direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Herontwikkeling Anthony Fokkerweg
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de aanleiding, doelstelling en functie van het bestemmingsplan opgenomen. In dit hoofdstuk staat ook de leeswijzer.

1.1 Aanleiding en doel bestemmingsplan

Op de locatie Anthony Fokkerweg - Minckelersstraat in Hilversum is het wenselijk om een stedelijke herontwikkeling mogelijk te maken. Het terrein ligt al enige tijd braak na de sloop van de pastorie van de Ontmoetingskerk en de sloop van de Kappersschool. Dudok Wonen heeft voor het hoekperceel (Anthony Fokkerweg / Minckelersstraat) bouwplannen ontwikkeld en heeft een optie tot koop op het hoekperceel. De plannen tot herontwikkeling van het hoekperceel van Dudok Wonen betreffen een medisch centrum en een appartementencomplex. Op het naastgelegen perceel, ten noorden van het hoekperceel, is ruimte voor diverse woningen.

Voor beide ontwikkelingen is het nodig om het bestemmingsplan beperkt aan te passen en te herzien. In de toelichting van voorliggend bestemmingsplan worden beide ontwikkelingen behandeld. De bestemming voor de woningen in het noordelijk deel van het plangebied wordt afgestemd op de uitwerkingsplicht uit het geldende bestemmingsplan uit 1998. De uitwerkingsregels van dit bestemmingsplan zijn opgenomen in de nieuwe regels voor de bestemmingen 'Wonen - 1' en 'Tuin' .

De ontwikkeling van het hoekperceel met een medisch centrum met daarboven appartementen wordt bestemd door middel van de bestemming 'Gemengd' waarbij de functies wonen en maatschappelijke voorzieningen zijn toegestaan.

1.2 Leeswijzer

In Hoofdstuk 2 wordt de planbeschrijving gegeven, waarbij ingegaan wordt op de bestaande en de toekomstige situatie en het vigerende bestemmingsplan. Hoofdstuk 3 beschrijft de beleidskaders voor het plangebied. In Hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven. In Hoofdstuk 5 wordt tot slot ingegaan op de uitvoerbaarheid.

Hoofdstuk 2 Begrenzing plangebied en vigerende bestemmingsplannen

2.1 Begrenzing plangebied

Het bestemmingsplan heeft betrekking op zowel deel 1 als deel 2 van de voorgenomen herontwikkeling aan de Anthony Fokkerweg te Hilversum. Het appartementencomplex met medisch centrum is gesitueerd op de hoek van de Anthony Fokkerweg en Minckelersstraat, de nieuwe woningen zijn direct daarnaast, ten noorden van het appartementencomplex gesitueerd. Aan de overzijde van de Anthony Fokkerweg wordt een groenstrook gerealiseerd, waarvoor in 2010 een uitwerkingsplan is vastgesteld. In figuur 2.1 is de ligging en globale begrenzing van het onderhavige plangebied aangegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0001.png"

Figuur 2.1: ligging en globale begrenzing plangebied met deel 1 blauw omlijnt en deel 2 rood omlijnd.

2.2 Vigerende bestemmingsplannen

Het vigerend bestemmingsplan voor het appartementencomplex met medisch centrum (deel 1) is het bestemmingsplan Kamerlingh Onnesweg dat op 12 juni 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.

In dit bestemmingsplan is het plangebied bestemd als 'Maatschappelijk'. Binnen deze bestemming zijn maatschappelijke activiteiten en wonen toegestaan. Om het bestaande gebouw is een bouwvlak opgenomen en mag de goot- en bouwhoogte maximaal 11 meter bedragen. Omdat het appartementencomplex een grotere bouwhoogte kent en het nieuwe gebouw niet binnen de grenzen van het bestaande bouwvlak wordt gerealiseerd, past het plan niet geheel binnen de randvoorwaarden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0002.png"

Figuur 2.2: uitsnede verbeelding bestemmingsplan Kamerlingh Onnesweg (12-06-2013)

Het vigerend bestemmingsplan voor de woningen (deel 2) is het bestemmingsplan Kamerlingh Onnesweg dat in 1998 is vastgesteld. In het bestemmingsplan Kamerling Onnesweg 1998 is het plangebied bestemd voor Wonen. Omdat op het terrein van de voormalige kapperschool destijds woningbouw werd voorzien, is destijds gekozen voor een woonbestemming met een uitwerkingsplicht. In de uitwerkingsplicht ('Uitwerkingsplicht II') voor het plangebied worden verschillende eisen gesteld aan de situering van de bebouwing, bebouwingspercentages en bouwhoogtes.

De regels in de nieuwe bestemmingen Wonen - 1 en Tuin zijn afgestemd op de verschillende eisen uit deze uitwerkingsplicht in het bestemmingsplan uit 1998.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0003.png"

Figuur 2.3: uitsnede bestemmingsplan Kamerlingh Onnesweg 1998. Voor het verticaal gearceerde gebied, waarbinnen het plangebied ligt, geldt Uitwerkingsplicht II.

Gelet op de gewenste herontwikkeling binnen het plangebied aan de Anthony Fokkerweg naar een woonfunctie is er in 2012 / 2013 bewust voor gekozen om dit plangebied niet mee te nemen bij de actualisatie van het bestemmingsplangebied Kamerlingh Onnesweg zoals deze op 12 juni 2013 is vastgesteld. Destijds waren er nog geen concrete bouwplannen, maar was deze locatie wel in onderzoek bij diverse ontwikkelaars.

Hoofdstuk 3 Karakteristieken plangebied

3.1 Bestaande situatie

In de bestaande situatie is het plangebied een braakliggend terrein. Ter plaatse van de beoogde ontwikkelingen in deel 2 (woningen) was een voormalig kappersschool aanwezig, die inmiddels gesloopt is. Ter plaatse van de beoogde ontwikkelingen in deel 1 (medisch centrum en appartementencomplex) was een pastoriewoning aanwezig die eveneens gesloopt is. Aan de westzijde grenst het plangebied aan de kerk en woningen gelegen aan de Röntgenstraat. Naast de kerk bevindt zich het nieuwbouwproject St. Joseph op het voormalige Marimbaterrein, waarin verschillende functies (wonen met en zonder zorg, welzijn, kinderopvang, wijkcentrum) samenkomen. Op onderstaande drie foto's is de bestaande situatie weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0004.png"

Figuur 3.1: foto plangebied met op de voorgrond de locatie van de voormalige pastoriewoning en daarachter het terrein van de voormalige kappersschool aan de Anthony Fokkerweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0005.png"Figuur 3.2: foto plangebied vanaf de voormalige kappersschool aan de Anthony Fokkerweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0006.png"

Figuur 3.3: kerk en nieuwbouw aan de Minckelersstraat ten westen van het plangebied

Hoofdstuk 4 Relevante beleidskader

In dit hoofdstuk is het relevante rijks-, provinciaal- en gemeentelijk beleid ten aanzien van de beoogde ontwikkeling opgenomen.

