Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
1.1 plan
Het bestemmingsplan Herziening Bloesemgaerde Wognum
met identificatienummer NL.IMRO.0420.BPHZBloesWognum-VA01 van de Gemeente Medemblik.
1.2 bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.4 aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.5 ander bouwwerk
Een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde.
1.6 as van de weg
Het midden van een weg; in het algemeen de scheiding van tegemoetkomend verkeer, bermen en taluds niet meegerekend.
1.7 bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.
1.8 bebouwingsgrens
Een op de verbeelding aangegeven lijn, welke door gebouwen niet mag worden overschreden, tenzij in de regels anders is bepaald.
1.9 bebouwingspercentage
Een op de verbeelding of in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.10 beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis
Het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroeps- dan wel bedrijfsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, verzorgend, educatief, kunstzinnig, technisch, klein-ambachtelijk gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, prostitutie, seksinrichting of escortbedrijf en waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is.
1.11 bestaand
- Bij bouwwerken: bestaand ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan en opgericht met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet;
- Bij gebruik: bestaand ten tijde van het van kracht worden van het betreffende gebruiksverbod.
1.12 bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.13 bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.14 bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.
1.15 bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.16 bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.17 bouwperceel
Een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.
1.18 bouwperceelgrens
De grens van een bouwperceel.
1.19 bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.20 bouwwerk
Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.
1.21 detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroepsof bedrijfsactiviteit.
1.22 escortbedrijf
Het aanbieden van prostitutie, die op een andere plaats wordt bedreven dan die van waaruit de aanbieding plaatsvindt.
1.23 gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
1.24 hoofdgebouw
Een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt.
1.25 kamperen
- Het houden van recreatief nachtverblijf in een kampeermiddel;
- Het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen.
1.26 kampeermiddel
Een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan dan wel enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan voor zover geen bouwwerk zijnde, waarvoor ingevolge artikel 40 van de Woningwet een omgevingsvergunning vereist is, een en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.27 perceelgrens
Een grens van een bouwperceel.
1.28 prostitutie
Het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.
1.29 seksinrichting
De voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden, zoals: een prostitutiebedrijf, een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.
1.30 straatmeubilair
De op of bij de weg behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals verkeerstekens, wegbebakeningen, bewegwijzeringen, verlichting, halteaanduidingen, parkeerregulerende constructies, brandkranen, informatie- en reclameconstructies, rijwielstandaards, papierbakken, zitbanken, plantenbakken, communicatievoorzieningen, gedenktekens en speelplekvoorzieningen, en telefooncellen en abri's.
1.31 tuin
Grond, die gebruikt wordt voor het al dan niet bedrijfsmatig kweken van (sier)gewassen en struiken, (sier)bomen daaronder begrepen, niet zijnde bosbouw c.q. houtteelt.
1.32 woning
Een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Bij een afzonderlijk huishouden moet het gaan om personen of een groep personen waarbij er sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling zoals een traditioneel gezin.
1.33 woonhuis
Een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
2.1 de dakhelling
Langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
2.2 de oppervlakte van een bouwwerk
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
2.4 de goothoogte van een bouwwerk
Vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
2.5 de inhoud van een bouwwerk
Tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
2.6 lengte, breedte en diepte van gebouwen
Tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of tot het hart van scheidsmuren.
2.7 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens
De kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.
2.8 peil
- Voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
- In andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- wegen;
- straten en paden;
- voet- en rijwielpaden;
- bermen en bermsloten;
- parkeervoorzieningen;
met daaraan ondergeschikt:
- tuinen en groenvoorziening;
met de daarbij behorende:
- bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder straatmeubilair;
en met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
3.2 Bouwregels
De hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 8 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een verboden gebruik wordt in ieder geval gerekend het gebruik van bermen voor het stallen van materieel of opslaan van materiaal.
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- waterberging;
- waterhuishouding, al dan niet met natuurvriendelijke oevers;
- waterlopen;
- duikers en bruggen.
met daaraan ondergeschikt:
- ontsluitingswegen.
met de daarbij behorende:
- bouwwerken geen gebouwen zijnde, waaronder straatmeubilair en bruggen.
4.2 Bouwregels
- de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 meter boven het aangrenzend maaiveld;
- de doorvaarhoogte van bruggen, dammen en duikers dient ten minste 1,2 meter te zijn en de doorvaarbreedte ten minste 2,5 meter;
- de hoogte van een brug mag maximaal 5,5 meter bedragen.
