook grond met een breedte van 3 meter uit de bestemmingsgrenzen voor afschermende groenvoorzieningen en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling en groothandel';
  • b. een aannemersbedrijf, een groothandelsbedrijf uitsluitend in de categorieën 1 tot en met 3.2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten en maximaal 1 bedrijfswoning en uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer en groothandel';
  • c. een aannemersbedrijf in bestratingen, verhuur- en containerservice, bodemsanering, asbestverwijdering en sloopwerkzaamheden, alsmede groothandel in bestratingsmaterialen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf in bestratingen';
  • d. een loswal en op- en overslagplaats uitsluitend ter van de aanduiding 'laad- en losplaats';
  • e. opslag van bouwmaterialen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'opslag';
  • f. nutsvoorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';
  • g. een composteerinrichting voor groen- en tuinafval in de categorie 4.1 van de Staat van bedrijfsactiviteiten, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteerinrichting';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

6.2 Bouwregels
6.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - caravanstalling en groothandel' zijn bedrijfsgebouwen toegestaan met de volgende kenmerken:
    • 1. de gezamenlijke bruto vloeroppervlak bedraagt maximaal 580 m2;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 6 m;
    • 4. de minimale dakhelling bedraagt 20 graden;
    • 5. de maximale dakhelling bedraagt 50 graden;
    • 6. bebouwing is uitsluitend toegestaan op een grotere afstand dan 3 m vanaf de perceelsgrens en onder de voorwaarde dat een zone van 3 meter langs de perceelsgrens wordt beplant;
    • 7. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer en groothandel' zijn bedrijfsgebouwen toegestaan, alsmede een bedrijfswoning met bijbehorende veestal, aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, met de volgende kenmerken:
    • 1. het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 825 m2, met dien verstande dat:
      a. ten behoeve van het aannemersbedrijf maximaal 450 m2 is toegestaan;
      b. ten behoeve van het groothandelsbedrijf maximaal 375 m2 is toegestaan;
      c. de goothoogte van een bedrijfsgebouw maximaal 3 m bedraagt;
      d. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw maximaal 6 m bedraagt;
      e. de minimale dakhelling van een bedrijfsgebouw 20 graden bedraagt;
      f. de maximale dakhelling van een bedrijfsgebouw 50 graden bedraagt;
    • 2. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen bedraagt maximaal 600 m3;
    • 3. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 4 m;
    • 4. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 8 m;
    • 5. de minimale dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt 30 graden;
    • 6. de maximale dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt 60 graden;
    • 7. gezamenlijke oppervlakte bijgebouwen, overkappingen en veestal bij de bedrijfswoning bedraagt maximaal 100 m2, met dien verstande dat per bedrijfswoning tevens een plantenkasje is toegestaan van maximaal 12 m2;
    • 8. de goothoogte van de bijgebouwen, overkappingen, veestal en plantenkasje bedraagt maximaal 3 m;
    • 9. de minimale dakhelling van bijgebouwen, overkappingen en veestal bedraagt 30 graden;
    • 10. de maximale dakhelling van bijgebouwen, overkappingen en veestal bedraagt 60 graden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf in bestratingen' zijn bedrijfsgebouwen toegestaan met de volgende kenmerken:
    • 1. de gezamenlijke bruto vloeroppervlak bedraagt maximaal 900 m2;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 m;
    • 4. de minimale dakhelling bedraagt 20 graden;
    • 5. de maximale dakhelling bedraagt 50 graden;
    • 6. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'laad- en losplaats' zijn bedrijfsgebouwen toegestaan met de volgende kenmerken:
    • 1. de gezamenlijke bruto vloeroppervlak bedraagt maximaal 45 m2;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' geldt dat:
    • 1. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. de goothoogte maximaal 3,5 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 7,5 m bedraagt;
    • 4. ondergrondse bouwwerken zijn niet toegestaan;
    • 5. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening' geldt dat:
    • 1. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte;
    • 4. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - composteerinrichting' geldt dat:
    • 1. gebouwen uitsluitend zijn toegestaan binnen het bouwvlak;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 3,5 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4,5 m;
    • 4. bedrijfswoningen zijn niet toegestaan.
6.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijn voldoen aan de volgende regels:

  • a. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. masten en palen 7 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m;
  • c. aanvullend aan het bepaalde onder artikel 6.2.2, a en b, geldt dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemersbedrijf in bestratingen' stapelblokken zijn toegestaan tot een hoogte van maximaal 3 m.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 6.2.1 voor wat betreft het bepaalde ten aanzien van de minimale dakhellingen voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. het bepaalde in artikel 6.2.1 voor wat betreft het bepaalde ten aanzien van de maximale goothoogte van een bedrijfswoningen, voor het toestaan van een goothoogte van maximaal 5,5 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. het bepaalde in artikel 6.1 voor het toestaan van een ander bedrijf dan ter plaatse is toegestaan, mits:
    • 1. het bedrijf is opgenomen in de categorieën 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten dan wel het een bedrijf betreft dat voor wat betreft de aard en de omvang van de milieuhinder die het veroorzaakt gelijk kan worden gesteld met een bedrijf genoemd in de categorieën 1 of 2;
    • 2. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
    • 3. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
6.4.1 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' en 'Tuin'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het na volledige bedrijfsbeëindiging wijzigen van de bestemming, voor zover het betreft de in artikel 6.1 bedoelde gronden, in de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Tuin' ten behoeve van één of meerdere wooneenheden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de voormalige bedrijfswoning mag geheel worden gebruikt voor bewoning van één huishouden;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. omliggende bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. de geluidbelasting op de gevel van een woning mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen of vast te stellen hogere grenswaarde;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd;
  • g. in aanvulling op artikel 6.4.1, onder a en met inachtneming van artikel 6.4.1, onder b tot en met f mogen extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. alle storende bedrijfsbebouwing, behoudens de bedrijfswoning met bijgebouwen, dienen te worden gesloopt;
    • 2. dit leidt tot aantoonbare en duurzame vermindering van bebouwing in vergelijking met de te slopen bebouwing en de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd;
    • 3. voor de extra woning de regels gelden van de bestemming 'Wonen' en 'Tuin';
    • 4. er niet meer woningen worden toegestaan dan noodzakelijk is om te voldoen aan het bepaalde in dit artikel, onder g, onder 1 en 2.

Artikel 7 Bedrijf - Gasontvangststation

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Gasontvangststation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een gasontvangststation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, lichtvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

7.2 Bouwregels
7.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.
7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen 3 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m.

Artikel 8 Bedrijf - Meet- en regelstation

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Meet- en regelstation' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. de aanleg en instandhouding van een meet- en regelstation;
  • b. ondergrondse en bovengrondse leidingen en toebehoren;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

8.2 Bouwregels
8.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 4 m.
8.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:

  • a. erf- en terreinafscheidingen 3 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 6 m.

Artikel 9 Bos

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bos en bebossing;
  • b. behouden, versterken en benutten van de waarde van de bosomgeving;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en verhardingen.

9.2 Bouwregels
9.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

9.2.2 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,5 m.

9.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
9.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 9.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van overige oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het vellen, rooien of op enige andere wijze verwijderen van houtopstanden;
  • e. het aanbrengen van afbeeldingen en tekens;
  • f. het veroorzaken van ontploffingen in en op de grond;
  • g. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen en andere bodemschatten.
9.3.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 9.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarde van de bosomgeving en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

9.3.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • c. andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.

Artikel 10 Cultuur en ontspanning

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behouden, versterken en benutten van cultuur- en militairhistorische waarden, museaal-recreatief medegebruik, educatie, zakelijke bijeenkomsten, feesten en partijen met de daarbij behorende horecavoorzieningen, één bedrijfswoning en geleiding van verkeer, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'museum';
  • b. uitsluitend een seksinrichting, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting', alsmede een bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

10.2 Bouwregels
10.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'museum' zijn gebouwen toegestaan met de volgende kenmerken:
    • 1. de hoogte, situering en oppervlakte van bestaande fortgebouwen mogen niet worden gewijzigd;
    • 2. de totale oppervlakte van de horecavoorzieningen bedraagt maximaal 400 m2;
    • 3. met uitzondering van één bedrijfswoning, mag buiten de fortgebouwen niet worden gebouwd, met dien verstande dat:
      a. de oppervlakte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 94 m2;
      b. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3 m;
      c. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 m;
      d. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
      e. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' zijn gebouwen toegestaan met de volgende kenmerken:
    • 1. hoofdgebouwen en bedrijfswoning zijn gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. de goothoogte van hoofdgebouw en bedrijfswoning bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van hoofdgebouw en bedrijfswoning bedraagt maximaal 8 m;
    • 4. aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen bij de bedrijfswoning zijn toegestaan buiten het bouwvlak, met dien verstande dat het gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen niet meer mag zijn 50 m2;
    • 5. de goothoogte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
    • 6. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of vrijstaande overlapping bij een bedrijfswoning bedraagt maximaal 3 m;
    • 7. voor alle gebouwen geldt dat de minimale dakhelling 30 graden bedraagt;
    • 8. voor alle gebouwen geldt dat de maximale dakhelling 60 graden bedraagt.
10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'museum' geldt dat:
    • 1. de maximale bouwhoogte van voorzieningen voor geleiding van verkeer maximaal 5m bedraagt;
    • 2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde maximaal 2,5 m bedraagt;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'seksinrichting' geldt dat:
    • 1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 1 m;
    • 2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 2 m;
    • 3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.
10.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 10.2.1, onder a voor het wijzigen van hoogte, situering en oppervlakte van bestaande fortgebouwen indien en voorzover dit noodzakelijk en/of gewenst is in verband met het behoud en/of herstel van de cultuur- en militairhistorische waarden;
  • b. het bepaalde in artikel 10.2.1, onder a voor het bouwen van bergingen en/of schuilhutten voor beesten, buiten het fort, mits:
    • 1. de goothoogte niet meer is dan 3 m;
    • 2. de hoogte niet meer is dan 4,5 m;
    • 3. de totale oppervlakte niet meer is dan 100 m2;
    • 4. cultuur- en militairhistorische waarden niet worden aangetast;
  • c. het bepaalde in artikel 10.2.1, onder a voor het oprichten van een tweede bedrijfswoning, mits:
    • 1. de bedrijfsmatige noodzaak daarvan is aangetoond;
    • 2. voor wat betreft het oppervlakte, goothoogte, bouwhoogte en dakhellingen voldaan wordt aan het bepaalde in artikel 10.2.1, onder a3;
    • 3. cultuur- en militairhistorische waarden niet worden aangetast;
  • d. het bepaalde in artikel 10.2.1, onder b2 voor het toestaan van een goothoogte van maximaal 5,5 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • e. het bepaalde in artikel 10.2.1, onder b2, 10.2.1, onder b7 en/of 10.2.1 onder b8 voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling van de bedrijfswoning, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • f. het bepaalde in artikel 10.2.2, onder a voor het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde voor het bouwen van aanlegsteigers tot een hoogte van 3 m, mits cultuur- en militairhistorische waarden niet worden aangetast.