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties. De SVIR vervangt de Nota Ruimte, de Structuurvisie Randstad 2040, de Nota Mobiliteit, de Mobiliteitsaanpak en de Structuurvisie voor de Snelwegomgeving. Tevens vervangt het de ruimtelijke doelen en uitspraken in de volgende documenten: PKB Tweede structuurschema Militaire terreinen, de agenda landschap, de agenda Vitaal Platteland en Pieken in de Delta.In de SVIR schetst het kabinet hoe Nederland er in 2040 uit moet zien: concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Het ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid wordt meer aan provincies en gemeenten overgelaten. Hieronder valt bijvoorbeeld het landschapsbeleid. De Rijksoverheid richt zich op nationale belangen, zoals een goed vestigingsklimaat, een degelijk wegennet en waterveiligheid. Tot 2028 heeft het kabinet in de SVIR drie Rijksdoelen geformuleerd:

  • de concurrentiekracht vergroten door de ruimtelijk-economische structuur van Nederland te versterken. Dit betekent bijvoorbeeld een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat;
  • de bereikbaarheid verbeteren;
  • zorgen voor een leefbare en veilige omgeving met unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden.

De provincies en gemeenten krijgen in het nieuwe ruimtelijke- en mobiliteitsbeleid meer bevoegdheden. Bijvoorbeeld op het gebied van landschappen, verstedelijking en het behoud van groene ruimte. Provincies en gemeenten zijn volgens het kabinet beter op de hoogte van de situatie in de regio en de vraag van bewoners, bedrijven en organisaties. Daardoor kunnen zij beter afwegen wat er in een gebied moet gebeuren. De ontwikkeling van het gebied zoals mogelijk gemaakt in dit bestemmingsplan past in die lijn.

4.1.2 Barro

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) regelt de doorwerking van nationale belangen op ruimtelijk gebied in gemeentelijke bestemmingsplannen door het stellen van de juridische kaders. Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het besluit is per 17 december 2011 in werking getreden. In het huidige Barro zijn opgenomen:

  • het Project Mainportontwikkeling Rotterdam;
  • militaire terreinen en -objecten;
  • de Wadden;
  • de kust (inclusief primaire kering);
  • de grote rivieren;
  • de Werelderfgoederen.

Per 1 oktober 2012 is een wijziging van het Barro in werking getreden. In deze wijziging zijn de volgende onderwerpen toegevoegd:

  • reserveringen uitbreidingen weg en spoor;
  • veiligheid vaarwegen;
  • het netwerk voor elektriciteitsvoorziening;
  • de buitendijkse uitbreidingsruimte in het IJsselmeer;
  • bescherming van de (overige) primaire waterkeringen;
  • reservering voor rivierverruiming Maas;
  • de Ecologische Hoofdstructuur (EHS).

Op de ontwikkeling die met dit bestemmingsplan wordt voorzien is het Barro niet van invloed.

4.2 Duurzaamheid

Duurzaamheidsladder

Begin 2012 is in werking getreden de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte. Deze vervangt onder andere de Nota Ruimte 2006. Het Rijk zet het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid in voor een concurrerend, leefbaar en veilig Nederland. Bovendien is het Rijk verantwoordelijk voor een goed systeem van ruimtelijk ordening. Om een zorgvuldig gebruik van de schaarse ruimte te bevorderen, wordt een ladder voor duurzame verstedelijking geïntroduceerd. Dat betekent: eerst kijken of er vraag is naar een bepaalde nieuwe ontwikkeling, vervolgens kijken of het bestaande stedelijk gebied of bestaande bebouwing kan worden hergebruikt en mocht nieuwbouw echt nodig zijn, dan altijd zorgen voor een optimale inpassing en multimodale bereikbaarheid.

De ladder voor duurzame verstedelijking werkt met de volgende opeenvolgende stappen ('de treden van de ladder'):

  • 1. Beoordeling door betrokken overheden of de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag voor bedrijventerreinen, kantoren, woningbouwlocaties en andere stedelijke voorzieningen. Naast de kwantitatieve beoordeling (aantal hectares of aantallen woningen) gaat het ook om kwalitatieve vraag (bijvoorbeeld een bedrijventerrein waar zware milieuhinder mogelijk is of een specifiek woonmilieu) op regionale schaal.
  • 2. Indien de beoogde ontwikkeling voorziet in een regionale, intergemeentelijke vraag, beoordelen betrokken overheden of dit binnen bestaand bebouwd gebied kan worden gerealiseerd door locaties voor herstructurering of transformatie te benutten.
  • 3. Indien herstructurering of transformatie van bestaand bebouwd gebied onvoldoende mogelijkheden biedt om aan de regionale, intergemeentelijke vraag te voldoen, beoordelen betrokken overheden of deze vraag op locaties kan worden ontwikkeld die passend multimodaal ontsloten zijn of als zodanig worden ontwikkeld.

Toetsing

Conform het regionaal beleid (Regionaal Actie Programma Wonen 2011 - 2015) is in Hilversum sprake van vergroening. De komende jaren (2012-2014) worden in Hilversum 1.050 nieuwe woningen gebouwd. De Structuurvisie Hilversum heeft het plangebied aangewezen als woondienstenzone (een gezamenlijk en integraal aanbod van wonen, welzijn en zorg staat hier centraal). Hierbij is voorzien in een woningbouwontwikkeling van meer dan 50 woningen. Derhalve sluit het bestemmingsplan betreffende de herontwikkeling van het plangebied met een woonfunctie en een maatschappelijke functie aan op de hoofddoelstellingen uit het regionaal en gemeentelijk beleid.

4.3 Provinciaal beleid

4.3.1 Provinciale Structuurvisie 2040 'Kwaliteit door veelzijdigheid'

Met de inwerkingtreding van de Wet ruimtelijke ordening op 1 juli 2008 is elke overheidslaag verplicht een structuurvisie op te stellen en haar ruimtelijke belangen te benoemen. Op basis van deze belangen kan elke overheid bepalen welke rol zij voor zichzelf ziet weggelegd en welke instrumenten zij toe wil passen om dit ruimtelijke belang te waarborgen of te bereiken. De provincie Noord Holland zorgt dat Noord-Holland een mooie, veelzijdige en internationaal concurrerende provincie blijft door in te zetten op klimaatbestendigheid, ruimtelijke kwaliteit en duurzaam ruimtegebruik.

Klimaatbestendigheid

De provincie Noord-Holland wil zoveel mogelijk bijdragen aan de afname van de oorzaken van klimaatverandering. Daarom wil de provincie het energieverbruik in het stedelijk gebied en op bedrijventerreinen zoveel mogelijk beperken en de resterende vraag met duurzame energie invullen. De provincie reserveert ruimte voor het opwekken en distribueren van grootschalige duurzame energie. Tegelijk stimuleert en ondersteunt de provincie Noord-Holland kleinschalige vormen van duurzame energie zoals de benutting van restwarmte en de vergisting van biomassa. Daarnaast wil de provincie gemeenten stimuleren om waar mogelijk warmte-koude opslag toe te passen.

Ruimtelijke kwaliteit

De provincie Noord-Holland wil (cultuur)landschappen optimaal gebruiken door hun kenmerken te koesteren en te benutten bij nieuwe ontwikkelingen. De provincie zorgt dat ontwikkelingen die buiten bestaand bebouwd gebied tot stand moeten komen, plaatsvinden op basis van de karakteristieke eigenschappen, het zogenaamde Landschaps-DNA, van de verschillende landschappen.

Ten behoeve van het behoud en de ontwikkeling van natuurgebieden is de kern van het natuurbeleid de veiligstelling en de ontwikkeling van een netwerk van onderling verbonden natuurgebieden, de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) inclusief de verbindingszones en nationale parken en Natura 2000 gebieden. De provincie Noord-Holland vindt het belangrijk dat zoveel mogelijk natuur wordt gerealiseerd. Daarom zoekt de provincie actief naar mogelijkheden om aanleg en financiering van natuur mee te koppelen met andere ontwikkelingen.

