direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Partiële herziening bestemmingsplan Monnikenberg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

In de jaren 2010-2012 is het Masterplan Monnikenberg tot stand gekomen. Dit is gebeurd in opdracht van de partijen Tergooi, Merem Behandelcentra, HPG Hilversum B.V. en het Goois Natuur Reservaat en in samenwerking met de gemeente Hilversum. Op 1 februari 2012 heeft de gemeenteraad van Hilversum ingestemd met het Masterplan Monnikenberg. Op 12 juni 2013 heeft de gemeenteraad op basis van het Masterplan het bestemmingsplan Monnikenberg vastgesteld. Dit plan is op 18 december 2013 onherroepelijk geworden. Hoewel het de intentie van de initiatiefnemers was om voortvarend met de realisatie van start te gaan, is de start om diverse redenen vertraagd. Door het voortschrijden van de tijd, wijzigen de inzichten t.a.v. de gewenste stedenbouwkundige vormgeving van de voorzieningen, de locatie van de verschillende functies en het woningbouwprogramma en de fasering. Daarnaast is gebleken dat de onderlinge afhankelijkheid van de fasering van de planrealisaties door de verschillende initiatiefnemers de voorgang op onderdelen in de weg stond. Dit kan alleen opgelost worden door een aantal BP wijzigingen door te voeren.

Tevens zijn er ook externe factoren die van invloed zijn op het ruimtelijk concept van het Masterplan. Zo is na vaststelling van het bestemmingsplan voor een ander tracé voor het “rondje Hilversum” gekozen (niet meer door het plangebied maar er buitenom).

Dit voortschrijdend inzicht heeft de partners ertoe gebracht om een Actualisatie van het Masterplan op te stellen. Ook de Actualisatie is in nauwe samenwerking met de gemeente Hilversum tot stand gekomen. Als de Actualisatie over het bestemmingsplan uit 2013 wordt gelegd, blijkt het Bestemmingsplan op een aantal onderdelen niet meer te voldoen. Daarom is een gedeeltelijke herziening van het bestemmingsplan noodzakelijk. Deze herziening heeft betrekking op ca 25 % van het gehele plangebied en uitsluitend op het gebied landgoedwonen en op een deel van het gezondheidspark.

1.2 Doelstelling

Het doel van het bestemmingsplan is het tot stand brengen van een planologische regeling die voorwaarden schept voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling van dit deel van Monnikenberg. In de hoofdopzet van het Masterplan zijn in de Actualisatie van het Masterplan geen principiële veranderingen aangebracht. De stedenbouwkundige onderlegger voor deze partiële herziening van het Bestemmingsplan Monnikenberg is de Actualisatie Masterplan.

Het Bestemmingsplan dient een toetsingskader op te leveren voor ontwikkelingen en tevens voor alle betrokkenen.

Het bestemmingsplan heeft een ontwikkelingsgericht karakter, dat wil zeggen dat in het bestemmingsplan de planologische en juridische kaders worden vastgelegd waarbinnen nieuwe ontwikkelingen in het plangebied mogelijk zijn.

1.3 Plangeschiedenis

Na een lange voorgeschiedenis hebben de vijf grondeigenaren in de zomer van 2010 gezamenlijk een verzoek bij de gemeente ingediend om mee te werken aan het door hen opgestelde Masterplan Monnikenberg. Nadat Tergooi in 2011 besloot een nieuwe hoofdlocatie te realiseren op haar locatie Hilversum, is het Masterplan hierop aangepast. Zoals in de Aanleiding hierboven al is uiteengezet is na de vaststelling van het bestemmingsplan om meerdere redenen de behoefte ontstaan om het bestemmingsplan op een aantal onderdelen te herzien op basis van een Actualisatie van het Masterplan.

Ten behoeve van de besluitvorming over het bestemmingsplan Monnikenberg 2013, is een (plan)Milieueffectrapport (MER) opgesteld. Ten behoeve van deze partiële herziening is geen nieuw MER nodig. Uit de verdere toelichting in hoofdstuk 5 blijkt dat de milieueffecten ten gevolge van de partiële herziening niet wezenlijk afwijken van de eerder geconstateerde milieueffecten en dat een passende beoordeling niet nodig is.

1.4 Functie van het bestemmingsplan

De partiële herziening bestemmingsplan Monnikenberg regelt de bestemmingen en het gebruik van de gronden in het plangebied. Het bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting. De verbeelding of te wel de geometrische plaatsbepaling van het plangebied en de daarin aangewezen bestemmingen en planregels vormen samen het juridische plan. De plantoelichting heeft geen rechtskracht. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel of de doeleinden worden aangegeven. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de gekozen bestemmingen.

1.5 Leeswijzer

De toelichting is opgebouwd uit zes hoofdstukken. In het inleidende hoofdstuk wordt ingegaan op de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan. Het inleidende hoofdstuk omvat tevens de leeswijzer. In hoofdstuk 2 wordt aangegeven waar het plangebied ligt en wat de exacte plangrenzen zijn. In hoofdstuk 2 wordt ook aangegeven welk bestemmingsplan voor het plangebied geldt tot het verkrijgen van rechtskracht van het nieuwe bestemmingsplan. De hoofdstukken 3-5 vormen de kern van de toelichting. In hoofdstuk 3 worden de karakteristieken van het plangebied beschreven. Dit is een beschrijving van de bestaande situatie. Relevante beleidskaders van Rijk, provincie/regio/waterschap en gemeente staan centraal in hoofdstuk 4. De voorgestane ruimtelijke ontwikkelingen en bijbehorende facetten worden behandeld in hoofdstuk 5. Per planaspect wordt hierbij gemotiveerd aangegeven wat er komt. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de bestemmingsregeling, de (economische) uitvoerbaarheid, de inspraak en het ambtelijk overleg, en op de externe communicatie. Er wordt aangegeven hoe de regels gelet op de toelichting gelezen moeten worden en hoe bij de formulering van de bestemming en de regels rekening wordt gehouden met de handhaafbaarheid daarvan. Deze paragraaf vormt de relatie tussen het juridische plan en de toelichting. De ten behoeve van het bestemmingsplan verrichte onderzoeken en ook de 'watertoets' zijn als separate bijlagen opgenomen.

Hoofdstuk 2 Begrenzing plangebied en vigerend bestem- mingsplan

2.1 Begrenzing plangebied

Het plangebied ligt aan de oostzijde van Hilversum. Het plangebied ligt in het plangebied van bestemmingsplan Monnikenberg uit 2013. In onderstaande afbeelding is het plangebied van het bestemmingsplan Monnikenberg uit 2013 met een gele lijn aangegeven.

Het plangebied van Monnikenberg wordt begrensd door de spoorlijn Hilversum-Amersfoort aan de noordzijde, de snelweg A27 aan de oostzijde en de Soestdijkerstraatweg aan de zuidzijde. De westgrens wordt gevormd door het Oostereind en globaal gesproken de denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan tot aan de spoorlijn.

Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan dat een "postzegel" in het bestemmingsplan Monnikenberg is, is met een rode lijn op de afbeelding hieronder opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0001.png"
Afbeelding 1 Ligging plangebied.
De gele lijn is de plangrens van het bestemmingsplan Monnikenberg 2013. Met een rode lijn is de begrenzing van de partiële herziening bestemmingsplan Monnikenberg aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0002.png"
Afbeelding 2 Vigerend bestemmingsplan Monnikenberg (vastgesteld 12 juni 2013)

2.2 Vigerende bestemmingsplan

Het bestemmingsplan Monnikenberg is vastgesteld op 12 juni 2013. Het plan is vigerend geworden op 18 december 2013.

Hoofdstuk 3 Karakteristieken plangebied

3.1 Ruimtelijke structuur

Het plangebied heeft een grootte van 193.251m2. Het plangebied is onderdeel van het bestemmingsplan Monnikenberg dat is vastgesteld op 12 juni 2013. Omdat de Actualisatie Masterplan niet uitgevoerd kan worden binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan moet deze partiële herziening van het bestemmingsplan er komen. Voor de karakteristieken (Ontstaansgeschiedenis, Cultuurhistorische waarden wonen, werken en voorzieningen en verkeer) van het plangebied wordt verwezen naar de toelichting van het bestemmingsplan Monnikenberg waar het plangebied onderdeel van uit maakt. Wel wordt hieronder afzonderlijke ingegaan op de onderwerpen groen en natuur. Dit omdat het vergroten van het bestemmingsvlak Wonen van invloed is op de bestemming Groen- Landschapswaarden.

3.1.1 Stedenbouwkundige structuur

Het beboste westelijk deel van het plangebied is in eigendom van Tergooi. Op dit terrein staan twee kantoorgebouwen. In het zogenaamde gebouw Bosrand zijn onder meer de trombosedienst, het dialysecentrum 't Gooi en Viore gevestigd. In het zogenaamde gebouw Oostereind zijn kantoorfuncties van Tergooi ondergebracht.

Aan de zuidzijde van het terrein staat de bebouwing van Merem Behandelcentra, ontsloten met een eigen entree vanaf de Soestdijkerstraatweg. Het terrein van Merem Behandelcentra heeft een parkachtig karakter waar nog voor een deel oude laanstructuren aanwezig zijn. Naast het hoofdkantoor en behandelgebouw zijn er diverse kleinschalige paviljoens verspreid over het terrein gesitueerd. Ook deze bebouwing voldoet niet meer aan de heden ten daagse manier van zorg aanbieden.

In het midden van het plangebied heeft HPG BV grond in bezit. Dit perceel bestaat uit een smalle strook grond met een monumentale beukenlaan haaks op de Soestdijkerstraatweg. Op afstand van de Soestdijkerstraatweg verbreedt het perceel zich naar het noorden toe. Tot voor kort liep deze verbreding door tot aan het spoor. In 2014 heeft HPG een deel van deze grond (ruim 4 ha) overgedragen aan het Goois Natuur Reservaat, nadat door wijziging van de begrenzing van de toenmalige EHS (thans NNN) dit deel tot de EHS was gaan behoren.

De verschillende eigendommen van het plangebied hebben geleid tot een versnipperd gebied waar de grenzen tussen de diverse percelen gemarkeerd worden door hekwerken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0003.png"
Afbeelding 3: Eigendommen anno 2013

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0004.png"
Afbeelding 4: Eigendommen anno 2017

3.1.2 Groen

Het plangebied heeft een groen en landschappelijk karakter. Het karakter van het groen is voornamelijk bos met lanen.

Aan de zuidzijde bestaat het bos vooral uit hoog opgeschoten beukenbos, het zogenaamde hallebos (in een diagonale gridstructuur geplant). Tussen dit beukenbos en het ziekenhuis staat gemengd bos met onderbeplanting. Het terrein van Merem (Heideheuvel) heeft veel bos met diverse soorten als eik, beuk, Amerikaanse vogelkers en berk. De meest waardevolle bossen zijn de eiken- en beukenbossen die op leeftijd zijn. Deze liggen verspreid over het terrein. Verder stonden er nog enkele opstanden minder waardevolle bostypen met douglassparren op de kavel van HPG. Het douglasbos is inmiddels gerooid.

3.1.3 Waterstructuur

In het plangebied is geen open water aanwezig.

Het plangebied is niet via een oppervlaktewatersysteem verbonden met de omliggende gebieden. Het plangebied Monnikenberg ligt in een gebied met een gescheiden afvoer van hemelwater en vuil water. In de huidige situatie ligt het gebied in het afvoergebied van het regenwatersysteem Vijver Laapersveld, Van Riebeeck, 't Ven, de Arenavijver en de vijvers Anna's Hoeve. Het regenwater afkomstig van het gebied Hilversum Oost dat wordt geloosd op dit systeem, wordt in de bodem geïnfiltreerd.

3.1.4 Ecologische structuur

De grens van het plangebied is voor een belangrijk deel ook de grens met de eigendommen van GNR. Het grondgebied van GNR behoort in zijn geheel tot het Nationaal Natuur Netwerk (NNN). Het bosrijke gebied heeft door de ouderdom en het voorkomen van een aantal zeldzame soorten een hoge waarde. Zo zijn er diverse kolonies van de Rosse vleermuis aanwezig in de oude laanbeplantingen. Ten noorden van het gebied is een dassenburcht aanwezig. Het natuurbeheertype Kruiden- en faunarijke akker is van belang als foerageergebied voor de Das. Het gebied met deze kwaliteit ligt ook direct ten noorden en noordoosten van het plangebied.

Het plangebied en de directe omgeving zijn niet aangewezen als Speciale Beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn en/of de Habitatrichtlijn.

Soortenbescherming
De in het gebied aanwezige planten- en dierensoorten zijn geïnventariseerd. De bevindingen hiervan staan weergegeven in de quickscan (EcoGgroen Advies BV; Sietses, Wallink & Van der Sluis 2010). Op basis van de quickscan is geconcludeerd dat in het kader van de Flora- en faunawet aanvullend onderzoek naar diverse soortgroepen en soorten noodzakelijk is. In 2011 en 2012 heeft vervolgonderzoek1 plaatsgevonden. In augustus 2016 heeft in de omgeving van het Douglasbos op het terrein van HPG nog een actualiserend onderzoek plaatsgevonden.

Flora
Tijdens deze onderzoeken zijn in het plangebied géén beschermde plantensoorten aangetroffen.

Broedvogels
Onderzoek naar broedvogels op de planlocatie en binnen de invloedsfeer van de plannen is vooral gericht op soorten waarvan de nestplaats en de functionele leefomgeving jaarrond beschermd is. In deze categorie zijn nesten van Buizerd, Havik, en Boomvalk (buiten plangebied) aangetroffen dan wel bekend. De bospercelen waarin deze nesten zich bevinden blijven alle behouden, waardoor fysieke schade aan de nestlocaties kan worden uitgesloten. In het voormalige douglasbos op grond van HPG is in augustus 2016 een in gebruik zijnde sperwernest aangetroffen. Hiervoor is een aanvulling op de verleende ontheffing Flora en faunawet aangevraagd en verkregen. Als mitigerende maatregel zijn in de omgeving een aantal nestmanden aangebracht. Overige soorten waarvan de nestlocaties jaarrond beschermd zijn, zijn niet gevonden en worden verder ook niet verwacht. Binnen het plangebied zijn ook diverse algemene en minder algemene vogels aanwezig, waarvan de nestplaatsen niet jaarrond beschermd zijn.

Vleermuizen
Verspreid in het plangebied zijn diverse vaste verblijfplaatsen van vleermuizen aangetroffen. Het betreft zomer-, kraam- en baltslocaties van Rosse vleermuis en Gewone dwergvleermuis. Daarnaast zijn enkele baltslocaties van Ruige dwergvleermuis aangetroffen.

Das
Naar het voorkomen van de Das (Meles meles) is apart onderzoek2 gedaan. De conclusie is dat het waarschijnlijk om één exemplaar gaat. Deze beschikt over meerdere burchten en vluchtpijpen, vooral ten noorden en oosten van het plangebied.

Overige zoogdieren
Verspreid in het gebied Monnikenberg zijn diverse nesten van Eekhoorn aangetroffen (Flora- en faunawet tabel 2). In het plangebied zelf is slechts één nest aangetroffen. Aangezien ook diverse vraatsporen zijn gevonden, kan geconcludeerd worden dat veel nesten in gebruik zijn als vaste verblijfplaats.

In het onderzoeksgebied is verder een groot aantal vaste verblijfplaatsen van laag beschermde (Flora- en faunawet Tabel 1) kleine grondgebonden zoogdiersoorten te verwachten danwel vastgesteld.

Amfibieën
Tijdens het onderzoek is voortplanting van de strikt beschermde Kamsalamander (Flora- en faunawet tabel 3) in diverse wateren buiten het plangebied vastgesteld. De diverse vijvers en het Monnikenwater worden gebruikt als voortplantingsgebied. De kamsalamander overwintert op het land. Het is mogelijk dat daarbij ook gebruik gemaakt gaat worden van plekken in het plangebied.

De aanwezigheid van andere strikt beschermde soorten in het plangebied is niet geconstateerd en wordt ook niet verwacht. Verder zijn in het onderzoeksgebied vaste verblijfplaatsen van enkele laag beschermde amfibieën (Flora- en faunawet tabel 1) aangetroffen en/of te verwachten. Voor deze soorten geldt automatisch vrijstelling van de verbodsartikelen uit de Flora- en faunawet.

Reptielen
Tijdens het onderzoek zijn enkele exemplaren van de strikt beschermde Ringslang (Flora- en faunawet tabel 3) in vooral het oostelijk deel van het gebied Monnikenberg aangetroffen. Hier zullen nauwelijks werkzaamheden plaatsvinden. Het te ontwikkelen deel van het plangebied kent geen geschikte voortplantingsplekken. Hierdoor zal er geen schade optreden aan voortplantende exemplaren. De dieren overwinteren waarschijnlijk in de hoge en droge taluds van snelweg en spoorlijn.

Overige soortgroepen
Uit het veldonderzoek, de terreingesteldheid van het plangebied en bekende verspreidingsgegevens kan geconcludeerd worden dat er geen beschermde of bedreigde ongewervelden, weekdieren en vissen aanwezig of te verwachten zijn in het plangebied of binnen de invloedsfeer van de plannen.

3.2 Duurzaamheid

Duurzaamheid is gericht op drie kwaliteitsaspecten: people, planet en profit/prosperity. De pijler 'people' richt zich op aspecten van sociale kwaliteit en proceskwaliteit: de leefbaarheid van de omgeving, sociale veiligheid en de betrokkenheid van bewoners, bedrijven en overheden (sociale duurzaamheid). De pijler 'planet' is direct gerelateerd aan de milieukwaliteit en thema's als energie, ecologie en water, maar ook aan gezondheid, verkeer en afval, en daarmee aan verschillende grote milieuproblemen zoals verlies aan biodiversiteit, klimaatsverandering, bedreigingen van de gezondheid en aantasting van de leefomgeving (fysieke duurzaamheid). Uitgangspunten zijn een brongerichte benadering, het sluiten van kringlopen en behoud en versterking van de kwaliteit van de leefomgeving. De pijler 'profit/prosperity' richt zich op de aanwezigheid van voorzieningen, voldoende werkgelegenheid en inkomensdifferentiatie en dragen bij aan het functioneren van de leefomgeving (economische duurzaamheid). De essentie van deze zogenaamde Triple P-benadering is een evenwichtige integrale ontwikkeling van de kwaliteitsaspecten. De beoogde ontwikkeling is duurzaam.

3.3 Leefbaarheid

3.3.1 Afval

Op dit moment is het plangebied nog een groen gebied en vindt het ophalen van huis- en bedrijfsafval nog niet plaats. In de toekomst als er woningen gerealiseerd zijn, wordt aangesloten bij het systeem van het ophalen van huisafval wat gebruikelijk in het gebied is.

3.3.2 Geluid

Een (geluid)zone is een aandachtsgebied waarbinnen, indien er geluidsgevoelige bestemmingen zijn of kunnen worden gerealiseerd, moet worden getoetst aan de grenswaarden van de Wgh. Geluidsgevoelige bestemmingen zijn onder andere woningen, scholen en gebouwen voor de gezondheidszorg. De voorkeursgrenswaarde voor geluidsgevoelige bestemmingen ten gevolge van wegverkeerslawaai bedraagt 48 dB. De voorkeursgrenswaarde ten gevolge van spoorweglawaai bedraagt voor woningen 55 dB en voor andere geluidsgevoelige gebouwen 53 dB. In geval van industrielawaai bedraagt de voorkeursgrenswaarde ter plaatse van geluidgevoelige bestemmingen 50 dB(A).
Om en nabij het plangebied zijn (spoor)wegen aanwezig met een geluidszone. Er zijn geen gezoneerde industrieterreinen of geluidszones op grond van hoofdstuk IV van de Luchtvaartwet (luchtvaartterreinen) in de omgeving van het plangebied aanwezig. Er zijn in de omgeving van het plangebied overigens wel bedrijven aanwezig die geluidoverlast kunnen veroorzaken. Deze bedrijven vallen onder de werking van de Wet milieubeheer en moeten voldoen aan opgelegde geluidsvoorschriften.
De regelgeving die betrekking heeft op geluidshinder staat in een aantal wetten. De Wgh voorziet in een zonering van wegen, spoorwegen en industrieterreinen waar 'grote lawaaimakers' zijn of kunnen worden gevestigd, en stelt eisen aan de geluidsbelasting binnen de zones rond en langs die (spoor)wegen en industrieterreinen. De geluidshinder die afkomstig is van inrichtingen (vooral bedrijven) wordt gereguleerd op basis van de Wm.

Zones langs wegen
Wegen waarop een 30 km/h-regime van toepassing is en wegen die gelegen zijn binnen een als woonerf aangeduid gebied, hebben op basis van artikel 74 van de Wet geluidhinder (Wgh) geen geluidszone. Voor overige wegen gelden de volgende zones:

  • 350 m voor een weg bestaande uit drie of meer rijstroken (stedelijk gebied);
  • 200 m voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken (stedelijk gebied);
  • 600 m voor een weg bestaande uit vijf of meer rijstroken (buitenstedelijk gebied);
  • 400 m voor een weg bestaande uit drie of vier rijstroken (buitenstedelijk gebied);
  • 250 m voor een weg bestaande uit één of twee rijstroken (buitenstedelijk gebied).

Zones langs spoorwegen
Langs een spoorweg bevindt zich een geluidszone waarvan de breedte, gemeten vanuit de buitenste spoorstaaf, is aangegeven op de bij het Besluit geluidhinder (Bgh) behorende kaart.

Zones rond inrichtingen
De geluidsproductie van een inrichting is afhankelijk van de soort inrichting en van de in de milieuvergunning opgenomen regels met betrekking tot geluid. Zie voor indicatieve geluidszones de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering'.

Het plangebied dat buiten de bebouwde kom ligt, ligt binnen de geluidszones van de A27, de Soestdijkerstraatweg en het Oostereind en van de spoorlijn Hilversum-Amersfoort (traject 370).

3.3.3 Geur

Sinds 1 januari 2007 geldt de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv). Deze wet geeft het toetsingskader voor de beoordeling van geurhinder vanuit dierenverblijven van veehouderijen. Zowel in het plangebied als in de directe omgeving van het plangebied zijn geen inrichtingen aanwezig die geurhinder veroorzaken. Het aspect geur speelt dus geen belemmerende rol in dit bestemmingsplan.