Artikel 11 Detailhandel

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. detailhandel met bijbehorende kantoren;
  • b. standplaatsen;
  • c. horeca met bijbehorende kantoren;
  • d. verkooppunt voor motorbrandstoffen met de bijbehorende service aan motorvoertuigen en wasgelegenheid voor personenauto's;
  • e. parkeervoorzieningen, met dien verstande dat voor het aantal te realiseren parkeerplaatsen een parkeernorm geldt van 1 parkeerplaats per 16 m2 bedrijfsvloeroppervlakte van de detailhandelsfunctie;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, opslagplaatsen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. de in artikel 11.1 bedoeld gronden mogen voor maximaal 28.350 m2 worden bebouwd;
  • b. de bedrijfsvloeroppervlakte van de horecafunctie mag ten hoogste 1.500 m2 bedragen;
  • c. de bouwhoogte bedraagt:
    • 1. maximaal 6 m voorzover gebouwen gebouwd worden op minder dan 200 m uit het hart van de bestemming 'Verkeer - 1';
    • 2. maximaal 12 m voorzover gebouwen gebouwd worden op meer dan 200 m uit het hart van de bestemming 'Verkeer - 1'.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:

  • a. lantaarnpalen en vlaggenmasten 7 m;
  • b. luifels 5,5 m;
  • c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
11.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 11.1, onder e voor een lagere parkeernorm indien een gewijzigde bedrijfsvoering daartoe aanleiding en de parkeerbehoefte lager uitvalt.

Artikel 12 Gemengd

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een garagebedrijf met verkooppunt voor motorbrandstoffen;
  • b. bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • c. maximaal 300 m2 kantoorruimte;
  • d. maximaal 300 m2 detailhandel;
  • e. maximaal 2 bedrijfswoningen, met dien verstande dat een bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is toegestaan;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

12.2 Bouwregels
12.2.1 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. het gezamenlijke bruto vloeroppervlak van de bedrijfsgebouwen bedraagt maximaal 990 m2;
  • b. de goothoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de minimale dakhelling van een bedrijfsgebouw bedraagt 20 graden;
  • e. de maximale dakhelling van een bedrijfsgebouw bedraagt 50 graden.
12.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen voldoen aan de volgende regels:

  • a. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, is maximaal 600 m3;
  • b. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 m;
  • d. de minimale dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt 30 graden;
  • e. de maximale dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt 60 graden.
12.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
12.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 12.2.1, onder d, 12.2.1, onder e, 12.2.2, onder d en/of 12.2.2, onder e voor wat betreft het bepaalde ten aanzien van de minimale dakhellingen, voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. het bepaalde in artikel 12.2.2 onder b voor wat betreft het bepaalde ten aanzien van de maximale goothoogte van een bedrijfswoningen, voor het toestaan van een goothoogte van maximaal 5,5 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden.
12.4 Wijzigingsbevoegdheid
12.4.1 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' en 'Tuin'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het na volledige bedrijfsbeëindiging wijzigen van de bestemming voor zover het betreft de in artikel 12.1 bedoelde gronden, in de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Tuin' ten behoeve van één of meerdere wooneenheden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de voormalige bedrijfswoning mag geheel worden gebruikt voor bewoning van één huishouden;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. omliggende bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. de geluidbelasting op de gevel van een woning mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen of vast te stellen hogere grenswaarde;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd;
  • g. in aanvulling op artikel 12.4.1, onder a en met inachtneming van artikel 12.4.1, onder b tot en met f mogen extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. alle storende bedrijfsbebouwing, behoudens de bedrijfswoning met bijgebouwen, dienen te worden gesloopt;
    • 2. dit leidt tot aantoonbare en duurzame vermindering van bebouwing in vergelijking met de te slopen bebouwing en de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd;
    • 3. voor de extra woning de regels gelden van de bestemming 'Wonen' en 'Tuin';
    • 4. er niet meer woningen worden toegestaan dan noodzakelijk is om te voldoen aan het bepaalde in dit artikel, onder g, onder 1 en 2.

Artikel 13 Gemengd - 1

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. ateliers;
  • b. ondergeschikte detailhandel;
  • c. dienstverlening;
  • d. kantoor;
  • e. kunstgalerijen;
  • f. maatschappelijk;
  • g. museum;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' aangegeven goothoogte;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal de ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' aangegeven bouwhoogte.
13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.

13.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. wonen;
  • b. parkeervoorzieningen en parkeren buiten het bouwvlak ten behoeve van wonen.

Artikel 14 Gemengd - 2

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven in categorie 1 en 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten;
  • b. kantoren;
  • c. maximaal 1 bedrijfswoning met dien verstande dat de bedrijfswoning uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' is toegestaan;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven..

14.2 Bouwregels
14.2.1 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen een aanduidingvlak 'bijgebouwen';
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • d. de minimale dekhelling bedraagt 15 graden;
  • e. de maximale dekhelling bedraagt 30 graden.
14.2.2 Bedrijfswoning

Een bedrijfswoning voldoet aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de inhoud van een bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, is maximaal 600 m3;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 4 m;
  • d. de bouwhoogte van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 6 m;
  • e. de minimale dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt 30 graden;
  • f. de maximale dakhelling van een bedrijfswoning bedraagt 60 graden.
14.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 2 m.
14.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 14.2.1, onder d en artikel 14.2.2, onder e voor wat betreft het bepaalde ten aanzien van de minimale dakhellingen, voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling, mits er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. het bepaalde in artikel 14.2.2 onder c voor wat betreft het bepaalde ten aanzien van de maximale goothoogte van een bedrijfswoningen, voor het toestaan van een goothoogte van maximaal 5,5 m, mits er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden.
14.4 Wijzigingsbevoegdheid
14.4.1 Wijzigingsbevoegdheid naar 'Wonen' en 'Tuin'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het na volledige bedrijfsbeëindiging wijzigen van de bestemming voor zover het betreft de in artikel 14.1 bedoelde gronden, in de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Tuin' ten behoeve van één of meerdere wooneenheden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. de voormalige bedrijfswoning mag geheel worden gebruikt voor bewoning van één huishouden;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. omliggende bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. de geluidbelasting op de gevel van een woning mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen of vast te stellen hogere grenswaarde;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd;
  • g. in aanvulling op artikel 14.4.1, onder a en met inachtneming van artikel 14.4.1, onder b tot en met f mogen extra woningen worden gerealiseerd, met dien verstande dat:
    • 1. alle storende bedrijfsbebouwing, behoudens de bedrijfswoning met bijgebouwen, dienen te worden gesloopt;
    • 2. dit leidt tot aantoonbare en duurzame vermindering van bebouwing in vergelijking met de te slopen bebouwing en de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd;
    • 3. voor de extra woning de regels gelden van de bestemming 'Wonen' en 'Tuin';
    • 4. er niet meer woningen worden toegestaan dan noodzakelijk is om te voldoen aan het bepaalde in dit artikel, onder g, onder 1 en 2.

Artikel 15 Groen

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen, rietkragen, bermen en beplanting;
  • b. behouden, versterken en benutten van de waarde van de omgeving;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. waterstaatsdoeleinden, waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen en dijktrappen;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 17' een verkijkpunt;
  • g. een aquaduct ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • h. ecoducten zoals opgenomen in het Tracébesluit;
  • i. tijdelijke werkterreinen ten behoeve van het Tracébesluit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tijdelijk bouwterrein';

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

15.2 Bouwregels
15.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van een aquaduct ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'.

15.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. buitenrijbakken, paddocks en lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 17' is een plateau toegestaan van 9 m2 op palen, met zitbank, omheining en toegangstrap met maximale oppervlakte van 4,5 m2. De maximale hoogte bedraagt 2,1 m ten opzichte van aansluitend afgewerkte terrein;
  • c. de maximale hoogte van dijktrappen bedraagt 1,5 m ten opzichte van het aansluitend afgewerkte terrein en een maximale oppervlakte van 4 m2;
  • d. de maximale hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt 2 m.
15.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
15.3.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 15.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van overige oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het verwijderen van rietgewassen;
  • d. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • e. het vellen, rooien of op enige andere wijze verwijderen van houtopstanden;
  • f. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of kaden.
15.3.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 15.3.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan waarde van de omgeving en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

15.3.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • c. andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.

Artikel 16 Maatschappelijk - Begraafplaats

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. begraafplaats;
  • b. volkstuin ter plaatse van de aanduiding 'volkstuin';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 2' zijn gebouwen toegestaan met de volgende kenmerken:
    • 1. het maximaal aantal toegestane gebouwen is 1;
    • 2. de oppervlakte bedraagt maximaal 16 m2;
    • 3. de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
    • 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 8' zijn gebouwen toegestaan, waaronder maximaal 1 bedrijfswoning, met de volgende kenmerken:
    • 1. het maximaal aantal toegestane gebouwen bedraagt 2;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 400 m2;
    • 3. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m;
    • 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
    • 5. met inachtneming van het bepaalde in artikel 16.2.1, onder b2, b3 en b4 bedraagt de inhoud van de bedrijfswoning maximaal 600 m3;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 24' zijn gebouwen toegestaan met de volgende kenmerken:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte bedraagt maximaal 75 m2;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 5 m.
16.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. buitenrijbakken, paddocks en lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 3 m.

