direct naar inhoud van REGELS
Plan: Dorpskernen III
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenIII-VA02

REGELS

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Dorpskernen III met identificatienummer NL.IMRO.0420.BPHDorpskernenIII-VA02 van de gemeente Medemblik;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en bijlagen;

1.3 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 afhaalpunt ten behoeve van e-commerce:

een plaats waar via internet bestelde goederen kunnen worden afgehaald, waaronder niet begrepen de uitstalling ten verkoop zoals een showroom;

1.6 afhankelijke woonruimte:

een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woonhuis en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;

1.7 agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

1.8 agrarisch handelsbedrijf:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het bewerken en verhandelen van landbouwproducten;

1.9 akkerbouw:

het al dan niet bedrijfsmatig voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen;

1.10 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.11 archeologisch deskundige:

een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige op het gebied van archeologie;

1.12 archeologisch monument:

een terrein dat op basis van de Monumentenwet 1988 door het Rijk is aangewezen als beschermd archeologisch monument;

1.13 archeologisch onderzoek:

een onderzoek (bureauonderzoek en/of boren en/of graven en/of begeleiden) verricht door een daartoe bevoegde instantie;

1.14 archeologisch onderzoeksgebied:

een gebied met een daaraan toegekende hoge archeologische verwachting vanwege de kennis en wetenschap van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden;

1.15 archeologisch waardevol terrein:

een terrein waarin zich voorwerpen of bewoningssporen van vroegere samenlevingen bevinden;

1.16 bar:

een horecabedrijf dan wel een onderdeel van een horecabedrijf waar de bedrijfsuitoefening hoofdzakelijk is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van dranken, met een in het algemeen hoge bezoekersfrequentie gedurende de avond, waarbij de bedrijvigheid zich voornamelijk binnen de lokaliteit verstrekt;

1.17 bar-/dancing:

een bar, waar tevens gelegenheid wordt geboden tot dansen, en een naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen horecabedrijven, zoals discotheken en nachtclubs;

1.18 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken;

1.19 bebouwingslint:

min of meer aaneengesloten, lijnvormige reeks van gebouwen gelegen direct aan een weg buiten de bebouwingscontour, waarbij er een open relatie is met het achterliggende agrarisch gebied;

1.20 bed and breakfast:

het bieden van de, ten opzichte van het hoofdgebruik ondergeschikte, mogelijkheid tot recreatief nachtverblijf en ontbijt aan personen die hun hoofdverblijf elders hebben. Hieronder wordt niet begrepen de huisvesting van buitenlandse werknemers;

1.21 bedrijf:

beroepsbezigheid, handwerk, en ook: onderneming die zich bezig houdt met het maken en/of verhandelen van bepaalde goederen en/of het leveren van bepaalde diensten;

1.22 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.23 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een woonfunctie die wordt gebruikt voor kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.24 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.25 beperkt kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico dan wel een risicoafstand is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.26 bestaand:

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.27 bestaande ammoniakemissie:

ammoniakemissie als gevolg van de feitelijk en legaal aanwezige veestapel op het tijdstip van de vaststelling van het bestemmingsplan;

1.28 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.29 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.30 bijbehorend bouwwerk:

een uitbreiding van een hoofdgebouw/bedrijfswoning dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegenaan gebouwd gebouw, of overkapping;

1.31 boerderijpand:

het gebouw behorende tot het voormalige agrarische bedrijf, waarin oorspronkelijk het woongedeelte en de stal was ondergebracht en dat oorspronkelijk als het hoofdgebouw van het agrarisch bedrijf is gebouwd;

1.32 boog- en gaaskassen:

al dan niet verplaatsbare constructies, geen gebouwen zijnde, overtrokken met lichtdoorlatend materiaal anders dan glas, ten behoeve van de teelt van tuinbouwgewassen, fruit of siergewassen, met een hoogte van 3,00 meter of minder;

1.33 boogstal:

een kolomloze, enkelvoudig boogvormige overspanning;

1.34 boomteeltbedrijf:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die specifiek is gericht op het telen van bomen, struiken, (tuin)planten en aanverwante gewassen, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van containerteelt en glasopstanden;

1.35 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

1.36 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.37 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.38 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.39 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.40 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.41 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.42 chalet:

een demontabel bouwwerk, bestaande uit hout of kunststof en zonder vaste verankering in de grond, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief (nacht)verblijf, waarvan de gebruikers hun hoofdverblijf elders hebben. Bij agrarische bedrijven kunnen ze na toepassing van de betreffende afwijkingsbevoegdheid ook gebruikt worden voor de huisvesting van arbeidsmigranten;

1.43 cultuurgrond:

grasland, akkerbouw- en tuinbouwgronden, die hobbymatig in gebruik zijn voor het houden van dieren;

1.44 cultuurlandschappelijke waarden:

waarden ontstaan door het gebruik van de gronden in de loop van de geschiedenis door de mens en die behouden dienen te worden;

1.45 dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

1.46 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsmatige activiteit;

1.47 dienstverlenend bedrijf/dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;

1.48 ecologische waarden:

de abiotische en biotische waarden van een gebied;

1.49 eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

1.50 erfinpassingsplan:

een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving;

1.51 erotisch getinte vermaaksfunctie:

een vermaaksfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

1.52 evenement:

een publieke activiteit met een tijdelijk, plaatsgebonden en van het reguliere gebruik afwijkend karakter, plaatsvindend in de open lucht of in tijdelijke onderkomens en in het algemeen bedoeld ter ontspanning en/of vermaak, waaronder begrepen commerciële, culturele, religieuze, recreatieve en/of sportieve of daarmee gelijk te stellen activiteiten zoals markten (niet bedoeld weekmarkten), braderieën, beurzen, kermissen, festiviteiten, wedstrijden, bijeenkomsten, festivals, en dergelijke;

1.53 extensief dagrecreatief medegebruik:

een extensief dagrecreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan, zoals wandelen, fietsen, paardrijden, kanoën, een vissteiger, een picknickplaats of een naar de aard daarmee gelijk te stellen medegebruik;

1.54 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.55 gebruiksgerichte paardenhouderij:

een bedrijf dat in hoofdzaak is gericht op het africhten, het opleiden en het trainen, alsmede het opvangen en stallen van paarden en/of pony's in de vorm van een paardenpension, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.56 gebruiksmogelijkheden:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden binnen andere bestemmingen, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed;

1.57 geluidsbelasting:

de geluidsbelasting vanwege het weg- of vliegverkeer, een industrieterrein en/of het spoorwegverkeer;

1.58 geluidsgevoelig object:

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige objecten of terreinen, zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.59 geluidszoneringsplichtige inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;

1.60 glastuinbouwbedrijf:

een agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt;

1.61 groepsaccommodatie:

een groepsverblijf met meer dan tien slaapplaatsen, niet zijnde mobiele kampeeronderkomens of stacaravans, in hoofdzaak bestemd voor en gebezigd door groepen als kort verblijf met een seizoensgebonden karakter;

1.62 grondgebonden agrarische bedrijfsvoering

een agrarische bedrijfsvoering, waarbij het gebruik van agrarische gronden noodzakelijk is voor het functioneren van het bedrijf, op de wijze van een melkrundveehouderijbedrijf, een akkerbouwbedrijf, een vollegronds tuinbouwbedrijf, een productiegerichte paardenhouderij, en naar de aard daarmee gelijk te stellen agrarische bedrijven;

1.63 grootschalige detailhandel:

grootschalige detailhandel: detailhandel groter dan 1500 m² vloeroppervlak (buiten bestaande winkelcentra) en groter dan 5000 m² (binnen bestaande winkelcentra);

1.64 hogere grenswaarde:

een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeurgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.65 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

1.66 horecabedrijf:

een bedrijf, waar bedrijfsmatig dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt en/of waarin bedrijfsmatig logies wordt verstrekt, al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een erotisch getinte vermaaksfunctie;

1.67 horecabedrijven categorie 1 'lichte horeca':
  • a. aan de detailhandelsfunctie verwante horeca: automatiek, broodjeszaak, cafetaria, croissanterie, koffiebar, lunchroom, snackbar, tearoom, traiteur;
  • b. overige lichte horeca: bistro, restaurant (inclusief bezorg- en/of afhaalservice), hotel, pension of logeerhuis;
1.68 horecabedrijven categorie 2 'middelzware horeca':

bedrijven die normaal gesproken ook delen van de nacht geopend zijn en die daardoor aanzienlijke hinder voor omwonenden kunnen veroorzaken: bar, bierhuis, biljartcentrum, café, proeflokaal, shoarma/grillroom, zalenverhuur (zonder grootschalige feesten en muziek/dansevenementen);

1.69 horecabedrijven categorie 3 'zware horeca':

bedrijven die voor een goed functioneren ook 's nachts geopend zijn en/of die tevens een groot aantal bezoekers aantrekken en daardoor grote hinder voor de omgeving met zich mee kunnen brengen: (bar-)dancing, discotheek, nachtclub, partycentrum (regulier gebruik ten behoeve van feesten en muziek/dansevenementen);

1.70 intensief kwekerijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het telen of kweken van dieren en gewassen, waaronder een paddenstoelenkwekerij, een wormen- en/of madenkwekerij, een viskwekerij, een witlofkwekerij of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen met (nagenoeg) geen gebruik van daglicht;

1.71 intensief veehouderijbedrijf:

een agrarisch bedrijf in de vorm van het houden van dieren, waaronder een rundveemesterij (exclusief vetweiderij), een varkens-, vleeskalver-, pluimvee- of pelsdierhouderij, of een combinatie van deze bedrijfsvormen, alsmede naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsvormen, met uitzondering van bedrijfsvoeringen waarin dieren worden gehouden overeenkomstig de regels ten aanzien van de biologische productiemethoden;

1.72 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een camper, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.73 kampeerterrein:

een terrein of plaats, geheel of gedeeltelijk ingericht om daarop gelegenheid te geven tot het plaatsen dan wel geplaatst houden van kampeermiddelen ten behoeve van recreatief nachtverblijf; 

1.74 kantine:

een ruimte waarin de activiteit is gericht op het tegen vergoeding verstrekken van maaltijden, eenvoudige etenswaren en dranken ten dienste van de hoofdfunctie;

1.75 kantoor:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

1.76 kap:

een dak dat voor minder dan 50% in het horizontale vlak ligt;

1.77 kas:

een gebouw, niet zijnde een tunnelkas dan wel een naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerk, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;

1.78 kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten:

de in Bijlage 2 genoemde beroepen en bedrijvigheid, dan wel naar de aard en invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen beroepen en bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;

1.79 kleinschalige duurzame energiewinning:

winning op bouwpercelen van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, aard- en omgevingswarmte, niet zijnde zonneweides/zonneparken;

1.80 kwetsbaar object:

een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden;

1.81 landschappelijke waarden:

de cultuurlandschappelijke en de visuele waarden van het landschap;

1.82 logies:

een mogelijkheid om te overnachten;

1.83 logiesverstrekking:

het tegen vergoeding verstrekking van logies, waaronder begrepen bed and breakfast. Onder logiesverstrekking wordt niet verstaan overnachting noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijk of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamperverhuur;

1.84 maatschappelijke voorzieningen:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, sport- en recreatieve voorzieningen, jeugd- en kinderopvangvoorzieningen, zorgvoorzieningen, niet zijnde zorgwoningen, en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening, alsook ondergeschikte detailhandel en horeca ten dienste van deze voorzieningen;

1.85 manege-activiteiten:

bedrijfsactiviteiten met een publieksgericht karakter, die zijn gericht op het bieden van gelegenheid tot het berijden en verzorgen van paarden en pony's (waaronder het lesgeven, de verhuur of het organiseren van wedstrijden en/of andere hippische evenementen);

1.86 mansardekap:

een dakvorm met gebroken, naar buiten geknikte vlakken, waarbij het onderste gedeelte van het schuine dak steiler is dan het bovenste gedeelte;

1.87 milieusituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met de milieuaspecten, zoals hinder voor omwonenden en een verkeersaantrekkende werking. In het bijzonder dient bij de situering en omvang van milieubelastende functies erop te worden gelet dat de mogelijke uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies zo weinig mogelijk wordt beperkt.

Omgekeerd dient er bij uitbreiding of nieuwvestiging van milieugevoelige functies op te worden gelet dat bestaande milieubelastende functies zo weinig mogelijk in hun functioneren worden beperkt;

1.88 molenbeschermingszone:

een aangewezen gebied waarbinnen het zicht op de molen en de vrije windtoetreding beschermd worden;

1.89 natuurlijke waarden:

de aan een gebied toegekende waarden in verband met de geologische, bodemkundige en biologische elementen voorkomende in dat gebied. Onderdeel van de natuurlijke waarden vormt steeds een beoordeling van de soortbescherming op basis van de Flora- en faunawet;

1.90 niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering:

een agrarische bedrijfsvoering op de wijze van een intensief veehouderijbedrijf of een intensief kwekerijbedrijf;

1.91 normaal agrarisch gebruik:

het gebruik dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goede grondgebonden agrarische bedrijfsvoering en een goed grondgebonden agrarisch gebruik van de gronden;

1.92 normaal natuurbeheer:

het onderhoud en beheer, dat gelet op de bestemming regelmatig noodzakelijk is voor een goede instandhouding van de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de natuurgebieden;

1.93 normaal onderhoud:

het onderhoud dat, gelet op de bestemming, regelmatig noodzakelijk is voor een goed beheer en gebruik van de gronden en gebouwen die tot de betreffende bestemming behoren;

1.94 normaal onderhoud (in het kader van archeologie):

onderhoudswerkzaamheden, als het vervangen van bestrating en dergelijke, die niet leiden tot verstoring van de ongeroerde bodem;

1.95 nutsvoorzieningen:

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie, alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.96 ondergeschikte detailhandel:

detailhandel, in ruimtelijk, functioneel en inkomensverwervend ondergeschikt aan de op de ingevolge het bestemmingsplan toegestane hoofdfunctie. De detailhandelsactiviteit is van zulke beperkte bedrijfsmatige en/of ruimtelijke omvang dat de (niet-detailhandel) functie waaraan zij wordt toegevoegd qua aard, omvang en verschijningsvorm duidelijk herkenbaar blijft;

1.97 ondergeschikte horeca:

een niet-zelfstandige horecafunctie, welke functioneel en ruimtelijk ondergeschikt is aan en ten dienste staat van de hoofdfunctie/hoofdbestemming op een perceel. Dit betekent dat de openingstijden van de activiteit is aangepast aan de openingstijden van de hoofdactiviteit en de toegang van het horecagedeelte is uitsluitend te bereiken via de toegang van de hoofdfunctie, dus geen aparte ingang;

1.98 ondergeschikte tweede tak:

een ondergeschikt bestanddeel van de totale bedrijfsomvang van een agrarisch bedrijf;

1.99 ondergronds:

beneden peil;

1.100 ondersteunend glas:

kassen waarbij het agrarisch product in ondergeschikte mate een bijdrage levert aan de teelt(en) van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf en/of bollenteeltbedrijf en waarbij de glasopstanden beperkt deel uitmaken van de bedrijfsvoering van het betreffende vollegrondstuinbouwbedrijf en/of bollenteeltbedrijf;

1.101 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.102 paardenschuilstal:

overdekte ruimte waarvan het paard gebruik moet kunnen maken in geval van weidegang, met als doel bescherming tegen extreme weersomstandigheden in zowel zomer als winter;

1.103 paardrijbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijdactiviteiten, voorzien van een zandbed of daarmee vergelijkbaar materiaal, en al dan niet voorzien van een omheining;

1.104 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
  • b. indien in het water wordt gebouwd:
    • 1. de hoogte van het gemiddelde waterpeil;
1.105 pension

het tegen betaling bieden van logies- en ontbijtgelegenheid voor langere of kortere tijd, één en ander zonder vermaaksfunctie;

1.106 perifere detailhandel:

detailhandel volgens een formule die vanwege de aard en/of omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling, zoals de verkoop van auto's, boten, caravans, tuininrichtingsartikelen, bouwmaterialen, keukens en sanitair, alsmede woninginrichtingsartikelen, waaronder meubelen;

1.107 permanente bewoning:

bewoning als hoofdverblijf binnen een vaste woon- of verblijfplaats;

1.108 plattelandswoning:

een woonhuis in de vorm van een voormalige agrarische bedrijfswoning, die bewoond mag worden door een persoon of diens huishouden die geen functionele binding heeft met het nabijgelegen agrarisch bedrijf, waartoe het woonhuis in het verleden als bedrijfswoning heeft behoord;

1.109 productiegerichte paardenhouderij:

een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering die is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het houden van paarden, waarbij al dan niet in ondergeschikte mate het africhten en de handel van paarden plaatsvindt;

1.110 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen voor of met een ander tegen vergoeding;

1.111 prostitutiebedrijf:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht.