3.3.4 Luchtkwaliteit

Op 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit samen met de AMvB "Niet in betekenende mate bijdragen" (NIBM), de ministeriële regeling NIBM, de ministeriële regeling Projectsaldering en de ministeriële regeling Beoordeling luchtkwaliteit in werking getreden.
Binnen het plangebied en in de directe omgeving daarvan zijn geen andere bronnen aanwezig die een significante invloed op de luchtkwaliteit hebben anders dan het verkeer.
Projecten die 'niet in betekenende mate bijdragen' aan de luchtverontreiniging, hoeven volgens de nieuwe wet niet meer afzonderlijk getoetst te worden aan de grenswaarden voor de buitenlucht. Het Besluit NIBM omschrijft het begrip nader: een project dat minder dan 3% van de grenswaarden bijdraagt is NIBM. Dit komt overeen met 1,2 microgram/m³ voor fijn stof en NO2. Voor woningbouw ligt de 3%-grens op 1.500 woningen. De ontwikkeling in het plangebied betreft 180 woningen. Deze ontwikkeling draagt niet in betekende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit en hoeft dus niet afzonderlijk getoetst te worden. Overigens zijn in het geldende bestemmingsplan 285 woningen mogelijk binnen het plangebied.

3.4 Cultuurhistorische waarden

Voor het plangebied Monnikenberg zijn de stedenbouwkundige waarden beschreven. In het kader van de ontwikkeling Monnikenberg is een cultuurhistorische verkenning gemaakt. Hier wordt voor wat betreft de cultuurhistorische waarden van het plangebied naar verwezen. Hierbij wordt de opmerking gemaakt dat onderhavig partiële herziening van het bestemmingsplan maar een beperkt onderdeel van het gehele gebied Monnikenberg omvat.

3.5 Archeologische waarden

In 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht geworden. Op basis van deze wet moet een ruimtelijk plan getoetst worden op archeologische waarden. Indien potentiële archeologische waarden worden verstoord, dient hier nader onderzoek naar te worden verricht.

Om vast te stellen waar vindplaatsen zijn en of deze al dan niet behoudenswaardig zijn, is inventariserend archeologisch vooronderzoek gedaan bij het opstellen van het bestemmingsplan Monnikenberg (RAAP, Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase).

Onderstaande kaart komt uit het archeologische rapport. Er zijn drie gebieden onderscheiden in het plangebied van het bestemmingsplan Monnikenberg: gebieden waar geen archeologisch onderzoek nodig is, gebieden waar archeologisch vervolgonderzoek d.m.v. begeleiding nodig is en gebieden waar archeologisch vervolgonderzoek d.m.v. proefsleuven nodig is. Het plangebied van onderhavig bestemmingsplan heeft overwegend het advies gekregen "archeologisch vervolgonderzoek d.m.v. begeleiding".

Lokale archeologische resten in de vorm van grondsporen kunnen in deze zone op basis van dit onderzoek niet uitgesloten worden. Daarom wordt aanbevolen om aanvullend archeologisch onderzoek te laten verrichten op de locatie van de voorgenomen bebouwing in de vorm van een archeologische begeleiding conform het protocol opgraven uit de KNA versie 3.2. Archeologische begeleiding. Dit houdt in dat tijdens of direct voorafgaand aan de grondwerkzaamheden archeologische waarnemingen worden verricht. Onderstaand de afbeelding uit het archeologisch rapport van 2012.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0005.png"
Afbeelding 5 indeling plangebied Monnikenberg in archeologische deelgebieden met verschillend advies. Rood omlijnd het plangebied.

3.6 Bodem en watersysteem

3.6.1 Bodem

Bodemopbouw
Het plangebied maakt geografisch gezien deel uit van het Gooische stuwwallengebied. Het stuwwallengebied is aardkundig gezien een bijzonder gebied, omdat het één van de weinige reliëfrijke gebieden betreft in Noord-Holland. De Gooische stuwwallen en sandrs (spoelzandwaaiers) zijn ongeveer 300.000 jaar geleden ontstaan. In een later stadium zijn smeltwaterdalen gevormd en is dekzand afgezet. Bijzonder in dit gebied zijn de zichtbaarheid van diverse geologische formaties in groeves, enkele kenmerkende dekzandruggen en typische verstuivingfenomenen. Er vindt nu nog op kleine schaal verstuiving plaats. Het Gooische stuwwallengebied behoort tot de fysisch geografische eenheden stuwwal, smeltwaterdal en -waaier, dekzand, dekzandrug, (reliëfarme) landduinen, landduinen met actief stuifzand en aanwasvlakte. Veel voorkomende bodemtypes zijn holt-, haar-, en veldpodzolgronden, (duin)vaaggronden en eerdgronden. Tot een diepte van 50 meter onder het maaiveld is gestuwd materiaal aanwezig. Hierin kunnen plaatselijk fijnzandige, lemige en slibhoudende lagen voorkomen. Lokaal bevat de bodem grindbestanddelen. De hydrologie wordt gedomineerd door infiltratie.

Bodembeschermingsgebied
De bodem in het stuwwallengebied bevat vele structuren die zijn ontstaan in de perioden van de ijstijd en de klimaatsopwarming daarna. Als zodanig geeft de bodem informatie over de klimaats-, en ontstaansgeschiedenis van het gebied. De grote verscheidenheid en gaafheid van verschijnselen maakt het stuwwallengebied bijzonder. Het gebied van GNR dat direct grenst aan het plangebied is aangewezen als aardkundig monument.

Bodemkwaliteit
In het plangebied milieukundig bodemonderzoek3 uitgevoerd. Op basis van het onderzoek kan worden geconcludeerd dat de bodem in het plangebied niet noemenswaardig is verontreinigd. De onderzoekshypothese 'onverdacht van bodemverontreiniging' dient door het aantreffen van enkele lichte verontreinigingen echter formeel te worden verworpen. De aangetoonde (lichte) verontreinigingen aan PCB's, PAK en lood in de grond en barium, benzeen, chloride, koper, molybdeen, tolueen en zink in het grondwater geven geen aanleiding tot het instellen van een vervolgonderzoek.

Voor de voorbereiding van civieltechnische werkzaamheden biedt het rapport relevante informatie voor de hergebruikmogelijkheden van vrijkomende grond en zand. Met uitzondering van het zand uit een mengmonster van het zuidoostelijk deel van onderzoekslocatie is het zand op basis van de RAW 2005-bepalingen te gebruiken als zand in aanvulling/ophoging op een diepte meer dan 1 meter beneden oppervlak van het wegdek, draineerzand of als zand in een zandbed minder dan 1 meter beneden het oppervlakte van het wegdek.

Explosieven
Op basis van de inventarisatie, beoordeling en evaluatie van het bronnenmateriaal die in het kader van het Vooronderzoek4 Conventionele Explosieven (CE) ten behoeve van het bestemmingsplan Monnikenberg 2013 is uitgevoerd kan worden geconcludeerd dat er in het plangebied de kans op de aanwezigheid van conventionele explosieven gering is.

3.6.2 Watersysteem

Maaiveldhoogte
De maaiveldhoogte van het gebied is bekend voor de huidige situatie. Globaal kent het gebied een maaiveldniveau van tussen de NAP +3,20 meter en de NAP +4,10 meter. Op dit moment is er vanuit gegaan dat dit maaiveldniveau voor de toekomstige situatie globaal intact blijft. Een meer gedetailleerd beeld van de maaiveldhoogten (gewonnen uit de AHN) is opgenomen in bijlage 1 in het Waterhuishoudkundig structuurplan5.

Bodemopbouw
De regionale bodemopbouw is afgeleid uit de Bodem- en Grondwaterkaart van Nederland en boorgegevens opgevraagd bij TNO-NITG. Daarnaast is met behulp van de boorprofielen voor het doorlatendheidsonderzoek de lokale bodemopbouw in beeld gebracht voor het plangebied.

Uit de Grondwaterkaart van Nederland blijkt dat ter plaatse van het plangebied sprake is van een gecombineerde eerste, tweede en derde watervoerende laag. Kenmerkend voor dit watervoerende pakket is een in dikte wisselend pakket dekzand welke is afgezet tijdens de laatste ijstijd. Lokaal komen er in het watervoerende pakket klei- en leemlagen voor.

Waterhuishoudkundige uitgangspositie
In het gebied Monnikenberg is wat de riolering betreft sprake van een gescheiden stelsel. Al het vuile water gaat naar het droogweerafvoer (dwa)-riool van de gemeente Hilversum. Het hemelwater van het gebied is door middel van een gescheiden stelsel gekoppeld aan de vijver in de wijk Van Riebeeck. Op het moment dat de riolering het aanbod van hemelwater niet kan verwerken, treedt er een overstort in werking (door middel van een Infiltratie & Transport (IT) riolering op het terrein van Tergooi, dat loost op een infiltratievijver. Deze vijver staat in de huidige situatie in het algemeen droog.

Grondwaterstroming
De grondwaterstroming is bekend uit stijghoogtemetingen van TNO afkomstig uit het DINOLoket. De richting is noordwestelijk.

Grondwaterstand
De gemiddelde grondwaterstand in het plangebied ligt rond de NAP +1,50 meter.

Watertoets
In het kader van het Bestemmingsplan Monnikenberg is door het Waterschap een watertoets uitgevoerd. De wijziging van de bebouwingspatronen die met deze partiële herziening mogelijk worden gemaakt is dermate gering dat een nieuwe watertoets overbodig is.

3.7 Kabels en leidingen

In het plangebied zijn geen planologisch relevante kabels, leidingen of straalpaden gelegen. Het aspect kabels en leidingen vormt hierdoor geen belemmering voor de beoogde sloop- en nieuwbouw. In geval van graafwerkzaamheden dient altijd een KLIC-melding te worden gedaan.

3.7.1 Riolering

De riolering in het plangebied sluit in de huidige situatie op twee punten aan op het gemeentelijk rioleringsstelsel, ter plaatse van de Van Riebeeckweg en tegenover de Surinamelaan. Tergooi heeft bij de vernieuwing van de riolering in het Oostereind in 2013 een aansluitmogelijkheid voor de nieuwbouw van Tergooi laten aanbrengen. Het riool in de openbare ruimte van de gemeente is een gescheiden stelsel met voldoende capaciteit. De woongebieden van HPG en Merem Oost zullen beide op het DWA riool in de Soestdijkerstraatweg worden aangesloten.

3.7.2 Nutsvoorzieningen

In het plangebied zijn geen hoofdtransportleidingen voor drinkwater, elektriciteit, gas, telecommunicatie enzovoort aanwezig.

3.7.3 Straalverbindingen

Voor de beveiliging van het nationale luchtruim en voor de veilige afhandeling van het militair- en burgerluchtverkeer staan verspreid over Nederland militaire radarstations en burgerradarstations en bakens. Objecten in een gebied rond een radarstation of bakens kunnen aanleiding geven tot verstoring van het radarbeeld of baken dat de gezamenlijke radarstations en bakens opbouwen. Obstakelbeheergebieden of radarverstoringsgebieden van militaire luchtvaartterreinen en obstakel/toetsingsvlakken van de communicatie-, navigatie- en surveillanceapparatuur voor de burger luchtvaart zijn daarbij van toepassing.
Hilversum ligt in het radarverstoringsgebied van Soesterberg (militairluchtverkeer) en het zogenoemde toetsingsvlak van communicatie-, navigatie- en surveillanceapparatuur Schiphol (burgerluchtverkeer). Voor de radar Soesterberg geldt dat bouwwerken hoger dan 72 m (hoogte geldt ten opzichte van NAP) kunnen leiden tot verstoring van de radar. Het plangebied ligt in dit verstoringsgebied.

3.8 Veiligheid

3.8.1 Externe veiligheid

Op basis van de uitgevoerde inventarisatie6 in verband met externe veiligheid is gebleken dat het plangebied Monnikenberg zich in de omgeving bevindt van meerdere transportassen, te weten de A27, de lokale routering gevaarlijke stoffen, de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort en twee hogedruk aardgasleidingen. De A27 is een relevante risicobron voor het bestemmingsplan en moet beschouwd worden binnen de verantwoording van het groepsrisico.
Uit de inventarisatie blijkt dat er in het plangebied geen buisleidingen aanwezig zijn die onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen vallen.
Het gebied van de partiële herziening ligt in het zuidelijk deel van het gebied Monnikenberg. Dat is op minimaal 280 meter afstand van de spoorlijn Amsterdam-Amersfoort, de belangrijkste risicobron.

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskaders

In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal-, regionaal en gemeentelijk beleid ten aanzien van de ruimtelijke structuur en de functionele structuur opgenomen. Ook is aandacht besteed aan relevant Europees beleid.

4.1 Rijk

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) staan de plannen voor ruimte en mobiliteit. Zo beschrijft het kabinet in de Structuurvisie in welke infrastructuurprojecten het de komende jaren wil investeren. Provincies en gemeentes hebben veel bevoegdheden bij ruimtelijke ordening. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals verbetering van de bereikbaarheid.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid.

Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR 3 Rijksdoelen geformuleerd:

  • 1. De concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • 2. De bereikbaarheid verbeteren;
  • 3. Zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

Toetsing 
In de SVIR zijn geen regels opgenomen die van belang zijn voor onderhavig plangebied.

4.1.2 Ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling

De “ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling´ is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro). Het Bro bepaalt dat voor onder meer bestemmingsplannen de treden van de ladder moeten worden doorlopen.

Doel van de ladder is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder wordt een zorgvuldige afweging van en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.

Een zorgvuldige benutting van de beschikbare ruimte voor verschillende functies vraagt om een goede onderbouwing van een nieuwe stedelijke ruimtevraag en een zorgvuldige ruimtelijke inpassing van de nieuwe ontwikkeling. De ladder bestaat uit drie treden die doorlopen dienen te worden, te weten:

  • Trede 1: Bepalen regionale vraag naar ruimte
  • Trede 2: Bouwen binnen bestaand stedelijk gebied
  • Trede 3: Multimodale ontsluiting bij bouwen buiten bestaand stedelijk gebied.

In Hoofdstuk 5 vindt toetsing aan de “ladder” plaats.

4.1.3 Nota "Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte"

Op 15 juni 2011 heeft het kabinet de Nota 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' aan de Tweede en Eerste kamer aangeboden. De visie is een aanvulling op de Structuurvisie infrastructuur en ruimte. In de Nota 'Kiezen voor karakter, Visie erfgoed en ruimte' schetst het kabinet haar visie op het borgen van onroerend cultureel erfgoed in de ruimtelijke ordening. In artikel 3.1.6, vierde lid, onderdeel a, van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is opgenomen dat het aspect cultureel erfgoed moet worden beschreven in de toelichting van een bestemmingsplan.
In paragraaf 3.6 wordt op deze onderwerpen ingegaan. Het bodemarchief heeft betrekking op de eventuele aanwezigheid van archeologische waarden (paragraaf 3.6.1).

4.1.4 PAS

Het programma aanpak stikstof (PAS) 2015-2021 is op 1 juli 2015 in werking getreden. De PAS steunt op twee pijlers om de doelen van Natura 2000 zeker te stellen: daling van stikstofdepositie en ecologische herstelmaatregelen. Een deel van de daling mag worden gebruikt voor nieuwe economische activiteiten.

Met behulp van een online rekeninstrument van de PAS kan de vergunningverlening worden ondersteund, alsmede de monitoring van de PAS en ruimtelijke planvorming in relatie tot stikstof. Op basis van de locatie en de kenmerken van stikstof-emitterende bronnen berekent het rekeninstrument de emissies, verspreiding en depositie van stikstof. Door de depositiekaart te combineren met de habitatkaart van de stikstofgevoelige Natura 2000-gebieden, ontstaat een beeld van de stikstofbelasting van de habitats.

PAS en bestemmingsplan
In formele zin is de PAS niet relevant voor de toets bij bestemmingsplannen. De wettelijke regels over de PAS zijn op deze plantoets niet van toepassing. Er is dus ook geen sprake van de toedeling van “ontwikkelingsruimte” in het bestemmingsplan om dat bestemmingsplan te kunnen vaststellen. Deze “ontwikkelingsruimte” is per definitie alleen gekoppeld aan concrete projecten en andere handelingen waarvoor in de lopende programmaperiode toestemming wordt verleend door middel van de vergunning, bedoeld in artikel 2.7 Wnb. Reguliere bestemmingsplannen vallen hier niet onder.

De wetgever heeft er bewust voor gekozen om bestemmingsplannen buiten de regeling van de PAS te houden en geen toedeling van ontwikkelingsruimte aan bestemmingsplannen mogelijk te maken. Het toedelen van ontwikkelingsruimte aan bestemmingsplannen zou een te groot beslag op de schaarse ontwikkelingsruimte voor projecten en andere handelingen leggen. Er zou in dat geval ontwikkelingsruimte nodig zijn voor de volledige realisatie van het bestemmingsplan en de maximale planologische mogelijkheden die het plan biedt, terwijl in werkelijkheid niet alle (maximale) ontwikkelingsmogelijkheden van het bestemmingsplan worden benut. Bestemmingsplannen hebben bovendien een geldingsduur van 10 jaar terwijl het programma aanpak stikstof een geldingsduur heeft van 6 jaar. Daarbij zal de ingangsdatum van bestemmingsplannen in elke gemeente anders zijn, zodat gelijktijdigheid van een bestemmingsplan met het programma nooit is verzekerd. Desalniettemin wordt er in hoofdstuk 5 op ingegaan om de uitvoerbaarheid van de projecten die planologisch mogelijk worden gemaakt aan te tonen.

4.2 Provincie

4.2.1 Structuurvisie Noord - Holland 2040

In de geconsolideerde "Structuurvisie 2040: Kwaliteit door veelzijdigheid", die op 28 september 2015 door Provinciale Staten is vastgesteld, geeft de provincie aan welke belangen een rol spelen bij de ruimtelijke ordening in Noord-Holland. Hierbij gaat het om ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. De provincie wil steden optimaal benutten, landschappen open houden en ruimte bieden aan economie en woningbouw.

De provincie Noord-Holland streeft naar verdere stedelijke verdichting en helpt gemeenten bij het optimaliseren van het gebruik van bestaand bebouwd gebied. Uitgangspunt is om deze woningvraag zoveel mogelijk te realiseren binnen het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). Het plangebied valt onder bestaand stedelijk gebied. Deze ontwikkeling is mogelijk volgens de Structuurvisie.

4.2.2 Provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie

In de provinciale ruimtelijke verordening (vastgesteld op 28 september 2015) staan de regels waaraan onder andere bestemmingsplannen moeten voldoen. Het is aan gemeenten om hun ruimtelijke plannen in overeenstemming te brengen met de provinciale ruimtelijke verordening. De provinciale verordening is bindend. In 2012 hebben G.S besloten de grens van het Bestaand Bebouwd Gebied aan te passen aan het Masterplan Monnikenberg.

Het plangebied valt in zijn geheel buiten het Nationaal Natuur Netwerk, buiten het gebied met Aardkundige waarden en in zijn geheel binnen het Bestaand gebouwd Bebouwd Gebied (BBG). Onderstaand wordt op het laatste nader ingegaan.

Artikel 9 Bestaand Bebouwd gebied
In artikel 9 van de verordening is te lezen dat als bestaand bebouwd gebied wordt beschouwd de bestaande of de bij een – op het moment van inwerkingtreding van de verordening – geldend bestemmingsplan toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing. Onder toegelaten woon- of bedrijfsbebouwing wordt mede begrepen de daarbij behorende bebouwing ten behoeve van openbare voorzieningen, verkeersinfrastructuur evenals stedelijk water en stedelijk groen van een stad, dorp of kern.

Onderstaand is een afbeelding opgenomen waarbij het bestaand bebouwd gebied zoals in de ontheffing van Gedeputeerde Staten van 17 juli 2012 is opgenomen in bruin-rode kleur is aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0006.png"

Afbeelding 6 Bestaand Bebouwd Gebied met daarbinnen (rode lijn) het plangebied.

Toetsing  
Conform de PRV dienen ruimtelijke ontwikkelingen te worden getoetst aan de 'ladder voor duurzame verstedelijking'. In paragraaf 5.1.6 wordt deze toets doorlopen.

4.2.3 Partiele herziening provinciale ruimtelijke verordening Structuurvisie

Na vaststelling van de PRVS in 2010 is en wordt deze regelmatig partieel herzien. Op www.ruimtelijkeplannen.nl is per perceel zichtbaar welke deel van herzieningen geldig is.

4.2.4 Provinciale Woonvisie 2010 – 2020

De provinciale woonvisie ´Goed wonen in Noord - Holland´ heeft als doelstelling dat in 2020 de inwoners van Noord-Holland over voldoende woningen beschikken met een passende kwaliteit en in een aantrekkelijk woonmilieu. De doelstelling is uitgewerkt in drie speerpunten:

  • 1. Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning.
  • 2. Verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners.
  • 3. Verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

De provinciale woonvisie is op 27 september 2010 vastgesteld.

De Regionale Actieprogramma's (RAP's) zijn het instrument om dit doel te bereiken. Voor de Gooi en Vechtstreek is een RAP opgesteld. De beschrijving van het RAP is opgenomen bij de beschrijving van het beleid van de regio.

4.2.5 Wegenverordening Noord-Holland 2015

De Soestdijkerstraatweg is ten oosten van de kruising met de Surinamelaan een provinciale weg: de N415. Hier is dus de Wegenverordening Noord-Holland 2015 van toepassing. Dat betekent dat B en W van de gemeente Hilversum voor de afgifte van een omgevingsvergunning van een nieuwe uitweg gehouden zijn aan de bepalingen van deze verordening. In artikel 8 van de wegenverordening zijn beoordelingscriteria voor uitwegen opgenomen om te verzekeren dat slechts in zeer uitzonderlijke omstandigheden vergunning wordt verleend voor nieuwe uitwegen die aan provinciale wegen zijn gelegen.

4.3 Regio

4.3.1 Regionaal Actieprogramma

Het doel van de Regionaal Actieprogramma's (RAP's) is om te komen tot regionale woningbouwprogrammering, waarbij op regionaal niveau de afstemming tussen vraag en aanbod centraal staat. Een regionaal programma biedt een robuust kader voor lokale differentiatie in woonproducten, doelgroepen en locatietypen. Als gemeenten en regio's van elkaar weten wat de plannen zijn en daar afspraken over maken, kunnen unieke lokale kansen beter benut worden, zonder dat er ongewenste concurrentie ontstaat. Het RAP is op 22 maart 2012 vastgesteld.