4.3 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik van gronden strijdig met de bestemming wordt in ieder geval gerekend het gebruik als stallings- en ligplaats voor woonschepen.
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
- woningen;
- bijbehorende bouwwerken;
met de daarbij behorende:
- tuinen en erven;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
5.2.1 Woningen
Voor het bouwen van woningen geldt dat:
- het totale aantal te bouwen woningen binnen de bestemming niet meer mag bedragen dan 23 woningen;
- het aantal te bouwen woningen per bestemmingsvlak niet meer mag bedragen dan is aangegeven binnen de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
- het maximale aantal aaneen te bouwen woningen 2 woningen bedraagt. Uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal aaneen te bouwen wooneenheden' geldt dat maximaal 3 woningen aaneen gebouwd mogen worden;
- de woningen op ten minste 4 meter en ten hoogste 7 meter van de voorste perceelgrens, grenzend aan de bestemming 'Verkeer', gebouwd dienen te worden. Uitsluitend ter plaatse van het figuur 'gevellijn' dienen de woningen op ten minste de gevellijn en op ten hoogste 7 meter van de voorste perceelgrens gebouwd te worden, met dien verstande dat de voorste perceelgrens is gelegen aan de zijde van het figuur 'gevellijn';
- bij vrijstaande en blokken van twee of meer aaneen gebouwde woningen mag de afstand tot de zijdelingse perceelgrens niet minder bedragen dan 3 meter aan de vrijstaande zijde van de woning;
- de diepte van een woning mag niet meer dan 12 meter bedragen met dien verstande dat de afstand tussen de achtergevel en de achterste perceelgrens niet minder dan 10 meter mag bedragen;
- de goothoogte respectievelijk de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 6 meter, respectievelijk 10,5 meter.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken
Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken geldt dat:
- de gezamenlijke oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50% van de achter de voorgevelrooilijn van de woning gelegen oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de woning, met een maximum van 60 m²;
- zij gebouwd moeten worden op tenminste 2 meter afstand achter de voorgevelrooilijn, op 1 meter afstand van de zijdelingse en achterste perceelgrens;
- de goothoogte en bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,30 meter;
- zij aan de voorgevel niet dieper dan 1,5 meter mogen zijn, niet breder dan 2/3 deel van de breedte van de voorgevel, niet hoger dan 3,30 meter en dat de dakhelling niet meer mag zijn dan 30º.
5.2.3 Dakkapellen
Voor dakkapellen op het voordakvlak van een woning geldt het volgende:
- breedte niet meer dan 50% van de breedte van het desbetreffende dakvlak (midden bouwmuur tot midden bouwmuur);
- bovenzijde meer dan 0,50 meter onder de daknok;
- zijkanten meer dan 0,50 meter van de zijkanten van het dakvlak, of van de hoekkepers (in geval van een piramide- of schilddak);
- hoogte niet meer dan 1,50 meter, gemeten vanaf de voet van de dakkapel.
5.2.4 Bouwwerken geen gebouwen zijnde
Voor bouwwerken geen gebouwen zijnde geldt dat:
- op de gronden gelegen vóór de voorgevellijn van de woning mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 1 meter en van tuinmeubilair niet meer dan 2 meter;
- op de gronden gelegen achter de voorgevellijn mag de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, niet meer bedragen dan 2 meter.
5.3 Afwijken van de bouwregels
Burgemeester en wethouders kunnen een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- het bepaalde in artikel 5.2.1 sub d voor een afwijking van ten hoogste 2 meter van de afstand van de voorgevel tot aan de voorste perceelgrens;
- het bepaalde in artikel 5.2.1 sub e voor een minimale afstand van 2 meter tot de zijdelingse perceelsgrens;
- het bepaalde in artikel 5.2.1 sub f voor een diepte van maximaal 15 meter met dien verstande dat de afstand tussen de achtergevel en de achterste perceelgrens niet minder dan 7 meter mag bedragen;
- het bepaalde in artikel 5.2.1 sub g voor een afwijking van de maximale goothoogte van maximaal 4 meter over ten hoogste 10% van het grondoppervlak van de woning;
- het bepaalde in artikel 5.2.1 sub g voor een afwijking van de maximale bouwhoogte van maximaal 2 meter;
- het bepaalde in artikel 5.2.2 sub a voor een gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 100 m² en voor percelen met een oppervlakte van meer dan 750 m² tot een maximum van 150 m² mits de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 50% van de achter de voorgevelrooilijn gelegen oppervlakte van het bouwperceel, verminderd met de oppervlakte van de woning;
- het bepaalde in artikel 5.2.2 sub b voor een kleinere afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens en voor een afwijkende situering;
- het bepaalde in artikel 5.2.2 sub d voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken met een dakhelling die gelijk is aan die van de woning of anders ten hoogste 45°;
- het bepaalde in artikel 5.2.2 sub d voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken met een dakhelling van niet meer dan 45º en met een bouwhoogte van maximaal 5,5 meter;
- het bepaalde in artikel 5.2.2 sub d voor overschrijding van de zijgevellijn, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,5 meter;
- het bepaalde in artikel 5.2.2 sub d voor een andere dakhelling, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10%.