Onder een prostitutiebedrijf wordt in ieder geval verstaan: een erotische-massagesalon, een sekstheater, een bordeel of een parenclub, of een daarmee gelijk te stellen bedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.112 recreatief verblijf:

het gebruik dat plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie door personen die elders hun hoofdverblijf hebben;

1.113 recreatiewoning:

een gebouw, geen woonkeet en geen caravan of ander bouwsel op wielen zijnde, dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatief verblijf;

1.114 risicovolle inrichting:

een inrichting, bij welke ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde, een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;

1.115 schuurkas, kasschuur, bollentrekkas:

gebouwen met stenen of houten wanden en een dak van lichtdoorlatend materiaal;

1.116 serrestal:

een lichtdoorlatend gebouw met rechte wanden en een dakconstructie die is voorzien van kleine meervoudige boogvormige overspanningen;

1.117 sierteelt:

de teelt van opgaande sierbeplanting als heesters en struiken;

1.118 sociale veiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient voorkomen te worden dat een ruimtelijke situatie ontstaat die onoverzichtelijk, onherkenbaar en niet sociaal controleerbaar is;

1.119 stacaravan:

een zelfstandig verrijdbaar bouwwerk, bestaande uit een lichte constructie en uit lichte materialen met wielas, dat naar de aard en de inrichting is bedoeld voor recreatief dag- en/of nachtverblijf, die gedurende meerdere jaren op een kampeerterrein op dezelfde plaats blijft staan en als kampeermiddel valt aan te merken;

1.120 standplaats:

het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen, verstrekken of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, wagen of tafel;

1.121 straat- en bebouwingsbeeld:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient gestreefd te worden naar het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een, in stedenbouwkundig en landschappelijk opzicht, samenhangend straat- en bebouwingsbeeld.

In het algemeen zal bij bebouwing worden gestreefd naar:

  • a. een goede verhouding tussen bouwmassa en open ruimte;
  • b. een goede hoogte-/breedte-verhouding tussen de bebouwing onderling;
  • c. een samenhang in bouwvorm/architectonisch beeld tussen bebouwing die ruimtelijk op elkaar georiënteerd is;
1.122 supermarkt:

een gebouw of een ruimte in een gebouw, dat door zijn inrichting kennelijk bedoeld is voor detailhandel in (hoofdzakelijk) een grote verscheidenheid aan levensmiddelen door middel van zelfbediening;

1.123 theeschenkerij / theetuin:

een ondergeschikte horecavoorziening die uitsluitend tot hoofddoel heeft het verstrekken van niet-alcoholische dranken en versnaperingen, niet zijnde maaltijden;

1.124 trekkershut:

een gebouw met een eenvoudige constructie (zonder sanitaire voorzieningen) en beperkte omvang ten behoeve van een kortstondig recreatief nachtverblijf voor passanten;

1.125 torensilo:

een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.126 tuinbouw:

het al dan niet bedrijfsmatig telen van groenten, tuinvruchten en tuinbouwzaden;

1.127 tunnelkas:

elke constructie van hout, metaal of ander materiaal, welke met plastic of in gebruik daarmee overeenstemmend materiaal is afgedekt en dient als teeltondersteuning voor bedekte teelten;

1.128 veldschuur:

een vrij buiten een bedrijfskavel of bestemmingsvlak in het open veld staande schuur, die wordt gebruikt voor het bieden van schuilgelegenheid voor vee, de opslag van agrarisch materieel of agrarische producten en/of niet-agrarische opslag;

1.129 verkeersveiligheid:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. tot-stand-brengen van een verkeersveilige situatie;

1.130 voorkeursgrenswaarde:

de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;

1.131 voorterrein:

het terrein dat is gelegen voor c.q. het verlengde van de achtergevel van de bedrijfswoning;

1.132 vuurwerkbedrijf:

een bedrijf dat is gericht op de vervaardiging of assemblage van vuurwerk of de (detail)handel in vuurwerk, niet bedoeld periodieke verkoop in consumentenvuurwerk, c.q. de opslag van vuurwerk en/of de daarvoor benodigde stoffen;

1.133 warenhuis:

grote broeikas;

1.134 waterkering:

een grondlichaam (dijk) of constructie met als functie bescherming van lager gelegen gebied (veelal polders) tegen water van buiten dat gebied;

1.135 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden. Bij een afzonderlijk huishouden moet het gaan om personen of een groep personen waarbij er sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling zoals een traditioneel gezin;

1.136 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.137 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

1.138 woonsituatie:

ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten bouwwerken, werken en andere gebruiksvormen, dient rekening te worden gehouden met het instandhouden c.q. garanderen van een redelijke lichttoetreding en een redelijk uitzicht, alsmede de aanwezigheid van voldoende privacy;

1.139 zelfstandige horeca:

horeca als hoofdactiviteit ter onderscheiding van ondergeschikte horeca;

1.140 zorgboerderij:

een zorgfunctie als hoofdtak waarbij de sociaal-medische opvang van personen, al dan niet in de vorm van het ter plaatse woonachtig zijn, gecombineerd wordt met agrarische activiteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische of natuurbeherende activiteiten;

1.141 zorgfunctie:

een zorgfunctie als neventak bij een agrarisch bedrijf waarbij een directe relatie bestaat tussen de sociaal-medische opvang van personen en de agrarische bedrijfsactiviteiten, in die zin dat de personen behulpzaam zijn bij de agrarische bedrijfsactiviteiten;

1.142 zorgwoning:

een woning of wooneenheid bestemd voor verzorgd wonen, die niet via de reguliere woningdistributie beschikbaar komt, maar waarvan minimaal een van de bewoners vanwege de beperkte zelfredzaamheid vanaf aanvang van bewoning - op basis van een ter zake van overheidswege gehanteerd systeem - is geïndiceerd voor zorg, waarbij die zorg beschikbaar is in de directe nabijheid van de woning en welke zorg door minimaal een van de bewoners ook daadwerkelijk wordt afgenomen.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.6 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens:

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Agrarisch’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. de uitoefening van het agrarisch bedrijf met een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf", alsmede in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor:
    • 1. de uitoefening van bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 Bedrijvenlijst onder de categorieën 1 en 2, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
    • 2. de uitoefening van een loonbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - loonbedrijf';
    • 3. een tuincentrum, ter plaatse van de aanduiding 'tuincentrum';
  • c. de uitoefening van het agrarisch bedrijf handelsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch handelsbedrijf';
  • d. het wonen ten behoeve van de agrarische bedrijfsvoering, ter plaatse van een bouwperceel al dan niet in combinatie voor ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. een bijzondere tuin ter plaatse van de aanduiding 'tuin' (bedoeld voor de aanleg en ontwikkeling van natuurlijke tuinen, alsmede water);
  • f. tuinen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tuinen' en 'specifieke vorm van wonen - tuinen onbebouwd';
  • g. cultuurgrond;
  • h. een terrein voor boerengolf, ter plaatse van de aanduiding "golfbaan";
  • i. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 47.6;
  • j. evenementen zoals genoemd in Bijlage 7 ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

met daaraan ondergeschikt:

  • k. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • n. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • o. wegen en paden;
  • p. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • q. bedrijfsgebouwen en overkappingen;
  • r. veldschuren ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - veldschuur’;
  • s. een paardrijbak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak';
  • t. kassen;
  • u. torensilo's;
  • v. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, waarbij bij bedrijfswoningen die gebouwd zijn in de vorm van een stolp, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", wordt gestreefd naar het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen;
  • w. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. er zullen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van de onder 3.1 sub a t/m h genoemde functies en de onder 3.1 onder r genoemde veldschuren worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel dan wel ter plaatste van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - veldschuur' voor zover er sprake is van een veldschuur zoals omschreven in lid 3.1 onder t;
  • c. per gebied, dat ter plaatse is voorzien van een bouwperceel, mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde bedrijf worden gebouwd;
  • d. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bouwperceel bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten', in welk geval geen bedrijfswoning is toegelaten;
  • e. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen ten opzichte van de weg terugliggend van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   8,00   15   60   14,00  
Kassen   -   2.000 m²   -   -   -   8,00  
Torensilo   85 m²   -   -   -   -   20,00  
Veldschuur   bestaand   -   3,00   15   60   -  
Bedrijfswoning+   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  
Tunnelkassen, boogkassen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kassen ten behoeve van de teeltondersteuning op het land*   -   -   -   -   -   3,00  

* Tevens buiten de bouwpercelen toegestaan.

+ tenzij de gronden zijn voorzien van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp", in welke geval de volgende bouwregels gelden:

      • een stolp zal binnen het gebied ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" worden gebouwd;
      • de oppervlakte, goothoogte en dakhelling van een stolp zal ten minste en ten hoogste de bestaande oppervlakte, goothoogte en dakhelling bedragen.

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins zullen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd op de gronden die ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel;
  • b. de bouwhoogte van een mestsilo of een mestbassin bedraagt ten hoogste 5,00 m, exclusief afdekking;
  • c. de bouwhoogte van sleufsilo's zal ten hoogste 4,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak', in welk geval een paardrijbak is toegestaan uitsluitend ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden, met een bouwhoogte van ten hoogste 1,20 m;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen binnen de bouwpercelen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal binnen het bouwperceel ten hoogste 15,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal buiten het bouwperceel ten hoogste 5,00 m bedragen.
3.2.3 Bijzondere tuinen

Voor het bouwen op gronden met de aanduiding 'tuin' gelden de volgende regels:

  • a. er mag ten hoogste één bouwwerk worden opgericht;
  • b. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 2,50 m;
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 20 m²;
  • d. de hoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan 1,00 m.
3.2.4 Bebouwing ter plaatse van aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tuinen'

Voor het bouwen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tuinen' gelden de volgende regels:

  • a. er mag ten hoogste één bouwwerk (gebouw dan wel ander bouwwerk) per bouwperceel, behorende bij een aan de overzijde van het water gelegen (recreatie)woning, worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte mag per bouwwerk niet meer bedragen dan 9 m²;
  • c. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 2,20 m;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedagen dan 1,20 m.
3.2.5 Bebouwing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tuinen onbebouwd'

Voor het bouwen op gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tuinen onbebouwd' gelden de volgende regels:

  • a. er mogen geen gebouwen worden gebouwd;
  • b. andere bouwwerken, waaronder erf- en terreinafscheidingen, steigers en speel- en terrasvoorzieningen zijn toegestaan;
  • c. erf- en terreinafscheidingen mogen uitsluitend in de lengterichting van een perceel worden gebouwd met een bouwhoogte van niet meer dan 1,20 m;
  • d. de bouwhoogte van andere bouwwerken mag niet meer bedagen dan 1,20 m.
3.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Mestvergisting

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie als ondergeschikte tak bij een agrarisch bedrijf worden gerealiseerd mits:

  • a. de gronden zijn voorzien van een bouwperceel;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de gezamenlijke inhoud van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 25.000 m³ zal bedragen;
  • d. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
  • f. er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer;
  • g. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • i. tevens de in artikel 3.6.1 genoemde afwijking wordt verleend.
3.4.2 Nieuwbouw huisvesting werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting van buitenlandse werknemers worden geplaatst, mits:

  • a. de gebouwen en/of chalets noodzakelijk zijn voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf of agrarische handelsbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf, agrarisch handelsbedrijf, verdelingsbedrijf of glastuinbouwbedrijf;
  • b. het aantal werknemers dat in de gebouwen en/of chalets wordt gehuisvest per agrarische bedrijfskavel respectievelijk ten hoogste 30 en/of 20 zal bedragen, waarbij per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 30 werknemers gehuisvest mogen worden;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting per agrarische bedrijfskavel ten hoogste 300 m² zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 8,00 m en van een chalet ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen de gebouwen en/of chalets ten minste 5,00 m bedraagt;
  • f. de toegang van een gebouw en/of een chalet dient tot op 40,00 m te naderen zijn voor een brandweervoertuig;
  • g. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • h. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • i. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • j. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • k. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf of het agrarisch handelsbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • l. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • m. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4.3 Trekkershutten

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub a in die zin dat trekkershutten mogen worden gebouwd, mits:

  • a. deze afwijkingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast indien een omgevingsvergunning is verleend waarbij het gebruik van trekkershutten ten behoeve van kleinschalige verblijfsrecreatie wordt toegestaan;
  • b. het aantal trekkershutten ten hoogste 25 bedraagt.
3.4.4 Afwijkende bouwvormen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub g in die zin dat bedrijfsgebouwen worden gebouwd in de vorm van serrestallen of naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de dakhellingsregeling niet van toepassing is;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4.5 Afwijken maatvoeringen stolpen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub g in die zin dat in ondergeschikte mate wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de hoofdvorm van de stolp.
3.4.6 Afwijkende maatvoering bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.1 sub g in die zin dat de goothoogte van bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m.

3.4.7 Opslag in bouwwerken buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2 sub a in die zin dat mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits:

  • a. de mest-, voeder- en sleufsilo's, platen en mestbassins direct aansluitend op het bouwvlak worden gesitueerd;
  • b. de oppervlakte van een mest-, voerder- of sleufsilo, een plaat of een mestbassin ten hoogste 750 m² zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een mest-, voeder- of sleufsilo ten hoogste 5,00 m respectievelijk 3,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van afschermende bouwwerken dan wel de randen van een mestplaat of een mestbassin ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • e. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.4.8 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.2.2. sub d in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 3.6.5 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
3.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid anders dan omschreven in lid 3.1;
  • c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten;
  • d. het opslaan van agrarische producten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten;
  • e. het gebruik van de gronden ten behoeve van de permanente teelt van bloembollen;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden en horecadoeleinden;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • h. het splitsen van een bedrijfswoning zódanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • i. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • j. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor de huisvesting van buitenlandse werknemers;
  • k. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak', in welk geval een paardrijbak is toegestaan uitsluitend ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • l. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • m. het gebruik van kassen ten behoeve van caravanstalling;
  • n. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, tenzij bestaand;
  • o. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tuinen' voor opgaande beplanting hoger dan 3,00 m;
  • p. het gebruik van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - tuinen' en 'specifieke vorm van wonen - tuinen onbebouwd' voor erf- en terreinafscheidingen hoger dan 1,20 m.
3.6 Afwijken van de gebruiksregels
3.6.1 Mestvergisting

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5. sub a in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met het vergisten van mest en het verhandelen van de daarbij vrijkomende energie, indien er sprake is van de volgende wijze van mestvergisting:

  • het bedrijf verwerkt eigen geproduceerde mest en voegt eigen en/of van derden afkomstige co-substraten toe; de co-vergiste mest wordt op de tot het bedrijf behorende gronden gebruikt en/of naar derden afgevoerd;

mits:

  • a. de gronden zijn voorzien van een bouwperceel;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. de gezamenlijke inhoud van de bouwwerken ten behoeve van de (bedrijfseigen) mest- en/of organische (bij)productvergisting ten hoogste 25.000 m³ zal bedragen;
  • d. de capaciteit van de vergisting ten hoogste 100 ton per dag bedraagt;
  • e. de bouwhoogte van een mest- en/of organische (bij)productvergistingsinstallatie ten hoogste 10,00 m zal bedragen;
  • f. er sprake is van een bouwperceel, gelegen aan een weg die berekend is op zwaar verkeer;
  • g. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.2 Ondergeschikte tak of deeltijdfunctie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 sub b en 46.3 in die zin dat de uitoefening van een agrarisch bedrijf wordt gecombineerd met een ondergeschikte tweede tak of een deeltijdfunctie in de vorm van de in Bijlage 4 opgenomen bedrijvigheid, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van een bouwperceel;
  • b. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • c. niet meer dan 25% van de bedrijfsgebouwen wordt gebruikt ten behoeve van de ondergeschikte tweede tak of deeltijdfunctie;
  • d. er sprake is van een ligging aan een weg die geschikt is voor een eventuele toename van (zwaar) verkeer;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid op het eigen perceel aanwezig is;
  • f. alle activiteiten ten behoeve van de uitoefening van de toegelaten bedrijvigheid binnen de bebouwing wordt ondergebracht. Bij boerengolf en kleinschalig kamperen mogen eveneens de bijbehorende gronden worden gebruikt;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.3 Mestopslag buiten bouwvlak

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 sub c in die zin dat gronden en bouwwerken buiten het bouwvlak worden gebruikt voor het opslaan van mest, mits;

  • a. dit om bedrijfseconomische, ontsluitings- of milieuredenen, bijvoorbeeld vanwege de nabijheid van woningen, noodzakelijk is;
  • b. de opslag van de mest direct aansluitend aan het bouwvlak plaatsvindt;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijk, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.4 Huisvesting buitenlandse werknemers in bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder j in die zin dat bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van buitenlandse werknemers, mits:

  • a. de huisvesting uitsluitend wordt aangewend voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf of agrarisch handelsbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • b. voor huisvesting in een bedrijfswoning gelden de volgende aanvullende criteria:
    • 1. per slaapkamer worden ten hoogste 2 werknemers gehuisvest;
    • 2. per bedrijfswoning worden ten hoogste 8 werknemers gehuisvest;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • f. bij beëindiging van het agrarisch bedrijf of het agrarisch handelsbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.6.5 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 3.5 onder k in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • c. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • d. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport;
  • e. de bouwhoogte van een hek rondom een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • f. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • g. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt;
  • h. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd.
3.7 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.7.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het kappen en/of rooien van houtgewas, niet zijnde houtgewas deel uitmakend van een grondgebonden agrarische teelt, waaronder windsingels;
  • b. het verharden van agrarische perceels- en/of kavelontsluitingswegen buiten het bouwperceel, met een grotere breedte dan 4,00 m;
  • c. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen ten behoeve van het agrarisch gebruik buiten het bouwperceel, niet zijnde perceel- en/of kavelontsluitingswegen, met een oppervlakte van meer dan 100 m²;
  • d. het aanleggen van ruiterpaden;
  • e. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. het graven en/of dempen, verdiepen en/of verbreden van sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen.
3.7.2 Uitzondering

Het in lid 3.7.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of het normaal agrarisch gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
3.7.3 Toetsingscriteria a t/m f

De in lid 3.7.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden van het open landschap.