Ten aanzien van de Gooi en Vechtstreek wordt geconstateerd dat de centrale ligging van de regio betekent dat de regio veel verbanden heeft met andere regio's en provincies (Utrecht en Flevoland). De vele vervoersknooppunten en groengebieden beperken de mogelijkheden om nieuwbouw te plegen. Desondanks wil de regio een betaalbare en diverse woningmarkt realiseren. Dit stelt hoge eisen aan zowel de nieuwbouw als de herstructurering. De Regionale woonvisie uit 2008 is in het RAP tegen het licht gehouden en geconcludeerd is dat de vier kernambities en de geformuleerde strategieën nog recht overeind staan en op onderdelen als dynamiek en betaalbaarheid pregnanter geworden zijn. De vier kernambities zijn:

  • een economisch en sociaal vitale regio, ook op de lange termijn;
  • meer beweging en meer keuze op de woningmarkt in het algemeen, en meer kansen voor mensen die het lastig hebben op de woningmarkt, in concreto jongeren, jonge gezinnen en ouderen die zorg nodig hebben;
  • diversiteit aan woonmilieus in de regio behouden en versterken met behoud van het groene karakter;
  • de Gooi en Vechtstreek onderscheidt zich als regio waar ruimte is voor het zoeken naar en uitvoeren van vernieuwende oplossingen op het gebied van wonen.

Er is een actieprogramma vastgesteld met de bedoeling dat door de implementatie van de in het programma verwoorde strategieën (en dus de visie) gerealiseerd worden. Uitgangspunt voor het regionale woningbouwprogramma is een verdeling van 1/3 betaalbare segment, 1/3 middelduur, een derde dure segment (inclusief 'top duur').
Voor Hilversum is in het RAP opgenomen dat de voorraad met 820 woningen mag worden uitgebreid. De kleinschalige aanpassing van het woonprogramma dat nu met dit bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, past in het RAP. In plaats van uitsluitend gestapelde woningen zullen nu ook grondgebonden woningen worden gerealiseerd. Het totale programma voor het gebied wordt naar beneden bijgesteld naar maximaal 180 woningen.

4.4 Gemeente

4.4.1 Structuurvisie Hilversum 2030

De Structuurvisie Hilversum 2030 is een integrale visie op hoofdlijnen voor het gehele grondgebied van de gemeente en heeft betrekking op alle aspecten van het gemeentelijk ruimtelijk beleid.

De structuurvisie is het strategisch beleidsdocument over de ruimtelijke en functionele ontwikkelingen in de gemeente op middellange termijn. In dit geval ligt de planhorizon omstreeks 2030. De structuurvisie bevat dus geen concreet uitgewerkte plannen of besluiten ten aanzien van de bestemming van afzonderlijke locaties. Het geeft aan welke richting de gemeente op wil, gezien door de bril van vandaag en de verwachtingen voor de toekomst. De structuurvisie is in principe leidend voor het vaststellen van dit bestemmingsplan, waarbij een vertaalslag is gemaakt van het algemene, ruimtelijk beleid uit de structuurvisie naar de locatie specifieke en meer gedetailleerde uitwerking in dit bestemmingsplan.

De vijf speerpunten of kernkwaliteiten die Hilversum de komende jaren wil behouden en versterken zijn:

  • 1. Goede woongemeente om te leven met voldoende werkgelegenheid en (basis)voorzieningen.
  • 2. Behoud omringende natuurgebieden.
  • 3. Mediastad en vestigingsplaats voor creatieve bedrijvigheid.
  • 4. Centrumgemeente met accent op Zorg.
  • 5. Hoge stedenbouwkundige en architectonische kwaliteit.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen gebieden met weinig ontwikkelingen en de dynamische gebieden. Behoud en ontwikkeling zijn met elkaar in balans. In de niet dynamische gebieden staat behoud van het huidige karakter voorop en wordt weinig ruimtelijke ontwikkeling voorzien. Dat geldt ook voor het buitengebied, inclusief het dynamische gebied Zonnestraal en omgeving, waar geen verdergaande verstedelijking zal plaatsvinden.

Het centrum, een aantal bestaande werklocaties, de gebieden Monnikenberg, Anna's Hoeve en Larenseweg e.o. zijn de dynamische gebieden (binnen bestaand bebouwd gebied) waar sprake is van aanmerkelijke ruimtelijke ontwikkelingen en functiewijzigingen. De structuurvisie biedt de ruimte voor, en geeft richting aan, het realiseren van de ambities op het gebied van hoogwaardig wonen, natuur, media, zorg en architectuur. Vanuit de integrale benadering zijn dwarsverbanden in beeld gebracht, bijvoorbeeld vanuit de invalshoeken duurzaamheid, bereikbaarheid en regio. De Structuurvisie is in mei 2013 door de gemeenteraad vastgesteld.

Toetsing
Met de realisatie van de woningen in het plangebied wordt de woonfunctie rondom het centrum versterkt. Het optimaal benutten en versterken van het stedelijk gebied en het verbeteren van het woningaanbod in en rondom het centrum zorgt dat de gemeente een aantrekkelijke woongemeente is en blijft.

4.4.2 Structuurvisie Verkeer en Vervoer 2030

De structuurvisie Verkeer en Vervoer 2030 heeft aantal doelen:

  • duurzaam bereikbare stad met behoud van de ruimtelijke kwaliteiten;
  • efficiënt verkeerssysteem dat Hilversummers, werknemers en bezoekers in staat stelt om op een efficiënte manier hun activiteiten te ontplooien en te participeren in de samenleving;
  • voorkomen negatieve effecten van het verkeers- en vervoerssysteem (doorstromingsknelpunten, luchtkwaliteit, geluid, parkeerdruk, doorgaand verkeer) zoveel mogelijk worden voorkomen;
  • bereikbaarheid van Hilversum heeft een positief imago.

Uitgangspunten zijn:

  • bestaande infrastructuur en Hoog Openbaar Vervoer (HOV);
  • verleggen focus van bouwen naar benutten;
  • integrale aanpak voor alle wijzen van vervoer;
  • handhaven verdeling wijzen van vervoer en hoog fietsgebruik;
  • minder budget dus scherpe keuzes.

Er zijn vier kern opgaven voor verkeer om de ambities te realiseren:

  • 1. Hilversum blijft fietsen, gericht op het behoud van het hoge aandeel fietsgebruik.
  • 2. Een moderner OV-systeem, gericht op het omvormen en uitbreiden van het bestaande OV-systeem van bus en trein met HOV, innovatieve kleinschalige vormen van collectief vervoer, beter functioneren van station Sportpark en het optimaal functioneren van het (regionale) vervoersknooppunt Hilversum Centraal.
  • 3. Beter, veilig en duurzaam gebruik van de verkeersruimte gericht op veiligheid en gedrag, CO2 reductie, nieuwe technieken en modern parkeerbeleid.
  • 4. Oplossen resterende infrastructuur knelpunten, specifiek voor het centrum en het laatste knelpunt op de buitenring.

Voor dit bestemmingsplan betekent het dat de oplossingen voor de afwikkeling van het verkeer aan bovengenoemde uitgangspunten en opgaven moeten voldoen.

4.4.3 Nota parkeerbeleid

De Nota parkeerbeleid is in 2009 vastgesteld.
De doelen van het geïntegreerde parkeerbeleid zijn:
Effectief gebruik van de beschikbare parkeerruimte (te meten in bezettingsgraden van parkeergarages en maaiveldparkeerplaatsen).
Minder overlast in woonwijken door geparkeerde auto´s van woon-werkverkeer en bezoekers van het centrum (te meten met de Omnibusenquête).
Mobiliteitsgroei wordt niet meer voornamelijk opgevangen met de auto. Er is flankerend verkeersbeleid voor fiets, OV en mobiliteitsmanagement vastgesteld en in uitvoering gebracht. In de programmabegroting staat de ambitieuze doelstelling ´vasthouden van de aandelen van fiets en OV in de totale mobiliteit´ (fiets en OV samen is 48%, te meten door de modal split uit het Mobiliteitsonderzoek Nederland). Dat betekent een verandering met voorbije jaren, waarin de groei van de totale mobiliteit in Hilversum vooral met de auto werd opgevangen.
Een evenwichtige parkeerbalans (vraag en aanbod zijn ook op termijn, rekening houdend met autonome mobiliteitsgroei en toevoegen programma, in evenwicht) en meer kwaliteit in parkeren.

Het parkeervraagstuk spitst zich toe op het centrum en omliggende buurten. Deze nota biedt mogelijkheden tot maatwerk voor deze gebieden, maar is van toepassing op de totale stad.

4.4.4 Beleidsregels Parkeren bij ruimtelijke ontwikkelingen Hilversum 2017

In juni 2017 heeft de gemeente Hilversum geconstateerd dat het parkeerbeleid van de gemeente toe is aan een herijking. De relevante nota's op parkeergebied waren teveel versnipperd. In de nieuwe nota parkeerbeleid worden de verschillende delen van het parkeerbeleid samengevoegd in één bestand. Na behandeling van de Parkeernota Hilversum 2017 in de gemeenteraad heeft het college van burgemeester en wethouders de Beleidsregels Parkeren bij Ruimtelijke ontwikkelingen vastgesteld. Deze beleidsregels zijn op 1 juli 2017 in werking getreden. Het doel van dit beleid is dat in parkeer-/stallingsruimte voor auto's, dan wel laad- of losruimte, op eigen terrein moet worden voorzien als daartoe behoefte ontstaat ten gevolge van bouwen, waarvoor een vergunning is vereist, en/of gebruik, waarvoor een afwijking nodig is op grond van de Wabo. Op deze wijze wordt in het bijzonder de parkeerdruk in de openbare ruimte beperkt, en wordt de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen primair bij de 'veroorzaker' van de parkeervraag gelegd.

De lijst parkeernormen differentieert globaal naar functies en stedelijkheidsgraad, waarvoor Hilversum is opgedeeld in drie gebieden: 'centrum', 'schil' en 'buitenschil/rest bebouwde kom/buiten bebouwde kom'. De Beleidsregels Parkeernormen zijn gebruikt bij het opstellen van het voorliggende bestemmingsplan Partiele herziening bestemmingsplan Monnikenberg. Bij deze aanpassing van het bestemmingsplan Monnikenberg is rekening gehouden met dit nieuwe beleid.

Functie   norm   eenheid   Aandeel bezoekers  
Koop, vrijstaand   2,2   woning   0,3  
Koop, 2 onder 1-kap   2,1   woning   0,3  
Koop, tussen/hoek   1,9   woning   0,3  
Koop, etage, duur   2,1   woning   0,3  
Koop, etage, midden   1,8   woning   0,3  
Koop, etage, goedkoop   1,6   woning   0,3  
Huurhuis vrije sector   1,9   woning   0,3  
Huur, etage, duur   1,8   woning   0,3  
Huur, etage, midden/goedkoop   1,4   woning   0,2  
Aanleunwoning en serviceflat   1,1   woning   0,3  
Arbeidsintensieve/bezoekersextensieve bedrijven (industrie, laboratorium, werkplaats)   2,35   Per 100 m² bvo   5%  

Afbeelding 7 Parkeernormering woningen 2017

4.4.5 Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'

De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad' vastgesteld. Een belangrijk uitgangspunt wordt daarbij dat de verstoorder betaalt.

'De ondergrondse stad' is een logisch gevolg van internationale afspraken over behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed die al in 1992 in het Europese Verdrag van Malta werden gemaakt en in 2006 zijn verankerd in nationale wetgeving. Als gevolg van deze afspraken gaat de gemeente de kennis over de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis gebruiken om vindplaatsen van archeologisch erfgoed in kaart te brengen. Inmiddels is een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het mogelijk maakt archeologisch onderzoek in te plannen.

Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum.

In paragraaf 5.6.2 van deze toelichting is opgenomen op welke wijze is omgegaan met archeologie in het plangebied.

4.4.6 Groenbeleidsplan Hilversum 2030, De groene structuurvisie van Hilversum

Het groenbeleidsplan is opgesteld met als doel 'de verouderde Hilversumse groenbeleidsnota's te herzien tot een actuele nota die al het groenbeleid voor het gehele grondgebied van Hilversum op hoofdlijnen beschrijft'. In het plan is onder andere aandacht voor versterking van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS), het veiligstellen van de groenstructuur die het groene imago van Hilversum bepaalt, groen in bouwplannen, de aanpak van de stadranden, versterking van groen in het centrum, kleine groenplannen op buurtniveau en spelen in het groen.

Het groenbeleidsplan beschrijft een integraal, samenhangend en geactualiseerd beleid rond het thema groen voor de gehele gemeente. In dit plan wordt de visie op het groen van Hilversum beschreven aan de hand van vijf deelvisies en één totaalvisie:

  • 1. Landschap en cultuurhistorie
  • 2. Ecologie en water
  • 3. Gebruik
  • 4. Beheer en eigendom
  • 5. Bomen
  • 6. Integrale visie op groen.

Het groen in en rondom Hilversum staat onder druk en de verwachting is dat deze druk de komende jaren verder zal toenemen. Bijvoorbeeld door de toenemende verstedelijkingsdruk, decentralisatie van groenbeleid en bezuinigingen. Dit maakt het noodzakelijk om actief groenbeleid te voeren. Hiertoe zijn vijf speerpunten geformuleerd:

  • 1. Vastleggen groenbeleid en streefbeelden
  • 2. Behoud en versterking natuurgebieden in het buitengebied
  • 3. Verbeteren samenhang tussen stadsrand en buitengebied
  • 4. Inzetten op kwaliteit en beleving van groen in de stad
  • 5. Mensen betrekken bij groen en profileren Hilversum als groene stad

Het Groenbeleidsplan vervangt de volgende gemeentelijke beleidsnota´s: Het landschapsbeleidsplan (1992), Het groenstructuurplan ´Hilversum Meer dan Groen´(1993) en De Visie straat- en laanbomen (1986).

De voorgenomen ontwikkeling past in het groenbeleidsplan. Het betreft een marginale wijziging van het bestemmingsplan Monnikenberg. Bij de aanpassing is rekening gehouden met het groenbeleidsplan. De grondgebonden woningen worden afgewisseld met voldoende groen.

4.4.7 Velbeleid Hilversum 2013-2030

Het Groenbeleidsplan Hilversum 2030 is maatgevend voor het nieuwe velbeleid voorheen (kapvergunningenbeleid), vastgesteld door de raad op 15 mei 2013. Deze nota is dus een uitwerking van het Groenbeleidsplan Hilversum 2030. Het nieuwe velbeleid is opgesteld vanuit bescherming van bomen in het algemeen en in de uitzonderingsgebieden en de hoofdgroenstructuur in het bijzonder. Naast instandhouding van bomen zijn herplant en handhaving prominente onderdelen van het nieuwe beleid. Herplant en handhaving zorgen ervoor dat de kwaliteit van het groen blijft gehandhaafd en waar mogelijk versterkt worden. Het beleid heeft als tweede doel om inwoners, bedrijven en instanties meer bewust te maken van de grote bijdrage van bomen aan de beleving en betekenis van Hilversum als Mediastad in het groen. Uitgangspunt bij het beoordelen van een aanvraag omgevingsvergunning voor het vellen van bomen is het behoud van bomen. Alleen wanneer het verwijderingsbelang zwaarder weegt dan het boombelang wordt een omgevingsvergunning voor het vellen verleend.

4.4.8 Duurzaam Hilversum 2016-2020

Het plan Duurzaam Hilversum 2016-2020 legt de basis voor een klimaatneutraal Hilversum in 2050. Samenwerking met partijen uit de regio en creativiteit zijn hierbij essentieel.

  • 1. Klimaatverandering is een belangrijk thema. Op de Klimaattop van 2015 zijn afspraken gemaakt over het terugdringen van CO2-uitstoot en vergroening van de samenleving. Uiteraard draagt Hilversum hier met veel enthousiasme een steentje aan bij. De regio staat bekend om zijn mooie natuurgebieden; een unicum in de Randstad. Met het streven om in 2050 klimaatneutraal te zijn, willen de Energieplatform Hilversum, Green Deals. De eerste Green Deal is inmiddels met HilverZon gesloten. Doel is onder meer om 15.000 extra zonnepanelen te plaatsen voor 2020.
  • 2. Voorbeeld en inspiratie vanuit gemeente Hilversum. De gemeente gaat voor een klimaatneutrale gemeentelijke organisatie in 2020.
  • 3. Steun verduurzaming maatschappij. De gemeente ondersteunt op verschillende manieren de verduurzaming in de maatschappij. Denk aan energieneutrale (nieuw)bouw en collectieve projecten..

4.4.9 Gemeentelijk Rioleringsplan 2015-2020

De gemeente heeft de wettelijke taak voor het inzamelen en transporteren van stedelijk afvalwater en hemelwater op basis van de Wet Milieubeheer. Deze zorgplicht is vanaf 1 januari 2008 nader uitgesplitst naar de drie zorgplichten voor afvalwater, hemelwater en grondwater. Het gemeentelijke rioleringsplan is als verplichte planvorm vastgelegd in de Wet Milieubeheer en beschrijft hoe de gemeente invulling geeft aan haar taken.

De riolering is een onmisbare voorziening om stedelijk afvalwater en overtollig hemelwater uit de woonomgeving te verwijderen. Het zorgt in de eerste plaats voor de bescherming van de volksgezondheid en daarnaast voor de bescherming van het milieu en het voorkomen van wateroverlast. Hierbij is een goede integrale beleidsafweging van belang vanwege de interacties tussen riolering, oppervlaktewater, wegen en groen. Ook onderbouwt het Gemeentelijk Rioleringsplan de benodigde personele en financiële middelen die nodig zijn om invulling te geven aan de gemeentelijke rioleringszorg.

Een goed functionerende afvalwaterketen is niet vanzelfsprekend. Gemeente en waterschap moeten anticiperen op nieuwe ontwikkelingen zoals een veranderend klimaat met extreme neerslag en langere perioden van droogte. Ook zal het terugwinnen van grondstoffen en zuiveren van medicijnresten op de zuivering steeds belangrijker worden. Binnen het samenwerkingsverband ISARIZ trekken gemeenten en waterschap samen op om de kwaliteit te verbeteren en kwetsbaarheid te verminderen en tegelijkertijd de kosten voor de burger zoveel mogelijk te beperken.

4.4.10 Welstandsnota Hilversum 2008

De welstandsnota is in 2014 door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandcriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Het behoudt van de bestaande kwaliteiten staat voorop. Het is belangrijk dat het bestemmingsplan en de welstandsnota goed op elkaar zijn aangesloten.
Omdat in een bestemmingsplan de bestemming aan de grond wordt gegeven met de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden, behoren welstandscriteria niet via het bestemmingsplan, maar via de welstandsnota geregeld en eventueel gewijzigd te worden.
In het kader van het vooroverleg is de Actualisatie van het Masterplan Monnikenberg voorgelegd aan de Adviescommissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (ARK).

De Actualisatie Masterplan Monnikenberg bevat tevens een Aanvulling op het ambitie- en inspiratiedocument, dat in 2013 als Beeldkwaliteitsplan is vastgesteld.

In de betreffende paragrafen van de Actualisatie worden in woord en beeld het gewenste hoge ambitieniveau beschreven voor de bebouwing en de inrichting voor de openbare ruimte. De Actualisatie is dus tevens bedoeld als richtinggevend kader en inspiratiebron voor architecten die binnen het masterplan gebouwen en deelgebieden verder uitwerken. De initiatiefnemers stellen zich tot doel een samenhangend geheel te laten ontstaan van gebouwen en openbare ruimte. Ook wordt het hoge architectonische ambitieniveau van de gebouwen in het totale gebied bewaakt. Bij de vaststelling van het bestemmingsplan zal tevens worden voorgesteld om de Aanvulling op het ambitie- en inspiratiedocument (onderdeel van de Actualisatie Masterplan Monnikenberg ) onderdeel te laten uitmaken van de gemeentelijke welstandsnota, zodat bouwplannen hieraan getoetst kunnen worden.

4.4.11 Woonvisie Hilversum 2016-2020

Hilversum wil een vitale en leefbare woongemeente zijn. De focus ligt hierbij op de ruimtelijke kwaliteit en dynamiek op de woningmarkt: het op gang brengen en houden van doorstroming, door strategisch woningen toe te voegen rekening houdend met de verschillende doelgroepen en de bestaande voorraad zo efficiënt mogelijk te benutten en toe te wijzen aan de veranderende behoefte.

In de structuurvisie Hilversum 2030 is bepaald dat Hilversum stuurt op geen extra groei van het inwoneraantal. De gemeente bouwt voor de autonome vraag en een betere kwaliteit van de woningvoorraad. De gemeenteraad heeft daarvoor al aantallen nieuw te bouwen woningen vastgesteld. In de begroting van 2016 is, in navolging van de opgave in de Structuurvisie Hilversum 2030, vastgelegd dat Hilversum zich inzet om jaarlijks 200 en vanaf 2018 250 extra woningen te realiseren. In het coalitieakkoord is verder afgesproken om 100 extra sociale huurwoningen te realiseren. Daarnaast is er commitment van Hilversum op de taakstelling van het Rijk voor het huisvesten van statushouders. De randvoorwaarde daarbij is 'geen langere wachttijden voor huidige woningzoekenden'.

Het uiteindelijke doel van de gemeente is, dat de woningvoorraad goed wordt benut en er voor alle inwoners van Hilversum een passende woning beschikbaar is. Dit doet de gemeente door ruimere keuzemogelijkheden en meer beweging binnen de voorraad te stimuleren. Daarom richt de gemeente zich binnen bovengenoemde bouwopgaven op twee specifieke segmenten:

  • 1. Binnen de opgave voor sociale huur ligt de nadruk op het realiseren van substantieel meer aanbod in het laagste segment.
  • 2. Er is een groot tekort aan huurwoningen in het lage middensegment. Om twee redenen is dit een belangrijke categorie voor Hilversum. Enerzijds is het een van de voorwaarden om doorstroming in de sociale huur op gang te brengen. Anderzijds betreft het woningen die interessant zijn voor jonge starters en gezinnen met een economische binding met Hilversum.