5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Beroep aan huis
Voor het uitoefenen van een beroep aan huis mag ten hoogste 30 m² van de vloeroppervlakte van de woning worden gebruikt, mits:
- het beroep door de bewoner wordt uitgeoefend;
- het gebruik geen nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
- het gebruik geen afbreuk doet aan het karakter van de omgeving;
- geen detailhandel wordt uitgeoefend.
5.4.2 Strijdig gebruik
Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:
- het gebruik als opslag-, los- of laadplaats voor handelsdoeleinden;
- het bedrijfsmatig verkopen of ten verkoop aanbieden van goederen bestemd en gereed voor onmiddellijk gebruik of verbruik;
- het bedrijfsmatig ten behoeve van derden vervaardigen of herstellen van goederen;
- het gebruik van (vrijstaande) bijbehorende bouwwerken voor bewoning of als recreatief nachtverblijf;
- het gebruik van woningen anders dan voor bewoning door één zelfstandig huishouden.
5.4.3 Voorwaardelijke verplichting
- het bouwen en het gebruik als bedoeld in artikel 5.1 is slechts toegestaan, indien wordt voldaan aan het realiseren en instandhouden van voldoende parkeerplaatsen binnen de bestemming ‘Wonen-2’ en/of ‘Verkeer’;
- de parkeernormen in het onderstaande schema zijn van toepassing, waarbij aan de volgende parkeernormen voldaan dient te worden:
Functie | | Parkeernorm |
Wonen | Vrijstaande en twee-onder-één-kap woningen | 2,3 parkeerplaatsen per woning |
Wonen | Rij- en hoekwoningen | 2,0 parkeerplaatsen per woning |
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:
- het bepaalde in artikel 5.4.1 voor het gebruik van de woningen en/of bijbehorende bouwwerken voor beroeps- of bedrijfsuitoefening aan huis voor ten hoogste 50 m² en overigens onder dezelfde voorwaarden;
- het bepaalde in artikel 5.4.2 sub e voor andere vormen van bewoning van woningen;
- het bepaalde in artikel 5.4.3 sub a en artikel 5.4.3 sub b voor het voorzien in minder dan voldoende parkeerplaatsen, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.
Artikel 6 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 7 Algemene bouwregels
7.1 Ongeoorloofde wijze van bouwen
Het is verboden op enig terrein of bouwperceel zodanig te bouwen, dat daardoor op een aangrenzend terrein of bouwperceel een toestand zou ontstaan, die aldaar niet meer met de regels zou overeenstemmen, of voor zover er reeds aldaar een afwijking van de regels bestaat, zodanig te bouwen, dat deze afwijking nog zou worden vergroot.
7.2 Erfscheidingen
Erfscheidingen rondom het erf van een woning of ander gebouw mogen vóór de voorgevel of het verlengde daarvan geen grotere hoogte hebben dan 1 meter en achter de voorgevel (of het verlengde daarvan) mogen erfscheidingen een hoogte hebben van maximaal 2 meter, mits geplaatst op tenminste 1 meter afstand van de bestemming 'Verkeer'. Voor het overige mogen erf- of terreinafscheidingen niet hoger zijn dan 1 meter.
7.3 Naam- en reclameborden, vlaggenmasten en antennes
Per woning en/of ander gebouw en alleen in de directe nabijheid daarvan mag niet meer dan één naam- of reclamebord, één vlaggenmast en één antenne worden gebouwd. De oppervlakte van het naam- of reclamebord mag niet meer dan 0,5 m² bedragen, de hoogte niet meer dan 1,5 meter en de afmeting in één richting mag niet meer dan 1 meter bedragen. De hoogte van vlaggenmasten en antennes mag niet meer bedragen dan 8 meter. Naam- en/of reclameborden mogen niet zijn voorzien van inwendige verlichting.
