direct naar inhoud van Artikel 2 Wijze van meten
Plan: Kom-Oost
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0406.BPKOMOOST2013-OH01

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling en de afstand van bouwwerken tot perceelsgrenzen worden daar gemeten waar deze afstanden het kleinst zijn.

2.2 bouwhoogte van een antenne-installatie

a. voor een vrijstaande (schotel)antenne-installatie: tussen het peil en het hoogste punt van de schotel(antenne)-installatie;

b. voor een op of aan een bouwwerk gebouwde (schotel)antenne-installatie: tussen de voet van de (schotel)antenne-installatie en het hoogste punt van de (schotel)antenne-installatie.

2.3 bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen zoals schoorstenen, klokkentorens, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen met geen grotere horizontale doorsnede dan 10 m2.

2.4 breedte, lengte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van scheidsmuren; bij het ontbreken van gevelvlakken gelden de uiterste grenzen van het dakvlak, horizontaal gemeten.

2.5 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale dakvlak.

2.6 goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.7 inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.8 oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.9 vloeroppervlakte:

de gebruiksvloeroppervlakte volgens NEN 2580.

2.10 ondergeschikte bouwdelen:
  • a. bij de meting van bouwhoogte en goothoogte worden ondergeschikte bouwdelen, waarvan de grootste horizontale doorsnede minder dan 1m x 1m bedraagt, en dakhuisjes niet meegerekend.
  • b. de hierna te noemen ondergeschikte bouwdelen mogen de bebouwingsgrenzen overschrijden:
    • 1. met 0,2 m voor afvoerpijpen, airco's, gevellijsten, pilasters, plinten, recameattributen, stoeptreden, kozijnen, dorpels en dergelijke bouwdelen;
    • 2. met 0,75 m voor goot- en kroonlijsten, dakoverstekken en niet in het gevelvlak liggende schoorstenen;
    • 3. met 1,5 m voor balkons, luifels en dergelijke;
    • 4. met 1 m voor erkers, mits deze niet breder zijn dan 4 m, niet hoger zijn dan de eerste bouwlaag, de afstand van de erker tot het openbare gebied minimaal 3,5 m bedraagt en bij erkers aan de zijkant van de woning de afstand tussen de voorzijde van de erker en de zijerfgrens minimaal 2 m bedraagt. Indien het zijerf een diepte heeft van 6 meter of meer, dan is een erker met een diepte van 1,5 m toegestaan;
  • c. de bouwhoogte van een gebouw mag met maximaal 3 m worden overschreden voor slanke bouwdelen, zoals schoorstenen en voor antennes, antennemasten en minaretten met ten hoogste 5 m.
  • d. de bouwhoogte van een gebouw mag tot maximaal 5 m worden overschreden voor elementen zoals lift- en trappenhuizen, centrale verwarmings- en ventilatie-installaties en lichtkappen.