4.4.12 Masterplan Monnikenberg

Het Masterplan Monnikenberg7 omschrijft de invulling van het plangebied Monnikenberg, waarin zorg, wonen en natuur voor de inwoners van het Gooi en Omstreken worden geïntegreerd. Het masterplan gaat zo veel mogelijk uit van de bestaande kwaliteiten in het gebied en vormt een kwalitatief kader voor enerzijds de ontwikkeling van een nieuw zorgpark, anderzijds voor de herontwikkeling van de vrijkomende locaties in het westelijk deel van het plangebied. In het oostelijk gedeelte is de planvorming gericht op behoud en herstel van de natuurwaarden. De Hilversumse gemeenteraad heeft op 1 februari 2012 unaniem ingestemd met dit Masterplan Monnikenberg. Dit Masterplan vormde in 2013 de basis voor het bestemmingsplan Monnikenberg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0007.png"
Afbeelding 8: Masterplan Monnikenberg 2011

4.4.13 Actualisatie Masterplan

In 2016 wordt door de samenwerkende partners geconstateerd dat de planrealisatie op basis van het Masterplan uit 2012 om meerdere redenen moeilijk is.
Er is sprake van een te grote onderlinge afhankelijkheid van de fasering in de planuitvoering.
Het is voor de zorgpartijen noodzakelijk hun plannen gefaseerd te realiseren.
Om bovenstaande reden is er niet langer sprake van één gezamenlijke huisvesting van Tergooi en Merem. Om dezelfde reden moet de Mytylschool naar een andere locatie, aan de oostzijde van Merem.
Inmiddels heeft in het kader van de besluitvorming over de HOV het “rondje Hilversum” een andere ligging gekregen. Niet meer door Monnikenberg maar er langs.
Door de gewijzigde locatie van de Mytylschool moet de HPG locatie op een andere wijze ontsloten worden.
Om zowel de samenhang in het plan als de kwaliteit overeind te houden is door de initiatiefnemers begin 2016 besloten een Actualisatie Masterplan op te stellen.
Deze is op 25 januari 2017 aan de gemeente Hilversum aangeboden.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijk plan

5.1 Ruimtelijke structuur

5.1.1 Inleiding

De Actualisatie Masterplan maakt als bijlage onderdeel uit van de plantoelichting. Daarom wordt in de beschrijving van het stedenbouwkundig plan in dit hoofdstuk alleen op de hoofdlijnen ingegaan, waarbij vooral de afwijkingen van het oorspronkelijke Masterplan worden toegelicht.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0008.png"
Afbeelding 9 Actualisatie Masterplan (2017)

Het uitgangspunt is nu dat alle initiatiefnemers zo veel mogelijk op hun eigen gronden zelfstandig kunnen ontwikkelen, zonder dat men afhankelijk is van de fasering van de ander. Dit is van belang om te voorkomen dat ontwikkelingen elkaar bij de realisatie blokkeren. De voorgestelde wijzigingen in het Masterplan leiden tot meer flexibiliteit voor alle betrokken partijen en hierdoor kan per ontwikkeling maatwerk geleverd worden.

5.1.2 Een gefaseerde ontwikkeling: bouwen aan een robuust raamwerk

Het gevaar van het opknippen van een grote gebiedsontwikkeling als Monnikenberg is dat de samenhang uit het oog verloren wordt. Het is dan ook essentieel dat met iedere afzonderlijke fase verder gebouwd wordt aan het robuuste, landschappelijke raamwerk van de Monnikenberg. Dit raamwerk is vastgelegd in het oorspronkelijke Masterplan en bestaat uit de volgende onderdelen:

De groene bosrand: om het bosachtige karakter en de groene uitstraling te behouden die zo kenmerkend zijn voor een landgoed is het gehele gebied omzoomd door een ruime bosstrook. Deze strook bestaat uit houtopstanden en zal versterkt worden door de aanplant van nieuwe bomen.

De lanen: Het hele landgoed wordt doorsneden door bestaande noord-zuid georiënteerde lanen. Delen van deze lanen worden omgevormd tot aantrekkelijke (langzaam) verkeersroutes.

Oost-west verbindingen: Er zijn twee oost-west verbindingen in het masterplan opgenomen die het gebied verbinden met de stad. De groene wig biedt vanaf de stad een visuele verbinding tot het landgoed Monnikenberg en vormt een markante stedenbouwkundige openbare ruimte en een visuele verbinding naar het klooster, hiermee wordt de historische zichtlijn naar het klooster hersteld. De oorspronkelijke zorgboulevard is gewijzigd in een aantal natuurlijke 'boskamers' op het terrein van Tergooi en Merem. De eerste boskamer vormt het kloppende hart en de ontmoetingsplek van het gezondheidspark en ligt voor de belangrijkste en verreweg de grootste functie in het gebied; het ziekenhuis. De boskamer is kleiner dan de oorspronkelijke zorgboulevard onder andere doordat de revalidatiecampus en de schoolcampus met de Mytylschool hun eigen groene boskamer hebben gekregen. De boskamers hebben een menselijke maat en schaal en een natuurlijker karakter dan de oorspronkelijke opzet waardoor het landgoedgevoel nog beter tot zijn recht komt en veel meer bestaande bomen kunnen worden ingepast.

5.1.3 Wijzigingen in de ontsluitingsstructuur

De fasering van de diverse ontwikkelingen heeft geleid tot een aanpassing van de ontsluitingsstructuur. De hoofdentree van het gezondheidspark blijft aan de Soestdijkerstraatweg. De meeste bezoekers van het gebied, zowel van het ziekenhuis als van het revalidatiecentrum, zullen via deze entree het gebied binnen komen en worden zo snel mogelijk de parkeergarage ingeleid. De ontsluitingsweg buitenom blijft net zoals in het Masterplan langs de rand van het gebied lopen met een OV halte bij de toekomstige boskamer voor het ziekenhuis. De entree van de Mytylschool voor de busjes die 's ochtends en 's middags de kinderen komen brengen en halen loopt via de huidige entree van Merem. Het huidige parkeerterrein wordt gebruikt als buffer/wachtplek. De bestaande ontsluiting van Merem kan ook gebruikt worden voor bezoek aan de Theeberg (de voormalige tuinmanswoning).

De ontsluiting naar het woongebied van HPG loopt via haar eigen laan die aansluit op de hoofdontsluiting aan de Soestdijkerstraatweg. De monumentale laan vormt een aantrekkelijke en chique oprijlaan naar dit woongebied. Het toekomstige woongebied op het terrein van Merem Wonen krijgt een eigen ontsluiting aan de Soestdijkerstraatweg.

5.1.4 Beeldbepalende onderdelen

De volgende onderdelen van het plan zullen in belangrijke mate de identiteit van het gebied gaan bepalen:

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0009.png"
Afbeelding 10: Boskamers

1. De boskamers
In het gezondheidspark Monnikenberg liggen verschillende boskamers voor ontspanning, ontmoeting en spelen. De boskamer op het terrein van Tergooi is het kloppende hart van het Gezondheidspark, een ontmoetingsplek bij uitstek. Hier komen cliënten, bezoekers en werknemers samen. Dit stelt hoge eisen aan de inrichting, de materialisatie en het straatmeubilair. Het is een voetgangersdomein, fietsers en auto's zijn te gast. De boskamer heeft de allure van een kleine landschapstuin. De ruimte is overzichtelijk ingericht en heeft een informeel en natuurlijk karakter doordat veel bestaande bomen zijn ingepast. De ruimte wordt gedomineerd door de nieuwe entree van het ziekenhuis die uitnodigend in het bos ligt. Op het terrein van Merem komt ook een tweetal boskamers, één bij de revalidatie campus en één bij de onderwijs campus. Deze boskamers hebben eveneens een natuurlijke uitstraling.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0010.png"
Afbeelding 11:Entrees

2. De entrees
De Monnikenberg heeft verschillende entrees die ieder een eigen sfeer en karakter hebben, maar wel familie zijn van elkaar. Door de entrees te markeren door middel van een poort, bijvoorbeeld twee gemetselde penanten, met de naam van het gebied, passend bij de functie en de mate van openbaarheid daarvan, ontstaat een duidelijk onderscheid qua functie voor de verschillende deelgebieden. Het ontwerp van de poorten is een aparte architectonische opgave en dient in nauwe samenhang met de inrichting van de openbare ruimte en de overige inrichtingselementen (bewegwijzering, straatmeubilair, verlichting, kunst) te worden vormgegeven. Ook de entrees naar de beide woongebieden op het terrein van HPG en Merem Wonen krijgen een poort.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0011.png"
Afbeelding 12: Gebouwen Tergooi in deel Partiële herziening bestemmingsplan

3. Het parkeergebouw, het nevengebouw en de ambulancepost (RAV)
Vanaf de Soestdijkerstraatweg krijgt de bezoeker van het ziekenhuis via een slingerweg door het bos direct zicht op een bijzonder gebouw: het ronde parkeergebouw, een groen icoon. Door de ronde vorm van dit gebouw is de hoofdentree van het ziekenhuis ook goed zichtbaar en dat is goed voor de oriëntatie bij aankomst. In tegenstelling tot het rechthoekige, prominent aanwezige parkeergebouw uit het eerdere Masterplan, is er thans sprake van een ensemble van gebouwen met bijzondere vormen en afmetingen verspreid in het bos. Het gebouw is een blikvanger bij de entree van het Gezondheidspark en vormt daarmee het eerste visitekaartje van het gebied. Dit gebouw dient daarom de kwaliteiten van zowel de bijzondere architectuur als de groene omgeving in zich te verenigen. Dit vraagt om een zorgvuldig gedetailleerd ontwerp.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0012.png"
Afbeelding 13: Gebouwen Merem

4. School- en revalidatiecampus Merem
De Mytylschool en het revalidatiecentrum liggen in de luwte van het gezondheidspark. Ook voor deze gebouwen geldt dat ze uniek zijn met een bijzondere en eigentijdse architectuur. Door de campusachtige setting met losse volumes rondom groene bostuinen ontstaat een prettige en menselijke maat en schaal. De inrichting van de buitenruimte als healing environment en de mogelijkheid om actief buiten om te gaan met je beperking is essentieel. Beleven van de natuur is hier een belangrijk onderdeel van het revalideren en ook voor de school geldt dat het gebruik van de buitenruimte erg belangrijk is. De voormalige tuinmanswoning zal gebruikt gaan worden als leer/werkplek voor leerlingen van Mytylschool. Een ontsluitingsweg tussen de school en de tuinmanswoning (zoals in het bestemmingsplan van 2013 was voorzien) is om die reden ongewenst.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0013.png"
Afbeelding 14: HPG Wonen

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0014.png"
Afbeelding 15: Merem Wonen

5. Landschappelijke wonen op Landgoed Monnikenberg
Op het landgoed komen diverse bijzondere woonmilieus die ieder op een andere wijze omgaan met de kwaliteiten van de plek. Landschappelijk wonen op het terrein van HPG, villapark wonen op het terrein van Merem Wonen en bosparkwonen op het terrein van Tergooi (dit laatste buiten het gebied van deze partiële herziening). De woongebieden op de terreinen van HPG en Merem zijn in deze partiële herziening qua oppervlak vergroot ten opzichte van het bestemmingsplan uit 2013. Door een ander woningbouwprogramma (minder gestapelde bouw en meer grondgebonden woningen, zoveel mogelijk behoud van bestaande bomen en tuinen) neemt de groene uitstraling echter toe.

Het landschappelijke wonen op het terrein van HPG heeft een luxe uitstraling. De mix van appartementengebouwen en grondgebonden woningen is zorgvuldig ingepast in het landschap, de volumes zijn net zichtbaar tussen de bosrand vanuit de groene wig en hebben een ingetogen architectonische expressie. Er dient gezocht te worden naar een zorgvuldig evenwicht tussen de woningen en de prachtige natuurlijke omgeving en naar een architectuur die recht doet aan de unieke plek. De woonbuurt kent verschillende bebouwingskorrels, die op een losse en ontspannen manier in het bos zijn 'gestrooid'. De gebouwen zijn verschillend qua vorm en hoogte en vormen een 'familie' van elkaar. De overgang tussen bebouwd gebied en de natuur vraagt om bijzondere aandacht. De woningen hebben mee-ontworpen gebouwde buitenruimtes die een zekere mate van privacy garanderen, buitenruimte en landschap vloeien in elkaar over.

De villaparkachtige bebouwing op het terrein van Merem Wonen vormt een samenhangend buurtje dat in het boslandschap ligt. De buurt bestaat uit een slingerend stelsel van parkachtige paden die zorgvuldig tussen de open plekken in het boslandschap (waar nu bebouwing staat) gedrapeerd zijn. De woonvelden die tussen de paden liggen zijn gevuld met een gevarieerd programma van overwegend vrijstaande woningen en tweekappers. Een gevarieerd kappenlandschap geeft het buurtje een eigen karakter. Groene erfscheidingen en groene voortuinen complementeren het villaparkachtige beeld.

5.1.5 Gevolgen van de Actualisatie voor het Bestemmingsplan

De realisatie van de Actualisatie van het Masterplan, kan alleen als het bestemmingsplan Monnikenberg partieel wordt herzien.

In onderstaande figuur is met een rode lijn weergegeven op welk deel van het plangebied Monnikenberg de partiële herziening betrekking heeft.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0015.png"
Afbeelding 16 Verbeelding vigerend BP. Met een rode lijn is het gebied van de partiële herziening gemarkeerd.

Op onderstaande figuur is voor het gebied van de partiële herziening zichtbaar gemaakt waar de verbeelding van het vigerende bestemmingsplan aangepast moet worden om de Actualisatie van het masterplan mogelijk te maken.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0016.png"
Afbeelding 17 wijzigingen ten gevolge van de Actualisatie Masterplan.

Het doorvoeren van deze wijzigingen resulteren in de volgende verbeelding:

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0017.png"
Afbeelding 18 .weergave van de verbeelding van de Partiële herziening bestemmingsplan Monnikenberg

Deze verbeelding laat een verschuiving zien in het grondgebruik van de diverse bestemmingen. In het algemeen worden de oppervlakten met een groene bestemming ( Groen en Groen- en landschapswaarden) groter, dat geldt ook voor de bestemming Woongebied. De oppervlakte van de bestemmingen Maatschappelijk en Verkeer worden kleiner. In onderstaande tabel is het grondgebruik qua bestemming weergegeven:

Bestemming   Bestemmingsplan 2013   Partiële herziening bp 2017   Verschil  
Groen   28.935   42.326   + 13.391  
Groen-Landschapswaarden   59.853   50.284   - 9.569  
Maatschappelijk   49.489   39.028   - 10.461  
Woongebied   41.627   51.089   +9.462  
Verkeer   13.347   10.524   - 2.823  
Totaal   193.251   193.251   0  


Figuur Gewijzigd grondgebruik in partiële herziening.

Uit de bovenstaande tabel blijkt het volgende:

  • Per saldo neemt het oppervlak grond met een bouwbestemming (Woongebied en Maatschappelijk) iets af
  • Het oppervlak grond met een groenbestemming (Groen en Groen-Landschapswaarden) neemt toe
  • Het oppervlak met de bestemming Verkeer neemt af.

5.1.6 Milieubeoordeling

Op basis van het Besluit m.e.r. moet voor plannen en programma's die het kader vormen voor de toekenning van toekomstige vergunningen (zie voor de activiteiten de onderdelen C en D van het Besluit) een milieurapport (het zogenaamde plan-MER) worden opgesteld. Ook voor plannen en programma's in of nabij Natura-2000-gebieden moet een dergelijk rapport worden vervaardigd. Hierbij moet tevens een 'passende beoordeling' worden gemaakt, waarbij de gevolgen voor de natuurwaarden van het voorgenomen beleid in beeld worden gebracht.

Voor het gebied Monnikenberg is ten behoeve van de besluitvorming over het bestemmingsplan Monnikenberg 2013 een vrijwillig MER opgesteld, In het MER is o.a. de conclusie getrokken dat ten gevolge van het initiatief er geen negatieve effecten te verwachten zijn op Natura 2000 gebieden. Het MER is in 2013 door de commissie voor de milieueffectrapportage van een positief toetsingsadvies voorzien. Het plangebied van deze partiële herziening valt geheel binnen de contouren van het bestemmingsplan Monnikenberg.

De functiewijzigingen die met deze partiële herziening mogelijk worden gemaakt laten in vergelijking met het vigerende bestemmingsplan Monnikenberg geen grote verschuivingen qua grondgebruik en ruimtelijke configuratie zien. Ook wordt in het verkeersonderzoek aangetoond dat het verkeer niet toeneemt. Hierdoor kan worden uitgesloten dat de partiële herziening van het bestemmingsplan belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu heeft. De programmatische veranderingen in de actualisatie masterplan leiden eerder tot minder belasting van het milieu dan tot meer (minder woningen, minder verkeer, meer groen). Er kan dus geconcludeerd worden dat de conclusies uit het MER 2013 volledig de milieueffecten van deze partiële herziening beschrijven. Dit betekent dat er geen aanleiding is een passende beoordeling uit te voeren.

5.1.7 Duurzame verstedelijking "ladder voor duurzame verstedelijking"

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is 'de ladder voor duurzame verstedelijking' geïntroduceerd. In artikel 3.1.6, lid 2 Bro is per 1 oktober 2012 opgenomen dat gemeenten verplicht zijn om in de toelichting van een ruimtelijk besluit de zogenaamde "ladder voor duurzame verstedelijking" op te nemen wanneer dit besluit een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt.

De "stappen van de ladder" worden in artikel 3.1.6, lid 2 Bro als volgt omschreven:

  • 1. voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte;
  • 2. kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins;
  • 3. wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

In artikel 1.1.1 lid 1 onder i Bro is beschreven wat een stedelijke ontwikkeling is. Het gaat om een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.

De voorgenomen woningbouwontwikkelingen van HPG en Merem Wonen liggen voor een beperkt deel buiten de bestemming Woongebied in het vigerende bestemmingsplan Monnikenberg en is dus te zien als een stedelijke ontwikkeling. De toename van het oppervlak woongebied gaat hier ten koste van de bestemming Groen met Landschapswaarden. Vervolgens is de vraag of deze ontwikkeling nieuw is.

Uit een recente uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2015 (ECLI:NL:RVS:2015:2062) blijkt dat onbenutte planologische mogelijkheden in een nieuw plan mogen worden opgenomen, zonder dat hoeft te worden voldaan aan de in artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro genoemde voorwaarden (de zogenaamde ladder duurzame verstedelijking). Het overnemen van al bestaande planologische mogelijkheden in een nieuw bestemmingsplan (conserverend bestemmen), wordt niet gezien als het opnemen van een nieuwe stedelijke ontwikkeling die getoetst moet worden aan de ladder van duurzame verstedelijking.

Dit laat onverlet dat de raad in het kader van een goede ruimtelijke ordening bij de vaststelling van het plan dient te beoordelen of de bestemming volgens het oude plan nog steeds een passende bestemming is. In het kader hiervan moet worden ingegaan op de behoefte en onaanvaardbare leegstand.

Verder blijkt uit jurisprudentie dat het al dan niet toenemen van het ruimtebeslag een belangrijk criterium is voor het aanmerken van een ontwikkeling als een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien sprake is van een (geringe) toename van bouwmogelijkheden, dan is doorgaans sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Indien in het geheel geen sprake is van toename van het ruimtebeslag, dan is geen sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 10 december 2014: Overigens heeft de Afdeling in de uitspraak van 18 februari 2015 hier een nuance op aangebracht dat ook planologische gebruikswijzigingen kunnen vallen onder een nieuwe stedelijke ontwikkeling als sprake is van “zodanige functiewijzigingen”. Hierbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan een bedrijfshal die gebruikt gaat worden voor winkels.

Als de bovenstaande lijn uit de jurisprudentie nu wordt toegepast op de voorgenomen ontwikkeling van HPG en Merem Wonen waarbij het woningbouwprogramma wordt aangepast (van 285 gestapelde woningen naar een mix van 77 gestapelde en maximaal 103 grondgebonden woningen) en waarbij extra ruimtebeslag vereist is voor deze grondgebonden woningen kan het volgende worden gesteld.

Voor wat betreft het aanpassen van het woonprogramma "sec" is sprake van een conserverend bestemmingsplan: het aantal woningen wordt zelfs naar beneden bijgesteld. Op basis hiervan kan worden gesteld dat geen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling.

Maar omdat meer grondgebonden woningen mogelijk worden gemaakt in plaats van gestapelde woningen, is sprake van extra ruimtebeslag. De bestemming Groen-Landschapswaarden wordt voor een gebied van 1,04 ha veranderd in de bestemming Woongebied. Als het ruimtebeslag als uitgangspunt wordt genomen is mogelijk wel sprake van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en moet de ladder doorlopen worden.

Volledigheidshalve wordt de "ladder" doorlopen.

  • 1. Voorziet de voorgenomen stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte?
    Uit het Regionale Actie Programma (regionale woningbouwprogrammering) blijkt dat nog ruimte is voor 820 woningen in Hilversum. Naar de kwaliteit van deze woonomgeving is ook vraag. Landgoed Wonen kan maar op een enkele plaats in Hilversum. Het programma voor landgoed-wonen wordt door deze ontwikkeling gewijzigd van 285 gestapelde woningen naar 77 gestapelde en 103 grondgebonden woningen. In die zin gaat het om een aanpassing van het reeds goedgekeurde programma.

  • 2. Kan binnen bestaand stedelijk gebied van de betreffende regio in de behoefte worden voorzien door benutting van beschikbare gronden door herstructurering, transformatie of anderszins?
    Deze ontwikkeling vindt plaats in planologisch gezien bestaand stedelijk gebied namelijk het plan Monnikenberg en voor een deel (Merem Wonen) is er sprake van transformatie: het vervangen van verouderde zorggebouwen door woningen. Het specifieke landgoed-wonen kan niet elders in Hilversum in bestaand stedelijk gebied en vindt naar haar aard plaats in groen gebied.

  • 3. Wanneer blijkt dat de stedelijke ontwikkeling niet binnen het bestaand stedelijk gebied kan plaatsvinden, wordt beschreven in hoeverre wordt voorzien in die behoefte op locaties die, gebruikmakend van verschillende middelen van vervoer, passend ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.
    In de provinciale structuurvisie gaat het hier om Bestaand Bebouwd Gebied dat bovendien multimodaal ontsloten is

Hiermee is de ladder voor duurzame stedelijke ontwikkeling doorlopen en is aangetoond dat de gewenste ontwikkeling past in het beleid van Rijk en provincie.

