In deze regets wordt verstaan onder:
1. plan:
het bestemmingsplan Broek op Langedijk van de gemeente Langedijk;
2. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand
NL.IMRO.0416.WPHavenplein8a-va01 met bijbehorende regels en bijlagen;
3. aan- of uitbouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een gebouw gebouwd aan
een hoofdgebouw, dat door de vorm daarvan onderscheiden kan worden, en door ligging, constructie en/of afmeting daaraan ondergeschikt is;
4. aan huis verbonden beroepen:
het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep, of het beroepsmatig
verlenen van diensten, op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, technisch gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofd
zaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uit
straling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
5. aan huis verbonden bedrijven:
het uitoefenen van een bedrijf of bedrijfsactiviteiten als bedoeld in de
bij deze regels behorende bijlage 3 ‘Staat van Bedrijven aan huis verbonden bedrijven’, niet zijnde detailhandel, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking
of uitstraling heeft, die met de woonfunctie in overeenstemming is;
6. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
7. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
8. archeologie:
de bestudering van menselijke geschiedenis door middel van de over
blijfselen van materiële cultuur, de omgeving en van dierlijke resten;
9. archeologische waarde:
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de kennis en de
studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke
aanwezigheid of activîteit uit het verleden;
10. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
11. bebouwingspercentage:
een aangegeven percentage, dat de grootte aangeeft van het deel van
een bouwperceeL dat ten hoogste mag worden bebouwd;
12. bed & breakfast:
een facititeit waarbij in huiselijke sfeer tegen betaling overnachting en
ontbijt kan worden verkregen, waarbij geen sprake is van permanente
bewoning, de maximale gebruiksduur niet meer bedraagt dan 1 aansluitende maand, een nachtregister wordt bijgehouden en waarbij geen zelfstandige keukenfaciliteiten ter beschikking staan aan de tijdelijke
bewoners;
13. bedrijfswoning/dienstwoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein bedoeld voor (het
huishouden van) één persoon, wiens huisvesting daar gelet op de be
stemming van het gebouw of het terrein noodzaketijk is;
14. beeldbepalend pand of bijgebouw:
een gebouw dat gezien het karakter en de betekenis voor het stedenbouwkundig
beeld ter plaatse van belang is, met dien verstande dat
verandering en/of uitbreiding slechts mag plaatsvinden wanneer het betrokken bouwplan mede strekt tot:
- behoud of versterking van het uitwendige karakter van het pand, en:
- de waarde van het pand voor het beeld van de omgeving, zoals aan wezig zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, wat betreft de totaliteit van de bouwmassa naar de
- hoofdafmeting en onderlinge verhoudingen en dakvorm, goothoogte, bouwhoogte nokrichting en dakhelling
15. beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevo(ge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
16. bestaand:
de legale situatie zoals die is op het moment dat het bestemmingsplan
in werking treedt;
17. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
18. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzetfde bestemming;
19. bijbehorend bouwwerk:
uitbreiding van een hoofdgebouw dan wet functioneel met een zich op
hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al niet te
gen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak;
20. bijgebouw:
een bijbehorend bouwwerk in de vorm van een op zichzelf staand gebouw dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en door ligging, constructie en/of afmetingen daaraan ondergeschikt is;
21. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
22. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
23. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevotge de tegels een zelf
standige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
24. bouwperceelgrens:
de grens van een bouwperceel;
25. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar
ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegestaan;
26. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij
direct of indirect steun vindt in of op de grond;
27. bruto vloeroppervlak:
de oppervlakte van een ruimte of een groep van ruimten, gemeten op
vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstruc
ties, die de desbetreffende ruimte of groep van ruimte omhulten;
28. café-restaurant:
een horecabedrijf, niet zijnde een discotheek of bar/dancing, dat tot
hoofddoelen heeft het verstrekken van alcoholische en niet-alcoholische
dranken en maattijden voor consumptie ter plaatse;
29. coffeecorner:
horecagelegenheid waar uitsLuitend niet- en/of licht-alcoholische dranken worden verstrekt, eventueel gecombineerd met de verstrekking van kleine etenswaren, evenwel met uitzondering van snackbars;
30. detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalting
ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die
die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in
de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;
31. detaiLhandel in ABC-goederen:
de handel in auto’s, auto-onderdeLen, boten en caravans, machinerleën
ten behoeve van bedrijven en landbouwwerktuigen en naar aard en/of
omvang daarmee gelijk te steLten detaiLhandeL in ABC-goederen;
32. dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:
bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van administratieve en maatschappeLijke diensten aan derden,
waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen
al dan niet in combinatie met ondergeschikte detaithandet, evenwel met
uitzondering van een garagebedrijf (en naar de aard daarmee getijk te
stellen bedrijven en inrichtingen) en een seksinrichting;
33. dienstverlening:
het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden;
34. discotheek/bar-dancing:
een horecabedrijf, dat tot doe[ heeft het verstrekken van dranken voor
gebruik ter plaatse, waarbij het doen beluisteren van overwegend elektrisch versterkte muziek en het gelegenheid geven tot dansen een wezenlijk onderdeel vormt;
35. functieaanduiding:
een aanduiding waarmee wordt aangegeven dat binnen een bestemming
al dan niet specifieke gebruiksmogelijkheden zijn toegestaan;
36. garagebox:
een zelfstandig gebouw bedoetd voor de stalling van auto’s, boten en
daarmee gelijk te stellen goederen;
37. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of
gedeettetijk met wanden omstoten ruimte vormt;
38. geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting bij die ingevotge de Wet geluidhinder rondom het terrein
van vestiging in een bestemmingsplan een zone moet worden vastge
steld;
39. gevelbreedte:
de breedte van een naar de weg gekeerde zijde van een hoofdgebouw;
40. hogere grenswaarde:
een maximale waarde voor de geluidsbelasting, die hoger is dan de voor
keursgrenswaarde en die in een concreet gevat kan worden vastgesteld op
grond van de Wet geluidhinder c.q. het Besluit geluidhinder;
41. hoofdgebouw:
een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht dan wel
gelet op de bestemming als belangrijkste gebouw valt aan te merken;
42. horecabedrijf:
een voor het publiek toeganketijke, besloten ruimte waarin bedrijfsma
tig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, logies worden verstrekt
of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe
consumptie worden bereid of verstrekt;
43. jachthaven:
een haven waar overwegend gelegenheid wordt gegeven voor het aan
leggen, afmeren of afgemeerd houden van (plezier)vaartuigen met de
daarbij behorende voorzieningen waaronder het onderhouden of repare
ren van (plezier)vaartuigen;
44. kampeermiddel:
een mobiel en/of vast kampeermiddet dan wel enig ander onderkomen
of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeeLte daarvan, een en
ander voor zover deze onderkomens of voertuigen geheel of ten dele
blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden
gebruikt voor recreatief nachtverblijf;
45. kampeerseizoen:
het kampeerseizoen begint op 15 maart en loopt door tot en met 31 ok
tober van elk kalenderjaar;
46. karakteristiek pand of bijgebouw:
een gebouw dat gezien dat het karakter en de betekenis voor het ste
denbouwkundig beeld ter plaatse van belang is, met dien verstande dat
de uitwendige hoofdvorm, bepaald door onder meer de dakvorm, goothoogte,
bouwhoogte, nokrichting en dakhetting en gevelindeling en ka
rakteristieke elementen, zoals aanwezig zijn op het tijdstip van de in
werkingtreding van het bestemmingspLan, gehandhaafd dient te worden;
47. kas:
een gebouw, waarvan de wanden en het dak bestaan uit glas of ander
tichtdoorLatend materiaal, dienend tot het kweken of trekken van
vruchten, bLoemen of planten;
48 kunstobject
voortbrengsel van de beeldende kunsten in de vorm van een bouwwerk,
geen gebouw zijnde, of overkapping;
49. kunstwerk:
een bouwwerk, geen gebouw of overkapping zijnde, ten behoeve van ci
vieltechnische en/of infrastructurele doeLeinden, zoals een brug, een
dam, een duiker, een tunneL een via of aquaduct of een stuis, dan wet
een daarmee gelijk te stelten voorziening;
50. kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevotge het Besluit externe veitigheid inrichtin
gen een grenswaarde voor het risico c.q. een risico-afstand is bepaald,
die in acht moet worden genomen;
51. ligplaats:
een ruimte voor het afmeren en doen of laten liggen van een vaartuig;
52. maatschappelijke voorzieningen:
levensbeschouwelijke, medische, sociale, culturele en educatieve voor
zieningen en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening,
alsook ondergeschikte dienstverlening en/of ondergeschikte detailhan
del en/of ondergeschikte horeca ten dienste van deze voorzieningen;
53 maatvoeringsvlak
een als zodanig aangegeven geometrisch bepaald vlak ten behoeve van
het indelen van een bouwvlak of bestemmingsvlak met het oog op een
verschil in maatvoering;
54. manege:
een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan
uit het geven van instructie in diverse disciplines aan derden met ge
bruik van paarden in eigendom van het bedrijf en/of aan derden met ei
gen paarden en/of het bieden van huisvesting aan die paarden, met de
daarbij behorende ondergeschikte functies en voorzieningen;
55. mobiel kampeermiddel:
een tent, tentwagen, kampeerauto, toercaravan of enig ander onder
komen met de bedoeLing deze te ptaatsen op een kampeerterrein gedurende ten hoogste 3 aansluitende maanden per kampeerseizoen;
56. nutsvoorziening:
(bouwkundige) voorzieningen ten behoeve van (de aanstuiting op) het
openbare net van afvalstoffen, gas, water, elektriciteit, notering, stadsverwarming
en het tetecommunicatieverkeer, of daaraan gelijk te stel
ten voorzieningen, met de daarbij behorende gebouwen zoaLs transfor
matorgebouwen, gebouwen ten behoeve van gasvoorziening en naar de
aard daarmee geLijk te stellen gebouwen;
57. ondergeschikte detailhandel:
de detaithandeLsactiviteit die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
58. ondergeschikte dienstverlening:
de dienstvertenende activiteit die ondergeschikt is aan de hoofdbestemming;
59. ondergeschikte horeca:
de horeca-activiteit die ondergeschikt en ondersteunend is aan de
hoofdbestemming, die plaatsvindt binnen hetzelfde gebouw als de
hoofdfunctie en geen eigen openings- en/of sluitingstijden heeft;
60. overkapping:
een bouwwerk van één bouwtaag dat dient ter overdekking en niet of
slechts met één wand is omgeven;
61. paardenpension:
een bedrijf waarvan de activiteiten uitsluitend of in hoofdzaak bestaan
uit het houden van paarden van derden. Hieronder wordt verstaan de
verhuur van stalling met accommodatie en het verzorgen van paarden.
Onder een paardenpension wordt geen manege verstaan;
62. peil:
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
- de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
- voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
- de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
- voor een bouwwerk op, in of boven het water:
- de hoogte van het ter plaatse geldende waterpeil;
63. permanente bewoning:
de bewoning van een verblijf als hoofdverbtijf;
64. recreatiewoning:
een woning of een gedeelte daarvan dient als recreatief verblijf voor
recreanten, waarbij geen sprake is van permanente bewoning;
65. restaurant:
een horecabedrijf dat tot hoofddoeL heeft het verstrekken van maattij
den voor consumptie ter pLaatse, met ats nevenactiviteit het verstrek
ken van alcoholische en niet-alcoholische dranken;
66 risicovolle inrichting
een inrichting, bij weLke het Besluit externe veiLigheid înrichtingen een
grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risico-afstand moet
worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwets
bare of beperkt kwetsbare objecten;
67. scheepswerf:
de bouw, reparatie en/of het onderhoud van (ptezier)vaartuigen met de
daarbij behorende voorzieningen;
68. seksinrichting:
de voor het pubtiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig,
of in de omvang aLsof zij bedrijfsmatig was, seksuete handelingen wor
den verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvin
den. Onder seksinrichting wordt in ieder gevat verstaan: een prostitu
tiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seks
automatenhal, sekstheater of een parenctub, al dan niet in combinatie
met elkaar;
69. standplaats:
het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen
plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel
diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een
kraam, een wagen of een tafel,
70. vast kampeermiddel:
een stacaravan, trekkershut of ander recreatief verbLijf op een kam
peerterrein, welke naar aard en inrichting bestemd is om duurzaam ter
plaatse te blijven en al dan niet direct steun vindt in of op de grond en
daardoor als bouwwerk is aan te merken;
71. voorgevel:
de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een ge
bouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel, de gevel
die door de ligging, de situatie ter ptaatse en/of de indeling van het ge
bouw als voorgevel moet worden aangemerkt;
72. voorkeursgrenswaarde:
de maximale waarde voor de geluidsbelasting, zoals deze rechtstreeks
kan worden afgeteid uit de Wet geLuidhinder c.q. het Besluit geLuidhin
der;
73. wonen in de tweede Lijn:
het gebruiken of laten gebruiken van de aangeduide bestaande karakte
ristieke en beeldbepalende bijgebouwen als woning bij een op hetzelfde
bouwperceet gelegen hoofdgebouw;
74. woning:
een complex van ruimten, uitsLuitend bedoeld voor de huisvesting van
één afzonderlijk huishouden;
75. woongebouw:
een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of gedeelteLijk boven eLkaar
gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm aLs een
eenheid beschouwd kan worden;
76. woonschip:
elk drijvend en anderszins geheeL of in hoofdzaak in water gepLaatst
voorwerp dat uitsLuitend of in hoofdzaak als woning gebezigd of tot wo
ning bestemd is, ook indien het nog in aanbouw is;
77. zwembad:
een onoverdekt bassin dat zwemgeLegenheid biedt aan particulieren en
dat wordt aangemerkt als een bouwwerk, geen gebouw zijnde.