Artikel 17 Natuur - 1

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van natuur- en natuurwetenschappelijke waarden en andere waarden van de omgeving, alsmede water ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - zoekgebied watercompensatie';
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. bedrijfsgebouwen, verband houdend met het beheer en onderhoud en het behoud en/of herstel van de natuurwaarden en/of agrarische doeleinden en met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - rietsnijbedrijf' een rietsnijbedrijf is toegestaan;
  • e. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', met dien verstande dat het aantal bedrijfswoningen maximaal 1 bedrijfswoning per aanduiding betreft;
  • f. een molen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 23';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

17.2 Bouwregels
17.2.1 Bedrijfsgebouwen

Bedrijfsgebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • d. de minimale dekhelling bedraagt 15 graden;
  • e. de maximale dekhelling bedraagt 30 graden.
17.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen een bouwvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • d. de minimale dekhelling bedraagt 30 graden;
  • e. de maximale dekhelling bedraagt 60 graden;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt maximaal 600 m3.
17.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. gezamenlijke oppervlakte van aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt per bedrijfswoning maximaal 50 m2;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of overkapping bedraagt maximaal 3 m;
  • e. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
  • f. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden.
17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' zijn steigers en verankeringsconstructies toegestaan;
  • b. als overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde zijn uitsluitend erf-/terreinafscheidingen op dammen toegestaan;
  • c. de maximale hoogte van een erf-/terreinafscheiding op een dam bedraagt 1,2 m.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 17.1, onder d en 17.2.1 voor het bouwen van een schuilhut of observatiepost ten behoeve van natuur- en wildstudie, alsmede een opslag voor voeder voor wild, met dien verstande dat:
    • 1. de hoogte van een observatiepost maximaal 10 m bedraagt en voor het overige maximaal 3 m;
    • 2. de totale oppervlakte gezamenlijk niet meer mag zijn dan 100 m2;
  • b. het bepaalde in artikel 17.2.1, onder d en/of 17.2.1, onder e voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling, mits er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. het bepaalde in artikel 17.2.4 voor plaatsen van erf-/terreinafscheidingen elders op de gronden als bedoeld in artikel 17.1, mits:
    • 1. de afscheiding noodzakelijk is voor het houden van vee;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de waarden van de omgeving;
    • 3. de hoogte maximaal 1,2 m bedraagt.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
17.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 17.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen en verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden en het aanleggen van overige oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanleggen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van de grond;
  • d. het scheuren van grasland;
  • e. het beplanten van gronden met bomen en ander opgaand houtgewas, voor de gronden die ten tijde van het van kracht worden van het bestemmingsplan niet als zodanig zijn beplant;
  • f. het vellen, rooien of op enige andere wijze verwijderen van houtopstanden;
  • g. het verwijderen van rietgewassen;
  • h. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen of kaden;
  • i. het aanleggen van dijken of andere taluds of het vergraven of ontgraven van reeds bestaande dijken of taluds;
  • j. het verrichten van onderzoeks- en exploitatieboringen ten behoeve van de winning van delfstoffen en andere bodemschatten;
  • k. het aanbrengen van afbeeldingen en tekens.
17.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 17.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waarden van de omgeving en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

17.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die plaats vinden binnen bouwvlakken;
  • b. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • d. andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.
17.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan, in samenhang met de wijzigingsbevoegdheid voor 'Natuur - 2' als bedoeld in artikel 18.3, te wijzigen voor het toevoegen van een aquaduct als bedoeld in artikel 18.2.1 en bestaande ecoducten als bedoeld in artikel 18.1f aan de bestemming 'Natuur - 1' nadat de natuur van het Tracébesluit is aangelegd.

Artikel 18 Natuur - 2

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Natuur - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van waarden van de omgeving;
  • b. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • c. extensieve dagrecreatie;
  • d. voet- en fietspaden;
  • e. tijdelijke werkterreinen ten behoeve van het Tracébesluit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tijdelijk bouwterrein';
  • f. ecoducten zoals opgenomen in het Tracébesluit.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van een aquaduct ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'.

18.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,2 m.

18.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk wijzigen van de bestemming 'Natuur - 2' in de bestemming 'Natuur - 1' nadat de natuur van het Tracébesluit is aangelegd, onder de volgende voorwaarde:

  • a. de ecoducten als bedoeld in artikel 18.1f worden specifiek bestemd door deze toe te voegen aan het bepaalde voor de gronden met de bestemming 'Natuur - 1';
  • b. het aquaduct als bedoeld in artikel 18.2.1 wordt specifiek bestemd door deze toe te voegen aan de bouwregels van de bestemming 'Natuur - 1'.

Artikel 19 Recreatie - Verblijfsrecreatie

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. verblijfsrecreatie gedurende het zomerseizoen in de vorm van een terrein met zomerhuizen en/of (sta-)caravans;
  • b. een bedrijfswoning;

met bijbehorende gebouwen waaronder begrepen bestaande bergingen, bouwwerken geen gebouwen zijnde, wegen en paden, sanitaire voorzieningen, parkeervoorzieningen, speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, tuinen en erven.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Centrale voorzieningen

Ten behoeve van centrale voorzieningen mag 1 gebouw worden gebouwd, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte maximaal 40 m2 bedraagt;
  • b. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
  • c. de bouwhoogte maximaal 5 m bedraagt.
19.2.2 Bedrijfswoningen

Bedrijfswoningen voldoen aan de volgende regels:

  • a. het maximaal aantal toegestane bedrijfswoningen bedraagt 1;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
  • d. de minimale dekhelling bedraagt 30 graden;
  • e. de maximale dekhelling bedraagt 60 graden;
  • f. de inhoud van een bedrijfswoning bedraagt, inclusief aan- en uitbouwen, maximaal 600 m3.
19.2.3 Bijgebouwen en overkappingen bij bedrijfswoningen

Bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning voldoen aan de volgende regels:

  • a. gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bedraagt per bedrijfswoning maximaal 50 m2;
  • b. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
  • c. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw of overkapping bedraagt maximaal 3 m;
  • d. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
  • e. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden.
19.2.4 Zomerhuizen en/of (sta-)caravans

Zomerhuizen en/of (sta-)caravans voldoen aan de volgende regels:

  • a. het gezamenlijke aantal toegestane zomerhuizen en/of (sta-)caravans bedraagt in totaal maximaal 12;
  • b. de oppervlakte van een zomerhuis en/of (sta-)caravan bedraagt maximaal 30 m2;
  • c. de zomerhuizen en/of (sta-)caravan moeten vrijstaand worden gebouwd of geplaatst;
  • d. de goothoogte van zomerhuizen en/of (sta-)caravans bedraagt maximaal 3 m;
  • e. de bouwhoogte zomerhuizen bedraagt maximaal 5 m;
  • f. de bouwhoogte (sta-)caravans bedraagt maximaal 5 m.
19.2.5 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. buitenrijbakken, paddocks, en lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. speelvoorzieningen 5 m;
    • 2. vlaggenmasten 5 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.
19.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 19.2.4, onder a, b en e voor het bouwen van minimaal 8 en maximaal 10 zomerhuisjes met een totale gezamenlijke oppervlakte van 660 m2 en een nokhoogte van 5,5 meter, mits de bestaande zomerhuisjes, stacaravans en bergingen worden gesloopt.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik in strijd met deze bestemming wordt in ieder geval begrepen:

  • a. een gebruik van gebouwen ten behoeve van permanente bewoning;
  • b. verblijfsrecreatie buiten het zomerseizoen;
  • c. het plaatsen van meer dan 12 sta- en/of toercaravans, met dien verstande dat het aantal aanwezige zomerhuizen op dit aantal in mindering moet worden gebracht.

Artikel 20 Recreatie - Volkstuin

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. groenvoorzieningen, bermen en beplanting;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 18' zijn tuinhuisjes en plantenkassen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de tuinhuisjes en plantenkassen alleen zijn toegestaan over een diepte van maximaal 5 m per volkstuin;
    • 2. maximaal 1 tuinhuisje per volkstuin is toegestaan;
    • 3. maximaal 1 plantenkas per volkstuin mag worden opgericht;
    • 4. de oppervlakte van een tuinhuisje of plantenkas bedraagt maximaal 12 m2;
    • 5. de bouwhoogte bedraagt maximaal 2,5 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 19' is een bestaande centrale berging en/of bestaand informatiecentrum toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 22' is een bestaande centrale berging toegestaan.
20.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. plat glas:
    • 1. de oppervlakte bedraagt maximaal 20% van de oppervlakte van een volkstuin;
    • 2. de bouwhoogte bedraagt maximaal 0,5 m;
  • b. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 1,2 m.