3.8 Wijzigingsbevoegdheid
3.8.1 Vergroten bouwperceel

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,0 hectare;
  • b. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • d. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.8.2 Wijziging situering bouwperceel

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwperceel, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd, met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. er een bedrijfstechnische noodzaak is om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen, bedrijfswoningen, logiesgebouwen voor buitenlandse werknemers of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten, de situering van het bouwperceel/-vlak te wijzigen;
  • b. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.3 Vergroting oppervlakte ondersteunend glas 1

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunend glas ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf wordt vergroot tot ten hoogste 4.000 m², mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf";
  • b. de bouwhoogte van de kassen ten hoogste 8,00 m zal bedragen;
  • c. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.4 Vergroting oppervlakte ondersteunend glas 2

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte aan ondersteunend glas ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische bedrijf wordt vergroot tot ten hoogste 200 m² per hectare landbouwgrond, mits:

  • a. de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf";
  • b. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast bij agrarische bedrijven met een minimaal grondareaal van 20 hectare landbouwgrond gelegen in de directe nabijheid van het agrarische bedrijf;
  • c. de bouwhoogte van de kassen ten hoogste 8,00 m zal bedragen;
  • d. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.5 Afwijkende bouwvorm stolp

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen en gevelindeling van de stolp en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp" wordt verwijderd, mits:

  • a. de stolp teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor bedrijfswoningen van toepassing zijn;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.6 Wijziging tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat daar waar ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig is, ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" wordt aangebracht, mits:

  • a. sprake is van een bedrijfsomvang van ten minste 100 NGE aanwezig en de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • b. ter plaatse niet al sprake is van inwoning door een tweede huishouden;
  • c. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen wordt gesitueerd;
  • e. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. nog niet eerder bij het agrarisch bedrijf een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.7 Waterberging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "waterberging" wordt aangebracht, mits:

  • a. ter plaatse de gronden ten behoeve van de waterberging worden ingericht;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.8 Nieuwe meerjarige opgaande teeltvormen

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - opgaande meerjarige teeltvormen" wordt aangebracht ten behoeve het gebruik van gronden voor sierteelt, fruitteelt, bosbouw, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen, mits:

  • a. zoveel mogelijk aansluiting wordt gevonden bij bestaande opgaande elementen, zoals bosgebieden, dorpskernen, bebouwingslinten, bestaande gronden met opgaande meerjarige teeltvormen en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebieden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
3.8.9 Wijziging ten behoeve van vergroting glastuinbouwbedrijven

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' ten behoeve van een vergroting van een bestemmingsvlak voor een bestaande glastuinbouwbedrijf met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak, mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de vergroting van een bestemmingsvlak met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak voor een bestaande glastuinbouwbedrijf met de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2', waarbij het bestemmingsvlak een oppervlakte krijgt van ten hoogste 2,00 hectare;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • e. er binnen het bestemmingsvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
3.8.10 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" wordt verwijderd;
  • c. de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning " indien en voorzover dit nodig mocht blijken;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte 2015', zoals opgenomen in bijlage 6;
  • f. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.11 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een agrarische bedrijfskavel en niet ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten", wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd, waarbij onbebouwde als agrarische grond in gebruik zijnde delen van het bouwvlak bestemd blijven voor 'Agrarisch', zodat het bestemmingsvlak voor wonen kleiner kan zijn dan het bouwvlak;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.12 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch', uitsluitend voorzover ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' of 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 6 respectievelijk Bijlage 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de productie van goederen;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
3.8.13 Verplaatsen bestemmingsvlakken wonen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van het verplaatsen van bestemmingsvlakken, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van het artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. het voormalige bestemmingsvlak ter plaatse wordt verwijderd en de betreffende gronden worden voorzien van de bestemming 'Agrarisch', waarna voor deze gronden de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. de huidige ligging van het bestemmingsvlak belemmeringen oplevert voor de omgeving dan wel voor de bewoners zelf en er met een gewijzigde situering een verbetering kan worden bewerkstelligd;
  • d. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • e. de gronden op een goede wijze landschappelijke worden ingepast;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, waaronder zichtlijnen en openheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende grond.
3.8.14 Verwijderen functieaanduidingen

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw 2

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen, warenhuizen en overige bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van glastuinbouwbedrijven;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken, waaronder andere bouwwerken ten behoeve van waterbassins.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 4.1 sub a en f bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bouwperceel mogen uitsluitend gebouwen en overkappingen ten behoeve van het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf worden gebouwd;
  • b. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal bedrijfswoningen zal per bestemmingsvlak ten hoogste één bedragen, tenzij ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning uitgesloten" in welk geval geen bedrijfswoning zal worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen ten opzichte van de weg terugliggend van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. bedrijfsgebouwen, bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van de gebouwen zal voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Kassen, schuurkassen en warenhuizen   -   bestaande oppervlakte   -   -   -   12,00  
Overige bedrijfsgebouwen en overkappingen   -   -   6,00   15   60   12,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. waterbassins zullen binnen het bouwvlak worden gebouwd,;
  • b. de bouwhoogte van een waterbassin zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van warmtebuffersilo's ten behoeve van waterbassins zal ten hoogste 14,00 m bedragen;
  • d. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • e. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
4.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

4.4 Afwijken van de bouwregels
4.4.1 Nieuwbouw huisvesting werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting van buitenlandse werknemers worden geplaatst, mits:

  • a. de gebouwen en/of chalets noodzakelijk zijn voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf, agrarisch handelsbedrijf, verdelingsbedrijf of glastuinbouwbedrijf;
  • b. het aantal werknemers dat in de gebouwen en/of chalets wordt gehuisvest per bestemmingsvlak respectievelijk ten hoogste 30 en/of 20 zal bedragen, waarbij per bestemmingsvlak ten hoogste 30 werknemers gehuisvest mogen worden;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting per bestemmingsvlak ten hoogste 300 m² zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 8,00 m en van een chalet ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen de gebouwen en/of chalets ten minste 5,00 m bedraagt;
  • f. de toegang van een gebouw en/of een chalet dient tot op 40,00 m te naderen zijn voor een brandweervoertuig;
  • g. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • h. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • i. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • j. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • k. bij beëindiging van het glastuinbouwbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • l. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • m. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.4.2 Afwijkende maatvoering mansardekap

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub g in die zin dat een bedrijfswoning wordt voorzien van een mansardekap.

4.4.3 Afwijkende maatvoering overige bedrijfsgebouwen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.1 sub g in die zin dat de goothoogte van overige bedrijfsgebouwen wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m en de bouwhoogte wordt vergroot tot ten hoogste 14,00 m.

4.4.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.2 sub d in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 4.6.3 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
4.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van de plaatsing van een mestvergistingsinstallatie of een daarmee gelijk te stellen bouwwerk;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor niet-agrarische bedrijvigheid;
  • c. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten buiten het bouwvlak, met uitzondering van tijdelijke opslag (oogstperiode) van akkerbouwproducten;
  • d. het opslaan van agrarische producten buiten het bouwvlak;
  • e. het gebruik van gronden ten behoeve van de permanente teelt van bloembollen;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van productiegebonden detailhandel, welke is toegestaan, mits:
    • 1. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. de functie vanuit de bestaande bebouwing wordt uitgeoefend;
    • 3. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • h. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • i. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • j. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • k. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor de huisvesting van buitenlandse werknemers;
  • l. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  • m. het gebruik van de gronden voor een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten'.
  • n. het gebruik van kassen ten behoeve van caravanstalling.
4.6 Afwijken van de gebruiksregels
4.6.1 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.5 sub g en j in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:

  • a. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
  • c. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.
4.6.2 Huisvesting buitenlandse werknemers in bestaande bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.5 onder k in die zin dat bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van buitenlandse werknemers, mits:

  • a. de huisvesting uitsluitend wordt aangewend voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde glastuinbouwbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • b. voor huisvesting in een bedrijfswoning gelden de volgende aanvullende criteria:
    • 1. per slaapkamer worden ten hoogste 2 werknemers gehuisvest;
    • 2. per bedrijfswoning worden ten hoogste 8 werknemers gehuisvest;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwperceel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • f. bij beëindiging van het glastuinbouwbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.6.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.5 onder l in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • c. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • d. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport;
  • e. de bouwhoogte van een hek rondom een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • f. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • g. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt.
  • h. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd.
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
4.7.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning " indien en voorzover dat nodig mocht blijken;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte 2015', zoals opgenomen in bijlage 6;
  • e. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • f. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7.2 Vergroten bouwperceel

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat aan een bouwperceel grenzende gronden worden voorzien van een bouwvlak, mits:

  • a. de oppervlakte van het bouwvlak wordt vergroot tot ten hoogste 2,0 hectare;
  • b. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • c. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang als gevolg van schaalvergroting of extensivering / verbreding van de bedrijfsactiviteiten en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • d. er binnen het bestaande bouwvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
4.7.3 Wijziging naar agrarische bedrijven ten behoeve van bedrijfsvergroting

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch' ten behoeve van een vergroting van een bestemmingsvlak met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak voor een bestaande agrarisch bedrijf met de bestemming 'Agrarisch' mits:

  • a. deze wijzigingsbevoegdheid uitsluitend wordt toegepast ten behoeve van de vergroting van een bestemmingsvlak met inbegrip van een wijziging van het daarbinnen gelegen bouwvlak voor een bestaand agrarisch bedrijf met de bestemming 'Agrarisch', waarbij het bestemmingsvlak een oppervlakte krijgt van ten hoogste 2,00 hectare;
  • b. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • c. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. er zicht is op een langdurige vergroting van de productieomvang en de noodzakelijkheid van de bedrijfsuitbreiding is aangetoond;
  • e. er binnen het bestemmingsvlak geen ruimte meer is voor de benodigde uitbreiding;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • g. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
4.7.4 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2', uitsluitend voorzover ter plaatse voorzien van een bouwperceel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bouwperceel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
4.7.5 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw 2', uitsluitend voorzover ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' of 'Agrarisch - Paardenhouderijbedrijf' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 6 respectievelijk Bijlage 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de productie van goederen;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 5 Agrarisch - Veredelingsbedrijf

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Veredelingsbedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van agrarische veredelingsbedrijven, waaronder begrepen het onderzoek en de ontwikkeling naar en van bloemen, zaden en gewassen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor een grondgebonden agrarische bedrijfsvoering;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van de in lid 5.1 sub a en e bedoelde bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bouwwerken ten behoeve van het ter plaatse gevestigde agrarische veredelingsbedrijf worden gebouwd;
  • b. het aantal bedrijfswoningen zal ten hoogste één per bestemmingsvlak bedragen;
  • c. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een bedrijfswoning ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen ten opzichte van de weg terugliggend van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • f. bedrijfsgebouwen en bijbehorende bouwwerken zullen tenminste 2,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning dan wel het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. de maatvoering van een gebouw of een overkapping zal voorts voldoen aan de eisen die in het volgende bouwschema zijn gesteld:

Functie van een gebouw   Maximale oppervlakte   Goothoogte in m   Dakhelling in °   Bouwhoogte in m  
  per gebouw   gezamenlijk   max.   min.   max.   max.  
Bedrijfsgebouw of overkapping   -   -   8,00   -   -   14,00  
Bedrijfswoning   150 m²   -   7,00   30#   60#   12,00  
Bijbehorende bouwwerken bij de bedrijfswoning   -   75 m²   4,00   -   60   8,00  

# dan wel een kap in de vorm van een mansardekap

5.2.2 Overige andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken, gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen paardrijbakken en bouwwerken ten behoeve van de opwekking van windenergie worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van de bedrijfswoning(en) of de bedrijfsgebouw(en) ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
5.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Nieuwbouw huisvesting werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder a in die zin dat gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting van buitenlandse werknemers worden geplaatst, mits:

  • a. de gebouwen en/of chalets noodzakelijk zijn voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde veredelingsbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf, agrarisch handelsbedrijf, verdelingsbedrijf of glastuinbouwbedrijf;
  • b. het aantal werknemers dat in de gebouwen en/of chalets wordt gehuisvest per bestemmingsvlak respectievelijk ten hoogste 30 en/of 20 zal bedragen, waarbij per bestemmingsvlak ten hoogste 30 werknemers gehuisvest mogen worden;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en/of chalets ten behoeve van de huisvesting per bestemmingsvlak ten hoogste 300 m² zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een gebouw ten hoogste 8,00 m en van een chalet ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • e. de onderlinge afstand tussen de gebouwen en/of chalets ten minste 5,00 m bedraagt;
  • f. de toegang van een gebouw en/of een chalet dient tot op 40,00 m te naderen zijn voor een brandweervoertuig;
  • g. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • h. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • i. met een erfinpassingsplan wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast, tenzij bestaande afschermende beplanting hier voldoende in voorziet;
  • j. er voldoende parkeergelegenheid binnen de agrarische bedrijfskavel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • k. bij beëindiging van het veredelingsbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • l. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • m. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4.2 Vergroting oppervlakte bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 sub g in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.4.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 sub a in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 5.6.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  • f. het gebruik van bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen voor de huisvesting van buitenlandse werknemers;
  • g. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van mantelzorg.
5.6 Afwijken van de gebruiksregels
5.6.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.5 sub a in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.6.2 Logiesverstrekking

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.5 sub b in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:

  • a. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
  • c. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.
5.6.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.5 sub e in die zin dat gronden, voorzover gelegen binnen het bestemmingsvlak, worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • c. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • d. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport;
  • e. de bouwhoogte van een hek rondom een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • f. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • g. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt.
  • h. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd.
5.6.4 Huisvesting buitenlandse werknemers in bestaande bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoning

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.5 onder f in die zin dat bedrijfsgebouwen en/of bedrijfswoningen al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van buitenlandse werknemers, mits:

  • a. de huisvesting uitsluitend wordt aangewend voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het ter plaatse gevestigde veredelingsbedrijf, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • b. voor huisvesting in een bedrijfswoning gelden de volgende aanvullende criteria:
    • 1. per slaapkamer worden ten hoogste 2 werknemers gehuisvest;
    • 2. per bedrijfswoning worden ten hoogste 8 werknemers gehuisvest;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid binnen het bouwperceel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • f. bij beëindiging van het veredelingsbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging naar agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veredelingsbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch', waarbij een agrarische bedrijfskavel met de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - bedrijfskavel agrarisch grondgebonden bedrijf" met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, wordt aangebracht, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 3 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de omvang van het te vestigen bedrijf zodanig is dat het werk en inkomen biedt aan tenminste één arbeidskracht, dan wel er een redelijke zekerheid bestaat dat het bedrijf binnen een redelijke termijn tot een volwaardige omvang zal uitgroeien, waarbij de volwaardigheid zal worden beoordeeld voor de Agrarische Beoordelingscommissie;
  • c. de aanvrager in hoofdberoep aan het bedrijf is verbonden;
  • d. er een zodanige bedrijfsopzet is dat het bedrijf ook op langere termijn perspectief biedt als zelfstandig bedrijf;
  • e. de omvang van het bouwvlak ten hoogste 2,0 hectare zal bedragen;
  • f. de mest- en milieuwetgeving het nieuwe bedrijf mogelijk maken;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.
5.7.2 Wijziging tweede bedrijfswoning