5.2 Wonen, werken en voorzieningen

5.2.1 Wonen

Merem Wonen
Merem maakt plek voor bijzonder landschappelijk wonen in een villapark-achtige setting. Het bestaande terrein wordt gekenmerkt door een verzameling aan zorggebouwen uit de jaren '70 en '80. De zorggebouwen wijken voor een mix aan grondgebonden woningen, bestaande uit vrijstaande woningen en tweekappers. De opzet van de buurt, de gebogen straten, en de rijk gedetailleerde woningen maken een totaalsfeer die appelleert aan de rijke villawijken van Hilversum. Het programma bestaat dan ook uit woningen (vrijstaand of twee onder één kap) van maximaal 2 lagen hoog met een kap. In totaal kent de eerste fase ongeveer 50 woningen.

Leidend voor de inpassing van de woningen zijn de markante bestaande bomen, bosranden en oude lanen. De inventarisatie van de bestaande bomen is gedaan met een boomdeskundige. Hierdoor wordt het gevoel van boswonen gecreëerd. In het plan is onderscheid gemaakt tussen waardevol oud beukenbos en jonger opschot. De bestaande open plekken worden uitgebreid met de ruimte waar nu jong minder waardevol bos staat. Zo ontstaat een centrale boskamer, waarin de meeste markante bomen behouden zijn. De kavels worden allemaal begrensd door een middelhoge boshaag met gebiedseigen soorten, welke het boskarakter versterken.

HPG wonen
Op het terrein van HPG komt ten opzichte van het oude Masterplan duidelijker het thema 'landschappelijk wonen' tot uitdrukking nu een mix van appartementengebouwen en grondgebonden woningen in een unieke sfeer gerealiseerd zal worden. De karakteristiek is wonen in het bos aan een open heide veld, waarbij zoveel mogelijk bestaande bomen zullen worden ingepast. Het totale aantal woningen is afgenomen van 125 naar 110. Door de woningen over een groter gebied te verspreiden en meer verschillende types te bouwen kan een meer landschappelijk en meer ontspannen beeld gecreëerd worden.

De drie appartementengebouwen kunnen binnen de huidige bestemmingsplanvlek gerealiseerd worden en staan aan de westzijde van het gebied langs de laan. Zo staat de hoogste bebouwing het dichtste bij de stad en neemt de bouwhoogte af oostwaarts/richting het landschap. Voor de appartementen wordt een gebouwde parkeervoorziening (gedeeltelijk verdiept) gerealiseerd waarin zowel ruimte is voor bewoners- als bezoekers parkeren, overdekt met een groen dak waarop heide kan groeien. De gebouwde parkeervoorziening ligt naast de appartementengebouwen en zorgt voor afstand tussen de gestapelde bebouwing en de grondgebonden woningen.

5.2.2 Werken

Tergooi blijft ook in de toekomst de grootste werkgever in het gebied Monnikenberg. Daarnaast zullen er mensen werkzaam zijn bij Merem behandelcentra, de Mytylschool en andere zorgaanbieders Voor Hilversum betekent dit een aanzienlijke hoeveelheid arbeidsplaatsen (circa 2.200 fte Tergooi en arbeidsplaatsen RAV, trombosedienst, dialysecentrum, en Merem). Als het gezondheidspark in zijn geheel is gerealiseerd zal er sprake zijn van maximaal 3.200 fte.

In het nieuwe woongebied zijn voor de toekomstige bewoners mogelijkheden voor de uitoefening van een bedrijf- en beroep aan huis.

5.2.3 Voorzieningen

Tergooi, Merem behandelcentra, de Mytylschool, andere zorgaanbieders zoals de Trombosedienst blijven in het plangebied gehuisvest. In afbeelding 9 is een indicatieve opsomming van het programma van het gezondheidspark opgenomen.

In het plangebied van de partiële herziening wordt slechts een deel van de voorzieningen die aan Tergooi gerelateerd zijn gerealiseerd.

Onderstaande tabel is ontleend aan het BP Monnikenberg De getallen die links in de rechterkolom staan komen uit het BP Monnikenberg 2013, die rechts staan hebben betrekking op de functies in het gebied van de Partiële Herziening (PH).

  BP MB 2013 (m2)   PH MB 2017 (m2)  
1. Tergooi   75000   0  
2. Merem Behandelcentra   15.000   15.000  
3. Educatieve functies   7.000   7.500  
4. Ziekenhuis gerelateerde zorgfuncties   10.000   10.000  
5. Zorgkantoorfuncties   5.000   5.000  
6. Gebouwde parkeervoorzieningen   42.000   42.000  
Subtotaal   154.000   79.500  
7. Op verblijf gerichte zorgfuncties en behandelcentra   27.000   27.000  
Totaal   181.000   106.500  
3 = onder andere Mytylschool
4 = onder andere de RAV, zorggerelateerde commerciële en retailfuncties
7 = programma op terreindeel gezondheidspark in eigendom van Merem Behandelcentra
subtotaal = programma op terreindeel gezondheidspark in eigendom van Tergooi

eventuele programmatische verschuivingen hebben geen enkele invloed op het te realiseren programma per terreindeel (Tergooi / Merem Behandelcentra)
De nummering van genoemde functies / functietyperingen is niet verbonden met een situering of zone in het gezondheidspark  

Afbeelding 19: Indicatief programma zorgfuncties.

5.3 Verkeer

5.3.1 Autoverkeer

De ligging van het gebied aan de buitenring en op korte afstand van de aansluiting op de A27 biedt goede waarborgen voor een optimale ontsluiting voor het autoverkeer. Daarbij komt de ontwikkeling van de regionale Hoogwaardig Openbaar Vervoer verbinding (HOV) tussen Huizen en Hilversum (zie hieronder onder het kopje 'openbaar vervoer').

De fasering van de diverse ontwikkelingen heeft geleid tot een aanpassing van de ontsluitingstructuur. De hoofdentree van het gezondheidspark blijft aan de Soestdijkerstraatweg. De meeste bezoekers van het gebied, zowel van het ziekenhuis als van het revalidatiecentrum, zullen via deze entree het gebied binnen komen en worden zo snel mogelijk de parkeergarage ingeleid. De ontsluitingsweg buitenom blijft net zoals in het Masterplan langs de rand van het gebied lopen met een OV halte bij de toekomstige boskamer voor het ziekenhuis. De entree van de Mytylschool voor de busjes die 's ochtends en 's middags de kinderen komen brengen en halen loopt via de huidige entree van Merem. Het huidige parkeerterrein wordt gebruikt als buffer/wachtplek. De bestaande ontsluiting van Merem kan ook gebruikt worden voor bezoek aan de Theeberg.

De ontsluiting naar het woongebied van HPG loopt via haar eigen laan die aansluit op de hoofdontsluiting aan de Soestdijkerstraatweg. De monumentale laan vormt een aantrekkelijke en chique oprijlaan naar dit woongebied. Het toekomstige woongebied op het terrein van Merem Wonen krijgt een eigen ontsluiting aan de Soestdijkerstraatweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0018.jpg"

Afbeelding 20: verkeersstructuur

De wegen in het plangebied zullen deel gaan uitmaken van een 30 kilometerzone.

5.3.2 Parkeren

In het gebied staat de beleving van het landschap, het bos centraal. De oplossingen voor het parkeren in het gebied kunnen niet los gezien worden van de manier waarop de toegankelijkheid voor de auto is georganiseerd. Voor enkele functies in het gebied zijn aparte kiss- en ride zones gereserveerd. Vanwege het groene karakter van het gebied moet het aantal parkeerplaatsen in de openbare ruimte tot een minimum beperkt worden. In de tabel in afbeelding 11 is op basis van de normen voor parkeervoorzieningen zorginstellingen uitgewerkt wat de parkeerbehoefte is voor de verschillende zorgpartners binnen de Monnikenberg. Hieruit blijkt dat er voor de zorgvoorzieningen 1.454 parkeerplaatsen noodzakelijk zijn. Voor het gezondheidspark is in verband daarmee zo dicht mogelijk bij de entree van het gebied een parkeergebouw gepland van 7 bouwlagen met een capaciteit van 1.500 parkeerplaatsen.

Voor de mytylschool is ook een aparte parkeeroplossing voorzien nabij de school. Veel leerlingen van de school worden gebracht en gehaald met busjes die op de piekmomenten 's ochtends en 's middags in de directe nabijheid van de school moeten kunnen parkeren.

Voor het parkeren nabij de woningen wordt uitgegaan van de parkeernormering zoals opgenomen in de gemeentelijke parkeerverordening. Voor de appartementen zal dit in een gebouwde parkeervoorziening zijn. Bij de grondgebonden woningen wordt zoveel mogelijk uitgegaan van parkeren op eigen terrein en zo min mogelijk in de openbare ruimte.

                overige zorggebouwen  
Categorie
(n)  
Norm (pp/eenheid)   Tergooi   Merem   psychiatrie   verpleging en verzorging   behandelcentra  
      n   pp   n   pp   n   pp   n   pp   n   pp  
klinische patiënten   0,5 pp per bed (incl. PAAZ)   538   269   60   30   50     60          
patiënten dagverpleging /deeltijd   0,5 pp per plaats   50   25   40   20   30     30          
poliklinische patiënten en overige bezoekers*   1 pp per 1,2 "polikliniekbezoeken"   500.000   417   80.000   67           60.000   50  
medewerkers   0,25 pp per formatieplaats (FTE)   1800   450   400   100                
 Max behoefte       1161     217                
    gemiddeld: 1,65 pp per bed/plaats   605   998                    
    gemiddeld: 1,65 pp per bed/plaats       100   165                
    gemiddeld 1 pp per bed/plaats           80   80            
    gemiddeld 0,6 pp per bed/plaats               90   54        
gemiddelde behoefte     1.079     191     80     54     50  
TOTAAL                                         1454  
* inclusief diagnostiek en ambulante behandeling.  

Afbeelding 21: Parkeerbehoefte Tergooi en Merem

5.3.3 Verkeersprognose

In het kader van deze partiële herziening zijn voor de zorg dezelfde uitgangspunten gehanteerd als voor het bestemmingsplan Monnikenberg 2013.

Het aantal woningen is in het gebied van de partiële herziening teruggebracht van 300 naar maximaal 180. Deze woningen zullen allemaal uitwegen op de Soestdijkerstraatweg. Dat gebeurt via twee aansluitingen. De 110 woningen op de HPG locatie zullen gebruikmaken van de noord-zuidlaan langs de eigendomsgrens van Tergooi, aansluiten op de centrale aansluiting van het zorgpark. De maximaal 70 woningen op Merem Oost krijgen een eigen aansluiting op de Soestdijkerstraatweg.

De Mytylschool is in de Actualisatie van het Masterplan op een andere plek gekomen. Niet meer op het terrein van Tergooi maar op het terrein van Merem. Ook de Mytylschool zal ontsloten worden op de Soestdijkerstraatweg. De bestaande toegang van Merem zal hiervoor gebruikt worden. Twee keer per schooldag zullen ca 35 leerlingenbusjes en ca 50 personeelsleden hiervan gebruik gaan maken. Deze gewijzigde ontsluiting is door verkeerskundig adviesbureau Goudappel nader onderzocht op de gevolgen voor het functioneren van de interne verkeersstructuur en voor de verkeersafwikkeling op de Soestdijkerstraatweg.

In de Actualisatie Masterplan wordt de Soestdijkerstraatweg iets anders belast met verkeer van en naar Monnikenberg. Tegenover minder verkeer ten gevolge van minder woningen ontstaat er meer verkeer ten gevolge van de gewijzigde locatie van de Mytylschool. Per saldo wordt de verkeersdruk op de Soestdijkerstraatweg echter kleiner dan was voorzien in het Bestemmingsplan Monnikenberg uit 2013. Daarnaast wordt het verkeer over de aansluitingen op de Soestdijkerstraatweg iets anders verdeeld.

In het kader van de voorbereiding van het bestemmingsplan Monnikenberg 2013 is de beoogde ontsluitingsstructuur onderzocht. Hierbij is ook gekeken naar de gewenste vormgeving van de verkeersvoorzieningen. Daarbij ging het vooral om de vormgeving van de kruising met de Soestdijkerstraatweg ter hoogte van de Surinamelaan. Hier komt ook de nieuwe toegang van het Zorgpark. Uit dit onderzoek is gebleken dat het verkeer hier op een goede manier afgewikkeld kan worden. Hoewel de conclusies van het verkeersonderzoek in zowel een zienswijze als in een beroep bij de Raad van State zijn aangevochten, zijn ze in de uitspraak van de Raad van State van 18 december 2013 wel in stand gebleven. In de Actualisatie van het Masterplan wordt de hoofdontsluiting anders belast. Het kruispunt moet nu het verkeer dat door het woongebied van HPG wordt gegenereerd naar en van een andere richting verwerken (noord i.p.v. oost). Daarom is de ontsluiting opnieuw doorgerekend. Tevens zijn in de nieuwe berekeningen de gegevens van het verkeersprognosemodel van de gemeente Hilversum van 2016 verwerkt. Een opvallend gegeven daarvan is dat de prognose voor de autonome ontwikkeling van het verkeer op de Soestdijkerstraatweg naar beneden is bijgesteld. Op zich is dit niet verwonderlijk omdat de jaarlijkse telgegevens al meer dan 10 jaar hier geen groei van het autoverkeer laten zien. De combinatie van de gewijzigde ontsluitingsstructuur, vermindering van het aanbod van verkeer door een gewijzigd woningbouwprogramma en het ontbreken van een autonome groei van het autoverkeer op de Soestdijkerstraatweg, resulteren in een verminderde belasting van de kruising met de Surinamelaan. Hierdoor worden de in 2012 berekende cyclustijden in de spits ongeveer 1/3e korter. De kwaliteit van de verkeersafwikkeling wordt dus beter dan in 2012 werd geprognotiseerd. Ook de andere twee aansluitingen op de Soestdijkerstraatweg zijn in de rapportage beoordeeld en in orde bevonden.

Met de uitkomsten van het verkeersonderzoek van 23 maart 2017 is aangetoond dat het plan verkeerstechnisch uitvoerbaar is.

5.3.4 Openbaar vervoer

In de nabije toekomst zal langs het spoor en door het plangebied een vrij liggende busbaan ten behoeve van het HOV (hoogwaardig openbaar vervoer) worden aangelegd ten behoeve van een busverbinding vanuit Huizen richting het Centraal Station van Hilversum. De realisatie van het HOV-traject is via een separate planologische procedure (provinciaal inpassingsplan) mogelijk gemaakt. Het tracé voor HOV in het Gooi ligt geheel buiten deze partiële herziening van het BP.

Daarnaast zullen gebruikers en bewoners van het plangebied uiteraard gebruik kunnen maken van de bestaande buslijnen over de Soestdijkerstraatweg.

5.3.5 Langzaam verkeer

Aan de zorgkant van het gebied de Monnikenberg zijn diverse wandelpaden geprojecteerd in het gebied. Zo is het mogelijk om hier door de groene zoom te lopen en door de lanen. Deze paden bieden uitloopmogelijkheden voor de omgeving en de gebruiker van het gezondheidspark, met dien verstande dat het natuurgebied uitsluitend via de Kloosterlaan ontsloten is.

Er zijn ook voetgangersverbindingen tussen de zorggebieden en de woongebieden. Één en ander is zichtbaar op afbeelding 17 Ontsluitingstructuur.

In het gehele gebied gaat een 30 km regime gelden. Alle wegen zijn daarmee ook geschikt voor het fietsverkeer.

5.4 Groen, blauw en natuur

5.4.1 Groen

In de huidige situatie is het gebied van de partiële herziening een bosrijk gebied. Ten tijde van de besluitvorming over het bestemmingsplan Monnikenberg 2013 is door de partners Monnikenberg een compensatieplan inzake de bomenkap opgesteld. Op basis van dit Compensatieplan hebben de partners Tergooi, Merem Behandelcentra en HPG met de gemeente Hilversum de “Overeenkomst inzake bomenkap en compensatie Monnikenberg” gesloten. Op grond van deze overeenkomst kan er in afwijking van hetgeen bepaald is in de APV gecompenseerd worden voor bomen die gekapt moeten worden om de stedelijke functies mogelijk te maken. Ook is toen afgesproken dat de “Grens bebouwde kom Boswet” zou gaan samenvallen met de grens van de EHS en de BBG. Dit moet gebeuren met een raadsbesluit. Het voornemen is een voorstel hiervoor in 2017 aan de gemeenteraad aan te bieden.

Uit de actualisatie Masterplan blijkt dat de hoofdstructuur wat betreft het groen niet verandert ten opzichte van het Masterplan 2011. Wel worden de twee woongebieden groter en dit gaat ten koste van de bestemming Groen. Dit heeft te maken met de verandering in het woningbouwprogramma (meer laagbouw).

Daar staat tegenover dat in het zuidwestelijk deel van het plangebied, aan de kant van de Soestdijkerstraatweg de bestemming Groen toeneemt. Dit kan omdat de bestemming Maatschappelijk en de bestemming Verkeer hier in oppervlak zullen afnemen. Voor een deel van de alsnog te behouden bomen in dit gebied was al een omgevingsvergunning om te mogen kappen afgegeven. Tergooi zal de vergunningen voor deze bomen “inleveren” na vaststelling van de partiële herziening van het bestemmingsplan.

Deze veranderingen hebben geen gevolgen voor de bovengenoemde overeenkomst inzake bomenkap.

5.4.2 Blauw

In het gebied van de partiële herziening bevindt zich geen oppervlaktewater.

5.4.3 Natuur

Ecologische structuur
De geplande ontwikkelingen in het gebied van de partiële herziening vinden geheel plaats buiten de begrenzing van het Nationaal Natuur Netwerk (NNN, voorheen EHS) en binnen de begrenzing van bestaand bebouwd gebied (BBG).

Natura 2000 gebieden

De dichtstbijzijnde Natura 2000 gebieden zijn de Oostelijke vechtplassen en het Naardermeer.

Het programma aanpak stikstof (PAS) 2015-2021 is op 1 juli 2015 in werking getreden. De PAS steunt op twee pijlers om de doelen van Natura 2000 zeker te stellen: daling van stikstofdepositie en ecologische herstelmaatregelen. Een deel van de daling mag worden gebruikt voor nieuwe economische activiteiten.

In formele zin is de PAS niet relevant voor de toets bij bestemmingsplannen. De wettelijke regels over de PAS zijn op deze plantoets niet van toepassing. Er is dus ook geen sprake van de toedeling van “ontwikkelingsruimte” in het bestemmingsplan om dat bestemmingsplan te kunnen vaststellen. Deze “ontwikkelingsruimte” is per definitie alleen gekoppeld aan concrete projecten en andere handelingen waarvoor in de lopende programmaperiode toestemming wordt verleend door middel van de vergunning, bedoeld in artikel 2.7 Wnb. Reguliere bestemmingsplannen vallen hier niet onder.

Om toch zekerheid te krijgen over de uitvoerbaarheid van de projecten in het BP gebied die op grond van de PAS getoetst moeten worden is toch een depositieberekening uitgevoerd8.

Geconcludeerd kan worden dat er ( als gevolg van de ontwikkeling van het programma dat mogelijk wordt gemaakt in de partiële herziening van het bestemmingsplan Monnikenberg) geen overschrijding plaatsvindt van Kritische Depositiewaarden (KDW) van de beschermde natuurgebieden in de omgeving van het plan. Het bestemmingsplan kan op dit aspect uitvoerbaar worden geacht.

Soortenbescherming
Flora
Uit het in 2012 uitgevoerde onderzoek blijkt dat de aangetroffen flora geen belemmering vormt voor de plannen in het plangebied. In april 2017 heeft in het plangebied nogmaals een flora en fauna onderzoek plaatsgevonden, zodat ten tijde van de besluitvorming over het bestemmingsplan beschikt kon worden over actuele informatie. Dit is ook van belang in het licht van de Natuurbeschermingswet die per 1-01-2017 van kracht is geworden. Het onderzoek heeft niet tot geheel andere inzichten geleid en er zijn geen aanvullende ontheffingen nodig9 

Broedvogels
Door de planvorming verdwijnt slechts beperkt foerageergebied. De functionaliteit van de leefomgeving komt daarom niet in het geding en de planontwikkeling vormt geen belemmering voor broedvogels.

In de zomer van 2016 bleek sprake te zijn van een sperwernest in het bos ter plaatse van de bestemming WG 1.Nesten van o.a. sperwer zijn jaarrond beschermd. Daarvoor is een mitigatieplan opgesteld en een aanvulling op de ontheffing Flora en faunawet aangevraagd. Deze ontheffing is inmiddels verkregen. De mitigerende maatregelen hebben bestaan uit het ophangen van een aantal nestmanden in het gebied van GNR10.

Vleermuizen
Er zijn diverse mitigerende maatregelen vereist om de gunstige staat van instandhouding van de aangetroffen vleermuissoorten te handhaven. Het gaat dan om het creëren van nieuwe vaste verblijfplaatsen in de te realiseren nieuwbouw. In 2013 zijn al een groot aantal vleermuiskasten in het gebied opgehangen die de functie van “wisselwoning” kunnen vervullen. Uit sindsdien jaarlijks uitgevoerd monitoringsonderzoek blijkt dat deze nog niet echt “ontdekt” zijn. De verblijfplaatsen van vooral de kleine dwergvleermuis bevinden zich in de bestaande gebouwen van Tergooi en Merem. Nu deze gebouwen de eerste jaren gehandhaafd blijven en er nieuwe vleermuisvoorzieningen in de nieuwbouw ingebouwd gaan worden, ontstaat er een ruime “gewenningsperiode” voor de dieren om de nieuwe verblijfplaatsen te gaan bevolken. Indien er verblijfplaatsen worden verwijderd dient dit te gebeuren in de minst ongunstige periode voor de desbetreffende soort, afhankelijk van de functie van de verblijfplaats.