Duurzaam Ruimtegebruik

Onder duurzaam ruimtegebruik verstaat de provincie Noord-Holland het plaatsen van de juiste functies op de juiste plek. De provincie Noord-Holland wil steden optimaal benutten en de landschappen open houden, maar ook ruimte bieden aan de economie en woningbouw. De provincie Noord-Holland ondersteunt gemeenten door de inzet van de Taskforce Ruimtewinst, Ruimte voor Ruimte-regeling, Herstructurering en Intensivering van Regionale Bedrijventerreinen en Culturele Planologie die zowel binnen als buiten Bestaand Bebouwd Gebied kunnen worden toegepast.

In het plan is rekening gehouden met duurzaam ruimtegebruik doordat er sprake is van een functiewijziging in combinatie met een herontwikkeling in bestaand stedelijk gebied. Derhalve is het plan in overeenstemming met de structuurvisie.

4.3.2 Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie

Provinciale Staten hebben op 21 juni 2010 bovengenoemde Provinciale Structuurvisie Noord-Holland 2040 en de bijbehorende Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) vastgesteld. Provinciale Staten hebben op 3 februari 2014 de provinciale ruimtelijke verordening opnieuw vastgesteld. Deze vaststelling betreft een beleidsarme wijziging ten opzichte van de eerder vastgestelde verordening op 21 juni 2010. Dit houdt in dat de verordening geen nieuw beleid bevat.

In deze verordening worden regels gegeven omtrent de inhoud van bestemmingsplannen over onderwerpen in zowel het landelijke als het bestaand bebouwde gebied van Noord-Holland waar een provinciaal belang mee gemoeid is. In de verordening worden algemene regels gegeven voor de Provinciale Planologische Commissie, de Adviescommissie Ruimtelijke Ontwikkeling, bedrijventerreinen en detailhandel, de mogelijkheden voor woningbouw in het landelijk gebied, de vereiste ruimtelijke kwaliteit verbonden met stedelijke en niet-stedelijke ontwikkelingen in het landelijke gebied, de Groene en Blauwe Ruimte, energie en landbouw. De regels van de PRVS vloeien direct voort uit de Structuurvisie Noord-Holland 2040.

4.3.3 Provinciale Woonvisie 2010-2020

De provinciale woonvisie ´Goed wonen in Noord - Holland´ (vastgesteld in september 2010) stelt tot doel de inwoners van Noord-Holland in 2020 over voldoende woningen met een passende kwaliteit te laten beschikken, in een aantrekkelijk woonmilieu. De doelstelling is uitgewerkt in drie speerpunten:

  • Verbeteren van de afstemming tussen vraag en aanbod voor alle consumenten, en specifiek voor doelgroepen die minder kansen hebben op het vinden van een geschikte woning;
  • verbeteren van de mate waarin voorzieningen in de woonomgeving aansluiten bij de vraag van bewoners;
  • verbeteren van de duurzaamheid van het woningaanbod en de woonomgeving.

Door samen met de regio's Regionale actieprogramma's (RAP's) te ontwikkelen met duidelijke afspraken over de regionale woningbouwprogramma's en deze uit te voeren, wil de provincie deze doelstelling en speerpunten behalen. De RAP's worden in het eerste kwartaal van 2011 afgerond voor de periode 2011-2015. In 2015 worden de RAP's voor de volgende periode (2016-2020) opgesteld, mede op basis van de woonmonitor 2014. Voor de regio Gooi en Vechtstreek wordt een RAP opgesteld.

4.3.4 Waterbeheerplan AGV 2010-2015

Het Algemeen Bestuur keurde het Waterbeheerplan AGV 2010-2015 op 17 juni 2010 goed. Dit is het eerste waterbeheerplan van het waterschap in de nieuwe zesjarige waterplancyclus van rijk, provincie en waterschap. Het waterbeheerplan heeft als titel: 'Werken aan water, in en met de omgeving'.

Het waterbeheerplan gaat in op de hoofdtaken van het waterschap: veiligheid, voldoende water, schoon water. Ook wordt aandacht gegeven aan de maatschappelijke (neven)taken: nautisch en vaarwegbeheer, recreatief medegebruik, natuurbeheer en cultuurhistorische, landschappelijke en architectonische waarden.

Voor elk van deze thema's is aangegeven wat het wensbeeld is op de middellange termijn, wat de doelen zijn en de aanpak op hoofdlijnen is en op welke indicatoren de resultaten van dat taakveld zullen worden beoordeeld. Eén van de inmiddels gerealiseerde projecten is de nieuwbouw van de rioolwaterzuiveringsinstallatie (RWZI) in Hilversum. Het nautisch en vaarwegbeheer voor het Hilversums Kanaal ligt bij de gemeente Hilversum.

4.3.5 Keur AGV

Het waterschap Amstel, Gooi en Vecht heeft regels en richtlijnen opgesteld voor het beheer en onderhoud van alle oppervlaktewateren. Ook wordt in de Keur beschreven hoe er omgegaan moet worden met grondwateronttrekkingen waarvoor AGV bevoegd gezag is. Er gelden diverse geboden en verboden bij werken aan of bij oppervlaktewateren, oevers en beschoeiingen.

4.3.6 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het provinciaal (ruimtelijk) beleid.

4.4 Regionaal en Gemeentelijk beleid

4.4.1 Regionale woonvisie 2007-2020

In de visie worden afspraken gemaakt om te gaan samenwerken in de regio en staat het regionale woonbeleid verwoord. Dit beleid is gericht op een economisch en sociaal vitale regio die recht doet aan de lokale en subregionale diversiteit. Dit betekent vitale steden, dorpen en buurten waar ook mensen met een dunnere portemonnee kunnen wonen en werken. Het lokale beleid zal worden aangepast aan dit regionale woonbeleid. Gestreefd wordt naar een gevarieerd palet van woonzorgvormen en zorgaanbod. Hilversum heeft een herstructureringsopgave. Nadruk bij herstructurering ligt op het creëren van betaalbaar aanbod voor ouderen (levensloopbestendige/ nultreden woningen) en jongeren en jonge gezinnen (sociale huur en betaalbare koop).

4.4.2 Toekomstvisie Hilversum 2015

In de toekomstvisie 2015 kiest de gemeente voor een stabilisatie van het inwonersaantal rond 80.000 inwoners en een stabilisatie en versterking van de werkgelegenheid. In de nota zijn hoofdlijnen uitgezet ten behoeve van komende beleidsontwikkelingen en zijn binnen die hoofdlijnen speerpunten en sleutelprojecten aangegeven die kunnen worden geconcretiseerd. Onevenwichtigheden aanpakken en tegelijk de bestaande kwaliteiten die Hilversum heeft, behouden en versterken is daarbij de leidraad. Doelgericht, maar ook zorgvuldig en behoedzaam toewerken naar een compacte en tegelijk complete stad die duurzaam in evenwicht zal zijn. Waar sprake is en blijft van hoogwaardig wonen en werken in het groen, voor jong en oud en alles daartussenin. De toekomstvisie Hilversum 2015 is op 10 november 1999 door de gemeenteraad vastgesteld.