Artikel 21 Sport

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor sportterreinen, met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, groen- en speelvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

21.2 Bouwregels

Gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 7' geldt dat:
    • 1. ten behoeve van kleedaccommodatie, kantine en bergruimte 1 gebouw is toegestaan, met dien verstande dat:
      a. de oppervlakte maximaal 766 m2 bedraagt;
      b. de goothoogte maximaal 4 m bedraagt;
      c. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt;
    • 2. per speelveld 2 gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      a. de oppervlakte per gebouw maximaal 5 m2 bedraagt;
      b. de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
    • 3. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt bij:
      a. lichtmasten 15 m;
      b. ballenvangers 6 m;
      c. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 9' geldt dat:
    • 1. ten behoeve van kleedaccommodatie, kantine en bergruimte 1 gebouw is toegestaan, met dien verstande dat:
      a. de oppervlakte maximaal 500 m2 bedraagt;
      b. de goothoogte maximaal 4 m bedraagt;
      c. de bouwhoogte maximaal 6 m bedraagt;
    • 2. per speelveld 2 gebouwen zijn toegestaan, met dien verstande dat:
      a. de oppervlakte per gebouw maximaal 5 m2 bedraagt;
      b. de bouwhoogte maximaal 2 m bedraagt;
    • 3. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt bij:
      a. lichtmasten 15 m;
      b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 3' geldt dat:
    • 1. ten behoeve van een sporthal, met daarbij behorende kleedaccommodatie, kantine en bergruimte 1 gebouw is toegestaan, met dien verstande dat:
      a. de oppervlakte maximaal 2.500 m2 bedraagt;
      b. de goothoogte maximaal 8 m bedraagt;
      c. de bouwhoogte maximaal 14 m bedraagt;
    • 2. een bedrijfswoning met aan-, uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen is toegestaan, met dien verstande dat:
      a. de inhoud van de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, maximaal 600 m3 bedraagt;
      b. gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning maximaal 50 m2 bedraagt;
      c. de goothoogte van de bedrijfswoning maximaal 5,5 m bedraagt;
      d. de goothoogte van de bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 3 m;
      e. de minimale dakhelling van bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 30 graden bedraagt;
      f. de maximale dakhelling van bedrijfswoning, aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen 60 graden bedraagt;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 10' zijn gebouwen ten behoeve van de tennissport toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de oppervlakte maximaal 2.000 m2 bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 4 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 10 m bedraagt;
    • 4. de minimale dakhelling 20 graden bedraagt;
    • 5. de maximale dakhelling 45 graden bedraagt;
    • 6. de maximale hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt bij:
      a. erfafscheidingen 2 m;
      b. lichtmasten 15 m;
      c. telecommunicatiemast 27 m;
      d. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m.
21.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken voor het bepaalde ten aanzien van de minimale en maximale dakhellingen in artikel 21.2 voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;

Artikel 22 Sport - Manege

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. manege;
  • b. sterrenwacht;
  • c. één bedrijfswoning ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • d. een uitloopweide voor paarden van de aangrenzende manege, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - uitloopweide';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, ondersteunende horecavoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

22.2 Bouwregels
22.2.1 Bedrijfsgebouwen en bedrijfswoning paardensport

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de paardensport gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van alle gebouwen ten behoeve van de paardensport, waaronder maximaal 1 bedrijfswoning met aan-, uitbouwen, bijgebouwen, overkappingen en plantenkasje, bedraagt in totaal maximaal 5.000 m2;
  • b. voor de bedrijfsgebouwen geldt dat:
    • 1. de afstand van de bedrijfsgebouwen tot het hart van de weg minimaal 30 m bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 4 m bedraagt, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 20' een goothoogte van 4,5 m is toegestaan;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 10 m bedraagt;
    • 4. de minimale dakhelling 20 graden bedraagt;
    • 5. de maximale dakhelling 45 graden bedraagt;
  • c. voor de bedrijfswoning, inclusief aan- en uitbouwen, geldt dat:
    • 1. de inhoud maximaal 600 m3 bedraagt;
    • 2. de goothoogte maximaal 4 m bedraagt;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 8 m bedraagt;
    • 4. de minimale dakhelling 30 graden bedraagt;
    • 5. de maximale dakhelling 60 graden bedraagt;
  • d. voor de bijgebouwen en overkappingen bij de bedrijfswoning geldt dat:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van bijgebouwen en overkappingen per bedrijfswoning maximaal 50 m2 bedraagt;
    • 2. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
    • 3. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw en vrijstaande overkapping bedraagt maximaal 3 m;
    • 4. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
    • 5. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden.
22.2.2 Bedrijfsgebouwen sterrenwacht

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de sterrenwacht gelden de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van alle gebouwen ten behoeve van de sterrenwacht bedraagt in totaal maximaal 40 m2;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 m.
22.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. lichtmasten zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 21';
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. erfafscheidingen 2 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 4 m.
22.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 22.2.1 voor het bepaalde ten aanzien van de minimale en maximale dakhellingen, voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. het bepaalde in artikel 22.2.1, onder b2 voor wat betreft het bepaalde ten aanzien van de maximale goothoogte van een bedrijfsgebouw, voor het toestaan van een goothoogte van maximaal 5 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • c. het bepaalde in artikel 22.2.1, onder c2 voor wat betreft het bepaalde ten aanzien van de maximale goothoogte van de bedrijfswoning, voor het toestaan van een goothoogte van maximaal 5,5 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden.

Artikel 23 Tuin

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen, met bijbehorende bouwwerken, geen gebouw zijnde, in- en uitritten, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen
  • a. Gebouwen mogen niet worden gebouwd;
  • b. in afwijking van artikel 23.2.1, onder a is:
    • 1. een bestaand bijgebouw toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat het oppervlak en de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet mag worden vergroot en/of verhoogd.
    • 2. een zwembad toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 15';
23.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. buitenrijbakken, paddocks en lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

Artikel 24 Tuin - 1

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen bij woonschepen of woonarken, met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water en voorzieningen voor de waterhuishouding.

24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende kenmerken:

  • a. de oppervlakte van bijgebouwen bij het woonschip of woonark bedraagt maximaal 50 m2;
  • b. in afwijking van artikel 24.2.1, onder a is op de in artikel 24.1 bedoelde gronden een groter oppervlakte toegestaan voor bestaande bijgebouwen;
  • c. de bouwhoogte van het bijgebouw bij het woonschip of woonark bedraagt maximaal 3 m.
24.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. buitenrijbakken, paddocks en lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen 1 m;
    • 2. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 2 m.

Artikel 25 Verkeer - 1

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten, met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer en met dien verstande dat het aantal rijstroken, maximaal het bestaande aantal rijstroken bedraagt;
  • b. wandel- en fietspaden;
  • c. parkeer-, groen- en speelvoorzieningen;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. in- en uitritten;
  • h. ecoducten zoals opgenomen in het Tracébesluit;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

25.2 Bouwregels
25.2.1 Gebouwen

Gebouwen zijn niet toegestaan, met uitzondering van een aquaduct ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'.

25.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde bedraagt maximaal 9 m.

Artikel 26 Verkeer - 2

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer, met dien verstande dat het aantal rijstroken maximaal 22 bedraagt;
  • b. wegen met een functie gericht op de afwikkeling van het lokale en bovenlokale verkeer;
  • c. een aquaduct ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. waterhuishoudkundige doeleinden, water, waterberging en waterlopen;
  • f. geluidwerende voorzieningen;
  • g. een brug ten behoeve van spoorwegen en wegen, alsmede onderliggende watergangen, wegen en groen, ter plaatse van de aanduiding 'brug';
  • h. tijdelijke werkterreinen ten behoeve van het Tracébesluit ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - tijdelijk bouwterrein';

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, een tunnelbak, voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het verkeer, voorzieningen ten behoeve van de bewegwijzering en signalering inclusief bermkasten, lichtmasten inclusief bermkasten, voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke en natuurlijke inpassing, geluidschermen en andere geluidwerende voorzieningen, straatmeubilair, calamiteitenzones, nutsvoorzieningen, waterstaatkundige werken, kabels, leidingen en overige ondergrondse infrastructuur, duikers, mottoborden en bouwborden, kunstobjecten, uitgezonderd lucht- en lichtschermen.

26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

26.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging, verlichting en regeling van het verkeer, maximaal 10 m.

26.3 Specifieke gebruiksregels

Het is verboden de gronden te gebruiken voor:

  • a. het inrichten van rijkswegen en onderliggend wegennet met een aantal rijstroken dat afwijkt van het Tracébesluit;
  • b. het inrichten van de gronden zonder de watergangen als opgenomen in het Tracébesluit;
  • c. het inrichten van bestaande wegen met meer dan het bestaande aantal rijstroken.
  • d. het bouwen van hoofdconstructies van kunstwerken zoals bedoeld in artikel 2 van het Tracébesluit, behoudens ter plaatse van de aanduidingen 'onderdoorgang' en 'brug'.

Artikel 27 Verkeer - Spoor

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Spoor' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. spoorwegen;
  • b. parkeer-, en groenvoorzieningen;
  • c. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • d. geluidwerende voorzieningen;
  • e. een brug ten behoeve van spoorwegen en wegen, alsmede onderliggende watergangen, wegen en groen, ter plaatse van de aanduiding 'brug';

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

27.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. De bouwhoogte van een spoorbrug als bedoeld onder artikel 27.1, onder e bedraagt maximaal 50 m;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de geleiding, beveiliging en regeling van het railverkeer, is maximaal 10 m.

Artikel 28 Verkeer - Verzorgingsplaats

28.1 Bestemmingsomschrijving
28.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer - Verzorgingsplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen met een functie voornamelijk gericht op de afwikkeling van het doorgaande verkeer;
  • b. groenvoorzieningen;
  • c. parkeervoorziening;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, water, waterberging en waterlopen;
  • e. geluidwerende voorzieningen;
  • f. 2 verkooppunten van motorbrandstoffen, inclusief detailhandel en horeca in de categorie 1 en 2 en een wegrestaurant met horeca in de categorie 1 en 2, vergaderruimtes en detailhandel;
  • g. oplaadpunten voor elektronische auto's;

met bijbehorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, voorzieningen ten behoeve van de geleiding van het verkeer, voorzieningen ten behoeve van de bewegwijzering en signalering inclusief bermkasten, lichtmasten inclusief bermkasten, voorzieningen ten behoeve van de landschappelijke en natuurlijke inpassing, geluidschermen en andere geluidwerende voorzieningen, straatmeubilair, calamiteitenzones, nutsvoorzieningen, waterstaatkundige werken, kabels, leidingen en overige ondergrondse infrastructuur, duikers, mottoborden en bouwborden, kunstobjecten, tijdelijke werkterreinen ten behoeve van het Tracébesluit, uitgezonderd lucht- en lichtschermen.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen

Gebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 12' is een verkooppunt van motorbrandstoffen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijk oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 1.250 m2;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 5 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' is een verkooppunt van motorbrandstoffen toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. de gezamenlijk oppervlakte van gebouwen bedraagt maximaal 356 m2;
    • 2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt maximaal 3,5 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 25' is een wegrestaurant toegestaan, met dien verstande dat:
    • 1. gebouwd binnen het bouwvlak;
    • 2. de oppervlakte van het wegrestaurant bedraagt maximaal 1.600 m2;
    • 3. de goothoogte bedraagt minimaal 2,5 meter;
    • 4. de bouwhoogte bedraagt maximaal 9 meter;
    • 5. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
    • 6. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden.
28.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde voldoen aan de volgende regels:

  • a. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 12' geldt:
    • 1. de oppervlakte van een luifel boven de pompeilanden bedraagt maximaal 1.650 m2;
    • 2. de bouwhoogte van een luifel boven de pompeilanden bedraagt maximaal 6 m;
    • 3. de bouwhoogte van een droogloop bedraagt maximaal 7 m;
    • 4. één aanduidingszuil is toegestaan van met een hoogte van maximaal 15 m en een breedte van maximaal 2 m;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 4' geldt:
    • 1. de oppervlakte van een luifel boven de pompeilanden bedraagt maximaal 1.200 m2;
    • 2. de bouwhoogte van een luifel boven de pompeilanden bedraagt maximaal 6 m;
    • 3. de bouwhoogte van een droogloop bedraagt maximaal 7 m;
  • c. voor aanduidingszuilen geldt dat
    • 1. maximaal twee aanduidingszuilen per verzorgingsplaats;
    • 2. de hoogte bedraagt maximaal 8 m;
    • 3. in afwijking van artikel 28.2.2, onder c2 is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 12' één aanduidingszuil met een hoogte van maximaal 15 m toegestaan;
    • 4. de breedte bedraagt maximaal 2m;
  • d. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan voor de wegaanduiding, geleiding, beveiliging, verlichting en regeling van het verkeer, is maximaal 10 m.
28.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 28.2.1, sub a, onder 1 en sub b, onder 1 voor wat betreft het overschrijden van de toegestane oppervlakte met maximaal 200 m2 indien dit noodzakelijk is vanwege door de rijkswegbeheerder gestelde eisen aan de verzorgingsplaats, mits er geen onevenredige aantasting plaats vindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden.

28.4 Specifieke gebruiksregels

Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 28' mag de bestaande inrichting van de gronden slechts worden gewijzigd onder de voorwaarde dat de Landschappelijke inpassing en inrichting van de verzorgingsplaats De Hackelaar is uitgevoerd.

Artikel 29 Water

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. scheepvaartverkeer;
  • c. waterrecreatie;
  • d. waterhuishoudkundige doeleinden, waterberging en waterlopen;
  • e. behouden, versterken en benutten van de waarden van de omgeving;
  • f. woonschepen of woonarken ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats', met dien verstande dat:
    • 1. het aantal woonschepen en woonarken, gezamenlijk niet meer mag zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
    • 2. beroepen en bedrijven aan huis met een maximum vloeroppervlak van 30 m2 zijn toegestaan;
    • 3. de hoogte van de woonschepen of woonarken niet meer mag zijn dan 4 meter, dan wel de bestaande hoogte, gemeten ten opzichte van de waterlijn;
    • 4. de tussenruimte tussen woonschepen minimaal 3 m moet zijn;
  • g. woonschepen of woonarken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepen ligplaats met voorwaarden', met dien verstande dat:
    • 1. woonschepen of woonarken niet zijn toegestaan:
      a. voor het uitwateringskanaal van het Naardermeer;
      b. ter plaatse van de dubbelbestemming 'Leiding - Gas';
    • 2. het aantal woonschepen en woonarken, gezamenlijk niet meer mag zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
    • 3. beroepen en bedrijven aan huis met een maximum vloeroppervlak van 30 m2 zijn toegestaan;
    • 4. de hoogte van de woonschepen of woonarken niet meer mag zijn dan 4 meter, dan wel de bestaande hoogte, gemeten ten opzichte van de waterlijn;
    • 5. de tussenruimte tussen woonschepen minimaal 3 m moet zijn;
  • h. steigers en verankeringsconstructies, met dien verstande dat deze alleen zijn toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1';
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 11';
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
    • 4. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - woonschepen ligplaats met voorwaarden';
  • i. strekdammen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 6';
  • j. een aquaduct ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang';

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder bruggen, dammen en/of duikers.

29.2 Bouwregels

Op deze gronden mogen ten behoeve van de bestemming uitsluitend keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen, duikers, sluizen en bruggen worden gebouwd, alsmede:

  • a. steigers en verankeringsconstructies ten behoeve van woonschepen of woonarken met een maximale hoogte van 2 m ten opzichte van de waterlijn ter plaatse van de aanduiding 'woonschepenligplaats';
  • b. verankeringsconstructies als aanlegplaats met een totale lengte van maximaal 200 m en een maximale hoogte van 1 m ten opzichte van de waterlijn ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 11';
  • c. een aquaduct ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang'.
29.3 Afwijken van de bouwregels
29.3.1 Afwijking bouwwerken geen gebouw zijnde

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 29.2 voor het oprichten van bouwwerken geen gebouw zijnde, noodzakelijk voor het afmeren van schepen.

29.3.2 Vereisten Afwijking

Afwijking als bedoeld in artikel 29.3.1 kan slechts worden verleend, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.
  • b. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden.
29.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
29.4.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 29.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • b. storten van baggerspecie;
  • c. het opspuiten of aanleggen van een (schier)eiland;
  • d. het verwijderen van rietgewassen.
29.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 29.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan waarden van de omgeving en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

29.4.3 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. afgraven of bodemverlagen, indien dit noodzakelijk is in verband met het verbreden of verdiepen van een scheepvaartroute;
  • b. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • c. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • d. andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.

Artikel 30 Wonen

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het bestaande aantal woningen;
  • b. in aanvulling op a mag ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' het aantal woningen niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • c. beroepen en bedrijven aan huis met een maximum vloeroppervlak van 30 m2;

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, water en voorzieningen voor de waterhuishouding, parkeervoorzieningen, tuinen en erven.

30.2 Bouwregels
30.2.1 Hoofdgebouwen

Hoofdgebouwen voldoen aan de volgende regels:

  • a. gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m)' de ten hoogste aangegeven maximale goothoogte is toegestaan;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 16' een maximale goothoogte van 5,5 m is toegestaan aan de achterzijde van de woning;
  • c. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' de ten hoogste aangegeven maximale bouwhoogte is toegestaan;
  • d. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden, met dien verstande dat in afwijking hiervan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 29' een plat dak is toegestaan;
  • e. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden.
30.2.2 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen

Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen voldoen aan de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen bedraagt maximaal 50 m2, met dien verstande dat het gedeelte van het bouwperceel binnen de in artikel 30.1 bedoelde gronden en buiten het bouwvlak, voor niet meer dan 45% bebouwd mag worden;
  • b. in afwijking van artikel 30.2.2, onder a is op de in artikel 30.1 bedoelde gronden een groter oppervlakte van aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', met dien verstande dat:
    • 1. aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen op deze gronden alleen zijn toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen';
    • 2. het oppervlak en de goot- en bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet mag worden vergroot en/of verhoogd;
  • c. de goothoogte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m;
  • d. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw en vrijstaande overkapping bedraagt maximaal 3 m;
  • e. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
  • f. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden.
30.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. buitenrijbakken, paddocks en lichtmasten zijn niet toegestaan;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal:
    • 1. erf- en terreinafscheidingen vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m;
    • 2. erf- en terreinafscheidingen achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 2 m;
    • 3. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde 3 m.
30.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in artikel 30.2.1, onder b voor het toestaan van een goothoogte van maximaal 5,5 m, mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden;
  • b. het bepaalde in artikel 30.2.1, onder d, 30.2.1, onder e, 30.2.2, onder e en/of 30.2.2, onder f voor het geheel of gedeeltelijk plat afdekken, danwel het toepassen van een andere dakhelling van de bedrijfswoning , mits er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in de omgeving aanwezige functies en waarden.
30.4 Wijzigingsbevoegdheid
30.4.1 Wijzigingsbevoegdheid voor wijzigen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, voor wat betreft het wijzigen van een bouwvlak zoals bedoeld in artikel 30.2.1, onder a, alsmede het intekenen van aanduidingen als bedoeld in artikel 30.1, onder b en artikel 30.2.1, onder b1 en onder c op de verbeelding ten behoeve van één of meerdere extra wooneenheden, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. het een voormalig (agrarisch) bedrijfsperceel betreft;
  • b. buitenopslag is niet toegestaan;
  • c. omliggende bedrijven mogen niet in hun bedrijfsvoering of ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. er mag geen onevenredige aantasting plaatsvinden van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden;
  • e. de geluidbelasting op de gevel van een woning mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een verkregen of vast te stellen hogere grenswaarde;
  • f. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd;
  • g. met dien verstande dat:
    • 1. alle storende voormalige bedrijfsbebouwing, behoudens de voormalige bedrijfswoning met bijgebouwen, dienen te worden gesloopt:
    • 2. dit leidt tot aantoonbare en duurzame vermindering van bebouwing in vergelijking met de te slopen bebouwing en de ruimtelijke kwaliteit wordt verbeterd;
    • 3. voor de extra woning de regels gelden van de bestemming 'Wonen' en 'Tuin'.

Artikel 31 Maatschappelijk - Uit te werken

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. zorglandgoed;
  • b. twee bestaande bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';

met bijbehorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wegen en paden, parkeervoorzieningen, ondersteunende horecavoorzieningen, groenvoorzieningen, water en voorzieningen voor de waterhuishouding zorg.