Overige zoogdieren
In het gebied komen Eekhoorns voor. Er zijn echter geen takkennesten aangetroffen. Mogelijk zijn boomholten als zodanig in gebruik. Er is veel uitwijkmogelijkheid in het gebied. Als wordt gewerkt volgens een goedgekeurde gedragscode, is een ontheffingsaanvraag niet aan de orde;

In het gebied zijn bij het veldonderzoek sporen van Das gevonden, waaronder een vluchtpijp. Door Groenadvies is in de periode mei-juni 2017 met behulp van cameravallen onderzocht of hier sprake is van een verblijfplaats, die voor de instandhouding van de soort van belang is. Gebleken is dat het om een incidentele bezoeker gaat, vermoedelijk op doorreis naar betere fourageergebieden in de omgeving. Er gaat binnen het gebied geen of slechts marginaal fourageergebied verloren bij de komende bebouwing. Volgens Groenadvies11 is het terrein van Merem slechts matig geschikt als leefgebied voor dassen. De bodem bevat nauwelijks voedsel voor dassen.

Sinds de invoering van de Wet Natuurbescherming op 1 januari 2017 geldt in de provincie Noord-Holland bij ruimtelijke ingrepen ontheffingsplicht wanneer vaste rust- en verblijfplaatsen van Wezel, Hermelijn en Bunzing worden aangetast. Er zijn geen waarnemingen bekend in het herzieningsgebied. Op basis van biotoopinschatting concludeert Ecogroen dat aanwezigheid van exemplaren, verblijfplaatsen en leefgebied van deze soorten niet kunnen worden uitgesloten. Nader onderzoek moet uitwijzen wat de functie van het herzieningsgebied is voor deze drie kleine marterachtigen. Dit nadere onderzoek kan uitgevoerd worden in het kader van de voorbereiding van een nieuwe ontheffingsaanvraag (of aanvragen) in het kader van de Wet natuurbescherming. De huidige ontheffing loopt tot 31 augustus 2018. De voorbereiding van nieuwe aanvragen zal in augustus 2017 beginnen. Er is geen aanleiding om aan de uitvoerbaarheid van het plan te twijfelen vanuit een oogpunt van natuurwetgeving.

Amfibieën
Door de locatie van de bouwactiviteiten zal geen onmisbaar overwinteringsbiotoop van de kamsalamander verdwijnen. Wel zullen enkele mitigerende maatregelen genomen moeten worden om schade te voorkomen, zoals het vermijden van werkzaamheden binnen overwinteringslocaties.

Reptielen
De ringslang komt ten oosten van het plangebied voor. Het plangebied kent geen geschikte voortplantingsplekken. Hierdoor zal er geen schade optreden aan voortplantende exemplaren. De dieren overwinteren waarschijnlijk in de hoge en droge taluds van snelweg en spoorlijn. Door de planuitvoering komt het leefgebied niet in gevaar. Mochten er werkzaamheden uitgevoerd moeten worden in het overwinteringsgebied dan moet gewerkt worden in de minst ongunstige periode voor de soort, in dit geval buiten het winterseizoen. Andere reptielensoorten zijn niet geconstateerd en worden op basis van het uitgevoerde onderzoek ook niet verwacht.

Overige soortgroepen
Uit het veldonderzoek, de terreingesteldheid van het plangebied en bekende verspreidingsgegevens kan geconcludeerd worden dat er geen beschermde of bedreigde ongewervelden, weekdieren en vissen aanwezig of te verwachten zijn in het plangebied of binnen de invloedsfeer van de plannen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.18bp01monnikenberg-va01_0019.png"
Afbeelding 22: Beknopt overzicht van de per soort(groep) te nemen mitigerende maatregelen.

Conclusie
Voor de uitvoering van werkzaamheden in het plangebied is een ontheffing in het kader van de Flora en faunawet verleend. Ook is er een aanvulling op de ontheffing verleend vanwege de aanwezigheid van een sperwernest. Deze ontheffing geldt tot 1-09-2018. Daarna kan verlenging aangevraagd worden. De aanvraag voor de ontheffing is destijds vergezeld gegaan van een activiteitenplan. In dit activiteitenplan zijn mitigerende maatregelen opgenomen. Deze zijn al deels uitgevoerd. Zo zijn er een dertigtal vleermuiskasten opgehangen, die ook worden gemonitord. Er worden ten behoeve van de uitvoeringsfase werkprotocollen vervaardigd met de noodzakelijke mitigerende maatregelen in die fase. Bij de uitvoering van de werkzaamheden moeten de werkprotocollen op het werk aanwezig zijn. Het nog uit te voeren onderzoek in april 2017 zal uitsluitsel moeten geven of er nog meer aanvullingen op de ontheffing nodig zijn. Het plan is op grond van de huidige inzichten uitvoerbaar.

5.5 Duurzaamheid en leefbaarheid

5.5.1 Duurzaamheid

Algemeen
De ontwikkeling van het Monnikenberggebied is een duurzame gebiedsontwikkeling, waarbij gestreefd wordt naar CO2-neutrale oplossingen. Het plangebied wordt het visitekaartje van Hilversum op het gebied van duurzaamheid. De oostrand van Hilversum krijgt met deze ontwikkeling haar definitieve contour, waarbij zowel hoogwaardige zorg geboden kan worden maar ook landschappelijke en ecologische potenties in het gebied gewaarborgd zijn. Bij de positionering van de verschillende volumes in het gebied is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande (waardevolle) bomen in het gebied. Er wordt zoveel mogelijk gebouwd op open plekken in het bos, plekken waar nu al gebouwen staan of op plekken waar geen inheemse bomen staan. Daarnaast wordt ook geïnvesteerd in het aanplanten van nieuwe lanen, bossen en solitaire bomen. Hemelwater dat op verhardingen en daken valt zal worden geïnfiltreerd.

Om het landgoed te kunnen uitbreiden, de duurzame verbinding tussen de toekomstige ontwikkelingen van zorg en natuur te realiseren en om de natuurfuncties in het totale plangebied te kunnen waarborgen en versterken, hebben partijen een fonds in het leven geroepen dat de naam "Duurzaam Monnikenberg Groenfonds" draagt. In de Inrichtingsovereenkomst is de vorm, financiering, de inrichting en het beheer van dit fonds geregeld.

Bij het opstellen van het masterplan van 2011 is een balans gezocht tussen het intensiveren van het ruimtegebruik, de functionaliteit van het programma en het uitgangspunt om niet hoger te bouwen dan het bos. Gebouwen worden zoveel mogelijk flexibel ontwikkeld om onvoorziene ontwikkelingen in de toekomst op te kunnen vangen.

Het landgoed Monnikenberg zal in de toekomst een ander karakter krijgen. Gedurende het planvormingsproces is steeds duidelijker geworden dat de ecologie van het gebied een kwaliteitsimpuls kan krijgen door vooral de ecologische verbindingszone tussen de Utrechtse Heuvelrug en het Gooi tot stand te brengen. De inrichting van het open gebied zal daarop gericht zijn. Hier wordt een natte heide biotoop voorgestaan, aansluitend bij het Monnikenwater.

Met de realisatie van de ecotunnel onder de A27 door en de aanleg van het ecoduct over de spoorlijn en de inrichting tot ecologische verbindingszone, zal het noordoostelijk deel van het landgoed ingrijpend wijzigen.

Het natuurbelang verdraagt zich niet goed met een toename van de recreatieve druk. Dat betekent dat de toegankelijkheid van het gebied beperkt moet worden. Eerder werd in de planvorming gesproken over het gebied als "recreatief uitloopgebied". Dat is niet meer aan de orde. Het accent komt op de natuur te liggen. Dit vraagt om een zorgvuldig inrichtings- en beheerplan voor het landgoed. GNR stelt dit op. Het Duurzaam Monnikenberg Groenfonds is ervoor bedoeld om voor de inrichting en het beheer hiervoor middelen te verschaffen.

Ambitie initiatiefnemers
Initiatiefnemers hebben het voornemen het plangebied Monnikenberg duurzaam te ontwikkelen. Doel is een optimale inpassing en integratie en uitwerking van zorg, onderwijs, wonen en natuur/groen, ook vanuit een oogpunt van duurzaamheid. Dit wordt geconcretiseerd in de ontwikkeling van de gebouwen, het omgaan met de energiebehoefte, de verkeerscirculatie binnen het plangebied, de waterhuishouding, de openbare verlichting en het duurzaam financieren van natuurontwikkeling en –beheer. Onderstaand wordt dit nader gespecificeerd.

Ontwikkeling gebouwen
Het grootste gebouwvolume is de nieuwbouw van Tergooi. Bij de bouw hiervan wordt uitgegaan van het onafhankelijke toetsingskader BREEAM (Building Research Establishment Environmental Assessment Method), waarbij gestreefd wordt om de classificatie “excellent” te behalen. In de Nederlandse ziekenhuisbouw beschikken slechts enkele net opgeleverde ziekenhuizen over een dergelijke classificatie! Ook willen initiatiefnemers een PER (Primary Energy Rating) > 3 realiseren. Ter vergelijking: het ziekenhuisgebouw van Tergooi op de locatie Blaricum is naar algemene standaarden zeer energiezuinig en haalt net een PER van 1. In de Nederlandse ziekenhuisbouw zijn nog geen ziekenhuizen opgeleverd met een dergelijke PER. Dit betekent dat het energieverbruik drastisch zal afnemen. Deze ambities stijgen verder ver uit boven de eisen die vanuit het Bouwbesluit in deze worden gesteld.

Uiteraard wordt voor de woningbouw en de overige zorggebouwen het dan actuele bouwbesluit gehanteerd. Dat betekent dat al per definitie van een hoge energieprestatie normering wordt uitgegaan.

Om bovenstaande ambities te bereiken zal de energievraag zeer structureel moeten worden beperkt en het energieverbruik geminimaliseerd, onder meer door het toepassen van seizoensbuffering (WKO) in combinatie met (gas)motorwarmtepompen, beperken van interne en externe warmtebronnen de toepassing van korte termijn buffering, bronafzuiging en maximale energieterugwinning. Verder zullen geïntegreerde optimale gevelsystemen worden toegepast die de warmte en koelvraag in het zorgpark tot een minimum zal beperken. Deze installaties zullen zodanig van opzet zijn dat zij over 20 jaar weer kunnen worden uitgewisseld met de duurzame techniek van dat moment.

Verder wordt uitgegaan van duurzaam gebruik van water (hergebruik, infiltratie, toepassen van sedumdaken), het vrijwel uitsluitend gebruik van duurzame (natuurlijke) materialen en het toepassen van slimme logistieke (werk)concepten uit oogpunt van gebruiksflexibiliteit (om aanpassingen in de toekomst te voorkomen).

De keuzeprocessen zullen daarbij worden geleid door LCC (Life Cycle Costs) en TCO (Total Cost of Ownership) overwegingen en daarmee niet de hoogte van de investering, om duurzame keuzes mogelijk te maken.

Energiebehoefte
Voor de koude en warmtevraag van het ziekenhuis en bijbehorende gebouwen zal dus gebruik gemaakt gaan worden van WKO, opslag van warmte en koude in de bodem. Het systeem waarvoor vergunning is verkregen, is zodanig gedimensioneerd dat daar ook de overige zorggebouwen en woningen op aangesloten kunnen worden.

Bij het onderzoek 12 naar de mogelijkheden van WKO is ook gekeken naar de geohydrologische effecten op de omgeving. Dit is vooral van belang voor de natuurgebieden. Aangetoond is dat de effecten op de grondwaterspiegel minder dan 1 centimeter zijn. Dat staat gelijk met 'geen effect'. De omliggende natuurgebieden, inclusief het NNN, gebied zullen hier dan ook geen nadelig effect van ondervinden.

Verkeerscirculatie binnen het plangebied
Voor het autoverkeer is gekozen voor een concept waarbij er nauwelijks sprake is van autoverkeer binnen het gezondheidspark. Voor personeel en bezoekers die met de auto komen staat de centrale toegangsweg vanaf de Soestdijkerstraatweg ter beschikking. Direct aan deze toegangsweg is de parkeergarage gesitueerd. De mogelijkheid bestaat om minder valide personen direct bij de hoofdingangen van Tergooi en Merem af te zetten. Is dit eenmaal gebeurd dan kan de auto vervolgens geparkeerd worden in de parkeergarage. Ambulances zullen overwegend gebruik blijven maken van de huidige toegangswegen, daarnaast kan ook gebruik gemaakt worden van de nieuw in het plan opgenomen ontsluiting van Woongebied 1. Met dit concept wordt bereikt dat 97 % van het autoverkeer het gezondheidspark niet verder inkomt dan tot de ingang van de parkeergarage.

Het openbaar vervoer, stadslijn 3, krijgt een halteplaats nabij de hoofdingang van het ziekenhuis.

Het spreekt voor zich dat fietsers goed gefaciliteerd zullen worden. Zowel door de padenstructuur als de mogelijkheden om te stallen.

Waterhuishouding
Voor de waterhuishouding van gezondheidspark en de woongebieden wordt uitgegaan van volledige hemelwaterinfiltratie in het gebied zelf. Dit is overigens bij het ziekenhuis nu ook al het geval. De bodemopbouw is zodanig dat hiervan geen meetbare (negatieve) effecten uit zullen gaan naar het natuurgebied. De toepassing van sedumdaken bij het ziekenhuis en daarbij behorende gebouwen levert een belangrijke bijdrage aan het vasthouden van het regenwater.

Verlichting
De openbare verlichting wordt zodanig dat de verstoring voor de fauna minimaal is. Er wordt gebruik gemaakt van (energiezuinige) Led verlichting, die zo min mogelijk naar de omgeving uitstraalt. Dit is vooral van belang voor de vleermuizen. Deze verlichting wordt nu al toegepast bij de tijdelijke spoedweg.

De nieuwe locatie van het ziekenhuis is zodanig dat de lichtuitstraling naar het natuurgebied zal verminderen ten opzichte van de huidige situatie.

Bij het ontwerp van de gebouwen zal niet alleen aandacht uitgaan naar lichttoetreding maar ook naar "lichtuittreding".

Financiën
Ook in financieel opzicht is er sprake van een duurzaamheidscomponent. De inrichting en het beheer van het natuurgedeelte wordt betaald vanuit de "rode ontwikkeling". De initiatiefnemers hebben hiertoe het "Duurzaam Monnikenberg Groenfonds" ingesteld. De bijdragen van Tergooi, Merem en HPG maken het voor GNR mogelijk te investeren in natuurontwikkeling en het beheer gedurende 99 jaar hieruit te betalen.

Afvalinzameling
Bij de woningen in het plangebied wordt vooralsnog bij voorkeur een ondergrondse afvalvoorziening aangelegd. De zorginstellingen zullen eigen voorzieningen aanleggen ten behoeve van de afvalinzameling.

5.5.2 Leefbaarheid

Voor de ontwikkeling van het gebied Monnikenberg is in 2012 een Milieueffectrapport (MER) vervaardigd. Mede op grond van het MER zijn de hoofdkeuzes gemaakt voor de inrichting van het gebied Monnikenberg. Die hoofdkeuzes betroffen dan de begrenzing van de EHS (NNN), de ontsluitingsstructuur en de positionering van de bestemmingen Maatschappelijk, Wonen en Groen in het stedelijk deel van het plangebied. Op 13 april 2013 heeft de Commissie m.e.r. een positief toetsingsadvies uitgebracht. In essentie wordt in deze Partiële herziening bestemmingsplan Monnikenberg niet afgeweken van de destijds gemaakte hoofdkeuzes.De bevindingen in het MER zijn gebaseerd op een groot aantal onderzoeken die de fysieke omgeving betreffen. Veel van deze onderzoeken zijn ook nu nog actueel. Vanwege de gewijzigde stedenbouwkundige uitwerkingen dienen een aantal milieuaspecten opnieuw onderzocht te worden. In het vervolg worden de verschillende milieuaspecten beschouwd en wordt gemotiveerd waarom het onderzoek nog voldoet en indien een actualisatie nodig is worden de uitkomsten van die actualisatie vermeld.

Geluid
(Spoor)wegverkeerslawaai
In verband met de ontwikkelingen in het plangebied is in 2012 en 2013 akoestisch onderzoek uitgevoerd. Op basis van dit onderzoek is ook een besluit “Hogere Grenswaarden” genomen.

Bij de akoestische berekeningen is destijds uitgegaan van de stedenbouwkundige situatie conform het Masterplan.

Met de wijziging van het woningbouwprogramma en de daarmee gewijzigde stedenbouwkundige situatie in de Actualisatie Masterplan voldoet het destijds uitgevoerde onderzoek niet meer en dient er tevens een nieuw besluit Hogere Grenswaarden te worden genomen.

Daarom zijn een tweetal akoestische onderzoeken uitgevoerd, één voor het woongebied van HPG13 en één voor het woongebied Merem Wonen. Onderstaand worden de uitkomsten van beide onderzoeken weergegeven:

HPG
Onderstaand zijn de conclusies op basis van deze berekeningen samengevat.
Op grond van de uitgevoerde berekeningen kunnen de volgende conclusies worden getrokken:

  • zowel het railverkeer als het wegverkeer veroorzaakt geen geluidbelastingen die hoger zijn dan de hoogst toelaatbare grenswaarde volgens de Wet geluidhinder;
  • de geluidbelasting ten gevolge van de A27 is plaatselijk wel hoger dan de voorkeurgrenswaarde. De hoogst berekende belasting bedraagt 52 dB, inclusief aftrek conform art. 110g Wgh;
  • ook de geluidbelasting ten gevolge van het spoortraject 370 is hoger dan de voorkeur-grenswaarde. De hoogst berekende geluidbelasting bedraagt 57 dB;
  • de overige wegen veroorzaken geen overschrijdingen van de voorkeurgrenswaarde.

Merem Wonen
Voor dit gebied is een akoestisch onderzoek14 uitgevoerd op basis van een stedenbouwkundig plan met 63 grondgebonden woningen. Ter realiseren in twee fasen. In het rapport worden de volgende conclusies getrokken:

  • de Soestdijkerstraatweg veroorzaakt geen overschrijdingen van de voorkeurgrenswaarde;
  • de A27 veroorzaakt een overschrijding van de voorkeurgrenswaarde bij 58 van de 63 woningen;
  • de A27 veroorzaakt bij 10 woningen een geluidbelasting welke hoger is dan de hoogst toelaatbare grenswaarde. Op deze locaties zullen dove gevels moeten worden toegepast, tenzij er maatregelen worden getroffen waarmee de belasting tot (onder) deze grenswaarde wordt teruggedrongen.

Bij de ontwikkeling van het bouwplan zijn maatregelen onderzocht waarmee de geluidbelastingen ten gevolge van de A27 kunnen worden teruggedrongen. Hiertoe zal het maaiveld direct ten zuidoosten en ten zuidwesten van het bouwplan plaatselijk worden verhoogd. Een verdere verhoging van het maaiveld stuit op financiële bezwaren, of is niet mogelijk in verband met de aanwezige bomen. Op grond van eerder uitgevoerd onderzoek (in het kader van het bestemmingsplan) is gebleken, dat het treffen van verdere maatregelen ter verlaging van de geluidbelastingen niet doeltreffend zijn en op bezwaren stuiten van stedenbouwkundige, verkeerskundige of financiële aard.

Om de bouw van alle woningen op zowel het terrein van HPG als van Merem Wonen mogelijk te maken is door het college van burgemeester en wethouders van Hilversum een besluit Hogere Grenswaarden genomen.

Geur
In het plangebied zullen geen inrichtingen worden gerealiseerd die geurhinder veroorzaken. Omdat daarvan in de huidige situatie in en om het plangebied geen sprake is, speelt het aspect geur dus geen belemmerende rol in dit bestemmingsplan.

Luchtkwaliteit
Uit het luchtkwaliteitsonderzoek15 van 2012 is gebleken dat de planontwikkeling in het plangebied van het bestemmingsplan Monnikenberg geen gevoelige bestemmingen bevatte, die binnen een afstand van 300 meter van een rijksweg en 50 meter van een provinciale weg liggen. De situatie in de Actualisatie Masterplan en daarmee in de Partiële Herziening van het bestemmingsplan is in dit opzicht niets veranderd. Nader onderzoek naar de gevolgen hiervan is dan ook niet aan de orde. De wet- en regelgeving is niet zodanig gewijzigd dat nieuwe berekeningen noodzakelijk zijn.

In het kader van een 'goede ruimtelijke ordening' is beoordeeld in hoeverre de luchtkwaliteit een factor is die van invloed is op het al dan niet realiseren van het bestemmingplan. Op basis van de uitgevoerde berekeningen kan worden geconcludeerd dat de jaargemiddelde concentratie van PM10. en NO2 voldoen aan de in de Wet luchtkwaliteit gestelde normwaarde. Ook wordt voldaan aan de norm ten aanzien van het maximum aantal dagen per jaar dat de etmaalgemiddelde PM10-grenswaarde mag worden overschreden.

Uit het bovenstaande kan worden opgemaakt dat luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor realisatie van het bestemmingsplan.

5.6 Cultuurhistorische waarden

5.6.1 Historisch-geografische waarden

De 'oorspronkelijke' loop van de Soestdijkerstraatweg zal worden gehandhaafd. Dat geldt ook voor de lanenstructuur die in het gebied aanwezig is. Door het gebruik van één van deze lanen als ontsluiting voor het woongebied van HPG wordt recht gedaan aan de betekenis van dit belangrijke cultuurhistorische element. Van de Monumentale gebouwen in het Masterplan, komt in deze Partiële Herziening alleen de tuinmanswoning op het terrein van Merem voor. Alle overige monumentale gebouwen (de Villa en de boerderij) liggen buiten het gebied van de Partiële herziening bestemmingsplan.

Deze partiële herziening brengt t.o.v. het bestemmingsplan Monnikenberg van 2013 geen wijziging in het beleid t.a.v. de cultuurhistorische waarden in het gebied met zich mee. Daarom wordt in dit opzicht volstaan met een verwijzing naar het MER Monnikenberg, dat nog steeds van toepassing is.

Beeldkwaliteit
Aangezien in de welstandsnota geen welstandscriteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten zijn opgenomen die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken, is voor het plangebied een ambitiedocument voor de beeldkwaliteit vervaardigd. De basis hiervoor vormt het stedenbouwkundig plan uit het Masterplan. Dit ambitiedocument is de basis voor de aanpassing van de welstandsnota. In de Actualisatie van het Masterplan wordt wederom uitgebreid aandacht gegeven aan de verschijningsvormen van de nieuwbouw in Monnikenberg. In hoofdstuk 3 van de Actualisatie is een aanvulling op het Ambitiedocument opgenomen. Deze behoeft een formele vaststelling middels een aanpassing van het welstandsbeleid voor Monnikenberg. Voor die aanpassing zal een inspraakprocedure worden doorlopen overeenkomstig artikel 12, lid 4 van de Woningwet.