4.4.3 Structuurvisie Hilversum 2030

Door de gemeente Hilversum is een nieuwe structuurvisie opgesteld die op 15 mei 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. Deze structuurvisie schetst het toekomstbeeld tot 2030 en vervangt op den duur de hiervoor besproken Toekomstvisie Hilversum 2015. Met betrekking tot wonen is de gemeente Hilversum voornemens gebruik te maken van de diverse woonkwaliteiten (van dorps en lommerrijk tot groen stedelijk en centrum stedelijk) die de gemeente biedt, waarbij er ook wat betaalbaarheid betreft veel te kiezen valt. Daarbij wordt ingespeeld op een toenemende vraag naar woningen van jongeren en jonge gezinnen, het toenemend aantal ouderen dat wonen met zorg aan huis wil combineren en demografische ontwikkelingen.

Het gebied rondom de Anthony Fokkerweg en Minckelersstraat is in de structuurvisie aangeduid als woondienstenzone (een gezamenlijk en integraal aanbod van wonen, welzijn en zorg staat hier centraal), waarin nieuwe woningbouwontwikkeling (> 50 woningen) mogelijk is.

4.4.4 Ontwikkelingsprogramma Stedelijke Vernieuwing Hilversum 2010 - 2014

In het Ontwikkelingsprogramma staat wat de gemeente Hilversum in de periode 2010 - 2014 wil bereiken op het gebied van stedelijk vernieuwing en hoe het investeringsbudget stedelijke vernieuwing wordt (ISV) ingezet. Als onderdeel van het stedelijke vernieuwingsproject Liebergen wordt de voorgenomen woningbouw op de locatie van de voormalige kappersschool aan de Anthony Fokkerweg genoemd.

4.4.5 Beleidsregels parkeernormen Hilversum

Deze beleidsregels hebben betrekking op het stellen van een eis tot het aanbrengen van parkeer-/stallingsruimte voor auto's op 'eigen terrein', alsmede de wijze van bepalen van de hoeveelheid benodigde parkeerplaatsen, in verband met aanvragen betrekking hebbend op bouwen en/of gebruik.

Ook wordt een eis gesteld aan de afmetingen van de parkeer-/stallingsruimte en wordt een verplichting geformuleerd inzake laad- of losruimte.

Het doel van dit beleid is dat in parkeer-/stallingsruimte voor auto's, dan wel laad- of losruimte, op eigen terrein moet worden voorzien als daartoe behoefte ontstaat ten gevolge van bouwen, waarvoor een vergunning is vereist, en/of gebruik, waarvoor een ontheffing nodig is op grond van de Wro. Op deze wijze wordt in het bijzonder de parkeerdruk in de openbare ruimte beperkt, en wordt de verantwoordelijkheid voor het realiseren van de benodigde parkeerplaatsen primair bij de 'veroorzaker' van de parkeervraag gelegd.

4.4.6 Visie op eerstelijnszorg Hilversum 2011-2020

Deze visie geeft de ontwikkelingsrichting voor de eerstelijns gezondheidszorg in Hilversum voor de komende tien jaar. Deze visie is opgesteld door (vertegenwoordigers van) de huisartsen in Hilversum, Tergooiziekenhuizen en de gemeente Hilversum.

De verantwoordelijkheden van genoemde partijen zijn (van elkaar) verschillend. Daarom is bij het opstellen van de visie nadrukkelijk benoemd welke specifieke bijdrage elk van de partijen kan of zal moeten leveren aan het bereiken van de geformuleerde gemeenschappelijke doelen. Die bijdragen zijn dus ook verschillend.

Voor de gemeente Hilversum gaat het om de volgende punten:

  • Hilversum faciliteert de komst van gezondheidscentra in de ruimtelijke ordening waar mogelijk door gerichte aanpassingen van de betreffende bestemmingsplannen.
  • Hilversum voert ten behoeve van ontwikkelingen in de eerstelijnszorg accountmanagement in, zodat de zorgaanbieders één aanspreekpunt bij de gemeente krijgen voor alle voorkomende vragen.
  • Hilversum bespreekt in concrete gevallen met de woningcorporaties de mogelijkheden van de corporaties om gezondheidscentra in fysieke zin te faciliteren (bouwen, verhuren)
  • Hilversum zal een halfjaarlijks overleg (onder voorzitterschap van de wethouder zorg) tussen gemeente en vertegenwoordigers van GGD, huisartsen en Tergooiziekenhuizen instellen. In dit overleg zal de voortgang van de activiteiten worden gemonitord en zal worden beoordeeld of en zo ja welke interventies nodig zijn. In dit overleg zal worden bezien hoe een relatie kan worden gelegd met regionale ontwikkelingen.

De ´Visie op eerstelijnszorg Hilversum´ is gericht op een tweetal zaken, te weten:

  • wijkgerichte gezondheidscentra;
  • toegang tot acute huisartsenzorg.

4.4.7 Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'

De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad de met Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad' ingestemd. Een belangrijk uitgangspunt wordt daarbij dat de verstoorder betaald.

'De ondergrondse stad' is een logisch gevolg van internationale afspraken over behoud en bescherming van het archeologisch erfgoed die al in 1992 in het Europese Verdrag van Malta werden gemaakt en in 2006 zijn verankerd in nationale wetgeving. Als gevolg van deze afspraken gaat de gemeente de kennis over de ontwikkeling van het landschap en de bewoningsgeschiedenis gebruiken om vindplaatsen van archeologisch erfgoed in kaart te brengen. Inmiddels is een archeologische beleidskaart ontwikkeld die het mogelijk maakt archeologisch onderzoek in te plannen.

Wanneer sprake is van verstoring van de bodem (bijvoorbeeld bij bebouwing) dan stelt de archeologische beleidskaart (en bijbehorende regels) de initiatiefnemer in staat om te beoordelen waar onderzoek moet plaatsvinden. Allereerst wordt onderzocht of erfgoed aanwezig is, vervolgens om welk erfgoed uit welke periode het gaat. Uiteindelijk wordt het erfgoed opgegraven, worden de sporen van bewoning en gebruik vastgelegd en dienen de voorwerpen als illustratiemateriaal voor de geschiedenis van Hilversum.

In paragraaf 5.4 van deze toelichting is opgenomen op welke wijze is omgegaan met archeologie in het plangebied.

4.4.8 Duurzaam Hilversum

Het duurzaamheidsbeleid van de gemeente Hilversum is vastgelegd in het rapport Duurzaam Hilversum dat bestaat uit een Visie op Klimaatneutraal Hilversum 2050 (deel A) en het Uitvoeringsprogramma Duurzaamheid 2012-2015 (deel B). Het beleid is unaniem vastgesteld door de gemeenteraad op 6 juni 2012.

In de Visie Klimaatneutraal Hilversum staat de ambitie om in 2050 klimaatneutraal te zijn centraal. De tussendoelen zijn:

  • 1. In 2020 heeft de gemeente Hilversum een CO2-reductie behaald van 30% ten opzichte van 1990.
  • 2. In 2020 is de gemeentelijke organisatie en bedrijfsvoering klimaatneutraal.
  • 3. In 2020 is het energieverbruik van bestaande woningen en gebouwen met circa 20% verlaagd.
  • 4. De gemeente stimuleert de bedrijven om energiemaatregelen te nemen.
  • 5. In 2020 is alle nieuwbouw energieneutraal, deze hilversumse doelstelling wordt ondersteund doordat het rijk dit als wettelijke eis gaat vastleggen in het bouwbesluit.

Het uitvoeringsprogramma is een dynamisch document, dat aangepast kan worden aan nieuwe ontwikkelingen en kansen om zo de doelen op een effectieve manier te bereiken. De kern van het Uitvoeringsprogramma bestaat uit de projecten door verschillende afdelingen:

Duurzame gemeentelijke gebouwen, de gemeentelijke gebouwen zijn energiezuinig en voorzien van duurzame energie. Waar mogelijk komt de energie uit een eigen duurzame bron.