31.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en wethouders werken de bestemming uit met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. toegestane activiteiten moeten passend zijn bij een zorglandgoed, waarbij geldt dat is toegestaan:
    • 1. woonzorgeenheden;
    • 2. dagbesteding;
    • 3. kinderdagverblijf/buitenschoolse opvang (BSO);
    • 4. theetuin of kleinschalige horeca;
    • 5. educatie/museum/informatiecentrum;
    • 6. agrarische functie;
    • 7. boomgaard of moestuin;
    • 8. levenseindekliniek;
    • 9. passende recreatieve functies;
    • 10. detailhandel
    • 11. parkeergelegenheden, in hoofdzaak op het perceel boven de Weesperbinnenweg;
  • b. verplaatsing van het bestaande gebouw De Vechthoeve aan Weesperbinnenweg 1 naar de voor 'Maatschappelijk - Uit te werken' aangewezen gronden is mogelijk, met dien verstande dat:
    • 1. Het gebouw mag worden gebruikt overeenkomstig de bestemmingen zoals weergegeven onder artikel 31.1, alsmede voor woningen;
    • 2. In afwijking van het bepaalde onder artikel 31.1 onder b het gebouw De Vechthoeve ook als bedrijfswoning mag worden gebruikt, onder de voorwaarde dat de aanduiding 'bedrijfswoning' van een van de twee bestaande bedrijfswoningen komt te vervallen en dan niet mag worden gebruikt als bedrijfswoning, maar uitsluitend als plattelandswoning;
  • c. voor het bouwen van gebouwen, niet zijnde bedrijfswoningen en niet zijnde het te verplaatsen bestaande gebouw De Vechthoeve van de Weesperbinnenweg 1, gelden de volgende regels:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen bedraagt in totaal maximaal 5.000 m2;
    • 2. de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 8 m;
    • 4. de minimale dakhelling bedraagt 15 graden;
    • 5. de maximale dakhelling bedraagt 30 graden;
  • d. voor gebouwen van een bedrijfswoning, niet zijnde het te verplaatsen bestaande gebouw De Vechthoeve van de Weesperbinnenweg 1, gelden de volgende regels:
    • 1. voor het hoofdgebouw geldt dat maximaal 120 m2 is toegestaan, alsmede een gezamenlijk oppervlak van maximaal 50 m2 voor wat betreft de aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen;
    • 2. de goothoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 4 m;
    • 3. de bouwhoogte van het hoofdgebouw bedraagt maximaal 8 m;
    • 4. de goothoogte van een aan- of uitbouw, aangebouwd bijgebouw of aangebouwde overkapping bedraagt maximaal 3 m dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning + 0,25 m;
    • 5. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw, vrijstaande overkapping en bedraagt maximaal 3 m;
    • 6. de minimale dakhelling bedraagt 30 graden;
    • 7. de maximale dakhelling bedraagt 60 graden;
  • e. voor het te verplaatsen gebouw De Vechthoeve van Weesperbinnenweg 1 naar de voor 'Maatschappelijk - Uit te werken' aangewezen gronden geldt dat de afmetingen van het bestaande gebouw De Vechthoeve bij herbouw niet mogen worden vergroot;
  • f. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt maximaal 2 m.
31.3 Bouwregels
31.3.1 Voorlopig bouwverbod
  • a. zolang en voor zover het uitwerkingsplan niet in werking getreden is, mogen bouwwerken niet worden gebouwd;
  • b. het onder a opgenomen voorlopige bouwverbod geldt niet voor het bouwrijp maken van de gronden en de herbouw of verplaatsing van het gebouw De Vechthoeve van Weesperbinnenweg 1.
31.4 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om in de uitwerking afwijkingsbevoegdheden op te nemen met betrekking tot de het toestaan van:

  • a. een goothoogte tot maximaal 5,5 m;
  • b. het bepaalde ten aanzien van de minimale en maximale dakhellingen;
  • c. een grotere bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

Artikel 32 Leiding - Gas

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor:

  • a. een ondergrondse gasleiding;
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding (belemmeringszone);
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

32.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) mogen geen nieuwe gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde worden gebouwd.

32.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 32.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:

  • a. ter plaatse een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd;
  • b. de veiligheid van de gasleiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegelaten
  • c. hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.
32.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
32.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 32.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
32.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 32.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

32.4.3 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel wordt niet eerder verleend dan nadat hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.

32.4.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. andere-werken ten behoeve van de aanleg van een ondergrondse gasleiding door de leidingbeheerder, mits deze leiding geen wijziging brengt ten aanzien van de externe veiligheid en de bestaande belemmeringenstrook.
  • c. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • d. andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.
32.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Leiding - Gas' indien de betreffende leiding niet meer wordt of zal worden gebruikt en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming van de leiding voorziet en positief advies is verkregen van de leidingbeheerder.

Artikel 33 Leiding - Hoogspanningsverbinding

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanningsverbinding' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een bovengrondse hoogspanningsverbinding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - hoogspanningsverbinding';
  • b. het beheer en onderhoud van de verbinding;
  • c. de bescherming van het woon- en leefklimaat in verband met de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

33.2 Bouwregels
33.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

33.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

33.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal:

  • a. hoogspanningsmasten 80 m;
  • b. overige bouwwerken geen gebouwen zijnde 3 m.
33.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 33.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.

33.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
33.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 33.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het maaiveldniveau;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende of hoogopgaande beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden;
  • e. het aanleggen van kabels en leidingen.
33.4.2 Advies leidingbeheerder

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.

33.4.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 33.4.1 is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning.
  • c. andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.

Artikel 34 Leiding - Leidingstrook

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Leidingstrook' aangewezen gronden zijn naast voor de andere daar geldende bestemming(en), tevens bestemd voor ondergrondse leidingen met daarbij behorende belemmeringenstrook voor warmtetransportleiding.

34.2 Bouwregels
34.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

34.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 34.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.

34.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
34.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 34.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het wijzigen van het waterbodemniveau door vergraving of demping;
  • b. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • c. het ophogen van gronden;
  • d. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • f. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden.
34.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 34.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de leiding en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

34.4.3 Advies leidingbeheerder

Een omgevingsvergunning als bedoeld in dit artikel wordt niet eerder verleend dan nadat hieromtrent advies is verkregen van de leidingbeheerder.

34.4.4 Uitzondering

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. andere-werken ten behoeve van de aanleg van een ondergrondse warmtetransportleiding door de leidingbeheerder, mits deze leiding geen wijziging brengt ten aanzien van de externe veiligheid en de bestaande belemmeringenstrook.
  • c. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • d. andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.

Artikel 35 Leiding - Water

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor:

  • a. een ondergrondse waterleiding ter plaatse van de aanduiding 'hartlijn leiding - water';
  • b. het beheer en onderhoud van de leiding;

met bijbehorende bouwwerken geen gebouwen zijnde.

35.2 Bouwregels
35.2.1 Algemeen

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) mag alleen ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd.

35.2.2 Gebouwen

Gebouwen mogen niet worden gebouwd.

35.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

Bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde maximaal 3 m.

35.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 35.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits hieromtrent advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.

35.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
35.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 35.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanbrengen of verwijderen van diepwortelende beplantingen, het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
35.4.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 35.4.1 mag alleen en moet worden geweigerd indien door het uitvoeren van de werken, geen bouwwerken zijde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredig afbreuk wordt gedaan aan de mogelijkheid van een adequaat beheer of de veiligheid van de ondergrondse leidingen en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende tegemoet kan worden gekomen.

35.4.3 Verlening

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 35.4.1 wordt niet eerder verleend dan nadat hieromtrent advies is gevraagd aan de leidingbeheerder.

35.4.4 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 35.4.1 is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. andere-werken ten behoeve van de aanleg van een ondergrondse waterleiding door de leidingbeheerder;
  • c. andere-werken die in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
  • d. andere-werken zijnde graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten.

Artikel 36 Waarde - Archeologie 1

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

36.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) mag op de in artikel 36.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

36.3 Afwijken van de bouwregels
36.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 36.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

36.3.2 Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 36.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
36.3.3 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 36.3.3, onder a, blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
    • 1. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
36.3.4 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

36.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
36.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 36.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
36.4.2 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 36.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten.
  • c. Voor zover de in artikel 36.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
36.4.3 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

36.4.4 Uitzonderingen

Het in artikel 36.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • b. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
    • 2. de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • c. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • d. het andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit betreffen.
36.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 1', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 37 Waarde - Archeologie 2

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

37.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) mag op de in artikel 37.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

37.3 Afwijken van de bouwregels
37.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 37.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

37.3.2 Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 37.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 50 m2;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
37.3.3 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 37.3.3, onder a, blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
    • 1. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
37.3.4 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

37.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 37.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
37.4.2 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 37.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten.
  • c. Voor zover de in artikel 37.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
37.4.3 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

37.4.4 Uitzonderingen

Het in artikel 37.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de oppervlakte van het werk kleiner is dan 50 m2;
  • b. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
    • 2. de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • d. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • e. het andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit betreffen.
37.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 2', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 38 Waarde - Archeologie 3

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

38.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) mag op de in artikel 38.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

38.3 Afwijken van de bouwregels
38.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 38.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

38.3.2 Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 38.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 50 m2 of de grondbewerking niet dieper is dan 35 cm vanaf het maaiveld;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
38.3.3 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel38.3.3, onder a, blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
    • 1. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
38.3.4 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

38.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 38.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
38.4.2 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 38.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten.
  • c. Voor zover de in artikel 38.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
38.4.3 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

38.4.4 Uitzonderingen

Het in artikel 38.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de oppervlakte van het werk kleiner is dan 50 m2 of de grondbewerking niet dieper is dan 35 cm vanaf het maaiveld;
  • b. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
    • 2. de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • d. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • e. het andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit betreffen.
38.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 3', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 39 Waarde - Archeologie 4

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

39.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) mag op de in artikel 39.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

39.3 Afwijken van de bouwregels
39.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 39.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

39.3.2 Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 39.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 500 m2;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
39.3.3 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel39.3.3, onder a, blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
    • 1. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
39.3.4 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

39.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 39.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
39.4.2 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 39.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten.
  • c. Voor zover de in artikel 39.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
39.4.3 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

39.4.4 Uitzonderingen

Het in artikel 39.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de oppervlakte van het werk kleiner is dan 500 m2;
  • b. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
    • 2. de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht.
  • d. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • e. het andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit betreffen.
39.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 4', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 40 Waarde - Archeologie 5

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, ook bestemd voor de bescherming en veiligstelling van de aan de grond eigen zijnde archeologische waarden.

40.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) mag op de in artikel 40.1 bedoelde gronden alleen worden gebouwd ten behoeve van aanvullend of definitief archeologisch onderzoek.

40.3 Afwijken van de bouwregels
40.3.1 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 40.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad.