5.6.2 Archeologische waarden

Uit het Archeologisch vooronderzoek: een bureau- en inventariserend veldonderzoek (verkennende fase) blijkt dat in het te ontwikkelen gebied sprake is van een driedeling. Om duidelijkheid te krijgen over het al dan niet aanwezig zijn van archeologische waarden is deels een aanvullend proefsleuvenonderzoek nodig en dienen in een ander deel bodemroerende werkzaamheden onder archeologische begeleiding te worden uitgevoerd. Deze gronden hebben in verband daarmee een archeologische dubbelbestemming. De bodem van een ander deel van die gronden is geroerd. De beoogde bodemingrepen kunnen daar zonder verdere beperkingen ten aanzien van de archeologie worden uitgevoerd.

De niet onderzochte gebieden binnen het bestemmingsplangebied, krijgen een dubbelbestemming in verband met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden met bijbehorende verwachting en regime. In de regels van het bestemmingsplan wordt de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld.
Het in 2011 uitgevoerde onderzoek (verkennende fase) kan nog steeds als actueel worden gezien.
De verplichtingen t.a.v. vervolgonderzoeken in delen van het plangebied blijven van kracht

5.7 Bodem en watersysteem

5.7.1 Bodem

Bodemkwaliteit
De resultaten van dit bodemonderzoek uit 2011vormen geen belemmering voor de ontwikkeling van zorggebouwen en woningen in het gebied. Er zijn dus vanuit het aspect bodemkwaliteit geen belemmeringen die de uitvoerbaarheid van het bestemmingsplan in de weg staan. Er hebben zich in de afgelopen jaren geen gebeurtenissen in het plangebied voorgedaan die aanleiding zouden kunnen zijn voor nieuw bodemonderzoek. Het onderzoek uit 2011 heeft nog steeds actuele waarde.

Vrijkomende grond nabij gebouwen kan niet zonder meer toegepast worden in het natuurgedeelte (bijvoorbeeld voor het ecoduct). Aangezien er voor deze grond voldoende gebruiksmogelijkheden zijn in het zorgpark zelf is dit probleem vooralsnog niet aan de orde. Pas bij een omgevingsvergunningaanvraag voor het bouwen dienen aanvullende bodemonderzoeken overlegd te worden conform NEN 5725 en NEN 5740.

Explosieven
De onderzoeksresultaten van het explosievenonderzoek vormen geen aanleiding om in het onderhavige bestemmingsplan regels op te nemen ter bevordering van de veiligheid bij de uitvoering van werkzaamheden. Ook dit in 2011 uitgevoerde onderzoek kan nog steeds als actueel worden gezien. Het is gebaseerd op bronnenmateriaal uit en vlak na de tweede wereldoorlog.

5.7.2 Watersysteem

Waterstructuurplan
In het kader van het bestemmingsplan Monnikenberg 2013 en het MER is een waterstructuurplan opgesteld. Dit waterstructuurplan is nog steeds van kracht en ligt als onderzoeksrapport mee ter inzage. In het MER wordt hier uitgebreider op ingegaan dan in het bestemmingsplan. Aangezien in deze partiële herziening vooral de stedenbouwkundige situatie in de woongebieden wijzigt wordt onderstaand herhaald wat daarover in het waterstructuurplan staat.

Specifiek voor de gebruiksfunctie wonen wordt geopteerd voor een oppervlakkige infiltratie van de oppervlakken behorende bij de woningen aan de oostzijde van het plangebied. Dat geldt zowel voor het wonen op de HPG locatie als op Merem oost. Het hemelwater op deze locaties wordt afgevoerd naar het maaiveld waar het oppervlakkig kan infiltreren. De doorlatendheid van de ondergrond is hiervoor voldoende groot en hierdoor hoeven geen specifieke infiltratievoorzieningen te worden gerealiseerd op deze locaties. Het totale verharde oppervlak behorende bij de functie landgoed wonen en wonen, bedraagt circa 2,0 hectare.

Uiteraard stelt het infiltreren van hemelwater eisen aan de kwaliteit van de materialen van gebouwen en verhardingen. Deze mogen geen stoffen bevatten, die bij uitloging schadelijk zijn voor het milieu. Dat geldt ook voor de onkruidbestrijding. De middelen die hierbij gebruikt worden mogen ook niet schadelijk zijn voor bodem en grondwater.

Bergingsopgave
Voor de resterende gebruiksfuncties (exclusief wonen) dient waterberging te worden gecreëerd. In de berekening is uitgegaan van een bruto oppervlak van 73,7 hectare en een verhard oppervlak van 9,3 hectare (exclusief landgoed wonen). Wordt uitgegaan van een T=10 +10% neerslaggebeurtenis (Buishand en Velds, buiduur van 4 uur) dan dient er voor circa 40 mm aan neerslag te worden geborgen en geïnfiltreerd binnen het plangebied. Het gebied van de Partiële herziening omvat slechts een deel van bovengenoemde oppervlakten. De voorzieningen dienen naar rato gedimensioneerd te worden.

Mogelijkheden hemelwaterafvoer
Voor het verwerken van het aanbod aan hemelwater zijn meerdere mogelijkheden voorhanden. Grof gezegd kan worden gedacht aan IT-riolering, infiltratieputten, infiltratie door middel van bodempassages, waterdoorlatende verharding, infiltratiekratten, bergingsvijvers en natuurlijk groene daken.

Groene daken
Er is in een vroeg stadium al aangegeven dat een groot deel van het dakoppervlak van het nieuw te bouwen ziekenhuis voorzien zal worden van mossedum daken. Voordeel van dergelijke groene daken is dat dit de afvoer naar het grondwater vermindert en vertraagt. Dit is zeker interessant voor het (deels) opvangen van de consequenties van de bomenkap in het plangebied.

Per saldo zal er in het plangebied evenveel neerslag geïnfiltreerd worden als in de huidige situatie. Voor de omgeving is dat een belangrijk gegeven. De invloed van de verschuivende "verstedelijking" binnen het plangebied zal niet meer dan geringe kwantitatieve effecten naar buiten kunnen uitstralen. Rekening houdend met de grote natuurlijke variaties die er nu al zijn, zijn meetbare effecten, ook in de oostelijk gelegen NNN, niet waarschijnlijk.

5.8 Kabels en leidingen

5.8.1 Riolering

De droogweerafvoer (dwa) die binnen het plangebied vrijkomt dient te worden aangesloten op de bestaande riolering van de gemeente Hilversum. Uiteindelijk zal de dwa worden afgevoerd naar de rioolwaterzuivering. In het waterstructuurplan is dit verder uitgewerkt. Berekend is dat de bestaande aansluitpunten van het gemeentelijk rioleringsstelsel voldoende capaciteit hebben om het aanbod van vuilwater uit het plangebied te kunnen verwerken.

5.8.2 Nutsvoorzieningen

In de planuitwerking zal te zijner tijd in overleg met de nutsbedrijven worden bepaald welke kabels en leidingen en de daarbij behorende nieuwe bovengrondse voorzieningen noodzakelijk zijn.

5.8.3 Straalverbindingen

Hilversum ligt in de radarverstoringsgebieden van Soesterberg en Muiden. Bouwwerken hoger dan 72 meter in het plangebied kunnen voor de radar in Soesterberg (militair luchtverkeer) verstoring veroorzaken. Monnikenberg ligt in dit verstoringsgebied. Het bestemmingsplan laat echter geen bebouwing van deze hoogte toe.

5.9 Veiligheid

5.9.1 Externe veiligheid

Uit het onderzoek externe veiligheid (zie paragraaf 3.8.1) blijkt dat het groepsrisico van de A27 zowel in de bestaande als in de toekomstige situatie onder de oriëntatiewaarde blijft. De lokale routering is geen relevante risicobron. De spoorlijn is een relevante risicobron en moet beschouwd worden binnen de verantwoording van het groepsrisico. Uit de QRA is gebleken dat het groepsrisico onder de oriëntatiewaarde ligt en iets toeneemt door de planontwikkeling. Bovendien heeft de spoorlijn een plasbrandaandachtsgebied (PAG) van 30 meter. Het gebied van de partiële herziening van het BP ligt geheel buiten deze zone. De kortste afstand van de woningen tot de spoorlijn bedraagt ca. 280 m. Gegeven het feit dat het aantal woningen en daarmee het aantal personen in het gebied van de partiële herziening minder is dan in het bestemmingsplan uit 2013 is voorzien, is er sprake van een daling van het groepsrisico t.o.v. de situatie zoals die zich in het bestemmingsplan van 2013 liet aanzien.

Verantwoordingsplicht
Op basis van bovengenoemde aspecten, is in 2013 een vergelijking gemaakt tussen de toenmalige veiligheidssituatie en de veiligheidssituatie na realisatie Monnikenberg teneinde het restrisico te bepalen en maatregelen aan te wijzen die de situatie in het plangebied veiliger maken. Dit heeft toen geleid tot de volgende conclusies:

  • Groepsrisico
    • Spoorlijn Amsterdam-Amersfoort: groepsrisico bevindt zich onder de oriëntatiewaarde en neemt toe.
    • A27: groepsrisico bevindt zich onder de oriëntatiewaarde en verandert niet.
  • Zelfredzaamheid
    • Er zijn meerdere zorginstellingen en een school voor bijzonder onderwijs in het plangebied aanwezig. Het betreffen functies met verminderd zelfredzame personen;
    • Vluchtwegen zijn van risicobronnen af gericht. Geen obstakels in het groene deel van het plan maakt ook vluchten door het open veld mogelijk;
    • Vanwege een toxisch scenario bij het spoor en A27 wordt geadviseerd de gebouwen luchtdicht te maken en de (mechanische) ventilatie centraal uitschakelbaar;
    • Vanwege het BLEVE scenario bij het spoor en de A27 wordt geadviseerd voor de gebouwen op een afstand van circa 150 tot 325 meter om zo min mogelijk glazen wanden te hebben aan de kant van de bron en gebruik te maken van stevig, minder splinterend glas. In het plan worden in de zone bij het spoor geluidswalwoningen voorzien, deze voldoen aan het advies.
  • Hoewel de ontwikkelingen in het gebied van de partiële herziening leiden tot een vermindering van het groepsrisico en zich grotendeels bevinden buiten bovengenoemde afstanden, worden bovengenoemde aanbevelingen onverkort overgenomen.
  • Risicocommunicatie
    • Voer een actief risicocommunicatie beleid. Zorg voor een goede WAS-dekking in het gebied. De regionale brandweer geeft aan dat deze in de huidige situatie dekkend is. Daarbij wordt er vanuit gegaan dat dit voor de plansituatie ook zo zal zijn.
  • Bestrijdbaarheid
    • De regionale brandweer geeft aan dat deze nog lastig te beoordelen is op zowel bereikbaarheid als bluswater omdat het nog een masterplan betreft. Bij de uiteindelijke beoordeling wordt het plan getoetst aan de handreiking 'bereikbaarheid en bluswatervoorziening'.
  • Ruimtelijke maatregelen
    • Door het verplaatsen van de functies met hoge bevolkingsdichtheden verder van de bronnen af kan de veiligheid verbeterd worden. Met de Actualisatie van het masterplan wordt het aantal woningen en daarmee het groepsrisico verder verminderd.
  • Tijdsaspect
    • De realisatie in de toekomst van de HOV-route parallel aan het spoor zal een verbetering van de bereikbaarheid voor hulpdiensten betekenen.

De gemeente Hilversum volgt de uitkomsten van dit onderzoek en de aanbevelingen en/of mitigerende maatregelen.

Dankzij het gegeven dat op basis van de huidige vervoersstromen op de spoorlijn Hilversum – Amersfoort door de inwerkingtreding van het Basisnet Spoor (een aanpassing van de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen) en het zogeheten "convenant warme BLEVE (Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion)-vrij" rijden van treinen, treedt er een aanzienlijke verbetering op in de gevaarsetting. Voor deze twee onderdelen is een significante verbetering te zien. De oriënterende waarde wordt nergens overschreden. Met betrekking tot het aanpassen van de Wet Vervoer Gevaarlijke Stoffen wordt aangetekend dat deze wet ten tijde van het opstellen van deze verantwoording van kracht is geworden.

De overige aanbevelingen zullen bij de omgevingsvergunning worden ingevuld waaronder de brandveiligheid intern, de Bedrijfshulpverleningsorganisatie, blusvoorzieningen (waarbij gebruik kan worden gemaakt van de Warmte Koude Opslag aansluitpunten).

Vervolgens zal ook het aanvalsplan dienen te worden aangepast aan dit plan en dient de Bedrijfshulpverleningsorganisatie op deze mogelijke situaties te zijn ingespeeld.

5.10 Planning en fasering

Tergooi
De nieuwbouw van het ziekenhuis zal in 2018 van start gaan buiten het gebied van de partiële herziening.

In het gebied van de partiële herziening zal als eerste de nieuwbouw van de RAV gerealiseerd worden (2018). Tevens zal dan een groot deel van de rondweg en de ontsluiting van de parkeergarage gemaakt worden. De bouw van de parkeergarage zal in 2018 of 2019 van start gaan.

Merem
De ontwikkeling van de school en de revalidatiecampus wordt in principe in twee fase opgeknipt. De eerste fase bestaat uit de realisatie van de schoolcampus met zorg. Hierin wordt gestart met de Mytylschool met bijbehorend behandelplein/ therapiebad en kort daarna het sportgebouw met restaurant. Dit wordt voorzien in de jaren 2017 – 2020.

Merem wonen
Als eerste zal de nieuwe inrit vanaf de Soestdijkerstraatweg gerealiseerd worden. Daarna kan de eerste fase woningbouw van start gaan. Het gaat in eerste instantie om ca. 50 woningen. De woningbouw kan vanaf eind 2017 van start gaan. De tweede fase woningbouw is gelegen op wat nu nog Heideborgh is. Wanneer deze woningbouw gaat starten is nu nog niet bekend.

HPG
De bouw van de appartementen zal in de zomer van 2017 van start gaan. De ontsluiting via de laan zal eerst in de vorm van een tijdelijke weg worden gerealiseerd. De bouw van de grondgebonden woningen volgt zo snel mogelijk na inwerkingtreding van het bestemmingsplan. Het is de bedoeling het woongebied in 2020 af te ronden. Om de laan in zijn oude glorie te herstellen zal dan in het noordelijk deel aanplant van beuken plaatsvinden.

Voor een meer gedetailleerd inzicht in de fasering wordt verwezen naar de Actualisatie Masterplan.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Planmethodiek

In het plangebied staan veel veranderingen op stapel, waarvan sommige al duidelijker contouren hebben dan andere. In het voorliggende bestemmingsplan is getracht een evenwicht te vinden tussen de noodzakelijke regulering van de toe te laten functies enerzijds en de nodige flexibiliteit in de regeling voor die deelgebieden waar de toekomstige invulling nog niet vast staat.

De regelgeving, zoals opgenomen in het Besluit ruimtelijke ordening, biedt de gemeente de mogelijkheid tot het opstellen van bestemmingsplannen met een grote mate van flexibiliteit en globaliteit. Planvormen kunnen zodanig worden gekozen dat ingespeeld kan worden op zich wijzigende omstandigheden en op nieuwe maatschappelijke ontwikkelingen, zodat in veel gevallen het bestemmingsplan minder vaak moet worden aangepast. Voor het plangebied is overal gekozen voor bestemmingen met een rechtstreekse bouwtitel. Voor de nieuw te ontwikkelen plandelen, het zorgpark en voor de nieuw te bouwen woningen heeft die regeling wel een globaal karakter. Dit komt vooral tot uitdrukking in de grote bestemmings- en bouwvlakken. Door middel van bouw- en maatvoeringsaanduidingen worden de bebouwingsmogelijkheden ingeperkt.

6.2 Bestemmingsregeling

Een bestemmingsplan bestaat uit drie delen: de toelichting, de regels en een verbeelding. De verbeelding en de daarin aangewezen bestemmingen en planregels vormen samen het juridische plan. De toelichting heeft geen rechtskracht. In de toelichting worden de achtergronden en beweegredenen aangegeven die hebben geleid tot de bestemmingen. De regels omvatten de omschrijvingen van de in het plan vervatte bestemmingen, waarbij per bestemming het doel wordt aangegeven. In deze paragraaf wordt ingegaan op de juridische opbouw van het plan. Aan de orde komen onder meer de opbouw van de regels, de relatie tussen regels en kaarten en de beschrijving van de in de regels vastgelegde bestemmingen.

6.2.1 Toelichting op de verbeelding

De verbeelding van het analoge bestemmingsplan bestaat uit één blad. Met behulp van kleuren, letteraanduidingen en/of arceringen zijn de verschillende gebieds- en functionele bestemmingen weergegeven. De bestemmingsbegrenzingen volgen zoveel mogelijk geografische, topografische en/of kadastrale grenzen. Daar waar dat niet mogelijk bleek, is gekozen voor een meer praktische benadering. Bij de opzet van de verbeelding is aangesloten bij de Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen (SVBP2012). De verbeelding is opgesteld conform DURP (Digitaal Uitwisselbare Ruimtelijke Plannen).

Bij de vervaardiging van de verbeelding is de Actualisatie Masterplan Monnikenberg als uitgangspunt gebruikt. Voor de diverse functies in het gebied zijn bestemmingsvlakken aangegeven. Deze vormen tevens het maximale bebouwingsvlak. De rest van het gebied heeft een groenbestemming. De begrenzing van de vlakken is op een zo logisch mogelijke manier getrokken. Daarbij hebben de volgende afwegingen een belangrijke rol gespeeld:

  • In grote lijnen volgen de vlakken de contouren van de bebouwing zoals voorgesteld in de Actualisatie Masterplan en bieden dus voldoende ruimte voor het programma.
  • Er is zo veel mogelijk rekening gehouden met bestaande bomen in het plangebied (dat wil zeggen dat de nieuwe bebouwing zoveel mogelijk geconcentreerd is op de bestaande open plekken in het bos of op de plek van de huidige bebouwing.
  • Bestaande lanen zijn ingepast waarbij de laan meer is dan alleen de bomen aan weerszijden van de weg maar ook een strook bos ernaast. De breedte van de stroken rondom de laan is aangepast afhankelijk van de functie van de laan (alleen langzaam verkeer of ook gecombineerd met een naast gelegen auto-ontsluiting).
  • Er is gekeken naar een logische voortzetting van bestaande en nieuwe rooilijnen.
  • Het concept van het Masterplan gaat uit van een omzoming van het hele terrein met een strook bos van minimaal 15 meter. Dit uitgangspunt is in de Actualisatie Masterplan gehandhaafd.

6.2.2 Toelichting op de regels

De regels bevatten de juridische regeling voor het gebruik van de gronden, bepalingen over de toegelaten bebouwing en een regeling over het gebruik van bebouwing. De regels, die zijn onderverdeeld in paragrafen, worden hierna (indien nodig) toegelicht. Bij de opzet van de regels is aangesloten bij de SVBP2012 en de bepalingen van het Besluit ruimtelijke ordening. De artikelen bevatten bepalingen over de specifieke bestemmingen in het plan. De opbouw van deze artikelen is steeds gelijk, conform de eisen van de SVBP2012. Voor een nadere uitleg wordt verwezen naar de SVBP2008, te raadplegen via de website van het ministerie van I en M, onderdeel standaarden. Hier kan men ook terecht voor een uitgebreidere uitleg over dubbelbestemmingen, voorlopige bestemmingen en aanduidingen.

Indeling hoofdstukken
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:

  • 1. Inleidende regels;
  • 2. Bestemmingsregels;
  • 3. Algemene regels;
  • 4. Overgangs-, en slotregels.

Hoofdstuk 1 inleidende regels
In de Inleidende regels worden de gebruikte begrippen beschreven (artikel 1). Vanwege de afstemming met het Bor zijn onder meer een aantal begrippen anders gedefinieerd dan tot nog toe gebruikelijk was. Zodoende sluiten Bor en bestemmingsplan naadloos op elkaar aan. Met de nieuwe term 'bijbehorend bouwwerk' wordt in het Bor een verzamelbegrip geïntroduceerd waar uitbreidingen van een hoofdgebouw, aan- en uitbouwen en bijgebouwen onder vallen. Daarnaast worden regels gesteld ten aanzien van de wijze waarop gemeten moet worden (artikel 2).

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
De Bestemmingsregels bevatten de volgende bestemmingen: Groen (Artikel 3), Groen - Landschapswaarden (artikel 4), Maatschappelijk (Artikel 5), Verkeer (Artikel 6), en Woongebied (Artikel 7) en de dubbelbestemming, Waarde-Archeologie-Hoog (Artikel 8). De belangrijkste aanpassingen van de gebruikelijke regelingen worden hieronder apart toegelicht.

  • 'Groene' bestemmingen

Het plangebied krijgt een groen en landschappelijk karakter. Voor die plandelen waar dit groene karakter overheerst is gekozen voor twee bestemmingen te weten de bestemmingen "Groen", "Groen - Landschapswaarden". De groene plandelen die grenzen aan het NNN tot aan de bestemmingen die de bebouwing in het zorgpark mogelijk maken hebben de bestemming " Groen - Landschapswaarden". Binnen deze bestemming is maar zeer beperkt bebouwing mogelijk. Uiteraard wordt in dit plandeel een uitzondering gemaakt voor de bestaande bebouwing in dat gebied.

Het overige groen in het plangebied heeft de bestemming "Groen". Deze bestemming regelt het (openbaar) groen rondom het gezondheidspark met de daarbij behorende voorzieningen. Het parkeren van motorvoertuigen, waaronder auto's en dergelijke, is binnen bestemming "Groen" niet toegestaan, ook niet op eventueel aangebrachte verhardingen. Het parkeren van een voertuig is niet 'ten dienste van' de groenbestemming. Omdat het exacte tracé van de ontsluiting van de nieuwe woongebieden nog niet exact vastligt, is binnen de groene bestemmingen op enkele plekken de aanduiding 'ontsluiting' aangegeven. Uitsluitend binnen het gebied met die aanduiding is het toegestaan wegen met een wegbreedte van maximaal 7 meter aan te leggen.