Duurzame onderwijshuisvesting, verduurzaming van de energiehuishouding in de scholen in samenwerking met de schoolbesturen.

Duurzame openbare verlichting, via de uitbreiding van het aantal LED lichtpunten.

Energiebesparing in particuliere woningen. Bewoners ondersteunen om energiemaatregelen te treffen aan hun eigen woning, zie ook www.energiebesparengenv.nl

Duurzame bedrijventerreinen. Bedrijven stimuleren om op het niveau van een bedrijventerrein samen te werken aan duurzaamheidsmaatregelen, zoals energiewinning en verduurzaming van terrein- en afvalbeheer. Focus ligt op Havenkwartier, vervolgens ook andere terreinen.

4.4.9 Welstandsnota Hilversum 2008

De welstandsnota is op 23 april 2008 door de raad vastgesteld met als doel vooraf helderheid te bieden over de welstandcriteria die door de gemeente worden gehanteerd bij het beoordelen van bouwinitiatieven. Daarbij staat behoud van de bestaande kwaliteiten voorop. Het is belangrijk dat de ontwikkeling en de welstandsnota goed op elkaar zijn aangesloten. Daarom is in Hilversum de afspraak gemaakt dat ontwikkelingen vooraf om advies aan de commissie voor welstand en monumenten worden voorgelegd. De welstandscriteria worden via de welstandsnota geregeld en eventueel gewijzigd.

Het plangebied valt in de welstandsnota Hilversum 2008 in het deelgebied Minckelerstraat en heeft het welstandsniveau 'Luw' gekregen.

4.4.10 Kenniscentrum Hilversum, Economische visie 2007-2020

De Economische visie 2007-2020 is een meerjarenvisie met een kader waaraan economische besluitvorming moet worden getoetst. De raad heeft deze visie 9 mei 2007 vastgesteld. Daarbij is gekozen voor de scenario's:

  • Hilversum werkstad' om voldoende werkgelegenheid binnen de gemeentegrenzen te houden;
  • 'focus' op bepaalde vormen van bedrijvigheid.

De speerpunten van bedrijvigheid zijn:

  • 1. multimedia;

In regionaal verband gaat de gemeente een programma ontwikkelen voor transformatie van werklocaties. Het mediapark zal de komende jaren verder worden getransformeerd en uitgebreid tot een modern hoogwaardig terrein voor multimediabedrijven. Op het Mediapark bevindt zich de grootste concentratie aan multimediabedrijven. In aanvulling op de uitbreiding van het Mediapark kan de locatie Mussenstraat/Arendstraat zich ontwikkelen tot een kleinschalig terrein voor mediabedrijven die qua uitstraling, imago een ander vestigingsklimaat wensen dan wordt aangeboden op het Mediapark. Creativiteit en jong ondernemerschap vinden hier hun plek. Daarnaast is de wijk Over 't Spoor aangewezen als creatieve wijk en wordt kleinschalige creatieve bedrijvigheid hier bevorderd. De gemeente wil in samenwerking met investeerders ruimte vinden voor creatieve bedrijvigheid met de nadruk op creatieve werk- en broedplaatsen.

  • 2. zorg;

De visie richt zich op het verder ontwikkelen van de tweede- en derdelijnszorg van zowel commerciële als reguliere zorginstellingen. Daarnaast vallen onder deze visie het verder verstevigen van economische activiteiten in de zorg zoals research en development van medische industrie, preventieve/ontspannende verzorging in de vorm van gezondheidsvoorzieningen, het ontwikkelen van gemaksdiensten zoals domotica. Hilversum wil de zorg concentreren op en rond bestaande voorzieningen. Ziekenhuislocatie /Heideheuvel biedt ruimte voor een hoogwaardige locatie voor zorgfuncties, zoals een zorghotel, bedrijvigheid op het gebied van medische technologie of klantgerichte bedrijvigheid op het gebied van de zorg. Ook de uitbreiding van het ziekenhuis en Heideheuvel krijgt hier een plek. Een tweede locatie voor zorg is landgoed Zonnestraal. Tot 2030 groeit de zorgsector in Hilversum met 70.000 m2 .

  • 3. toerisme;

Er liggen vooral kansen voor dagrecreatie. Vooral de natuurgebieden rondom Hilversum zijn trekkers. De economische potentie van het buitengebied kan beter worden benut door op beperkte schaal laagdrempelige horecavoorzieningen aan de rand van het buitengebied toe te staan en de bereikbaarheid van de natuurgebieden per fiets te verbeteren. Daarnaast wordt het ontwikkelen van innovatieve dag- en verblijfsrecreatieve arrangementen en activiteiten door het regionaal expertisecentrum aangemoedigd.

Voor de ontwikkelingsrichting gelden onderstaande uitgangspunten:

  • behoud van bestaande werklocaties;
  • benutting van alle economische ruimte in de stad;
  • gevestigd bedrijfsleven koesteren binnen de randvoorwaarden.

4.4.11 Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014

In het Gemeentelijk Rioleringsplan 2009-2014 is deels het van belang zijnde waterbeleid voor de gemeente opgenomen. De gemeente stelt als eis, dat een maximale inspanning wordt gedaan om het hemelwater af te koppelen van het gemengde rioolstelsel. Waar infiltratie mogelijk is moet zoveel mogelijk water worden afgevoerd naar de bodem. Zeer belangrijk hierbij is dat de kwaliteit van het afgekoppelde water goed moet zijn door onder andere geen toepassing van uitlogende materialen en bestrijdingsmiddelen.

Onderdeel van het proces van onderhavig bestemmingsplan is de watertoets. Hiervoor is een waterparagraaf opgesteld, zoals opgenomen in paragraaf 5.8 welke wordt overlegd met AGV, de waterbeheerder binnen het plangebied.

4.4.12 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen het relevant regionaal en gemeentelijk beleid.

Hoofdstuk 5 Ruimtelijk plan

5.1 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie worden in deel 1 appartementen en een medisch centrum gerealiseerd op de hoek van de Anthony Fokkerweg en Minckelersstraat, grenzend aan de kerk op de Minckelersstraat. Het medisch centrum betreft een zogenaamd 'GOED' (Gezondheidszorg onder één dak). Daarbij worden verschillende zorgfuncties gecombineerd op de begane grond en eerste verdieping. De appartementen zijn daarboven gesitueerd. Het complex kent variabele bouwhoogten, met op het hoogste punt vijf verdiepingen (circa 16 meter). Het complex meet circa 51,5 meter bij circa 18,2 meter, waarbij één hoek omgeven door balkons op de derde, vierde en vijfde verdieping. In Figuur 5.1 wordt een impressie van het complex weergegeven, in Figuur 5.2 is een doorsnede van het complex opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0007.png"

Figuur 5.1: aanzicht op appartementencomplex vanaf de kruising Minckelersstraat / Anthony Fokkerweg

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0008.png"

Figuur 5.2: doorsnede van appartementencomplex.

Voor het plangebied ten noorden van het appartementencomplex en medisch centrum is in het plan een woonbestemming opgenomen. Voor dit gebied zijn nog geen concrete woningbouwplannen uitgewerkt, maar binnen de regels van de bestemmingen Wonen - 1 en Tuin zijn de benodigde kaders opgenomen. De gemeente Hilversum is eigenaar van dit perceel en gaat dit perceel verkopen ten behoeve van de bouw van meerdere woningen.