40.3.2 Uitzonderingen

Afwijking als bedoeld in artikel 40.3.1 is niet vereist, indien:

  • a. het nieuw te bebouwen oppervlak kleiner is dan 2.500 m2;
  • b. het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • c. op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudenswaardige archeologische relicten aanwezig zijn.
40.3.3 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Indien uit het archeologisch rapport, zoals bepaald in artikel 40.3.3, onder a, blijkt dat het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, kan leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan het bevoegd gezag in ieder geval voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning, inhoudende een verplichting:
    • 1. tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
40.3.4 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

40.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.4.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 40.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het afgraven, woelen, menging, diepploegen, egaliseren en ontginnen en aanleggen van drainage;
  • b. het ophogen van gronden;
  • c. het aanleggen, vergraven, verruimen, baggeren of dempen van sloten, vijvers en andere watergangen;
  • d. het verlagen of verhogen van het grondwaterpeil;
  • e. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • f. het aanleggen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
40.4.2 Voorwaarden
  • a. Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overlegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Een omgevingsvergunning wordt verleend indien gebleken is dat de in artikel 40.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan niet zullen leiden tot verstoring van archeologische resten.
  • c. Voor zover de in artikel 40.4.1 genoemde werken en werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen daarvan kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan een omgevingsvergunning worden verleend indien daaraan een of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan bij die voorschriften te stellen kwalificaties.
40.4.3 Advies archeologisch deskundige

Een omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de archeologische deskundige, omtrent de vraag of de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

40.4.4 Uitzonderingen

Het in artikel 40.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing, indien:

  • a. de oppervlakte van het werk kleiner is dan 2.500 m2;
  • b. het gaat om werken en werkzaamheden die het normale onderhoud en beheer betreffen;
  • c. de werken en werkzaamheden:
    • 1. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
    • 2. de werken en werkzaamheden op aanvullend en/of definitief archeologisch onderzoek zijn gericht;
  • d. op basis van bureauonderzoek, inventariserend of aanvullend archeologisch vooronderzoek is aangetoond dat op de betrokken locatie geen behoudswaardige archeologische relicten aanwezig zijn;
  • e. het andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit betreffen.
40.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen voor het geheel of gedeeltelijk verwijderen van de bestemming 'Waarde - Archeologie 5', indien uit archeologisch onderzoek blijkt dat ter plaatse geen archeologische waarden aanwezig zijn en het niet meer noodzakelijk wordt geacht dat het bestemmingsplan ter plaatse in bescherming en veiligstelling van archeologische waarden voorziet.

Artikel 41 Waarde - Cultuurhistorie

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Cultuurhistorie' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de cultuurhistorische waarden.

41.2 Bouwregels
41.2.1 Bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) mag niet worden gebouwd.

41.2.2 Uitzondering

Het in artikel 41.2.1 vervatte verbod is niet van toepassing op:

  • a. het bouwen, aanpassen en/of vernieuwen van agrarische bouwwerken op agrarische bouwvlakken, mits dit agrarisch noodzakelijk is;
  • b. het bouwen,aanpassen en/of vernieuwen van bouwwerken op gronden bestemd als 'Wonen';
  • c. het bouwen van bouwwerken op gronden die zijn bestemd als 'Verkeer - 2';
  • d. het bouwen van bouwwerken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit;
  • e. het bouwen van een nieuwe woning op het perceel Dijkweg 2;
41.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag is bevoegd nadere eisen te stellen aan de situering en maatvoering van bouwwerken alsmede groene omzoming indien en voor zover dat noodzakelijk is om de cultuurhistorische waarden te beschermen.

41.4 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 41.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere bestemmingen, mits:

  • a. dat niet leidt tot een aantasting van de cultuurhistorische waarden, en/of;
  • b. strikte toepassing daarvan zou leiden tot een onevenredig grote beperking van het op de bestemming gerichte gebruik;
  • c. het betreft het aanpassen en/of vernieuwen van agrarische opstallen op agrarische bouwvlakken, mits ingepast in het landschap en passend binnen het omgevingsbeleid;
  • d. de uitgewerkte uitzonderlijke universele waarden van het Unesco-werelderfgoed De Stelling van Amsterdam, niet worden aangetast of verdwijnen;
  • e. het betreft een kleinschalige incidentele ontwikkeling indien deze tot doel hebben de ruimtelijke kwaliteit van De Stelling van Amsterdam en de Nieuwe Hollandse Waterlinie te versterken. De ontwikkeling dient ingepast te zijn in het landschap en met respect voor zichtlijnen en mag niet leiden tot een significant hoger geluidsniveau in de open ruimte en tot een significante aantasting van het groene en open landschap.
41.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.5.1 Omgevingsvergunningplichtige werken

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 41.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het ontgronden, vergraven, afgraven, egaliseren, diepploegen, woelen en mengen en ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen, verbreden en verharden van wegen, paden, banen, parkeervoorzieningen en andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanleggen, verdiepen, verbreden en dempen van sloten, watergangen en overige waterpartijen;
  • d. het aanleggen van bovengrondse transport-, energie- en/of communicatieleidingen en daarmee verband houdende constructies, installaties en apparatuur;
  • e. het bebossen en aanplanten van gronden en het rooien en/of kappen van bos of andere houtgewassen.
41.5.2 Weigering

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 41.5.1 mag alleen en moet worden geweigerd, indien door het uitvoeren van het ander-werk dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen blijvend onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de cultuurhistorische waarden van het gebied en hieraan door het stellen van voorwaarden niet of onvoldoende kan worden tegemoet gekomen.

41.5.3 Uitzonderingen

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip verleende vergunning;
  • c. andere-werken ter uitvoering van het Tracébesluit in het gebied dat is begrepen in het Tracébesluit.

Artikel 42 Waterstaat - Waterkering

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn – behalve voor de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – primair bestemd voor de aanleg, het behoud en het herstel van de waterkering met bijbehorende bouwwerken zoals duikers, keerwanden en merktekens. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

42.2 Bouwregels

Het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) is, voor zover voor dat bouwen volgens de regels van de water(kering)beheerder, zoals de Waterwet of de Keur, een (water)vergunning is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.

42.3 Specifieke gebruiksregels

Het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden op de onder lid 42.1bedoelde gronden is, voor zover voor het uitvoeren van die werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden volgens de regels van de water(kering)beheerder, zoals de Waterwet of de Keur, een (water)vergunning is vereist, uitsluitend toegestaan na inwerkingtreding van die vergunning.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 43 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 44 Algemene bouwregels

44.1 Bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand

In die gevallen dat de bestaande goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand tot enige aangegeven lijn van bouwwerken, die in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand zijn gekomen, minder dan wel meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven respectievelijk toegestaan, geldt die goothoogte, bouwhoogte, oppervlakte, inhoud en/of afstand in afwijking daarvan als minimaal respectievelijk maximaal toegestaan.

44.2 Bestaand bebouwingspercentage

In die gevallen dat een bestaand bebouwingspercentage, dat in overeenstemming met het bepaalde in de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht tot stand is gekomen, meer bedraagt dan in de bouwregels in hoofdstuk 2 van deze regels is voorgeschreven, geldt dat bebouwingspercentage in afwijking daarvan als maximaal toegestaan.

44.3 Ondergronds bouwen
44.3.1 Bouwregels

Bestaande ondergrondse bouwwerken zijn toegestaan.

44.3.2 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 44.3.1 voor de realisatie van nieuwe ondergrondse bouwwerken, met dien verstande dat:

  • a. het bepaalde in deze regels omtrent de situering, de horizontale diepte en de oppervlakte van bovengrondse bouwwerken, alsmede het bebouwingspercentage, op overeenkomstige wijze van toepassing is op ondergronds bouwen;
  • b. de verticale bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken niet meer mag bedragen dan 5 m;
  • c. vooraf een advies wordt gevraagd aan de waterbeheerder omtrent de gevolgen van het ondergronds bouwen voor de waterhuishouding.

Artikel 45 Algemene gebruiksregels

45.1 Verboden gebruik

Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen:

  • a. het (laten) opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen, anders dan voorzover noodzakelijk is voor het normale onderhoud van tuinen en andere onbebouwde terreinen en het onderhoud van watergangen;
  • b. het (laten) opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen, werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan, anders dan voorzover dit het gevolg is van of direct samenhangt met het gebruik van een bedrijfserf, behorende bij een winkel of bedrijf, in overeenstemming met de desbetreffende bestemming;
  • c. het (laten) gebruiken van bebouwde dan wel onbebouwde gronden als of ten behoeve van een seksinrichting en/of prostitutie, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • d. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van een discotheek;
  • e. het (laten) gebruiken van gronden voor buitenopslag, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • f. het (laten) gebruiken het gebruik van opstallen, waaronder bijgebouwen, als zelfstandige woning met uitzondering van bestaande (bedrijfs)woningen;
  • g. het (laten) gebruiken van gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak ten behoeve van reclame-uitingen;
  • h. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van geluidszoneringsplichtige inrichtingen;
  • i. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van bedrijven die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • j. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van vuurwerkbedrijven;
  • k. het (laten) gebruiken van gronden ten behoeve van paddocks, buitenrijbakken, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • l. het aanbrengen van buitenverlichting, tenzij ten behoeve van beveiliging van de woning of indien dit in de regels anders in bepaald.

Artikel 46 Algemene aanduidingsregels

46.1 Geluidzone - industrie
46.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - industrie' geldt een zone als bedoeld in artikel 40 en artikel 41, eerste en tweede lid van de Wet geluidhinder. Binnen deze zone mogen geen nieuwe geluidgevoelige objecten worden gerealiseerd. Vervanging van bestaande geluidgevoelige objecten is slechts toegestaan indien wordt voldaan aan de bepalingen van de Wet geluidhinder.

46.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen mogen geen nieuwe woningen en andere geluidgevoelige gebouwen worden gebouwd.

46.1.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 46.1.2 en worden toegestaan dat nieuwe woningen en geluidgevoelige objecten overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemmingen mogen worden gebouwd, mits:

  • a. uit akoestisch onderzoek blijkt dat - ten gevolge van geluidswerende of afschermende bebouwing en voorzieningen - het geluidsniveau aan de gevel van de woningen beneden de gestelde grenswaarden van de Wet geluidhinder blijft;
  • b. voor zover hogere grenswaarden zijn vastgesteld bij de vaststelling van dit bestemmingsplan, de gevelbelasting niet meer bedraagt dan bij dit besluit is vastgesteld en wordt voldaan aan de in het besluit hogere grenswaarden opgenomen voorwaarden.
46.2 Veiligheidszone - lpg
46.2.1 Aanduidingomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - lpg' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van het verblijfsklimaat in verband met een lpg-installatie.