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat daar waar ten hoogste één bedrijfswoning aanwezig is, ter plaatse de aanduiding "specifieke vorm van wonen - tweede bedrijfswoning" wordt aangebracht, mits:

  • a. sprake is van een bedrijfsomvang van ten minste 100 NGE aanwezig en de bedrijfswoning noodzakelijk is in verband met permanent toezicht en de continuïteit en duurzaamheid van het bedrijf als volwaardig meermansbedrijf;
  • b. ter plaatse niet al sprake is van inwoning door een tweede huishouden;
  • c. met een erfinrichtingsplan, indien nodig, wordt aangetoond dat de ontwikkeling op een zorgvuldige wijze landschappelijk wordt ingepast;
  • d. de tweede bedrijfswoning aan de wegzijde binnen het bouwvlak in de directe omgeving van de bedrijfsgebouwen wordt gesitueerd;
  • e. geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende bedrijven, in dié zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • f. nog niet eerder bij het agrarisch bedrijf een tweede bedrijfswoning is gebouwd;
  • g. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • h. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.3 Waterberging

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding "waterberging" wordt aangebracht, mits:

  • a. ter plaatse de gronden ten behoeve van de waterberging worden ingericht;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke, landschappelijke en cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.4 Wijziging naar niet-agrarische bedrijvigheid ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veredelingsbedrijf', uitsluitend voorzover ter plaatse van een agrarische bedrijfskavel, wordt gewijzigd in de bestemming 'Bedrijf' of 'Agrarisch - Paardenhouderij' ten behoeve van een functieverandering van een agrarische bedrijfskavel, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid respectievelijk de regels van artikel 6 respectievelijk Bijlage 5 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de agrarische bedrijfskavel ter plaatse wordt verwijderd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de functie ondergebracht wordt in de bestaande, voormalige agrarisch gebruikte gebouwen, die aanwezig zijn op het moment van toepassing van deze wijziging en die ten minste drie jaar ten behoeve van het agrarisch gebruik in gebruik zijn geweest;
  • e. de wijzigingsbevoegdheid naar 'Bedrijf' niet wordt toegepast voor bedrijven die zich richten op de productie van goederen;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.5 Wijziging naar wonen ten behoeve van compensatie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch - Veredelingsbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van compensatie, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de bepalingen van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de voormalige agrarische bedrijfswoning wordt voorzien van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning" voor zover dat nodig mocht blijken;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. voldaan wordt aan de criteria van de 'Uitvoeringsregeling Ruimte voor Ruimte 2015', zoals opgenomen in bijlage 6;
  • e. er middels een beeldkwaliteitsplan sprake is van een verbetering van de ruimtelijke, landschappelijke en milieukwaliteit;
  • f. de geluidsbelasting niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere waarde;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de geomorfologische, cultuurhistorische waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.7.6 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat d de bestemming 'Agrarisch - Veredelingsbedrijf' wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Bedrijf

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
    • 2. een slopersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - slopersbedrijf';
    • 3. een bouw-, klus-, renovatie- en/of aannemingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf";
    • 4. een drukkerij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - drukkerij';
    • 5. een garagebedrijf, motorenreparatiebedrijf en/of botenreparatiebedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - garagebedrijf';
    • 6. een handels- en reparatiebedrijf in grondverzetmachines inclusief transport, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - grondverzet';
    • 7. een schildersbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - schildersbedrijf';
    • 8. een timmerfabriek, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - timmerfabriek';
    • 9. detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel en supermarkten, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 10. een verkooppunt van motorbrandstoffen, exclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg"
    • 11. een glastuinbouwbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw';
    • 12. een transportbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - transportbedrijf';
    • 13. een verpakkingsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - verpakkingsbedrijf';
    • 14. een dienstverlenend bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';

met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;

  • b. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning , ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. horecabedrijven van categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • d. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 47.6;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen, straten en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. andere bouwwerken.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen ten opzichte van de weg terugliggend van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of een overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
6.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
6.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd.
6.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

6.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.2.1 sub a in die zin dat gebouwen of overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de overkappingen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen;
    • 2. er sprake is van een bedrijfstechnisch aantoonbare noodzaak tot uitbreiding;
    • 3. indien het een uitbreiding betreft die zich naar de wegzijde manifesteert, het gaat om het onderbrengen van de minder hinder veroorzakende onderdelen van een bedrijf;
    • 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 6.2.3 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 6.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 6.2.3 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;
  • e. het bepaalde in lid 6.2.4 sub c in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:
    • 1. tevens de in lid 6.6 sub e bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
6.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, en met uitzondering van de bedrijvigheid genoemd in 6.1 onder a sub 2 tot en met 15;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. de gronden ter plaatse van de aanduiding "detailhandel";
    • 2. productiegebonden detailhandel, welke is toegestaan, mits:
      • de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m² bedraagt;
      • de functie vanuit de bestaande bebouwing wordt uitgeoefend;
      • er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca(doeleinden) en verblijfsrecreatieve doeleinden anders dan waarvoor in het verleden planologisch medewerking is verleend;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • e. het gebruik van het voorterrein ten behoeve van bedrijfs- en opslagdoeleinden;
  • f. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
6.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 6.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, op voorwaarde dat:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 6.5 sub c en d in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
    • 3. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen;
  • c. het bepaalde in lid 6.5 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:
    • 1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
    • 2. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
    • 4. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport;
    • 5. de bouwhoogte van een hek rondom een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
    • 6. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
    • 7. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt;
    • 8. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd.
6.7 Wijzigingsbevoegdheid
6.7.1 Verwijderen functieaanduiding

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
6.7.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf', uitsluitend voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 7 Bedrijf - Nutsvoorzieningen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Nutsvoorzieningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van het openbaar nut, zoals transformatorgebouwen, gebouwen en overkappingen ten behoeve van de gasvoorziening en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwen en overkappingen;

met de daarbijbehorende:

  • b. erven en terreinen;
  • c. andere bouwwerken.
7.2 Bouwregels
7.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of een overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
7.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

7.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

Artikel 8 Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. een verkooppunt van motorbrandstoffen, inclusief LPG, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen met lpg";
    • 2. een verkooppunt van motorbrandstoffen, zonder LPG, ter plaatse van de aanduiding "verkooppunt motorbrandstoffen zonder lpg";
    • 3. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. een afleverzuil voor LPG ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van bedrijf - afleverzuil lpg";
  • c. detailhandel in motorbrandstoffen;
  • d. detailhandel in de bij een verkooppunt behorende accessoires en benodigdheden voor motorvoertuigen, alsmede de bij een verkooppunt gebruikelijke voedings- en genotmiddelen, kranten, tijdschriften, snijbloemen, en dergelijke weggebonden artikelen;
  • e. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 47.6;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. paden;
  • i. water;

met de daarbijbehorende:

  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. terreinen;
  • l. andere bouwwerken.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen ten opzichte van de weg terugliggend van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of een overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
8.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd;
  • e. de maximale bouwhoogte zal ten hoogste 12 m bedragen.
8.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd.
8.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd.
8.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

8.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 8.2.3 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 8.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 8.2.3 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;
  • d. het bepaalde in lid 8.2.4 sub c in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:
    • 1. tevens de in lid 8.6 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
8.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bewoning, met uitzondering van de gronden ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor bedrijfsdoeleinden, anders dan een verkooppunt van motorbrandstoffen;
  • c. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
8.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 8.5 onder d in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:
    • 1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
    • 2. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
    • 4. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport;
    • 5. de bouwhoogte van een hek rondom een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
    • 6. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
    • 7. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt;
    • 8. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd.
8.7 Wijzigingsbevoegdheid
8.7.1 Verwijderen functieaanduiding

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
8.7.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Bedrijf - Verkooppunt van motorbrandstoffen', uitsluitend voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 9 Bedrijventerrein

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 2. bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, ter plaatse van de aanduiding “bedrijfswoning”, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. groenvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • e. wegen en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. tuinen, erven en terreinen;
  • h. andere bouwwerken.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage zal per bouwperceel ten hoogste 70% bedragen;
  • b. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. de onderlinge afstand tussen gebouwen zal ten minste 2,00 m bedragen;
  • d. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of een overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • e. de dakhelling van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 45° bedragen.
9.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd.
9.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de woning worden gebouwd.
9.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
9.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

9.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.2.1 sub a in die zin dat het bebouwingspercentage per bouwperceel wordt vergroot tot ten hoogste 80%;
  • b. het bepaalde in lid 9.2.1 sub b in die zin dat gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de overkappingen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen;
    • 2. er sprake is van een bedrijfstechnisch aantoonbare noodzaak tot uitbreiding;
    • 3. indien het een uitbreiding betreft die zich naar de wegzijde manifesteert, het gaat om het onderbrengen van de minder hinder veroorzakende onderdelen van een bedrijf;
    • 4. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • c. het bepaalde in lid 9.2.1 sub c in die zin dat de onderlinge afstand tussen gebouwen wordt verkleind tot 0,00 m;
  • d. het bepaalde in lid 9.2.3 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • e. het bepaalde in lid 9.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. het bepaalde in lid 9.2.3 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind.
9.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel, met uitzondering van:
    • 1. productiegebonden detailhandel, welke is toegestaan, mits:
      • de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bedrijfsgebouwen, met een maximum van 50 m² bedraagt;
      • de functie vanuit de bestaande bebouwing wordt uitgeoefend;
      • er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
    • 2. detailhandel als afzonderlijk afhaalpunt ten behoeve van e-commerce, mits de verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 25 m² per bedrijf bedraagt;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • e. het gebruik van het voorterrein ten behoeve van bedrijfs- en opslagdoeleinden;
  • f. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

9.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 9.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1, 2 en 3.1 op voorwaarde dat:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 3.1, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 9.5 sub b in die zin dat de gronden en bouwwerken worden gebruikt voor de uitoefening van detailhandel volgens een verkoopformule die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen, zoals auto's, boten, caravans, landbouwwerktuigen en -machines, bomen, struiken, planten en bloemen als onderdeel van een tuincentrum, bouwmaterialen, keukens en sanitair, een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling;
  • c. het bepaalde in lid 9.5 sub c en d in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
    • 3. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.

Artikel 10 Centrum

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel en/of supermarkten;
    • 2. een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding "supermarkt";
    • 3. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 4. horecabedrijven van categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
    • 5. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
    • 6. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en straten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. weekmarkten;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen en erven;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. andere bouwwerken.
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw of een overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per woonhuis bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis , en minus de oppervlakte van het woonhuis , bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van het woonhuis waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande woonhuizen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van het woonhuis geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van het woonhuis worden gebouwd.
10.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
10.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

10.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.2.2 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een woonhuis c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 10.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonhuis wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 10.2.2 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind.
10.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (woonhuis en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt.
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
10.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 10.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, op voorwaarde dat:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 10.5 sub b en d in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
    • 3. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.
10.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de functieaanduidingen worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 11 Cultuur en ontspanning

11.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Cultuur en ontspanning' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. een museum;
    • 2. een molen;
    • 3. detailhandel ten dienste van en ondergeschikt aan het museum;
    • 4. horeca ten dienste van en ondergeschikt aan het museum;
    • 5. maatschappelijke voorzieningen;
  • b. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 47.6;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en straten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen en erven;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. andere bouwwerken.
11.2 Bouwregels
11.2.1 Gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er zullen geen bedrijfswoningen worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • d. de oppervlakte en bouwhoogte van een molen zullen ten hoogste de bestaande oppervlakte en bouwhoogte bedragen.
11.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
11.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor zelfstandige detailhandel;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zelfstandige horeca
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor het wonen;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

Artikel 12 Detailhandel

12.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Detailhandel' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel, met uitzondering van supermarkten en met uitzondering van perifere detailhandel;
    • 2. een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 3. perifere detailhandel, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel perifeer';
    • 4. horecabedrijven van categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
    • 5. wonen in de vorm van appartementen, ter plaatse van de aanduiding 'wonen', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 47.6;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en straten;
  • e. paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen en erven;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. andere bouwwerken.
12.2 Bouwregels
12.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen ten opzichte van de weg terugliggend van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of een overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
12.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd.
12.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het bedrijfsgebouw ten behoeve van het wonen c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning of het bedrijfsgebouw ten behoeve van het wonen bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning of het bedrijfsgebouw ten behoeve van het wonen, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning of het bedrijfsgebouw ten behoeve van het wonen, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning of het bedrijfsgebouw ten behoeve van het wonen waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning of het bedrijfsgebouw ten behoeve van het wonen geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning of het bedrijfsgebouw ten behoeve van het wonen worden gebouwd.
12.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning ten hoogste 1,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
12.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

12.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 12.2.1 sub a in die zin dat een gebouw en een overkapping gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en de overkappingen buiten het bouwvlak ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 12.2.3 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 12.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 12.2.3 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind.
12.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning of een appartement voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het gebruik van bedrijfswoningen, appartementen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning/appartement en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
12.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 12.5 sub a en b in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
    • 3. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.
12.7 Wijzigingsbevoegdheid
12.7.1 Verwijderen functieaanduiding

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
12.7.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Detailhandel', uitsluitend voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 13 Dienstverlening

13.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Dienstverlening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. dienstverlenende bedrijven, zoals vermeld in Bijlage 3;
    • 2. wonen al dan niet in de vorm van appartementen op de tweede bouwlaag, ter plaatse van de aanduiding ' wonen', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 47.6;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en straten;
  • e. paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen en erven;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. andere bouwwerken.
13.2 Bouwregels
13.2.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van dienstverlening en wonen

Voor het bouwen van de in lid 13.1 sub a genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen zullen ten opzichte van de weg terugliggend van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
13.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd.
13.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
13.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw ten hoogste 1,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
13.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

13.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 13.2.1 sub a in die zin dat een gebouw en een overkapping gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 13.2.3 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 13.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 13.2.3 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind.
13.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor horecadoeleinden en verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • c. het gebruik van bedrijfswoningen, appartementen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning, appartementen en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
13.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 13.5 sub a en b in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
    • 3. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.
13.7 Wijzigingsbevoegdheid
13.7.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Dienstverlening', uitsluitend voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 14 Gemengd - 1

14.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel, grootschalige detailhandel en/of supermarkten;
    • 2. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven;
    • 3. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen;
    • 4. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 5. een supermarkt, ter plaatse van de aanduiding 'supermarkt';
    • 6. horecabedrijven van categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
    • 7. horecabedrijven tot en met categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
    • 8. horecabedrijven tot en met categorie 3, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  • b. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 47.6;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en straten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen en erven;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. andere bouwwerken.
14.2 Bouwregels
14.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw of een overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
14.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per woonhuis bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis, en minus de oppervlakte van het woonhuis, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van het woonhuis waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande woonhuizen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van het woonhuis geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van het woonhuis worden gebouwd.
14.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

14.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 14.2.2 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een woonhuis c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 14.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonhuis wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 14.2.2 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind.
14.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken voor bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  • b. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (woonhuis en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel over een oppervlakte van meer dan 150 m²;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
14.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 14.5 sub a in die zin dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2, op voorwaarde dat:
    • 1. het gaat om bedrijven die niet zijn genoemd in Bijlage 1 maar die qua milieubelasting gelijkwaardig zijn aan de bedrijven die wel worden genoemd of bedrijven die wel zijn genoemd in Bijlage 1 onder een hogere categorie dan 2, maar in een individueel geval een lagere milieubelasting hebben;
    • 2. het geen geluidszoneringsplichtige inrichtingen, risicovolle inrichtingen en/of vuurwerkbedrijven betreft;
  • b. het bepaalde in lid 14.5 sub c en d in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
    • 3. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.
14.7 Wijzigingsbevoegdheid
14.7.1 Verwijderen functieaanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
14.7.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Gemengd - 1', uitsluitend voor zover ter plaatse van woonhuizen, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 15 Gemengd - 2