5.2 Stedenbouwkundige structuur

Het appartementencomplex is gelegen op de hoek van de Minckelersstraat en de Anthony Fokkerweg. De karakteristiek van het complex sluit aan op de nieuwbouw gelegen op het Marimbaterrein. Voor de inpasbaarheid is het bouwplan tweemaal behandeld door de Commissie voor Welstand en Monumenten.

De woonbestemming (Wonen - 1) ten behoeve van een aantal woningen sluit aan op de huidige bebouwing en past binnen de stedenbouwkundige opzet van deze straat.

5.3 Akoestiek

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is door Antea Group in februari 2014 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn te vinden het rapport 'Akoestisch onderzoek, Bouwplan aan de Anthony Fokkerweg te Hilversum', welke als bijlage 1 is opgenomen bij deze toelichting. De belangrijkste resultaten zijn hieronder weergegeven.

5.3.1 Kader
5.3.1.1 Wegverkeers- en spoorlawaai

Regelgeving

De Wet geluidhinder, de Luchtvaartwet en de Wet milieubeheer zijn in het kader van geluidhinder van belang. Bij nieuwe ontwikkelingen van geluidgevoelige bestemmingen dient de geluidssituatie in beeld gebracht te worden. De geluidsniveaus op de gevels van de nieuwe gebouwen worden getoetst aan de geluidsnormen.

Het juridisch kader voor wegverkeerslawaai, spoorlawaai en industrielawaai wordt gevormd door de Wet geluidhinder. De berekende geluidbelasting dient getoetst te worden aan de grenswaarden van de Wet geluidhinder.

Indien de (voorkeurs)grenswaarde wordt overschreden, dient beoordeeld te worden of maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn. Als maatregelen niet mogelijk en/of doelmatig zijn, dient een hogere grenswaarde te worden vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.

Voor alle woningen en andere (geluidgevoelige) bestemmingen waarvoor het college van burgemeester en wethouders een hogere waarde vaststelt, dient met behulp van een gevelgeluidweringsonderzoek te worden onderzocht of deze woningen en andere (geluidgevoelige) bestemmingen aan de wettelijke geluidgrenswaarde voor het binnenniveau kunnen voldoen. De wettelijke grondslag hiervoor is terug te vinden in artikel 3.2 van het Bouwbesluit.

Indien een geluidgevoelige bestemming waarvoor een hogere grenswaarde wordt vastgesteld in de zone van meerdere geluidbronnen (wegverkeer, railverkeer en/of industrie) ligt, dient inzichtelijk gemaakt te worden hoe hoog de gecumuleerde geluidbelasting is. De gecumuleerde geluidbelasting wordt berekend met de rekenmethode die in het "Reken- en Meetvoorschrift geluid 2012" is vastgelegd, rekening houdend met de dosiseffect relaties van de verschillende bronsoorten. Het bevoegd gezag moet dan een oordeel vellen over de hoogte van deze geluidbelasting. Een wettelijke toets aan een grenswaarde voor deze gecumuleerde geluidbelasting is niet aan de orde.

Een weg waar de maximale snelheid 30 km/uur bedraagt, is in de zin van de Wet geluidhinder niet-zoneplichtig. Een akoestisch onderzoek is voor dergelijke wegen derhalve niet noodzakelijk.

Gelet op de jurisprudentie aangaande dit punt blijkt echter dat, bij een ruimtelijke procedure, de geluidbelasting wel inzichtelijk gemaakt dient te worden. Er dient sprake te zijn van een 'deugdelijke motivering' bij het vaststellen van een bestemmingsplan.

Vanuit het oogpunt van een 'goede ruimtelijke ordening' is derhalve akoestisch onderzoek gedaan. In de zin van de Wet geluidhinder zijn geen streef- en/of grenswaarden gesteld aan dergelijke wegen. De aftrek ex artikel 110g Wgh is eveneens niet van toepassing op wegen met een maximum snelheid van 30 km/uur.

5.3.1.2 Plansituatie

Er is sprake van vervangende nieuwbouw binnen de zone van bestaande wegen en spoorwegen. In de tabel zijn de voor het toetsingskader relevante weggegevens vermeld.

Tabel 5.1: eigenschappen wegen

Weg   Maximum snelheid
[km/uur]  
Aantal
rijstroken  
Zonebreedte
[m]  
Aftrek ex art. 110g
[dB]  
Minckelersstraat / Weg over de Anna's Hoeve   50   2   200   5  
Anthony Fokkerweg   30   2   n.v.t.   5  

Om de systematiek van de Wgh aan te houden en om een valide vergelijking te maken met andere, gezoneerde wegen, is in het uitgevoerde onderzoek de aftrek van 5 dB ex artikel 110g Wgh gehanteerd voor de Anthony Fokkerweg.

In de nabijheid van het plangebied is de spoorlijn Baarn - Hilversum gelegen. Het betreft het spoortraject 370. De geluidproductieplafonds op de betreffende referentiepunten liggen tussen 66 en 71 dB. De geluidzone van dit traject bedraagt daarom 600 meter. Hierbinnen is (een deel van) de planlocatie gelegen.

Tabel 5.2: grenswaarden plansituatie (wegen: na aftrek ex artikel 110g Wgh)

Weg   Voorkeursgrenswaarde
[dB]  
Maximale ontheffing
[dB]  
Minckelersstraat / Weg over de Anna's Hoeve   48   68  
Spoorlijn Baarn - Hilversum   55   68  
5.3.1.3 Industrielawaai

Voor de realisatie van het ten oosten van het plangebied gelegen benzinestation is in 2009 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Hierbij is mede een beoordelingspunt meegenomen langs de Anthony Fokkerweg 80.

Na onderzoek is naar voren gekomen dat mede vanwege de ontwikkeling van de nabij gelegen woonwijk Anna's Hoeve er extra geluidsmaatregelen worden getroffen bij het bestaande benzinestation door het verlengen van het aanwezige geluidscherm. Op basis van deze informatie is het industrielawaai beschouwd.

5.3.1.4 Toetsing

Langtijdgemiddelde beoordelingsniveau

In deze situatie voldoet het bouwplan in de dagperiode (07.00-21.00 uur), maar niet in de nachtperiode (21.00-07.00 uur) aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De geluidbelasting is dan ten hoogste 42 dB(A) op ontvangerspunten 10, 11 en 12, waar de grenswaarde 40 dB(A) is. Dit bestaande tankstation aan de Minckelersstraat / Weg over Anna's Hoeve heeft in de tweede helft van 2014 via zogenaamde maatwerkvoorschriften een verruiming van 2 dB gekregen vanuit de geluidsnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer

De geluidwering moet voor deze punten minimaal 42-25=17 dB(A) zijn. Daar minimale geluidwering uit het Bouwbesluit 20 dB(A) is, is het voldoen aan het wettelijk binnenniveau geen probleem.

Maximale geluidniveaus

In deze situatie voldoet het bouwplan in de dagperiode (07.00-21.00 uur), maar niet in de nachtperiode (21.00-07.00 uur) aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer. De geluidbelasting is dan ten hoogste 68 dB(A) op ontvangerspunten 8 tot en met 16, waar de grenswaarde 60 dB(A) is.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0009.png"

Figuur 5.3: situatie met geluidschermen en rekenpunten voor industrielawaai.

