Artikel 11 Tuin
11.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
-
a. tuinen en erven, behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
-
b. verhardingen, met dien verstande dat parkeervoorzieningen uitsluitend zijn toegestaan bij vrijstaande en half vrijstaande woningen.
11.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
11.2.1 Algemeen
Op deze gronden mogen uitsluitend dakloze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden opgericht.
11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
-
a. de bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 2 m;
-
b. in afwijking van het bepaalde onder a bedraagt de bouwhoogte van toegangspoorten voor de voorgevelrooilijn bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen ten hoogste 1,5 m, met dien verstande dat de breedte ten hoogste 5 m bedraagt;
-
c. de bouwhoogte van vlaggenmasten bedraagt ten hoogste 7,5 m;
-
d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en overkappingen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m.
11.2.3 Aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen
-
a. In afwijking van hetgeen bepaald is in lid 11.2.1, zijn aan- en uitbouwen, bijgebouwen en overkappingen, die bestaan (met bouw- of omgevingsvergunning) op het tijdstip van vaststelling van het plan toegestaan. Deze mogen geheel of gedeeltelijk worden vernieuwd of herbouwd, maar mogen niet worden vergroot of verplaatst ten opzichte van het oorspronkelijke bouwwerk.
-
b. In afwijking van hetgeen bepaald is in lid 11.2.1 zijn, ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen', bijgebouwen toegestaan, met dien verstande dat:
-
1. er per bouwperceel maximaal 1 bijgebouw mag worden opgericht;
-
2. de afstand tot het openbaar gebied ten minste 1 m bedraagt;
-
3. de maximale oppervlakte ten hoogste 10 m² bedraagt;
-
4. de maximale goothoogte ten hoogste 2,5 m bedraagt;
-
5. de maximale bouwhoogte ten hoogste 3,5 m bedraagt.
11.3 Specifieke gebruiksregel
Met betrekking tot het gebruik geldt dat parkeervoorzieningen anders dan bij vrijstaande en halfvrijstaande woningen niet zijn toegestaan.
11.4 Afwijken van de gebruiksregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken voor parkeervoorzieningen bij middenwoningen, met dien verstande dat:
-
a. de parkeersituatie in de directe omgeving daarvoor aanleiding geeft;
-
b. er geen openbare parkeerplaatsen verloren gaan.