  • Verkeersbestemmingen

Bestaande wegen (de Soestdijkerstraatweg en het Oostereind voor zover liggend in het plangebied) en de aansluitingen van het plangebied op de Soestdijkerstraatweg en hebben de bestemming "Verkeer".

  • Maatschappelijke bestemmingen

In het plangebied komt één bestemming “Maatschappelijk” voor. De gebouwen van Tergooi en Merem, de bebouwing van het parkeer- en kantoorgebouw en de zorggebouwen in het zuidwestelijk deel van het plangebied met de omliggende gronden hebben de bestemming "Maatschappelijk”.

De gronden met de bestemming "Maatschappelijk" hebben een brede bestemming. Ze zijn onder meer bestemd voor medische en educatieve voorzieningen. Om een flexibele indeling van het plangebied mogelijk te maken is er geen onderverdeling in functies binnen de zorg op de verbeelding vastgelegd. Om de ontwikkeling van het gebied een meerwaarde te geven zijn ook andere voorzieningen op het gebied van gezondheidszorg toegestaan. Detailhandel en horeca mogen uitsluitend ten dienste en als onderdeel van deze activiteiten worden gerealiseerd. Daarnaast is detailhandel en dienstverlening op het gebied van verzorging toegestaan, zoals een thuiszorgwinkel.

Door middel van aanduidingen is in de bouwvlakken de maximale bouwhoogte en het maximum bebouwingspercentage aangegeven. Door middel van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwhoogte' is geregeld dat hier bebouwing met een bouwhoogte van 12 meter mag worden gerealiseerd. Voor de berekening van het bebouwingspercentage worden (half)verdiepte bouwlagen die niet meer dan 1 meter boven het peil liggen, niet meegeteld.

Om in te kunnen spelen op een mogelijke verandering in het zorgaanbod is voor het bestemmingsvlak “maatschappelijk” aan de oostzijde van de hoofdontsluiting van het gezondheidspark een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Omdat de beoogde scheiding tussen wonen en zorg tendeert naar scheiding tussen wonen en zorg, maakt die wijzigingsbevoegdheid onder een aantal voorwaarden ook het (zorg)wonen hier mogelijk.

  • Woonbestemmingen

Voor de woningbouw in het plangebied is één bestemming opgenomen. De woningbouwlocaties hebben de bestemming "Woongebied".

Binnen de woonbestemming zijn aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteiten toegestaan. In de woning moet worden gewoond, maar het is mogelijk dat in de woning ook gewerkt wordt. In de woning of de daarbij bijbehorende bouwwerken (aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen) mag een aan-huis-verbonden beroeps- of bedrijfsmatige activiteit worden uitgeoefend. Dat is bijvoorbeeld een architect die een gedeelte van zijn huis heeft ingericht als kantoortje. Ook een arts mag een gedeelte van zijn huis gebruiken als praktijkruimte. Ook mag een bedrijfsmatige activiteit worden uitgeoefend in de woning en bijbehorend bouwwerk. Denk aan een goud- of edelsmid of een horlogemaker.

De woonfunctie moet te allen tijden blijven behouden. Daarom is geregeld dat die activiteiten voor niet meer dan 1/3 deel (33%) van de oppervlakte van het wonen (met de aan- en uitbouwen en/of bijgebouwen) mogen plaatsvinden. Hier is wel een maximum aan verbonden van 50 m². Ook het uiterlijk van de woning mag niet ingrijpend worden veranderd. Er moet altijd sprake zijn van een in de wijk herkenbare woning. Omdat de activiteit in de woonomgeving moet passen is ook geregeld dat de activiteit aan huis niet mag leiden tot parkeeroverlast of milieuhygiënische overlast zoals stank en geluidsoverlast. Er zullen voldoende parkeerplaatsen op de tijden dat de activiteit plaatsvindt aanwezig moeten zijn op eigen terrein of in de buurt. Dat geldt uiteraard alleen voor die activiteiten die verkeer aantrekken. Daarnaast mogen de activiteiten aan huis geen nadelige invloed hebben op de normale afwikkeling van het verkeer.

In de woning mag geen horeca plaatsvinden. Vanuit de woning mag ook geen detailhandel plaatsvinden. Internetwinkels waarbij de klanten hun producten komen ophalen valt onder de categorie detailhandel en is niet toegestaan. Wel mag in het kader van de bedrijfsmatige activiteiten beperkt (ondergeschikt aan de hoofdactiviteit) verkoop plaatsvinden. Zo mag een kapper een flesje haarshampoo verkopen bijvoorbeeld.

In ieder geval mag (mogen) de bewoner(s) van het huis de aan huis gebonden beroepen of de bedrijfmatige activiteiten aan huis uitoefenen (bijvoorbeeld man en vrouw, maar ook een kind). Het is mogelijk dat hij en/of zij (de bewoner(s) dus) een (deeltijd)medewerker heeft. Die medewerker mag daar dan ook werken. Die medewerker hoeft daar niet zelf te wonen. In de regels van het bestemmingsplan is deze vorm van werken in een woning geregeld via de 'specifieke gebruiksregels'

Per bestemmingsvlak is een maximum aantal woningen opgenomen overeenkomstig de Actualisatie van het Masterplan. Verder is in de bestemmingsvlakken een bebouwingspercentage aangegeven dat niet mag worden overschreden. In het bestemmingsvlak voor het wonen aan de groene wig komt een bebouwingslijn met de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - landgoedwonen'. In dit bestemmingsvlak mogen uitsluitend gestapelde woningen worden gebouwd. Met uitzondering van parkeerplaatsen ten behoeve bezoekersparkeren, dienen binnen deze bebouwingslijn gebouwde parkeervoorzieningen te worden gebouwd.

Voor de bestemmingsvlakken is een bebouwingspercentage opgenomen. Voor de berekening van het bebouwingspercentage worden (half)verdiepte bouwlagen die niet meer dan 1 meter boven het peil liggen, niet meegeteld.

Voor het bestemmingsvlak op het terreindeel van Merem is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die een meer op zorg gerichte bestemming mogelijk maakt ten einde zowel het te realiseren zorgaanbod als de exploitatie blijvend toekomst bestendig te maken.

  • Archeologie

In de dubbelbestemming "Waarde-Archeologie-Hoog" is de bescherming van de archeologische waarde van gronden in het plangebied geregeld. Hierin is nadrukkelijk gesteld dat gebouwen op gronden met een archeologische verwachtingswaarde, ter bescherming van die waarden, moeten worden gebouwd binnen de bebouwingsgrenzen. Voorts is een groot aantal werken en werkzaamheden omgevingsvergunninsplichtig. Voor het verlenen van een dergelijke vergunning dient advies te worden ingewonnen bij een ter zake deskundige.

Hoofstuk 3 Algemene regels

  • antidubbeltelregel

De antidubbeltelregel (artikel 9) strekt ertoe te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw een tweede keer zou kunnen worden gebruik gemaakt. Aangesloten is bij de standaard antidubbeltelregel die in het Bro is opgenomen.

  • algemene bouwregels

De algemene bouwregels (artikel 10) bevatten twee onderdelen. Ten eerste is in lid 1 de 'Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening' opgenomen. Daarbij is gebruik gemaakt van de mogelijkheid die in artikel 9 lid 2 van de Woningwet is gegeven, om in het bestemmingsplan de aanvullende werking van (een aantal) regels van stedenbouwkundige aard uit te sluiten. De bepaling is zo geredigeerd dat een limitatieve opsomming is gegeven van de bepalingen die wel van toepassing zijn. Hierdoor ontstaat bij omgevingsvergunningaanvragen om te bouwen en die betrekking hebben op het plangebied geen twijfel over de toepasselijkheid van de stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening. Ten tweede is in het tweede lid bepaald dat de bestaande maten van bestaande gebouwen gelden als vervangende maat.

  • algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels (artikel 11) is bepaald welk gebruik in ieder geval als verboden en welk gebruik als toegestaan wordt aangemerkt. Daarnaast is bepaald dat bij een gebouw ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto's parkeervoorzieningen in de juiste mate ruimte moeten worden aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in lid 3 bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen, indien door de gemeenteraad nieuwe parkeernormen, dan wel nieuwe bedragen zijn vastgesteld.

  • algemene afwijkingsregels

Artikel 12 bevat de algemene afwijkingsregels en heeft onder meer tot doel enige flexibiliteit in de regels aan te brengen. Via een door burgemeester en wethouders te verlenen afwijking kunnen onder meer geringe wijzigingen in de maatvoering voor bouwwerken worden aangebracht en (openbare) nutsvoorzieningen worden gerealiseerd.

  • algemene wijzigingsregels

In artikel 13 bevat 2 wijzigingsregels. De eerste staat toe dat burgemeester en wethouders het plan wijzigen voor zover dat van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel in verband met de werkelijke toestand van het terrein. Overschrijdingen mogen echter niet meer dan 5 meter bedragen en het bestemmingsvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot.

De tweede wijzigingsregel maakt het mogelijk om de groenbestemming binnen de bestemming Maatschappelijk op het terrein van Merem, te verschuiven indien daarmee een betere stedenbouwkundige situatie wordt bereikt.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

  • overgangsregels

Het overgangsrecht dat in het Besluit ruimtelijke ordening is opgenomen, staat in artikel 14. Indien de in het plan opgenomen regels, voor wat betreft gebruik of bebouwing, afwijken van een bestaande, legale situatie, dan zijn daarop de overgangsbepalingen van toepassing. De overgangsbepaling heeft tot doel bestaande belangen te respecteren totdat realisering van de nieuwe bestemmingsbepalingen dan wel bebouwingsbepalingen plaatsvindt.

Voor bouwwerken die onder het overgangsrecht vallen, is bepaald dat deze gedeeltelijk mogen worden vernieuwd of veranderd, mits de bestaande afwijking niet wordt vergroot. Gehele vernieuwing is in principe uitgesloten, waaronder ook gefaseerde vernieuwing van een bouwwerk wordt verstaan. Het doel van het overgangsrecht is dat het bestaande bouwwerk in de bestaande staat in stand mag worden gehouden. Uitsluitend na het tenietgaan van het bouwwerk door een calamiteit, waarmee onder andere brand of extreme weersomstandigheden wordt bedoeld, is onder voorwaarden gehele vernieuwing toegestaan. Vergunningplichtige bouwwerken, die zonder vergunning zijn opgericht, kunnen door overgangsrecht niet gelegaliseerd worden. Bouwen zonder vergunning is immers een overtreding van de Wabo die niet door een regeling in een bestemmingsplan ongedaan kan worden gemaakt.

Voor het gebruik dat onder het overgangsrecht valt, is bepaald dat dit gebruik mag worden voortgezet. Het gebruik mag eveneens worden gewijzigd voor zover de afwijking ten opzichte van het toegestane gebruik niet vergroot wordt. Hiervoor is al aangegeven dat illegale bouwwerken niet gelegaliseerd kunnen worden door overgangsrecht. Voor gebruik is dat in principe wel mogelijk maar vanuit het oogpunt van handhaving ongewenst. Gezien het voorgaande is in de overgangsbepaling opgenomen dat het gebruik, dat al in strijd was met het voorheen geldende plan van het overgangsrecht, is uitgesloten. Ook na het van kracht worden van dit plan kan dus nog met succes handhavend worden opgetreden tegen gebruik dat al in strijd was met het voorgaande bestemmingsplan.

  • slotregel

In de regels van het bestemmingsplan wordt in de Slotregel (artikel 15) aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

6.3 Handhaving

Het bestemmingsplan is bindend voor burgers, bedrijven, maatschappelijke instellingen en voor de overheid zelf. Het afdwingen van het naleven van het bestemmingsplan is, met behoud van ieders verantwoordelijkheid, in eerste instantie een taak van de gemeentelijke overheid. Er is veel aandacht besteed aan voorlichting met betrekking tot de consequenties die een gevolg zijn van het vaststellen van dit bestemmingsplan. Daarnaast is er veel aandacht voor een effectieve en doelgerichte controle op zaken die in het bestemmingsplan zijn geregeld. Voor de controle en handhaving van het bestemmingsplan is samenwerking in brede zin een noodzaak. In het plangebied is een scala aan regelgeving van toepassing, zoals de Wet ruimtelijke ordening, de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Woningwet, de Wet milieubeheer, de Provinciale Milieuverordening, de Algemene Plaatselijke Verordening, die samenwerking binnen de overheid noodzakelijk maakt. Op die manier kan het hoge ambitieniveau gestalte krijgen. Het zich niet houden aan de regels doet afbreuk aan de kwaliteit van het plangebied; daadwerkelijke handhaving heeft voor de samenleving een belangrijke waarde. Tegen illegale situaties zal worden opgetreden.

6.3.1 Preventief en repressief toezicht

Preventieve handhaving van het bestemmingsplan gebeurt bij de beoordelingen van omgevingsvergunning om te bouwen, af te wijken van het bestemmingsplan en om werken of werkzaamheden uit te voeren (voorheen: aanlegvergunning). Daarnaast wordt bij controle van verleende omgevingsvergunningen, maar ook aan de hand van geconstateerde illegale situaties, klachten e.d. repressief gehandhaafd.

6.3.2 De instrumenten

Een overtreder riskeert:

  • dat publiekrechtelijke sancties plaatsvinden (dwangsom of bestuursdwang). Een last onder dwangsom is een veel toegepast middel om te zorgen, dat de overtreder door middel van het verbeuren van een bepaald bedrag ertoe moet weerhouden de overtreding voort te zetten. Mocht een dwangsom niet het gewenste effect hebben dan kan de gemeente bestuursdwang toepassen wat er op neer komt dat de gemeente datgene doet wat de overtreder behoort te doen of verhindert dat hij/zij doet wat niet mag. Een en ander op kosten van de overtreder;
  • dat strafrechtelijke vervolging plaatsvindt. Overtreding van bepaalde bestemmingsplanregels zijn strafbare feiten. De bevoegdheid tot het instellen van vervolging op grond van het strafrecht berust bij het Openbaar Ministerie. Daartoe wordt een proces-verbaal tegen de overtreder opgemaakt en vindt vervolgens strafrechtelijke vervolging plaats. Strafrechtelijke vervolging kan plaatshebben in combinatie met de onder 1 genoemde bestuursrechtelijke dwangmiddelen. Bijzonderheid hierbij is dat de Wet Economische Delicten op overtredingen van het bestemmingsplan van toepassing is, wat inhoudt dat de strafmaat aanzienlijk is verzwaard;
  • de bestuurlijke boete. Door de uitbreiding van de bestuurlijke handhaving met de bestuurlijke boete kan de handhaving verder worden geïntensiveerd. De gemeente krijgt daardoor extra mogelijkheden om daadkrachtig en snel op te treden tegen overtredingen.

Aan de hand van recente luchtfoto's kan achterhaald worden wat er aan bebouwing aanwezig is op alle percelen in het plangebied. Eventuele bebouwing die illegaal (zonder vergunning) gebouwd is, en waartegen wordt, of alsnog kan worden opgetreden, wordt niet automatisch gelegaliseerd met het nieuwe bestemmingsplan. Dit geldt ook voor een eventueel gewijzigd gebruik van opstallen waarvoor geen toestemming is gevraagd danwel verleend. Van geval tot geval zal bezien moeten worden of sprake is van een situatie die alsnog voor legalisatie in aanmerking komt of niet.

6.3.3 Prioriteiten in de handhaving

Voor de handhaving van illegale situaties op het gebied van ruimtelijke ordening, Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, Woningwet, Bouwbesluit, Bouwverordening en Monumentenwet zijn beleidsregels vastgesteld. Het college moet jaarlijks haar beleidsvoornemens in het kader van handhaving van de bouwregelgeving bekend maken. Ook moet jaarlijks verslag worden gedaan over de uitvoering van het handhavingsbeleid. Het handhavingsbeleid vormt het kader voor een jaarlijks vast te stellen handhavingsprogramma.

In de beleidsregels zijn prioriteiten gesteld (hoog, middelhoog en laag). De hoogste prioriteit richt zich tot onveilige situaties in zijn algemeenheid en tot veranderingen van percelen en gebouwen zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Tegen overtredingen met een hoge prioriteit zal onmiddellijk handhavend worden opgetreden. Overtredingen uit de categorie met een middelhoge prioriteit, zoals erfafscheidingen, bijgebouwen en uitbreidingen aan de achterzijde zullen op de gebruikelijke wijze binnen de werkvoorraad worden afgehandeld.

Bovenstaande wil niet zeggen dat tegen geconstateerde illegale situaties met een lage prioriteit bijvoorbeeld aan de achterzijde niet zal worden opgetreden. Te denken valt om jaarlijks thematisch overtredingen met een lage prioriteit in het handhavingsprogramma op te nemen.

6.3.4 Planinformatie

Het bestemmingsplan komt niet zomaar tot stand, maar is met veel publiciteit omgeven. Het bestemmingsplan is altijd in te zien. Daarnaast zijn er ook folders over de bouwregelgeving verkrijgbaar. De gemeentelijke organisatie is er bovendien op ingesteld nadere uitleg te geven. Velen maken daarvan gebruik. Niemand hoeft dus het risico te lopen om als gevolg van een gebrek aan kennis verkeerde beslissingen te nemen.

6.4 Economische uitvoerbaarheid

Conform artikel 6.12. lid 1 Wro dient de gemeenteraad een exploitatieplan vast te stellen voor gronden waarop een bouwplan gerealiseerd wordt. Volgens artikel 6.2.1. van het Bro wordt hier in ieder geval de bouw van één of meerdere hoofdgebouwen onder verstaan. Voor het plan zal daarom in principe een exploitatieplan vastgesteld dienen te worden. Conform artikel 6.12. lid 2 Wro kan de gemeenteraad besluiten om geen exploitatieplan vast te stellen indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluiten begrepen gronden anderszins verzekerd is.

De initiatiefnemers voor de ontwikkeling van dit plan zijn de gezamenlijke grondeigenaren. Zij hebben zelf onderzoek gedaan naar de afzetmogelijkheden in de markt van de in het programma opgenomen woningen. Een groot deel van de geplande zorggebouwen is vervangende huisvesting voor Tergooi en Merem. Hierbij is sprake van een uitbreiding van het aantal vierkante meters, vanwege de verschuiving van functies van de locatie Blaricum naar de locatie Hilversum van Tergooi. Voor de overige zorggebouwen is de behoefte eveneens onderbouwd.

De grondproductiekosten bestaan in het geval van Monnikenberg uit:

  • 1. Planontwikkelingskosten;
  • 2. Kosten van bouw- en woonrijp maken
  • 3. Aanpassingskosten infrastructuur buiten het plangebied;
  • 4. Begeleidingskosten planvorming door de gemeente Hilversum;
  • 5. De kosten voor de natuurontwikkeling binnen de EHS;
  • 6. Financieringskosten van de kosten onder 1 tot en met 5;
  • 7. Eventuele vergoedingen van planschade

Bovengenoemde kosten zijn in een grondexploitatie op hoofdlijnen opgenomen. Deze is voor raadsleden vertrouwelijk ter inzage gelegd bij het ontwerp bestemmingsplan. Openbaarheid van dit document is ongewenst vanwege het feit dat de opgenoemde investeringsbedragen niet bedoeld zijn voor de ogen van degenen die aan de aanbestedingen van uitvoeringswerken mee zullen doen. De totale omvang van bovengenoemde kosten is zodanig dat er sprake is van een redelijke verhouding tot de waarde die na realisatie ontstaat. De initiatiefnemers hebben in 2012 met de gemeente Hilversum een anterieure overeenkomst gesloten inzake bovengenoemde kosten.

De initiatiefnemers hebben onderling een inrichtingsovereenkomst gesloten. In deze inrichtingsovereenkomst is vastgelegd hoe de kosten tussen de initiatiefnemers worden verdeeld.

De initiatiefnemers hebben met de gemeente Hilversum voor het bestemmingsplan Monnikenberg van 2013 een anterieure overeenkomst gesloten waarin is vastgelegd dat de kosten onder 3 en 4 voor rekening van de initiatiefnemers komen. Aangezien deze Partiële herziening van het bestemmingsplan Monnikenberg geheel binnen de contour van het bestemmingsplan Monnikenberg valt is de gesloten anterieure overeenkomst nog steeds van toepassing. Omdat deze partiële herziening van het bestemmingsplan Monnikenberg een nieuw planologisch besluit behoeft en hieruit planschadeclaims kunnen voortvloeien, is er tussen de gemeente Hilversum en de initiatiefnemers van de voorliggende partiele herziening bestemmingsplan Monnikenberg een planschadeovereenkomst gesloten. De gemeente Hilversum loopt met de vaststelling van dit plan dus geen financieel risico omdat kostenverhaal verzekerd is. Bij dit bestemmingsplan hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.

6.5 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.5.1 Inspraak

Op 6 maart 2017 is een informatieavond geweest waar informatie verstrekt is over meerdere ontwikkelingen in dit deel van Hilversum, waaronder het gebied Monnikenberg. Belangstellenden zijn daarbij in de gelegenheid geweest zich te laten informeren over de Actualisatie van het Masterplan. De verkeersafwikkeling op de Soestdijkerstraatweg was daarbij een belangrijk onderwerp.

6.5.2 Overleg

Het ontwerp van de Partiële herziening bestemmingsplan Monnikenberg is in het kader van het vooroverleg als bedoeld in artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening aan diverse instanties toegezonden. Er zijn geen reacties ontvangen.

6.5.3 Raadsvaststelling

Het ontwerpbestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Monnikenberg heeft op grond van het bepaalde in artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening met bijbehorende bijlagen, van 14 april 2017 tot en met 25 mei 2017 ter inzage gelegen. Daarbij hebben tevens het geactualiseerde Masterplan Monnnikenberg (nieuw welstandbeleid voor het plangebied Monnikenberg) en het ontwerpbesluit hogere grenswaarden ter inzage gelegen. Naar aanleiding van de ter inzage legging zijn 4 zienswijzen ingediend tegen het bestemmingsplan. Deze zienswijzen zijn voorzien van een beantwoording in de zienswijzen- en wijzigingennota, die als bijlage bij deze toelichting is opgenomen. Een deel van de zienswijzen zijn aanleiding voor een aanpassing van het bestemmingsplan geweest. Het bestemmingsplan Partiële herziening bestemmingsplan Monnikenberg is op 27 september 2017 door de gemeenteraad van Hilversum vastgesteld