5.3.2 Beoordeling

De berekeningsresultaten zijn getoetst aan de volgens de Wet geluidhinder (Wgh) en het Besluit geluidhinder (Bg) geldende grenswaarden. Wanneer de in de Wgh en het Bg gestelde grenswaarden worden overschreden, is beoordeeld of er maatregelen ter beperking van het geluid mogelijk zijn en/of er een hogere grenswaarde moet worden vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders.

Wegverkeerslawaai

Uit de berekeningen blijkt dat de geluidbelasting, inclusief aftrek ex art. 110g Wgh vanwege het wegverkeer op de Minckelerstraat / Weg over de Anna's Hoeve ten hoogste 59 dB bedraagt, waarmee de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden. De maximaal te ontheffen geluidbelasting van 68 dB wordt echter niet overschreden. Het is niet aannemelijk dat maatregelen doelmatig zijn, gezien het reeds toegepaste wegdektype (SMA-NL5) en de onmogelijkheid schermen toe te passen in een dergelijke stedelijke omgeving.

Uit de berekeningen blijkt eveneens dat de geluidbelasting, inclusief aftrek ex art. 110g Wgh vanwege het wegverkeer op de niet gezoneerde Anthony Fokkerweg ten hoogste 50 dB bedraagt, waarmee, indien wordt aangesloten bij de systematiek van de Wgh, de voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden.

Railverkeerslawaai

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op de gevels van de nieuw te bouwen woningen de geluidbelasting tengevolge van railverkeerslawaai ten hoogste 52 dB bedraagt. De voorkeursgrenswaarde van 55 dB wordt hiermee niet overschreden, waarmee nader onderzoek niet noodzakelijk is.

Industrielawaai

Uit de berekeningsresultaten blijkt dat op de gevels van de nieuw te bouwen woningen de geluidbelasting in de nachtperiode (21:00 - 07:00 uur) niet voldoet aan de grenswaarden van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau bedraagt 42 dB(A) waarbij de grenswaarde 40 dB(A) bedraagt. Het maximale geluidniveau in deze periode bedraagt 68 dB(A) waarbij de grenswaarde 60 dB(A) bedraagt.

Cumulatie

De cumulatieve (equivalente) geluidbelasting (wegverkeerslawaai + railverkeerslawaai + industrielawaai) bedraagt ten hoogste 64 dB. Hierbij is uitgegaan van de geluidbelasting tengevolge van wegverkeerslawaai excl. aftrek ex art. 110g Wgh.

5.3.3 Conclusie

Het treffen van maatregelen, gericht op het terugbrengen van de geluidbelasting tot de voorkeursgrenswaarde van 48 dB tengevolge van wegverkeerslawaai, stuit op bezwaren van financiële en stedenbouwkundige aard.

In het kader van de procedure hogere waarde en gelet op de voorgenomen samenstelling van de uitwendige scheidingsconstructie van de nieuw te realiseren bebouwing dient te worden beoordeeld of met de beoogde (bouw)materialen kan worden voldaan aan de aanvullende eis betreffende het ten hoogst toelaatbare binnenniveau voor de woningen. De wettelijke grondslag hiervoor is terug te vinden in artikel 3.2 van het Bouwbesluit.

Bij de bepaling van de noodzakelijke maatregelen dient te worden voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit met betrekking tot de geluidwering van de uitwendige scheidingsconstructie en de ventilatie. Omdat de geluidbelasting tengevolge van wegverkeerslawaai maatgevend is ten opzichte van de geluidbelasting tengevolge van railverkeerslawaai, dient bij de bepaling van de geluidwering gerekend te worden met de gecumuleerde geluidbelasting wegverkeerslawaai waarop de aftrek ex artikel 110g Wgh niet is toegepast.

Voor onderhavig project / bestemmingsplan dient derhalve een hogere waarde procedure te worden gevoerd. Deze procedure is in de tweede helft van 2014 doorlopen. De benodigde hogere grenswaarden Wet geluidhinder zijn (door het college van burgemeester en wethouders) verleend. Voor het bestemmingsplan zijn de hogere waarden / maatwerkvoorschriften voor het bouwplan berekend en op de volgende pagina opgenomen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0010.png"

Figuur 5.4: overzicht van de verleende hogere waarden (akoestisch onderzoek Antea Group).

5.4 Archeologie

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is door Oranjewoud in september en oktober 2012 archeologisch onderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn te vinden het rapport 'Archeologisch onderzoek, Bouwplan aan de Anthony Fokkerweg te Hilversum', welke als bijlage 2 is opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan.

5.4.1 Kader

Het verdrag van Malta regelt de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Nederland heeft dit verdrag in 1992 ondertekend en in 1998 geratificeerd. Het verdrag van Malta (of Valetta) is geïmplementeerd in de Monumentenwet. De Wet op de archeologische monumentenzorg is in april 2006 door de Tweede Kamer aangenomen en in december van dat jaar door de Eerste Kamer bekrachtigd. Op 1 september 2007 is de wet als onderdeel van de Monumentenwet in werking getreden. Het belangrijkste doel is de bescherming van het archeologische materiaal in de bodem (in situ) omdat de bodem doorgaans de beste garantie biedt voor goede conservering. Het is verplicht om bij ruimtelijke ontwikkelingen en bij specifieke bodemverstorende activiteiten rekening te houden met de mogelijke aanwezigheid van archeologische waarden.

5.4.2 Beoordeling

Gemeentelijk beleid

De gemeente Hilversum heeft het archeologisch erfgoed en mogelijke verstoringen daarvan in kaart gebracht. Op 11 mei 2011 heeft de gemeenteraad de met Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad' ingestemd. Een belangrijk uitgangspunt wordt daarbij dat de verstoorder betaalt.

Onderdeel van de structuurvisie is de archeologische beleidskaart van de gemeente Hilversum (zie onderstaand figuur). Het plangebied is op de beleidskaart aangewezen als gebied met een lage archeologische verwachtingswaarde. Voor deze gebieden geldt: onderzoek verplicht bij verstoringen groter dan 500 m2 of dieper dan 40 cm.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0011.jpg"

Figuur 5.5: uitsnede archeologische beleidskaart gemeente Hilversum met in rood kader het plangebied.

In het navolgende zijn de belangrijkste conclusies uit het archeologisch onderzoek overgenomen.

Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische resten aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een (intacte) archeologische vindplaats. Echter, hierbij dient te worden opgemerkt dat het veldonderzoek verkennend van aard was. Een verkennend onderzoek is primair gericht op het bepalen van de bodemopbouw -en kwaliteit (gaafheid) en niet perse op het bepalen van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. Hiervoor is de gehanteerde boordichtheid en diameter te gering. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is geconcludeerd dat het plangebied ligt op de oostelijk flank van de Gooise stuwaal dan wel in een dekzandvlakte met dalen en glooiingen. Tevens werd verwacht dat binnen het plangebied archeologische resten aanwezig kunnen zijn uit de periode (laat) paleolithicum - nieuwe tijd.

Het veldonderzoek heeft aangetoond dat binnen het plangebied (in ieder geval tot 2,75 m - mv) sprake is van (al dan niet verstoven) dekzand. Stuwwalafzettingen zijn niet aangetroffen. En in tegenstelling tot de verwachtingen zijn binnen de beboorde diepte geen archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats.

5.4.3 Conclusie

Op basis van zowel de resultaten van het bureau- als veldonderzoek kan worden geconcludeerd dat de kans op de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied (in ieder geval voor wat betreft de eerste 2,0 m van het bodemprofiel) laag kan worden ingeschat. Dientengevolge wordt aanbevolen het plangebied voor wat betreft archeologie vrij te geven ten gunste voor de voorgenomen herontwikkeling.