46.2.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de daar voorkomende bestemmingen zijn op de in artikel46.2.1bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

46.2.3 Afwijken van de gebruiksregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 46.2.2 voor het toestaan van nieuwe beperkt kwetsbare objecten, mits ter plaatse een aanvaardbaar verblijfsklimaat kan worden gerealiseerd.

46.3 Vrijwaringszone - molenbiotoop
46.3.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' zijn, naast de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van de molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

46.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) geldt dat:

  • a. binnen een afstand van 100 m tot het middelpunt van de molen geen bebouwing mag worden opgericht hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • b. binnen een afstand van 100 tot 400 m tot het middelpunt van de molen geen bebouwing mag worden opgericht met een hoogte die meer bedraagt dan 1/50 van de afstand van het bouwwerk tot het middelpunt van de molen, gerekend vanaf de onderste punt van de verticaal staande wiek;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder a en b is bebouwing met een grotere hoogte in de volgende gevallen rechtstreeks toegestaan:
    • 1. het betreft een bestaand bouwwerk met een grotere hoogte;
    • 2. het betreft een bouwwerk, dat gezien vanuit de molen aan de achterzijde van bestaande bouwwerken wordt opgericht en waarbij aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
      a. de hoogte en breedte blijven binnen de hoogte en breedte van de bouwwerken waarachter deze wordt opgericht;
      b. het oprichten van een bouwwerk is uitsluitend toegestaan, voor zover dit mogelijk is op basis van de overige voor deze bestemming geldende bestemming;
  • d. het betreft bebouwing ten behoeve van het Tracébesluit.
46.3.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 46.3.2 onder a, mits:

  • a. de vrije windvang of het zicht op de molen al zijn beperkt vanwege aanwezige beplanting dan wel bebouwing en de windvang en het zicht op de molen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing;
  • b. toepassing van de in artikel 46.3.2 onder a en 46.3.2 onder b bedoelde afstands- en hoogtematen de belangen in verband met de nieuw op te richten bebouwing onevenredig zouden schaden.
46.3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning op de in artikel 46.3.1 bedoelde gronden de volgende andere-werken uit te voeren:

  • a. het beplanten met bomen, heesters en andere hoog opgaande beplanting;
  • b. het ophogen van gronden.
46.3.5 Verlening omgevingsvergunning
  • a. de werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar indien daardoor geen onevenredige afbreuk wordt of kan worden gedaan aan de belangen van de molen als werktuig en als beeldbepalend element;
  • b. een omgevingvergunning als bedoeld in artikel 46.3.3 en artikel 46.3.4 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de molen.
46.3.6 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning is nodig voor:

  • a. andere-werken die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen;
  • b. andere-werken die op het moment van het van kracht worden van het plan in uitvoering zijn of uitgevoerd kunnen worden op grond van een voor dat tijdstip aangevraagde dan wel verleende vergunning;
  • c. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend;
  • d. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting die als zij volgroeid is, niet hoger is dan de maximaal toelaatbare bouwhoogte van de gebouwen op het zelfde bouwperceel zoals in het plan is toegestaan of het laagste punt van een zuiver verticaal staande wiek van de molen.
46.4 Vrijwaringszone - radar
46.4.1 Aanduidingsomschrijving

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - radar' zijn, naast de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor de bescherming van de functie van apparatuur voor communicatie-, navigatie- en surveillance infrastructuur voor radiocontact tussen verkeersleiding en vliegtuigen, navigatie van vliegtuigen in het naderingsgebied van een luchthaven en plaatsbepaling van vliegtuigen.

46.4.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere bestemmingen (Artikel 3 tot en met Artikel 31) geldt dat

  • a. binnen een afstand van 600 m tot het middelpunt van de apparatuur voor communicatie-, navigatie en surveillance infrastructuur geen bebouwing mag worden opgericht;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a is bebouwing rechtstreeks toegestaan in de volgende gevallen:
    • 1. het betreft een bestaand bouwwerk;
    • 2. het betreft bebouwing ten behoeve van het Tracébesluit.
46.4.3 Afwijken van de bouwregels

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 46.4.2 onder a, mits de functie van apparatuur voor communicatie-, navigatie- en surveillance infrastructuur voor radiocontact tussen verkeersleiding en vliegtuigen, navigatie van vliegtuigen in het naderingsgebied van een luchthaven en plaatsbepaling van vliegtuigen niet verder worden beperkt vanwege de nieuw op te richten bebouwing.

46.4.4 Verlening omgevingsvergunning

Een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 46.4.3 wordt niet eerder verleend dan nadat advies is verkregen van de beheerder van de apparatuur voor communicatie-, navigatie- en surveillance infrastructuur voor radiocontact tussen verkeersleiding en vliegtuigen, navigatie van vliegtuigen in het naderingsgebied van een luchthaven en plaatsbepaling van vliegtuigen.

46.4.5 Uitzonderingen omgevingsvergunning

Geen omgevingsvergunning is nodig voorde uitvoering van een bouwplan waarvoor omgevingsvergunning is verleend.

46.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen van de gronden gelegen binnen de 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1', wijzigen in de bestemming 'Verkeer - 1' ten behoeve van een ontsluitingsweg door de Bloemendalerpolder vanaf de A1, mits:

  • a. er geen onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden plaatsvindt;
  • b. de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is gewaarborgd.
46.6 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 2

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen van de gronden gelegen binnen de 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 2', wijzigen in de bestemming 'Natuur - 1', mits er geen onevenredige aantasting van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden plaatsvindt.

46.7 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemmingen van de gronden gelegen binnen de 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3', wijzigen in de bestemming, 'Groen', 'Verkeer - 1', 'Verkeer - 2' ten behoeve van een betere verkeersafwikkeling of een beter behoud, herstel of benutten van de waarden van de omgeving, met dien verstande dat:

  • a. het aantal m2 aan gronden met de bestemming 'Verkeer - 1' en 'Verkeer - 2' niet mag toenemen;
  • b. er niet meer rijstroken van rijkswegen en onderliggend wegennet mogen worden ingericht dan is bepaald in het Tracébesluit;
  • c. het aantal rijstroken van bestaande wegen, ook bij verlegging van deze wegen, niet mag toenemen;
  • d. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • e. de bij het Tracébesluit vastgestelde hogere waarden voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting niet worden overschreden en/of niet leiden tot nieuw vast te stellen hogere grenswaarden.

Artikel 47 Algemene afwijkingsregels

47.1 Afmetingen

Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • a. in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen;
  • b. de regels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 3 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • c. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 50 m;
  • d. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouwen zijnde wordt vergroot tot maximaal 10 m;
  • e. de regels en toestaan dat bestemmingsgrenzen en bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 4 m indien dit gewenst is uit oogpunt van technische uitwerking of optimalisatie bij de uitvoering van het Tracébesluit.
47.2 Voorwaarden

Afwijking als bedoeld in artikel 47.1 is slechts toegestaan, mits:

  • a. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen niet onevenredig worden geschaad.

Artikel 48 Algemene wijzigingsregels

48.1 Ligging en/of afmetingen bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in de vorm van het aanbrengen van geringe veranderingen in de plaats, ligging en/of afmetingen van bestemmingsgrenzen, met inachtneming van de volgende voorwaarden:

  • a. bestemmingsgrenzen mogen met niet meer dan 5 m worden verschoven;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden mogen niet onevenredig worden geschaad;
  • c. de waarde van de omgeving, het straat- en bebouwingsbeeld en de verkeersveiligheidsbelangen mogen niet onevenredig worden geschaad.
48.2 Vorm en situering agrarische bouwvlakken

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen door de agrarische bouwvlakken te wijzigen van vorm en situering van de agrarische bouwvlakken, mits door de aanvrager de agrarische-bedrijfseconomische noodzaak van de wijziging is aangetoond. Bij de toepassing van de wijzigingsbevoegdheid wordt de waarde van de omgeving in de afweging betrokken.

48.3 Ligplaatsen woonschepen en Tuin - 1

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen, voor wat betreft het wijzigen van de ligging van de aanduiding 'woonschepenligplaats' en het aantal in de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' zoals bedoeld in artikel 29.1, onder f ten behoeve van de verplaatsing van woonschepen. De wijziging is slechts toepasbaar indien dit noodzakelijk of gewenst is in verband met het behoud en versterking van de ecologische functie van de Vecht, danwel in verband met de veiligheid en onderhoud van aanwezige ondergrondse transportleidingen, de uitvoering van het Tracébesluit of uitplaatsing van woonboten uit het beschermd stadsgezicht Vesting Muiden. Bij toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid, wordt voor zover noodzakelijk, de bijbehorende bestemming 'Tuin - 1' gewijzigd in 'Groen' en wordt de aangrenzende grond bij de nieuwe ligplaats gewijzigd in de bestemming 'Tuin - 1'.

Artikel 49 Uitsluiting aanvullende werking bouwverordening

De regels van de bouwverordening ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard blijven overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behoudens ten aanzien van de volgende onderwerpen:

  • a. de bevoegdheden tot het afwijken van de stedenbouwkundige bepalingen;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. het bouwen bij hoogspanningsleidingen en ondergrondse hoofdtransportleidingen;
  • e. de parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden;
  • f. de ruimte tussen bouwwerken.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 50 Overgangsrecht

50.1 Overgangsrecht bouwwerken
50.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
50.1.2 Afwijking

Bij omgevingsvergunning kan eenmalig worden afgeweken van het bepaalde in artikel 50.1.1 voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 50.1.1 met maximaal 10%.

50.1.3 Uitzondering

Artikel 50.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

50.2 Overgangsrecht gebruik
50.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

50.2.2 Strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 50.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

50.2.3 Onderbroken gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in artikel 50.2.1, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

50.2.4 Uitzondering

Artikel 50.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 51 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Landelijk Gebied'.

Aldus vastgesteld in de raadsvergadering van 19 juni 2014.