15.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. kantoren;
    • 2. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen, waaronder cursusruimten;
    • 3. maatschappelijke voorzieningen, waaronder praktijkruimten en voorzieningen ten behoeve van de gezondheidszorg;
    • 4. woonhuizen en/of zorgwoningen c.q. begeleid wonen en bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 47.6;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en straten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen en erven;
  • h. waterlopen en waterpartijen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. andere bouwwerken.
15.2 Bouwregels
15.2.1 Hoofdgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een hoofdgebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een hoofdgebouw of een overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
15.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per woonhuis bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het woonhuis, en minus de oppervlakte van het woonhuis, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van het woonhuis waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande woonhuizen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van het woonhuis geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van het woonhuis worden gebouwd.
15.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
15.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

15.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 15.2.2 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een woonhuis c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 15.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per woonhuis wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 15.2.2 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind.
15.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (woonhuis en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
15.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 15.5 sub a en c in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
    • 3. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.
15.7 Wijzigingsbevoegdheid
15.7.1 Verwijderen functieaanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de functieaanduidingen worden verwijderd, mits de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
15.7.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Gemengd - 2', uitsluitend voor zover ter plaatse van woonhuizen, wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 16 Groen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. paden;
  • c. speelvoorzieningen;
  • d. recreatief medegebruik;
  • e. een gebouw ten behoeve van een jongeren ontmoetingsplek, ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek';
  • f. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'nutsvoorziening';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. woonstraten;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. waterlopen en waterpartijen;
  • k. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • l. andere bouwwerken.
16.2 Bouwregels
16.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als gebouwen mag uitsluitend een gebouw ten behoeve van een jongeren ontmoetingsplek worden gebouwd;
  • b. een gebouw ten behoeve van een jongeren ontmoetingsplek mag uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'jongeren ontmoetingsplek' worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
16.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
16.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
16.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 17 Horeca

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Horeca' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven van categorie 1, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven tot en met categorie 2 , ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • c. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven tot en met categorie 3 , ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 3';
  • d. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • e. detailhandel, niet zijnde perifere detailhandel en supermarkten, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • f. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 47.6;
  • g. evenementen zoals genoemd in Bijlage 7 ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

met daaraan ondergeschikt:

  • h. wegen en straten;
  • i. paden;
  • j. parkeervoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • l. tuinen en erven;
  • m. waterlopen en waterpartijen;
  • n. groenvoorzieningen;
  • o. andere bouwwerken.
17.2 Bouwregels
17.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van horecabedrijven

Voor het bouwen van de in lid 17.1 sub a t/m c genoemde bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen ten opzichte van de weg terugliggend van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of een overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
17.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd.
17.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
17.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning ten hoogste 1,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd.
17.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

17.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.2.1 sub a in die zin dat een gebouw en een overkapping gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak wordt gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak;
    • 2. de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 17.2.3 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 17.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 17.2.3 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind.
  • e. het bepaalde in lid 17.2.4 sub c in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:
    • 1. tevens de in lid 17.6 sub c bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
17.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • b. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
17.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 17.5 sub a en c in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
    • 3. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.
  • b. het bepaalde in lid 17.5 onder d in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:
    • 1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
    • 2. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
    • 4. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport;
    • 5. de bouwhoogte van een hek rondom een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
    • 6. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
    • 7. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt;
    • 8. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd.
17.7 Wijzigingsbevoegdheid
17.7.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Horeca', uitsluitend voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 18 Maatschappelijk

18.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. maatschappelijke voorzieningen;
    • 2. horecabedrijven tot en met categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
  • b. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. een begraafplaats met de daarbij behorende gebouwen, ter plaatse van de aanduiding 'begraafplaats';
  • d. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 47.6;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen, straten en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. andere bouwwerken.
18.2 Bouwregels
18.2.1 Gebouwen en overkappingen genoemd in lid 18.1 sub a

Voor het bouwen van de in lid 18.1 sub a genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwen en overkappingen zullen ten opzichte van de weg terugliggend van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • d. het bebouwingspercentage van het bouwvlak zal ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding "maximum bebouwingspercentage (%)'' aangegeven percentage bedragen.
18.2.2 Gebouwen ten behoeve van een begraafplaats

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de begraafplaats gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
18.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd.
18.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
18.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
18.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing

18.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van

  • a. het bepaalde in lid 18.2.1 sub a in die zin dat gebouwen en overkappingen gedeeltelijk buiten een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen;
    • 2. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde, of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. het bepaalde in lid 18.2.4 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 18.2.4 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • d. het bepaalde in lid 18.2.4 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind.
18.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor zelfstandige horeca, tenzij de gronden ter plaatse van zijn voorzien van de aanduiding 'horeca van categorie 2' en anders dan ondergeschikte horeca ten dienste van de maatschappelijke voorziening;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • c. het gebruik van de gronden waarop geen bebouwing is gerealiseerd ten behoeve van sociaal-culturele doeleinden, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van maatschappelijk - functie uitgesloten";
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel anders dan ondergeschikte detailhandel ten dienste van de maatschappelijke voorzieningen;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
18.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 18.5 sub b en e in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
    • 3. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.
18.7 Wijzigingsbevoegdheid
18.7.1 Verwijderen functieaanduiding

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.
18.7.2 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Maatschappelijk', uitsluitend voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 19 Maatschappelijk - Begraafplaats

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk - Begraafplaats' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een begraafplaats;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van de begraafplaats;
  • c. groenvoorzieningen;
  • d. verhardingen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. erven en terreinen;

met de daarbijbehorende:

  • h. andere bouwwerken.
19.2 Bouwregels
19.2.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van de begraafplaats

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van de begraafplaats gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • b. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
19.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
19.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

19.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

Artikel 20 Recreatie - Dagrecreatie

20.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Dagrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. dagrecreatieve voorzieningen;
  • b. sport- en speelvoorzieningen;
  • c. gebouwen en overkappingen ten behoeve van een kinderboerderij;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. wegen en straten;
  • e. paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen en erven;
  • i. water;
  • j. riet- en oeverbeplanting;
  • k. groenvoorzieningen;
  • l. andere bouwwerken.
20.2 Bouwregels
20.2.1 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van een kinderboerderij

Voor het bouwen van de in lid 20.1 sub c genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 110 m² bedragen;
  • b. de goothoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste 6,00 m bedragen.
20.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
20.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

20.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

Artikel 21 Recreatie - Recreatiewoningen

21.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Recreatiewoningen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen;
  • b. bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en straten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • g. tuinen en erven;
  • h. water;
  • i. riet- en oeverbeplanting;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. andere bouwwerken.
21.2 Bouwregels
21.2.1 Recreatiewoningen

Voor het bouwen van recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. de recreatiewoningen zullen vrijstaand worden gebouwd;
  • b. het aantal recreatiewoningen zal ten hoogste 10 bedragen;
  • c. de oppervlakte van een recreatiewoning zal ten hoogste 70 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • e. de dakhelling van een recreatiewoning zal ten hoogste 60° zal bedragen.
21.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiewoning mogen twee aangebouwde bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijk oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal per recreatiewoning ten hoogste 30 m² bedragen;
  • c. de goothoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60° bedragen.
21.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
21.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

21.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 21.2.1 sub a in die zin dat recreatiewoningen ten hoogste twee aaneen worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 21.2.1 sub c in die zin dat de oppervlakte van een recreatiewoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m²;
  • c. het bepaalde in lid 21.2.1 sub d in die zin dat de bouwhoogte van recreatiewoningen wordt vergroot tot ten hoogste 8,00 m;
  • d. het bepaalde in lid 21.2.1 sub e in die zin dat een recreatiewoning wordt voorzien van een plat dak;
  • e. het bepaalde in lid 21.2.1 sub e en lid 21.2.2 sub d in die zin dat de dakhelling van een recreatiewoning of bijbehorend bouwwerk wordt vergroot tot ten hoogste 80°;
  • f. het bepaalde in lid 21.2.2 sub a in die zin dat een bijbehorend bouwwerk ook vrijstaand mag worden gebouwd, mits de oppervlakte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk ten hoogste 15 m² bedraagt;
  • g. het bepaalde in lid 21.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken wordt vergroot tot ten hoogste 60 m².
21.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik en laten gebruiken van recreatiewoningen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

Artikel 22 Recreatie - Verblijfsrecreatie

22.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. recreatiewoningen, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
  • b. chalets;
  • c. standplaatsen voor stacaravans;
  • d. bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen, chalets en stacaravans;
  • e. gebouwen en overkappingen, voor zover ten dienste van het recreatiepark, ten behoeve van:
    • 1. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. een receptiekantoor;
    • 3. een kantine;
    • 4. een groepsaccommodatie.
  • f. een gebouw ten behoeve van de opslag van machines, ter plaatse van de aanduiding “opslag”;

met de daarbijbehorende:

  • g. terreinen, wegen en paden;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. parkeervoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein';
  • j. sport- en recreatieve voorzieningen, ter plaatse van de aanduiding 'sport';
  • k. terrassen;
  • l. nutsvoorzieningen;
  • m. water;
  • n. andere bouwwerken.
22.2 Bouwregels
22.2.1 Recreatiewoningen, chalets en stacaravans

Voor het bouwen van recreatiewoningen en het plaatsen van chalets en stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. de onderlinge afstand tussen recreatiewoningen c.q. chalets c.q. stacaravans zal ten minste 3,00 m bedragen.
  • b. de afstand van een recreatiewoning c.q. chalet c.q. stacaravan tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 1,50 m bedragen;
  • c. recreatiewoningen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding “recreatiewoning”;
  • d. per gebied dat ter plaatse is aangeduid als “recreatiewoning” mag ten hoogste 1 recreatiewoning worden gebouwd;
  • e. de oppervlakte van een recreatiewoning zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • f. de goothoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een recreatiewoning zal ten hoogste 5,50 m bedragen;
  • h. een recreatiewoning zal zijn voorzien van een kap;
  • i. de dakhelling van een recreatiewoning zal ten hoogste 20° bedragen;
  • j. de oppervlakte van een chalet zal ten hoogste 100 m² bedragen;
  • k. de goothoogte van een chalet zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • l. de bouwhoogte van een chalet zal ten hoogste 5,50 m bedragen;
  • m. de dakhelling van een chalet zal ten hoogste 30° bedragen.
22.2.2 Bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen, chalets en stacaravans

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen, chalets en stacaravans gelden de volgende regels:

  • a. per recreatiewoning c.q. chalet c.q. stacaravan mag ten hoogste één bijbehorend bouwwerk worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bij een recreatiewoning zal ten hoogste 8 m² bedragen;
  • c. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk bij een chalet of stacaravan zal ten hoogste 8 m² bedragen;
  • d. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 2,40 m bedragen.
22.2.3 De in lid 22.1. sub e genoemde gebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen genoemd in lid 22.1 sub e genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen en overkappingen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goothoogte van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • c. de dakhelling van de gebouwen en overkappingen zal ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een gebouw worden voorzien van een mansardekap.
22.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
22.2.5 Een gebouw ten behoeve van de opslag van machines

Voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van de opslag van machines gelden de volgende regels:

  • a. het gebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. het gebouw mag uitsluitend worden gebouwd binnen het gebied dat ter plaatse is aangeduid als “opslag”;
  • c. de goothoogte van een gebouw zal ten hoogste 4,50 m bedragen;
  • d. de dakhelling van een gebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
22.2.6 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd.
22.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

22.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 22.2.4 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 22.2.4 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 22.2.4 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind.
  • d. het bepaalde in lid 22.2.6 sub c in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:
    • 1. tevens de in lid 22.6 sub b bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
22.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik en laten gebruiken van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik en laten gebruiken van recreatiewoningen, chalets, stacaravans en kampeermiddelen voor permanente bewoning;
  • b. het gebruik en laten gebruiken van bijbehorende bouwwerken bij recreatiewoningen, chalets en stacaravans voor (recreatieve) bewoning;
  • c. het gebruik en laten gebruiken van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • e. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
22.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 22.5 onder e in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:
    • 1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
    • 2. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
    • 4. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport;
    • 5. de bouwhoogte van een hek rondom een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
    • 6. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
    • 7. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt;
    • 8. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd.
22.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 23 Recreatie - Volkstuin

23.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Recreatie - Volkstuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. volkstuinen;
  • b. gebouwen ten behoeve van volkstuinen;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. paden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen en erven;
  • g. water;
  • h. riet- en oeverbeplanting;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. andere bouwwerken.
23.2 Bouwregels
23.2.1 Gebouwen ten behoeve van volkstuinen

Voor het bouwen van de in lid 23.1 sub b genoemde gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het bebouwingspercentage van het bestemmingsvlak bedraagt ten hoogste 1%;
  • b. de oppervlakte van een gebouw bedraagt ten hoogste 12 m² per volkstuin;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw bedraagt ten hoogste 2,75 m.
23.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
23.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zodanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

23.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

Artikel 24 Sport

24.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. sport- en speelvoorzieningen;
  • b. gebouwen en overkappingen ten behoeve van:
    • 1. kleedruimtes en sanitaire voorzieningen;
    • 2. een sporthal;
    • 3. een zwembad;
    • 4. een kantine;
    • 5. onderhoud en beheer;
    • 6. sportvoorzieningen;
    • 7. dienstverlening, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    • 8. horecabedrijven tot en met categorie 2, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 2';
    • 9. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. gebouwen en overkappingen t en behoeve van dug outs en fietsenstallingen;
  • d. evenementen zoals genoemd in Bijlage 7 ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

met daaraan ondergeschikt:

  • e. wegen, straten en paden;
  • f. parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;
  • j. een antennemast, ter plaatse van de aanduiding "antennemast";

met de daarbijbehorende:

  • k. tuinen, erven en terreinen;
  • l. andere bouwwerken.
24.2 Bouwregels
24.2.1 Gebouwen en overkappingen genoemd in lid 24.1 sub b

Voor het bouwen van de in lid 24.1 sub b genoemde gebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een gebouw of een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een gebouw of een overkapping zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
24.2.2 Gebouwen en overkappingen ten behoeve van dug outs en fietsenstallingen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen ten behoeve van dug outs en fietsenstallingen gelden de volgende regels:

  • a. deze gebouwen en overkappingen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een fietsenstalling bedraagt ten hoogste 200 m².
24.2.3 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd.
24.2.4 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
24.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van ballenvangers zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 16,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • d. een antennemast mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "antennemast";
  • e. de bouwhoogte van een antennemast zal ten hoogste 25,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • g. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd.
24.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

24.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 24.2.4 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. het bepaalde in lid 24.2.4 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. het bepaalde in lid 24.2.4 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind.
  • d. het bepaalde in lid 24.2.5 sub g in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:
    • 1. tevens de in lid 24.6 sub c bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
24.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor zelfstandige horeca;
  • c. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • d. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
24.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 24.5 sub c en e in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
    • 3. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.
  • b. het bepaalde in lid 24.5 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:
    • 1. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
    • 2. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
    • 3. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
    • 4. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport;
    • 5. de bouwhoogte van een hek rondom een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
    • 6. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
    • 7. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt;
    • 8. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd.
24.7 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 25 Sport - Manege

25.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Sport - Manege' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen en overkappingen ten behoeve van een manege;
  • b. een bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning, ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • c. cultuurgrond;
  • d. een paardrijbak, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak";

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen;
  • f. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • g. wegen en paden;
  • h. sloten, vaarten en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • i. andere bouwwerken.
25.2 Bouwregels
25.2.1 Bedrijfsgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfsgebouw en een overkapping zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bedrijfsgebouwen en overkappingen zullen ten opzichte van de weg terugliggend van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw of een overkapping zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
25.2.2 Bedrijfswoningen

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. een bedrijfswoning zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning' zal ten hoogste één bedrijfswoning worden gebouwd;
  • c. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
  • d. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd.
25.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per bedrijfswoning bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning, en minus de oppervlakte van de bedrijfswoning, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de bedrijfswoning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • h. bij vrijstaande bedrijfswoningen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de erfgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van de bedrijfswoning geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning worden gebouwd.
25.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen voor de naar de weg gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning ten hoogste 1,00 m bedraagt;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
25.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

25.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 25.2.2 sub d in die zin dat de dakhelling van een gebouw of een overkapping wordt verlaagd;
  • b. het bepaalde in lid 25.2.2 sub d in die zin dat de dakhelling van een gebouw of een overkapping wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • c. het bepaalde in lid 25.2.3 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een bedrijfswoning c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • d. het bepaalde in lid 25.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per bedrijfswoning wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. het bepaalde in lid 25.2.3 sub h in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind.
25.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • b. het gebruik van het voorterrein voor bedrijfs- en opslagdoeleinden;
  • c. het gebruik van bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (bedrijfswoning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt.
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend.
25.6 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 25.5 sub a en d in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:
    • 1. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd);
    • 3. de logiesverstrekking uitsluitend wordt toegestaan waar ook gewoond wordt. De logiesverstrekking mag ook plaatsvinden in de aanwezige bedrijfsgebouwen.
25.7 Wijzigingsbevoegdheid
25.7.1 Wijziging naar wonen ten behoeve van functieverandering

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Sport - Manege', uitsluitend voor zover ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', wordt gewijzigd in de bestemming 'Wonen' ten behoeve van een functieverandering van een bestemmingsvlak, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. de bedrijfsactiviteiten ter plaatse zijn beëindigd;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de oppervlakte van bestaande bedrijfsbebouwing wordt verminderd tot ten hoogste 300 m², tenzij toepassing van deze bepaling onevenredige consequenties heeft;
  • e. de woonfunctie ondergebracht wordt in de voormalige bedrijfswoning;
  • f. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 26 Verkeer

26.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen;
  • b. voet- en fietspaden;
  • c. kunstwerken;
  • d. bermen en beplanting;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. evenementen zoals genoemd in Bijlage 7 ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';

met daaraan ondergeschikt:

  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. tuinen en erven;
  • j. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • k. andere bouwwerken.
26.2 Bouwregels
26.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

26.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 20,00 m bedragen.
26.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing

26.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor meer rijstroken dan het bestaande aantal rijstroken;
  • b. het gebruik van gronden en bouwwerken voor detailhandel;
  • c. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
26.5 Afwijken van de gebruiksregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 26.4 sub a in die zin dat wordt afgeweken van het aantal rijstroken, mits hierdoor geen wezenlijke verslechtering van de geluidssituatie optreedt.