7.4 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de situering van bouwwerken indien:
- het bouwwerk een onevenredige inbreuk maakt op de kwaliteit van de omgeving waarin het gelegen is (de landschappelijke openheid daaronder begrepen) zonder dat daarvoor een dringende noodzaak is;
- het bouwwerk een onevenredige inbreuk maakt op de gebruikswaarde van de belendende panden of percelen inzake bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy zonder dat daarvoor een dringende noodzaak is.
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
- Burgemeester en wethouders kunnen middels een omgevingsvergunning afwijken voor:
- de bouw van utilitaire bouwwerken zoals transformatorstations, gemalen en gasdrukregel- en meetstations, met dien verstande dat de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 meter, de dakhelling niet meer dan 45º en de oppervlakte niet meer dan 35 m²;
- het met ten hoogste 5 meter afwijken van een vastgesteld onderdeel van de grens, richting of het profiel van een weg of de vorm van een plein en van de dienovereenkomstig vastgestelde vorm van de voor bebouwing in aanmerking komende gronden, indien bij definitieve uitmeting blijkt, dat een zodanige afwijking noodzakelijk is;
- het met ten hoogste 10% afwijken van hoogte- en oppervlaktematen voor zover geen andere afwijkingsbepaling in het plan van toepassing is;
- naam- en reclameborden van een grotere oppervlakte en een groter aantal dan vermeld in artikel 7.3, voor inwendige verlichting ervan, voor een groter aantal vlaggenmasten en voor de hoogte van antennes tot maximaal 15 meter;
- het bepaalde in artikel 7.2 voor het bouwen van 2 meter hoge erfscheidingen op een kortere afstand van de bestemming 'Verkeer';
- het kamperen met ten hoogste één kampeermiddel (uitsluitend tent, toercaravan of camper) op eigen terrein voor gebruik door de eigenaar in de periode van 15 maart t/m 31 oktober gedurende maximaal 4 weken).
- Bestaande bouwwerken als bedoeld in artikel 8 sub 1 en artikel 8 sub 1 onder a worden geacht tot stand te zijn gekomen met een omgevingsvergunning.
Omgevingsvergunningen worden uitsluitend verleend:
voor bouwwerken voor zover:
- het bouwwerk door plaats, positie en afmeting zowel visueel als functioneel geen onevenredige inbreuk maakt op de kwaliteit van de omgeving waarin het perceel gelegen is;
- het bouwwerk door plaats, positie en afmeting geen onevenredige inbreuk maakt op de gebruikswaarde van de belendende panden of percelen inzake bereikbaarheid, zichtbaarheid, uitzicht, belichting, bezonning en privacy.
- voor gebruik voor zover het gebruik geen onevenredige inbreuk maakt op de omgeving en/of op de gebruikswaarde van de belendende panden of percelen inzake mogelijke overlast en voorts met inachtneming van het verder in deze regels bepaalde.
Artikel 9 Algemene wijzigingsregels
Burgemeester en wethouders zijn, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 Wet ruimtelijke ordening, bevoegd het plan te wijzigen, indien de wijziging betrekking heeft op:
- het oprichten van gebouwen ten dienste van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 150 m³ een goothoogte van ten hoogste 3 meter, dit voor zover deze op grond van het artikel 'Algemene afwijkingsregels' niet kunnen worden gebouwd;
- een enigszins andere situering en/of begrenzing van bouwpercelen, dan wel bestemmingsgrenzen, bouwgrenzen en bouwvlakken en/of aanduidingen, indien bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan, op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bouwperceel, bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 10% zal worden gewijzigd.
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
10.1 Overgangsrecht bouwwerken
Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
- gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
- na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
- Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1 sub 1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in artikel 10.1 sub 1 met maximaal 10%.
- artikel 10.1 sub 1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
10.2 Overgangsrecht gebruik
- Het gebruik van grond en bouwwerken, dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
- Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in artikel 10.2 sub 1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
- Indien het gebruik, bedoeld in artikel 10.2 sub 1, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
- artikel 10.2 sub 1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Herziening Bloesemgaerde Wognum'.