Artikel 27 Verkeer - Verblijfsgebied

27.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, woonstraten;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. speelvoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. een klokkenstoel, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – klokkenstoel";
  • g. evenementen zoals genoemd in Bijlage 7 ter plaatse van de aanduiding 'evenemententerrein';
  • h. standplaatsen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - standplaats';

met daaraan ondergeschikt:

  • i. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding "garage";
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. tuinen en erven;
  • l. waterlopen en waterpartijen;
  • m. weekmarkten;

met de daarbijbehorende:

  • n. andere bouwwerken.
27.2 Bouwregels
27.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen, behoudens garageboxen, geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

27.2.2 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. een garagebox mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • b. de bouwhoogte van een garagebox zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
27.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • a. een klokkenstoel mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding – klokkenstoel";
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
27.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

27.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

Artikel 28 Water

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen en waterpartijen;
  • b. oevers, bermen en beplanting;
  • c. groenvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. wegen, straten en paden;
  • f. aanleggelegenheid;

met de daarbijbehorende:

  • g. andere bouwwerken, waaronder steigers, bruggen, dammen en/of duikers.
28.2 Bouwregels
28.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

28.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van oeverbeschoeiingen zal ten hoogste 0,40 m bedragen, gemeten ten opzichte van het gemiddelde waterpeil;
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken, zal ten minste 1,50 m bedragen;
  • c. de doorvaartbreedte van bruggen, en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken, zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • d. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
28.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede waterhuishouding en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

28.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 28.2.2 sub b in die zin dat de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en andere overspanningen of overkluizingen en naar de aard daarmee gelijk te stellen andere bouwwerken, wordt verkleind.
28.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden als ligplaats voor woonschepen of woonarken of casco's (caissons) die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

Artikel 29 Water - Waterbouwkundig

29.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterbouwkundig' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de waterstaat, niet zijnde een geluidzoneringsplichtige inrichting;
  • b. gebouwen ten behoeve van de waterstaat, waaronder sluizen en gemalen;
  • c. water;
  • d. de ontwikkeling van ecologische waarden;

met de daarbijbehorende:

  • e. terreinen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. paden en verhardingen;
  • i. andere bouwwerken.
29.2 Bouwregels
29.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen ten behoeve van de waterstaat gelden de volgende regels:

  • a. de gebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van de gebouwen zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
29.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
29.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

Artikel 30 Water - Waterbuffer

30.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterbuffer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. waterlopen, waterpartijen en waterberging;
  • b. oevers;
  • c. een gebouw ten behoeve van een kantine of berging, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - ijs- en skeelerbaan";
  • d. een skeelerbaan, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - ijs- en skeelerbaan" ;
  • e. een ijsbaan, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - ijs- en skeelerbaan";
  • f. een jeu de boulesbaan, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van sport - ijs- en skeelerbaan";

met daaraan ondergeschikt:

  • g. speelvoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. nutsvoorzieningen;
  • j. beplanting en bebossing;
  • k. paden en verhardingen;

met de daarbijbehorende:

  • l. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • m. andere bouwwerken, waaronder bruggen, duikers en/of dammen.
30.2 Bouwregels
30.2.1 Gebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. er zal uitsluitend een gebouw ten behoeve van een kantine of berging worden gebouwd;
  • b. een gebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. er zal ten hoogste één gebouw worden gebouwd;
  • d. de oppervlakte van het gebouw zal ten hoogste 150 m2 bedragen;
  • e. de bouwhoogte van het gebouw zal hoogste 4,00 m bedragen.
30.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van lichtmasten zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
30.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

30.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gebouwen voor bewoning;
  • b. het gebruik van gronden als ligplaats;
  • c. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

Artikel 31 Water - Waterkering

31.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water - Waterkering' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. werken ten behoeve van de primaire waterkering en -geleiding;
  • b. het behoud van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de dijken;
  • c. het agrarisch en recreatief medegebruik;
  • d. wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

  • e. water;
  • f. cultuurgrond;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. andere bouwwerken, waaronder dammen en/of duikers.
31.2 Bouwregels
31.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

31.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van overige andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
31.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen ten behoeve van het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de geluidssituatie, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, zódanig dat er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de genoemde criteria.

31.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
31.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
31.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden;
  • b. het aanbrengen van beplanting.
31.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 31.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan.
31.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 31.5.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt toegebracht aan de functie van de primaire waterkering;
  • b. over de waterhuishouding vooraf advies wordt ingewonnen bij het Hoogheemraadschap.

Artikel 32 Wonen

32.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen en bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor ruimte voor:
    • 1. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 2. detailhandel niet zijnde perifere detailhandel en supermarkten, ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
    • 3. een dienstverlenend bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'dienstverlening';
    • 4. een praktijkruimte, ter plaatse van de aanduiding 'praktijkruimte';
    • 5. bedrijven die zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2 en een ambachtelijk meubelbedrijf, ter plaatse van de aanduiding "bedrijf";
    • 6. een bouw-, klus-, renovatie- en/of aannemingsbedrijf bedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - bouwbedrijf';
    • 7. een stucadoorsbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - stucadoorsbedrijf;
    • 8. een lasbedrijf, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - lasbedrijf';
    • 9. een recreatiewoning, ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning';
    • 10. het hobbymatig houden van paarden, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - houden van paarden;
    • 11. een theetuin, ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
    • 12. logiesverstrekking ten behoeve van recreatief verblijf, ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast';
  • b. bijbehorende bouwwerken in de vorm van een paardenschuilstal, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van wonen - paardenschuilstal’;
  • c. garageboxen, ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • d. de instandhouding en bescherming van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing en zoals geregeld in lid 47.6;
  • e. het behoud en het herstel van de bestaande hoofdvormen van de stolpen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - stolp";

met daaraan ondergeschikt:

  • f. wegen en straten;
  • g. paden;
  • h. parkeervoorzieningen;
  • i. groenvoorzieningen;
  • j. speelvoorzieningen;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. een paardrijbak, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardrijbak';
  • o. andere bouwwerken.
32.2 Bouwregels
32.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het bestaande aantal dan wel het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m, tenzij ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)", in welke de goot- en bouwhoogte ten hoogste de daar aangegeven hoogte zal bedragen;
  • f. een hoofdgebouw zal worden afgedekt met een kap;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen, dan wel de bestaande dakhelling indien deze meer respectievelijk minder is dan wel zal een kap in de vorm van een mansardekap worden gebouwd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp' mogen uitsluitend stolpwoningen als hoofdgebouw worden gebouwd.
32.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd, tenzij de bestaande afstand minder is, dan wel de bestaande bijbehorende bouwwerken voor de voorgevel zijn gebouwd, in welk geval de bestaande afstand de maximale afstand is;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per hoofdgebouw bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte groter is, in welk geval die oppervlakte als maximum geldt;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, en minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen, tenzij het bestaande percentage groter is, in welk geval dat percentage als maximum geldt;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van het hoofdgebouw waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m;
  • h. bij vrijstaande hoofdgebouwen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de perceelgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van het hoofdgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel;
  • j. ter plaatse van de aanduiding "bijgebouwen uitgesloten" mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • k. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding uitgesloten - aan- en uitbouwen" mogen geen bijbehorende bouwwerken worden gebouwd;
  • l. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend binnen 50 meter van de voorgevel of voorgevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd.
32.2.3 Garageboxen

Voor het bouwen van garageboxen gelden de volgende regels:

  • a. een garagebox mag uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'garage';
  • b. de bouwhoogte van een garagebox zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
32.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardrijbak', in welk geval een paardrijbak is toegestaan uitsluitend ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden, met een bouwhoogte van ten hoogste 2,00 m.
32.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

32.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 32.2.1 voor het mogelijk maken van de bouw van een nieuw stolpwoning in geval van herbouw van een bestaande woning of ter plaatse van een bestaande bouwmogelijkheid voor een woning, mits:
    • 1. de woning wordt uitgevoerd in de vorm van een karakteristieke West-Friese of een Noordhollandse stolp;
    • 2. het grondoppervlak van de stolp minimaal 12 x 12 m en maximaal 20 x 20 m bedraagt;
    • 3. de dakhelling minimaal 45° en maximaal 52° bedraagt;
    • 4. de goothoogte maximaal 3 m bedraagt;
    • 5. de bouwhoogte maximaal 15 m bedraagt;
    • 6. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen minimaal 8 m bedraagt;
    • 7. de diepte van het bouwperceel minimaal 50 m bedraagt;
    • 8. parkeren ruim voldoende op eigen perceel kan plaatsvinden, uitgaande van een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen voor auto's per woning.
    • 9. er een milieuhygiënische belemmeringen aanwezig zijn;
    • 10. de belangen van derden niet onevenredig worden geschaad;
  • b. het bepaalde in lid 32.2.1 sub b in die zin dat een hoofdgebouw gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak wordt gebouwd;
  • c. het bepaalde in lid 32.2.1 sub d en/of 32.2.2 sub h in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;
  • d. het bepaalde in lid 32.2.1 sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • e. het bepaalde in lid 32.2.1 sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • f. het bepaalde in lid 32.2.2 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • g. het bepaalde in lid 32.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • h. het bepaalde in lid 32.2.2 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 300 m², mits:
    • 1. het bouwperceel groter is dan 750 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. het bepaalde in lid 32.2.4 sub e in die zin dat paardrijbakken of vergelijkbare bouwwerken (bijvoorbeeld een paddock) waar één of meer paarden in de openlucht vrij kunnen bewegen worden toegestaan, mits:
    • 1. tevens de in lid 32.6.4 bedoelde omgevingsvergunning is verleend.
32.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'horeca van categorie 1';
  • d. het gebruik van woonhuizen en bijbehorende bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (woonhuis en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden, anders dan ter plaatse van de aanduiding 'bed & breakfast' dan wel waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • f. het gebruik van een woonhuis voor de huisvesting van buitenlandse werknemers;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak, tenzij de gronden ter plaatse zijn voorzien van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - paardrijbak', in welk geval een paardrijbak is toegestaan uitsluitend ten behoeve van het hobbymatig houden van paarden;
  • h. het buiten (bedrijfs)gebouwen stallen, parkeren, opslaan of aanwezig hebben van boten, auto’s, caravans, vrachtauto’s, aanhangwagens en vergelijkbare voertuigen, tenzij dat redelijkerwijs aanvaardbaar kan worden geacht, gezien het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • i. het houden van paarden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - houden van paarden', zodanig dat:
    • 1. dit niet uitsluitend hobbymatig wordt uitgeoefend door de bewoners van het aangeduide perceel, waarbij het hobbymatig gebruik beperkt dient te blijven tot 2 paarden;
    • 2. mest niet wordt opgeslagen in een dichte container of gelijkwaardige voorziening waarbij de mest minimaal wekelijks wordt afgevoerd;
    • 3. lichtmasten en geluidsinstallaties worden toegepast;
    • 4. er niet (ter landschappelijke inpassing) wordt voorzien in de realisatie en instandhouding van een groenzone van minimaal 3,50 meter breed rondom de paardrijbak, op de wijze zoals aangegeven in de ruimtelijke onderbouwing behorende bij de vergunning voor de paardrijbak op het aangeduide perceel, nummer IO-13-13066.
32.6 Afwijken van de gebruiksregels
32.6.1 Logiesverstrekking

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.5 sub b en e in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:

  • a. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd).
32.6.2 Theetuin

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.5 sub c in die zin dat bij een woonhuis een theetuin wordt gevestigd, mits:

  • a. de schenkerij binnen de bestaande bebouwing wordt gevestigd;
  • b. een klein buitenterras ten behoeve van de theetuin mag worden aangelegd;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theetuin maximaal 50 m² mag bedragen;
  • d. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
32.6.3 Huisvesting buitenlandse werknemers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.5 onder f in die zin dat woonhuizen, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning", al dan niet in combinatie met interne bouwactiviteiten worden gebruikt voor de huisvesting van buitenlandse werknemers, mits:

  • a. de huisvesting uitsluitend wordt aangewend voor de huisvesting van werknemers die werkzaam zijn op het agrarische bedrijf of agrarisch handelsbedrijf waarvan de woning eerder als bedrijfswoning deel heeft uitgemaakt, waarbij voor ten hoogste drie maanden per jaar de huisvesting ook mag worden aangewend voor werknemers die werkzaam zijn op een ander agrarisch bedrijf of agrarisch handelsbedrijf;
  • b. voor huisvesting in een woonhuis gelden de volgende aanvullende criteria:
    • 1. per slaapkamer worden ten hoogste 2 werknemers gehuisvest;
    • 2. per woonhuis worden ten hoogste 8 werknemers gehuisvest;
  • c. er geen sprake is van onevenredige schade voor de aangrenzende (agrarische) bedrijven, in die zin dat de bedrijven in hun ontwikkelingsmogelijkheden worden beperkt;
  • d. de huisvesting plaatsvindt op een afstand van ten minste 50 m ten opzichte van nabijgelegen woningen;
  • e. er voldoende parkeergelegenheid binnen het woonperceel aanwezig is, waarbij wordt uitgegaan van 0,5 parkeerplaats per slaapplaats;
  • f. bij beëindiging van het onder b genoemde agrarisch bedrijf of het agrarisch handelsbedrijf de huisvesting van de werknemers wordt beëindigd;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
32.6.4 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 32.5 onder g in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak, mits:

  • a. de paardrijbak zoveel mogelijk uit het zicht van de openbare weg wordt gesitueerd en goed landschappelijk wordt ingepast;
  • b. de afstand van een paardrijbak tot de perceelgrens ten minste 5,00 m bedraagt;
  • c. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.200 m² bedraagt;
  • d. de verlichting objectgericht is, dit dient te worden aangetoond met een verlichtingsrapport;
  • e. de bouwhoogte van een hek rondom een paardrijbak ten hoogste 1,50 m bedraagt;
  • f. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden;
  • g. de afstand van de paardrijbak ten minste 30 m tot de dichtstbijzijnde woning bedraagt;
  • h. de paardrijbak binnen een afstand van ten hoogste 100 m tot de eigen woning wordt aangelegd.
32.7 Wijzigingsbevoegdheid
32.7.1 Functieaanduiding verwijderen

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, het plan wijzigen in die zin dat:

  • de functieaanduidingen worden verwijderd, mits:
    • 1. de betreffende functie ter plaatse is beëindigd.

Artikel 33 Wonen - Wooncentrum

33.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Wooncentrum' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen ten behoeve van:
    • 1. al dan niet zelfstandige huisvesting van bijzondere doelgroepen, zoals bejaarden en gehandicapten, alsmede voorzieningen die benodigd zijn voor het verlenen van sociale, sociaal-medische en/of medische verzorging, activering en/of begeleiding, dagbesteding van personen die tot deze doelgroep behoren alsmede voor ondergeschikte horeca die niet uitsluitend ten dienste van de hoofdfunctie hoeft te staan;
    • 2. dienstverlenende bedrijven en/of dienstverlenende instellingen die zijn genoemd in bijlage 3;

met de daarbijbehorende:

  • b. bijbehorend bouwwerken;
  • c. tuinen, erven en terreinen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. andere bouwwerken.
33.2 Bouwregels
33.2.1 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. een woongebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een woongebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen.
33.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 20 m² bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
33.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
33.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

33.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 33.2.1 sub a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen;
    • 2. het gaat om een ondergeschikte uitbreiding;
    • 3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
33.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

Artikel 34 Wonen - Woongebouw

34.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Woongebouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woongebouwen;

met daaraan ondergeschikt:

  • b. wegen, straten en paden;
  • c. parkeervoorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. speelvoorzieningen;
  • f. nutsvoorzieningen;
  • g. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • h. tuinen, erven en terreinen;
  • i. andere bouwwerken.
34.2 Bouwregels
34.2.1 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de woongebouwen zullen binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de goot- en bouwhoogte van een woongebouw zullen ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • c. de dakhelling van een woongebouw zal ten hoogste 60° bedragen.
34.2.2 Andere bouwwerken.

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.
34.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

34.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 34.2.1 sub a in die zin dat gebouwen gedeeltelijk buiten het bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwvlak worden gebouwd, mits:
    • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen buiten het bouwvlak ten hoogste 100 m² zal bedragen;
    • 2. het gaat om een ondergeschikte uitbreiding;
    • 3. de geluidsbelasting van geluidsgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
34.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.

Artikel 35 Woongebied

35.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. woongebouwen, indien de gronden op de kaart zijn voorzien van de aanduiding “specifieke vorm van wonen - woongebouw”;
  • c. bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen;

met de daarbijbehorende:

  • d. garageboxen c.q. bergingen bij woongebouwen;
  • e. wegen en straten;
  • f. paden;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. nutsvoorzieningen;
  • k. waterlopen en waterpartijen;
  • l. tuinen, erven en terreinen;
  • m. andere bouwwerken.
35.2 Bouwregels
35.2.1 Woonhuizen

Voor het bouwen van woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. het aantal woningen zal binnen de bestemming 'Woongebied' ten hoogste 72 bedragen;
  • c. de afstand van een hoofdgebouw tot de naar een weg gekeerde bouwperceelgrens zal ten minste 3,50 m bedragen;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen tot de zijdelingse perceelgrens zal ten minste 3,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
  • f. een hoofdgebouw zal worden afgedekt met een kap;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 30° en ten hoogste 60° bedragen, met dien verstande dat tevens een mansardekap is toegestaan.
35.2.2 Woongebouwen

Voor het bouwen van woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. woongebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - woongebouw';
  • b. de afstand van een woongebouw tot de weg zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van een woongebouw zal ten hoogste 14,00 m bedragen.
35.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woonhuizen gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 2,00 m achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 60 m² per hoofdgebouw bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van de oppervlakte van het bouwperceel, voor zover gelegen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw, en minus de oppervlakte van het hoofdgebouw, bedragen;
  • d. de goothoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk mag niet hoger zijn de goothoogte van de woning waartegen wordt gebouwd, met een maximum van 3,50 m;
  • e. de bouwhoogte van een aan- of uitgebouwd bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte van een overkapping zal ten hoogste 3,00 m respectievelijk 6,00 m;
  • h. bij vrijstaande hoofdgebouwen worden bijbehorende bouwwerken op ten minste 1,00 m afstand van de perceelgrens gebouwd;
  • i. voor een uitgebouwd bijbehorend bouwwerk aan de voorzijde van het hoofdgebouw geldt een maximale bouwhoogte van 3,25 m, een diepte van maximaal 1,50 m en een breedte van maximaal 2/3 van de oorspronkelijke voorgevel.
35.2.4 Garageboxen c.q. bergingen bij woongebouwen

Voor het bouwen van garageboxen c.q. bergingen bij woongebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de garageboxen c.q. bergingen zullen in complexen worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte zal per garagebox c.q. berging ten hoogste 20 m² bedragen;
  • c. de hoogte van een garagebox zal ten hoogste 3,50 m bedragen.
35.2.5 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 2,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan ten hoogste 1,00 m zal bedragen;
  • b. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen;
  • c. er zullen geen paardrijbakken worden gebouwd.
35.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

35.4 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 35.2.1 sub d en/of 35.2.3 sub h in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw of een blok van aaneengebouwde hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens wordt verkleind;
  • b. het bepaalde in lid 35.2.1 sub f en g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verlaagd c.q. dat een hoofdgebouw (gedeeltelijk) wordt voorzien van een plat dak;
  • c. het bepaalde in lid 35.2.1 sub g in die zin dat de dakhelling van een hoofdgebouw wordt verhoogd tot ten hoogste 80°;
  • d. het bepaalde in lid 35.2.3 sub a in die zin dat bijbehorende bouwwerken minder dan 2,00 m achter, c.q. vóór de naar de weg gekeerde gevel(s) van een hoofdgebouw c.q. het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • e. het bepaalde in lid 35.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 100 m², mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • f. het bepaalde in lid 35.2.3 sub b in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken per hoofdgebouw wordt vergroot tot ten hoogste 300 m², mits:
    • 1. het bouwperceel groter is dan 750 m²;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
35.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van een woonhuis voor meer dan één woning;
  • b. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor bewoning;
  • c. het gebruik van gronden en bouwwerken voor horeca;
  • d. het gebruik van gronden en bouwwerken voor kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten, zodanig dat:
    • 1. de omvang van de activiteit meer dan 30% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bebouwing (woning en bijbehorende bouwwerken) met een maximum van 50 m² bedraagt;
    • 2. er afbreuk wordt gedaan aan het woon- en leefklimaat in de omgeving;
    • 3. het gebruik nadelige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer;
    • 4. er niet wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid;
    • 5. er detailhandel plaatsvindt, met uitzondering van kleinschalige verkoop in verband met de beroepsmatige en bedrijfsmatige activiteiten;
    • 6. de activiteit niet wordt uitgeoefend door de bewoner en/of de werknemers;
    • 7. opslag van goederen in het kader van de bedrijfsvoering plaatsvindt;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • f. het gebruik van een woonhuis voor de huisvesting van buitenlandse werknemers.
35.6 Afwijken van de gebruiksregels
35.6.1 Logiesverstrekking

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.5 sub b en e in die zin dat op percelen waar de woonfunctie aanwezig is, gronden en bouwwerken worden gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning, mits:

  • a. de oppervlakte voor logiesverstrekking niet meer bedraagt dan 40% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de bedrijfswoning en de bijbehorende bouwwerken op het bouwperceel tot een maximum van 60 m²;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersontsluiting- en parkeersituatie (de eventuele extra benodigde parkeerplaatsen worden op eigen terrein gerealiseerd).
35.6.2 Theetuin

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 35.5 sub c in die zin dat bij een woonhuis een theetuin wordt gevestigd, mits:

  • a. de schenkerij binnen de bestaande bebouwing wordt gevestigd;
  • b. een klein buitenterras ten behoeve van de theetuin mag worden aangelegd;
  • c. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van de theetuin maximaal 50 m² mag bedragen;
  • d. parkeren op eigen erf plaatsvindt;
  • e. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 36 Wonen - Uit te werken

36.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - Uit te werken' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen, al dan niet in combinatie met ruimte voor:
    • 1. kleinschalige beroeps- en bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. bijbehorende bouwwerken;

met daaraan ondergeschikt:

  • c. wegen en straten;
  • d. paden;
  • e. parkeervoorzieningen;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. waterlopen en waterpartijen;

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. andere bouwwerken.
36.2 Uitwerkingsregels

Burgemeester en Wethouders werken de in lid 36.1 omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:

  • a. het aantal woningen bedraagt ten hoogste het ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • b. de verwezenlijking moet passen binnen het gemeentelijk woonbeleid;
  • c. de uitwerking van de bestemming moet passen in een door burgemeester en wethouders vastgesteld stedenbouwkundig plan;
  • d. binnen de bestemming dienen voldoende gronden te worden ingericht als waterberging;
  • e. de goothoogte van een woning zal ten hoogste 7,00 m bedragen en de bouwhoogte ten hoogste 12,00 m;
  • f. bij iedere woning dient te worden voorzien in gemiddeld ten minste 2 parkeerplaatsen per woonperceel.
36.3 Bouwregels
36.3.1 Voorlopig bouwverbod
  • a. het bouwen van bouwwerken is uitsluitend toegestaan overeenkomstig een door de burgemeester en wethouders uitgewerkt plan dat in werking is getreden;
  • b. met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a, zo lang de bedoelde uitwerking nog niet in werking is getreden, voor de bouw van bouwwerken op voorwaarde dat het bouwplan past binnen een ontwerp, dan wel een door burgemeester en wethouders vastgesteld uitwerkingsplan.
36.4 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

 

Artikel 37 Leiding - Hoogspanning

37.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Hoogspanning' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het beheer en het onderhoud van een ondergrondse 50 kv hoogspanningsverbinding.
37.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  • op of in deze gronden mag uitsluitend ten behoeve van de andere daar voorkomende bestemming(en) - met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels - worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en de hoogte niet wordt vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering.
37.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

37.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 37.2 voor het bouwen overeenkomstig de andere daar voorkomende bestemming(en), indien de belangen en de veiligheid van de betrokken verbinding niet worden geschaad, en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder.

37.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
37.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemming(en) een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van beplantingen en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers, en andere wateren;
  • f. het permanent opslaan van goederen.
37.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 37.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. verband hebben met de aanleg van de betreffende ondergrondse hoogspanningsverbinding.
37.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding. Voorafgaand aan de vergunningverlening zal hierover advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 38 Leiding - Water

38.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Leiding - Water' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • een strook ten behoeve van een hoofdwatertransportleiding en de daarbijbehorende belemmeringenstrook, alsmede het onderhoud en beheer daarvan.
38.2 Bouwregels
38.2.1 Algemeen

Op of in de tot 'Leiding - Water' bestemde gronden mogen uitsluitend worden gebouwd:

  • andere bouwwerken ten behoeve van het doelmatig en veilig functioneren van de leiding.
38.2.2 Gebouwen

Op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemming(en), geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.

38.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
38.3 Nadere eisen

Burgemeester en Wethouders kunnen, ten behoeve van een goede woonsituatie, een goede milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing.

38.4 Afwijken van de bouwregels

Er kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 38.2.1 en 38.2.2 in die zin dat de in de andere voor deze gronden aangewezen bestemming(en) genoemde gebouwen of andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig en veilig functioneren van de betreffende leiding;
    • 2. vooraf advies wordt ingewonnen van de leidingbeheerder.
38.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
38.5.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemming(en) een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
  • b. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
  • c. het in de grond drijven van voorwerpen;
  • d. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
  • e. het planten van bomen en het aanbrengen van andere diepwortelende beplantingen.
38.5.2 Uitzondering

Het bepaalde in lid 38.5.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • c. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten betreffen.
38.5.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het doelmatig functioneren van de leiding. Voorafgaand aan de vergunningverlening zal hierover advies worden ingewonnen bij de leidingbeheerder.

Artikel 39 Waarde - Archeologie 1

39.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 1' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
39.2 Bouwregels
39.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.
39.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
39.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
39.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
39.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 39.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
39.3.3 Toetsingscriteria

De in 39.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
39.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

Artikel 40 Waarde - Archeologie 2

40.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
40.2 Bouwregels
40.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 100 m² en dieper dan 0,35 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.
40.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
40.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
40.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 100 m²;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 100 m²;
  • c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 100 m² op een grotere diepte dan 0,35 m;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 100 m² en dieper dan 0,35 m;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 100 m² en op een grotere diepte dan 0,35 m.
40.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 40.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
40.3.3 Toetsingscriteria

De in 40.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
40.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

Artikel 41 Waarde - Archeologie 3

41.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
41.2 Bouwregels
41.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.
41.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
41.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
41.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 500 m²;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 500 m²;
  • c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 500 m² op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 500 m² en dieper dan 0,40 m;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 500 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m.
41.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 41.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
41.3.3 Toetsingscriteria

De in 41.3.1 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
41.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

Artikel 42 Waarde - Archeologie 4

42.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
42.2 Bouwregels
42.2.1 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Voor bouwwerken waarbij grondroerende werkzaamheden over een oppervlakte groter dan 1.000 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld plaatsvinden moet alvorens een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, zijn aangetoond dat:

  • a. geen archeologische waarden aanwezig zijn; dan wel
  • b. de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad; dan wel
  • c. de archeologische waarden door bouwactiviteiten niet kunnen worden verstoord.
42.2.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het verlenen van de omgevingsvergunning voor het bouwen kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.
42.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
42.3.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen over een groter oppervlak dan 1.000 m²;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden over een groter oppervlak dan 1.000 m²;
  • c. de aanleg van verhardingen met een groter oppervlak dan 1.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden met een groter oppervlak dan 1.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage over of met een groter oppervlak dan 1.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen over een groter oppervlak dan 1.000 m² op een grotere diepte dan 0,40 m;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden over een groter oppervlak dan 1.000 m² en dieper dan 0,40 m;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur over een groter oppervlak dan 1.000 m² en op een grotere diepte dan 0,40 m.
42.3.2 Uitzondering

Het bepaalde in 42.3.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken en het sleufloos draineren;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen worden uitgevoerd, mits verricht door een daartoe bevoegde instantie.
42.3.3 Toetsingscriteria

De in 28.3.3 genoemde omgevingsvergunning wordt slechts verleend, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord.
42.3.4 Voorwaarden omgevingsvergunning

Indien blijkt dat de archeologische waarden van de gronden door het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden kunnen worden verstoord, kunnen één of meerdere van de volgende voorwaarden worden verbonden aan de omgevingsvergunning:

  • a. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor de archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;
  • b. de verplichting tot het doen van opgravingen;
  • c. de verplichting de werken of werkzaamheden die leiden tot de bodemverstoring, te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van archeologische monumentenzorg.

Artikel 43 Waterstaat - Waterkering

43.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de landschappelijke en cultuurhistorische waarden van de dijken.
43.2 Bouwregels
43.2.1 Gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen, overkappingen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze dubbelbestemming.

43.2.2 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

43.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

43.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:

  • het bepaalde in lid 50.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen of andere bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en het beheer van de waterstaatsdoeleinden en de cultuurhistorische waarden;
    • 2. vooraf advies wordt ingewonnen van het Hoogheemraadschap.
43.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
43.4.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op de gronden van toepassing zijnde bestemmingen een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen en afgraven van gronden;
  • b. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • c. het aanbrengen van opgaande beplanting.
43.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in lid 43.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
43.4.3 Toetsingscriteria

De in lid 43.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien de waterkering en/of de landschappelijke en/of cultuurhistorische waarden niet onevenredig worden geschaad.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 44 Anti-dubbeltelbepaling

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 45 Algemene bouwregels

  • a. Daar waar bestaande afstanden meer of minder bedragen dan ingevolge hoofdstuk 2 is voorgeschreven, worden de bestaande afstanden als ten hoogste respectievelijk ten minste toelaatbaar aangehouden;
  • b. In die gevallen dat bestaande dakhellingen, kapvormen, hoogten, bestaande inhoud en/of bestaande oppervlakten afwijken van de regels in hoofdstuk 2, worden de bestaande maatvoeringen als ten hoogste toelaatbaar aangehouden.

Artikel 46 Algemene gebruiksregels

46.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruiken, in gebruik geven of laten gebruiken van gronden en bouwwerken op een wijze of tot doel strijdig met de bestemming;
  • b. het gebruik van de gronden voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden voor het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een prostitutiebedrijf;
  • f. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen met uitzondering van de gronden die zijn bestemd voor 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' of de gronden waarvoor omgevingsvergunning wordt verleend op basis van een afwijking op het gebruik;
  • g. het gebruik van leegstaande gebouwen voor de huisvesting van buitenlandse werknemers;
  • h. het gebruik van gronden en bouwwerken voor gasboringen, gaswinning en winning van schaliegas;
  • i. het gebruik van gronden, gebouwen en/of overkappingen waarbij een toename plaatsvindt van de ammoniakemissie als gevolg van een wijziging van dieraantallen, diersoorten en/of andere stalsystemen vanaf het betreffende agrarische bedrijf of de betreffende gronden;
  • j. het gebruik van gronden en bouwwerken voor zonnepanelen anders dan op daken van gebouwen of overkappingen;
  • k. het gebruik van stolpen, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', voor meer dan één woning, tenzij anders aangeduid.
46.2 Afwijken van de gebruiksregels
46.2.1 Toename ammoniakemissie

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 46.1 onder i in die zin dat een toename van de bestaande ammoniakemissie wordt toegestaan, mits:

  • deze afwijking uitsluitend wordt toegepast om, in geval op vergunningenniveau toename van de bestaande ammoniakemissie is toegestaan, de strijdigheid tussen de vergunning en de planregels op te heffen.
46.2.2 Afwijking zonnepanelen anders dan op daken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 46.1 onder j in die zin dat zonnepanelen anders dan op daken van gebouwen of overkappingen worden geplaatst, mits:

  • a. de zonnepanelen uitsluitend op bouwpercelen binnen de daarvoor op de verbeelding opgenomen bestemmingsvlakken of binnen de bouwvlakken binnen de op de verbeelding aangeduide agrarische bedrijfskavels worden toegelaten;
  • b. de zonnepanelen uitsluitend ten behoeve van het eigen gebruik worden opgericht;
  • c. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de landschappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.
46.2.3 Splitsing stolp

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, een goede milieusituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in lid 46.1 onder k voor het splitsen van stolpen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - stolp', mits:

  • a. het aantal woningen niet meer bedraagt dan 2;
  • b. de (agrarische) functie ter plaatse is gestaakt en/of wordt omgezet naar een volwaardige woonfunctie;
  • c. op het bouwperceel voldoende leefruimte overblijft voor twee woningen, wat inhoud dat:
    • 1. op beide bouwpercelen, na het volledig benutten van de oppervlakte aan toegestane bijbehorende bouwwerken, het bouwperceel voor minder dan 50% bebouwd zal zijn;
    • 2. parkeren ruim voldoende op eigen perceel kan plaatsvinden, uitgaande van een parkeernorm van 2 parkeerplaatsen voor auto's per woning;
  • d. de karakteristieken van de stolpboerderij niet verloren gaan en het aanblik van één stolp behouden blijft, één en ander te bepalen door de gemeentelijke welstandscommissie.
46.3 Ondergeschikte functie

Een ondergeschikte functie mag een omvang hebben van niet meer dan 30% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw.

Artikel 47 Algemene aanduidingsregels

47.1 milieuzone - geurzone
47.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'milieuzone - geurzone' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geurbelasting op geurgevoelige objecten.

47.1.2 Bouwregels

Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:

  • een op grond van de regels van de ter plaatse voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geurgevoelig object, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geurbelasting vanwege de rioolwaterzuivering van de geurgevoelige objecten niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarden.
47.1.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze gebiedsaanduiding, wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van niet-geurgevoelige objecten als geurgevoelig object.
47.2 veiligheidszone - bedrijven
47.2.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' geldt dat die gronden - naast de andere aangewezen bestemming(en) - tevens bestemd zijn voor de bescherming van het woon-, leef- en verblijfsklimaat in verband met een (nabij) aanwezig gasdrukmeet - en regelstation.

47.2.2 Bouwregels

Binnen de aanduiding 'veiligheidszone - bedrijven' zijn geen nieuwe beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten toegestaan.

 

47.3 veiligheidszone - lpg
47.3.1 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd.

47.3.2 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden en bouwwerken als kwetsbaar of beperkt kwetsbaar object.
47.3.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, het bestemmingsplan wijzigen in díe zin dat:

  • a. de aanduiding "veiligheidszone - lpg" wordt verwijderd, mits de betreffende risicovolle inrichting ter plaatse is beëindigd;
  • b. de aanduiding "veiligheidszone - lpg" wordt gewijzigd (verkleind), mits:
    • 1. voor de risicovolle inrichting een vergunning ingevolge de Wet milieubeheer is verleend of gewijzigd;
    • 2. de ligging van de zone is afgestemd op de met deze vergunning corresponderende veiligheidsafstand ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen;
    • 3. zich binnen de gewijzigde zone geen kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten bevinden;
    • 4. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
47.4 vrijwaringszone - dijk
47.4.1 Gebouwen en andere bouwwerken

Ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' geldt dat in afwijking van het bepaalde bij de andere aangewezen bestemmingen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken, mogen worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding. Deze regel is niet van toepassing op bestaande gebouwen en andere bouwwerken.

47.4.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken, geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van deze gebiedsaanduiding, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
47.4.3 Afwijken van de bouwregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de werking van de waterkering, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. het bepaalde in lid 47.4.1 in die zin dat de in de daar voorkomende bestemming(en) genoemde bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
47.4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. de bestemming 'vrijwaringszone - dijk' wordt verwijderd;
  • b. de bestemming 'vrijwaringszone - dijk' wordt aangebracht.
47.5 vrijwaringszone - molenbiotoop
47.5.1 Bouwregels
  • a. In de zone tot 100 m, gemeten vanuit het middelpunt van de molen, mogen geen gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd hoger dan de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen, tenzij het bestaande bouwwerken betreft.

De molen staat op een belt (dijk) op +3,70 m NAP en de molen is voorzien van een stelling (verhoging) van 3,40 m hoogte.

De toegestane hoogte wordt berekend aan de hand van de uitkomst van 7,10 m verminderd met de hoogte van het maaiveld op de plaats van het te bouwen bouwwerk ten opzichte van NAP in m'.

  • b. In de zone van 100 m tot 400 m, gemeten vanuit het middelpunt van de molen, mogen geen gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd hoger dan de uitkomst van ((x-100)/50)+(h), tenzij het bestaande bouwwerken betreft. Hierbij is [x] de afstand tot het te bouwen bouwwerk in m, gemeten vanuit het middelpunt van de molen;[h] 7,10 m verminderd met de hoogte van het maaiveld op de plaats van het te bouwen bouwwerk ten opzichte van NAP in m.
47.5.2 Afwijken van de bouwregels

Er kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in artikel 47.5.1. sub a en b in die zin dat ter plaatse van de aanduiding 'vrijwaringszone - molenbiotoop' de in de bestemming genoemde gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • de windvang van de molen hierdoor niet of slechts in zeer beperkte mate wordt belemmerd.
47.5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • a. Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:
    • 1. het planten van bomen en hoogopgaande beplanting hoger dan de toegestane hoogte die volgt uit lid 47.5.1 van dit artikel.
  • b. Het bepaalde in lid 47.5.3 sub a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.
  • c. De omgevingsvergunning kan slechts worden verleend mits de windvang van de molen hierdoor niet of slechts in zeer beperkte mate wordt belemmerd.
47.6 Karakteristiek

De gronden ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de instandhouding van de karakteristieke hoofdvorm en karakteristieke elementen van bouwwerken, waarbij voldaan moet worden aan de volgende bepalingen.

47.6.1 Bouwregels

Voor de bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' geldt dat de uitwendige hoofdvorm van het betreffende bouwwerk, onder meer bepaald door goothoogte, nokhoogte, nokrichting, dakhelling, bouwmassa en situering, zoals deze is ten tijde van de ter-inzage-legging van het ontwerpbestemmingsplan, slechts gewijzigd mag worden mits aan de cultuurhistorische waarde en/of architectonische vormgeving niet in onevenredige mate afbreuk zal worden gedaan en het daarin tot uitdrukking komende karakter van het bouwwerk niet wezenlijk wordt aangetast.

47.6.2 Nadere eisen
  • a. Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen ten aanzien van de situering en de afmetingen van bebouwing.
  • b. De onder a genoemde nadere eisen mogen slechts worden gesteld voor het behoud van en ter voorkoming van de aantasting van de ter plaatse van de aanduiding ‘karakteristiek’ aangegeven bebouwing.
47.6.3 Omgevingsvergunning voor het slopen
a Sloopwerkzaamheden

Het is ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het slopen bouwwerken gedeeltelijk te slopen.

b Uitzonderingen

Het bepaalde in 47.6.3 onder a is niet van toepassing op sloopwerkzaamheden:

    • 1. van ondergeschikte betekenis, indien door burgemeester en wethouders schriftelijk is medegedeeld, dat daarvoor geen sloopvergunning is vereist;
    • 2. voortvloeiende uit het normale onderhoud;
    • 3. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
    • 4. ter voldoening van een aanschrijving of een besluit van burgemeester en wethouders.
c Toelaatbaarheid
  • a. Een omgevingsvergunning voor het slopen kan slechts worden verleend, indien:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm en karakteristiek elementen van de bebouwing;
    • 2. het delen van een gebouw of bijbehorend bouwwerk betreft, die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken, en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.
  • b. Indien burgemeester en wethouders voornemens zijn om de omgevingsvergunning voor het slopen te verlenen op basis van het gestelde in sub a, wordt de gemeentelijke monumentencommissie om advies gevraagd.
d Nadere eisen en voorwaarden
  • a. Aan een omgevingsvergunning voor het slopen kunnen in het belang van de archeologische monumentenzorg voorschriften worden verbonden met betrekking tot de wijze van slopen.
  • b. Aan een omgevingsvergunning voor het slopen kunnen in ieder geval de volgende voorwaarden worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor monumenten in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting om de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door de gemeentelijke archeoloog dan wel een andere deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de afwijking te stellen kwalificaties.
47.6.4 Wijzigingsbevoegdheid
a Wijziging verwijderen aanduiding karakteristiek

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat wordt afgeweken van de bestaande maatvoeringen van een gebouw, ter plaatse van de aanduiding "karakteristiek", en een andere bouwvorm wordt teruggebouwd, waarbij de aanduiding "karakteristiek" wordt verwijderd, mits:

    • 1. het bouwwerk teniet is gegaan door een calamiteit en herbouw in de oorspronkelijke staat redelijkerwijs niet verlangd kan worden of de bouwtechnische kwaliteit dusdanig slecht is dat hergebruik in alle redelijkheid niet mogelijk is;
  • c. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels voor gebouwen in de desbetreffende bestemming van overeenkomstige toepassing zijn;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 48 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, kan met omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bij recht in het plan gegeven maten, afmetingen en percentages, tot ten hoogste 10% van die maten, afmetingen en percentages;
  • b. de bestemmingsregels in die zin dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  • c. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, wordt vergroot tot ten hoogste 10,00 m;
  • d. de bestemmingsregels ten aanzien van de bouwhoogte van andere bouwwerken, in die zin dat de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvangst- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot ten hoogste 40,00 m;
  • e. het bepaalde ten aanzien van de maximale bouwhoogte van gebouwen in die zin dat de bouwhoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen wordt vergroot, mits:
    • 1. de maximale oppervlakte van de vergroting ten hoogste 10% van het betreffende bestemmingsvlak zal bedragen;
    • 2. de bouwhoogte leidt tot een bouwhoogte welke ten hoogste 1,25 maal de maximale bouwhoogte van het betreffende gebouw zal bedragen;
  • f. het bepaalde ten aanzien van het bouwen van gebouwen binnen het bouw- c.q. bestemmingsvlak in die zin dat de grenzen van het bouw- c.q. bestemmingsvlak naar de buitenzijde worden overschreden door:
    • 1. plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen en schoorstenen;
    • 2. gevel- en kroonlijsten en overstekende daken;
    • 3. één erker per (hoofd)gebouw over maximaal de halve gevelbreedte;
    • 4. ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen;

mits de bouwgrens met niet meer dan 1,50 m wordt overschreden.

Artikel 49 Algemene wijzigingsregels

49.1 Algemeen

Burgemeester en Wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden het plan wijzigen in die zin dat:

  • a. het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft, mits over de waterhuishouding vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
  • b. bouwvlakken worden verschoven, mits de oppervlakte van het bouwvlak niet wordt vergroot.
49.2 Archeologie

Burgemeester en wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin, dat:

  • a. de begrenzing van één of meerdere bestemmingsvlakken met een dubbelbestemming voor de archeologische waarden wordt veranderd;
  • b. een bestemmingsvlak met een dubbelbestemming voor de archeologische waarden wordt toegevoegd of wordt verwijderd;
  • c. een bestemmingsvlak een andere archeologiecategorie wordt toegekend;

mits archeologische bevindingen daar aanleiding toe geven.

49.3 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 1

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 1' te wijzigen in de bestemming 'Detailhandel' waarbij een bouwvlak wordt toegevoegd, mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 12 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. over de waterhuishouding vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
49.4 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 3

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 3' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. ten hoogste 3 woningen worden gerealiseerd;
  • b. het Beeldkwaliteitsplan van de voormalige gemeente Andijk, van 2004, aangepast in 2005 dient als toetsingskader;
  • c. de verwezenlijking past binnen het gemeentelijk woonbeleid;
  • d. voldaan wordt aan een parkeernorm van 2 pp/woning;
  • e. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • f. over de waterhuishouding vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
49.5 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 4

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 4' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. ten hoogste 10 woningen worden gerealiseerd;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 12,00 m bedragen;
  • c. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • d. de verwezenlijking past binnen het gemeentelijk woonbeleid;
  • e. voldaan wordt aan een parkeernorm van 2 pp/woning;
  • f. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 voor het overige van overeenkomstige toepassing zijn;
  • g. over de waterhuishouding vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • h. de planopzet zodanig is dat de aanleg van een calamiteitenontsluiting met een brug mogelijk blijft.
49.6 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 5

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 5' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. sprake is van algehele bedrijfsbeëindiging op de locatie;
  • b. de aanwezige bedrijfsbebouwing en opstallen volledig worden gesloopt;
  • c. ten hoogste 4 woningen worden gerealiseerd;
  • d. het Beeldkwaliteitsplan van de voormalige gemeente Andijk, van 2004, aangepast in 2005 dient als toetsingskader;
  • e. de verwezenlijking past binnen het gemeentelijk woonbeleid;
  • f. voldaan wordt aan een parkeernorm van 2 pp/woning;
  • g. de economische uitvoerbaarheid is verzekerd;
  • h. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • i. over de waterhuishouding vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • j. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn.
49.7 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 6

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 6' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. ten hoogste 105 woningen worden gerealiseerd;
  • b. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • c. het Beeldkwaliteitsplan van de voormalige gemeente Andijk, van 2004, aangepast in 2005 dient als toetsingskader;
  • d. de verwezenlijking past binnen het gemeentelijk woonbeleid;
  • e. voldaan wordt aan een parkeernorm van 2 pp/woning;
  • f. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 voor het overige van overeenkomstige toepassing zijn;
  • g. over de waterhuishouding vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
49.8 Wetgevingzone - wijzigingsgebied 7

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de sociale veiligheid, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, de gronden die zijn voorzien van de aanduiding 'wetgevingzone - wijzigingsgebied 7' te wijzigen in de bestemming 'Wonen', mits:

  • a. sprake is van algehele bedrijfsbeëindiging op de locatie;
  • b. de aanwezige bedrijfsbebouwing en opstallen volledig worden gesloopt;
  • c. ten hoogste 6 woningen worden gerealiseerd;
  • d. het Beeldkwaliteitsplan van de voormalige gemeente Andijk, van 2004, aangepast in 2005 dient als toetsingskader;
  • e. de verwezenlijking past binnen het gemeentelijk woonbeleid;
  • f. voldaan wordt aan een parkeernorm van 2 pp/woning;
  • g. de economische uitvoerbaarheid is verzekerd;
  • h. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat kan worden voldaan aan het bepaalde in de Wet geluidhinder;
  • i. over de waterhuishouding vooraf advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder;
  • j. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 32 van overeenkomstige toepassing zijn.

Artikel 50 Overige regels

50.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een nieuw bouwwerk, verandering van een bouwwerk, verandering van gebruik van een bouwwerk of van gronden - al dan niet gecombineerd - , waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, is niet toegestaan wanneer op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien en in stand wordt gehouden;
  • b. bij een omgevingsvergunning, dan wel bij de beoordeling of het gebruik in overeenstemming is met het bestemmingsplan wordt aan de hand van op dat moment van toepassing zijnde beleidsregels (die zijn neergelegd in de Nota Parkeernormen van 6 maart 2014, dan wel de opvolger dan die regel) bepaald of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid;
  • c. bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, mits dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 51 Overgangsrecht

51.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
51.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
  • e. Voormalige agrarische bedrijfsgebouwen die onder het overgangsrecht zijn gebracht mogen worden gebruikt overeenkomstig een veldschuur.

Artikel 52 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het

bestemmingsplan Dorpskernen III

van de gemeente Medemblik

Behorend bij het besluit van ....