5.5 Bodem

In het kader van de beoogde ontwikkeling zijn bodemonderzoeken uitgevoerd in opdracht van de initiatiefnemer. De volgende onderzoeken zijn bekend:

  • Verkennend bodemonderzoek Ontmoetingskerk aan de Anthony Fokkerweg 80/Minckelerstraat 163 te Hilversum, Chemielinco, kenmerk 98206, d.d. augustus 1998;
  • Verkennend en aanvullend bodemonderzoek Minckelerstraat 163 en Anthony Fokkerweg 76-80 te Hilversum, Chemielinco / CSO, kenmerk 22621, d.d. 8 januari 2004;
  • Actualiserend-, nader bodem- en verkennend asbestonderzoek grond locatie Anthony Fokkerweg 76-80 en de Minckelersstraat 163 te Hilversum, CSO Adviesbureau, kenmerk 11L300, d.d. 2 februari 2012.

Uit bodemonderzoeken is gebleken dat de bovengrond plaatselijk sterk verontreinigd is met zware metalen en PAK. Op het zuidelijk deel van de locatie is een sliblaag aanwezig op een diepte van circa 2,8 m-mv. Deze sliblaag is gemiddeld sterk verontreinigd met zware metalen, PAK en minerale olie en samenhangend hiermee is het grondwater sterk verontreinigd met cadmium en zink.

In verband met de voorgenomen herontwikkeling van de locatie dienen sanerende maatregelen genomen te worden. Hiervoor is een werkplan opgesteld dat als bijlage 3 is opgenomen.

Onderstaand wordt aandacht besteed aan de bodemopbouw, geohydrologische situatie en het grondwater.

5.5.1 Bodemopbouw en geohydrologische situatie

De gemeente Hilversum maakt onderdeel uit van de geografische eenheid het Gooise stuwwallencomplex met onder andere fysisch geografische eenheden zoals stuwwallen. De bodem van Hilversum bestaat hoofdzakelijk uit matig fijne tot zeer grove zanden. De zanden maken deel uit van het water voerende pakket, dat haar basis heeft op een diepte van N.A.P. -160 meter. Naast de genoemde zanden bevat de bodem grindbestanddelen. Tot een diepte van 50 meter onder het maaiveld is gestuwd materiaal aanwezig. Hierin kunnen plaatselijk fijnzandige, lemige en slib houdende lagen voorkomen. De stuwwal is een inzijgingsgebied.

De bodem in het plangebied bestaat overwegend uit matig fijn tot zeer grof zand. Van de oorspronkelijke terreinvormen, zoals smeltwaterafzettingen, droge dalen, dekzanden en stuifduinen, is weinig meer herkenbaar.

5.5.2 Grondwater

De hydrologie wordt gekenmerkt met een stuwwal als inzijgingsgebied met kwelsystemen aan de westkant van Hilversum. Nagenoeg binnen de gehele bebouwde kom van Hilversum ligt de grondwaterstand relatief diep. In extreem natte tijden met hoge grondwaterstanden wordt een ontwateringsdiepte van 1,0 m binnen nagenoeg de gehele bebouwde kom nog gehaald. Zo ook in dit plangebied.

Binnen het plangebied is een verhang in de stijghoogte aanwezig tussen de noordelijke plangebiedsgrens en de zuidelijke plangebiedsgrens van circa 1 meter (bron isohypsenkaart), respectievelijk ca. 0,5 m+ NAP en 1 m + NAP gemiddeld. Onder invloed van afstromend hemelwater vanaf de Heuvelrug fluctueert de grondwaterstand behoorlijk en kan binnen een jaar met ca 0,8 m stijgen of dalen ten opzichte van het gemiddelde.

5.5.3 Sanering

Ten behoeve van de beoogde ontwikkeling zijn bodemonderzoeken uitgevoerd en is sanering van het gebied reeds in gang gezet, in bijlage 3 is het werkplan van de sanering opgenomen.

Uitgangspunt van het werkplan is het raamsaneringsplan dat voor het gehele plangebied Liebergen is opgesteld (Raamsaneringsplan 'Stortterreinen en vloeivelden' te Hilversum). Het doel van het werkplan is het uitwerken van de saneringsmaatregelen op basis van het raamsaneringsplan in een zodanige mate van detail dat het bevoegd gezag (de provincie Noord-Holland) de uitvoering hiervan goed kan keuren.

Door uitvoering van het werkplan en de sanering van de locatie verdwijnen de belemmeringen en is de locatie geschikt voor de beoogde bestemming wonen en wonen met tuin.

5.6 Externe veiligheid en milieuzonering

In het kader van de voorgenomen ontwikkeling is door Oranjewoud in september en oktober 2012 een onderzoek externe veiligheid en milieuzonering uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn te vinden het rapport 'Externe Veiligheid & Milieuzonering Ontwikkeling A. Fokkerweg te Hilversum', welke als bijlage 4 is opgenomen bij de toelichting van het bestemmingsplan.

5.6.1 Inventarisatie en beoordeling

De risicobronnen in de omgeving zijn geïnventariseerd om aan te geven in wat voor gebied de ontwikkeling zich plaatsvindt. In Figuur 5.6 zijn deze risicobronnen weergegeven in een overzichtskaart.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0012.png"

De bronnen genummerd met 2 (aardgasleidingen), 3 (vulpunt aardgasleiding) en 5 (Brandsma Metaalveredeling B.V.) zijn niet relevant voor de voorgenomen ontwikkeling.

Het plangebied ligt op een dusdanige afstand van deze bronnen (deze is verschillend per bron zie hiervoor het uitgevoerde onderzoek in bijlage 4) dat deze niet in beschouwing hoeven te worden genomen voor nader onderzoek. Dit geldt zowel vanuit externe veiligheid als vanuit milieuzonering.

De invloedsgebieden van de risicobronnen genummerd met 1 (Spoortraject Hilversum) en 4 (Rijksweg A27) vallen binnen het plangebied, maar nader onderzoek is hier niet noodzakelijk, omdat in deze gevallen heel Hilversum binnen het invloedsgebied valt.

Rioolwaterzuiveringsinstallatie (milieuzonering)

De risicobron genummerd met 6 (Rioolwaterzuiveringsinstallatie, hierna RWZI) geldt als een 4.1 inrichting met een maximale zoneringsafstand van 200 meter, gebaseerd op de factor Geur. Daarnaast is een afstand van 100 meter voor geluid, en 10 meter voor zowel stof als gevaar. Deze afstanden zijn afkomstig uit de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering.

In september 2013 is de nieuwe zuiveringsinstallatie in gebruik genomen. De oude installatie wordt gesloopt om ruimte te maken voor de nieuwe woonwijk 'Anna's Hoeve'.

In de omgevingsvergunning voor de nieuwe RWZI is opgenomen dat de activiteiten binnen het RWZI terrein vallen onder het Activiteitenbesluit.

De geurcontouren van de nieuwe locatie van de RWZI bereiken het plangebied niet. De afstand van de nieuwe locatie van de RWZI ten opzichte van het plangebied bedraagt 430 meter en bevindt zich daarom buiten het invloedsgebied. De woningen werken niet beperkend voor de inrichting en tevens kan voor de woningen een goed woon- en leefklimaat geboden worden.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0013.png"

Figuur 5.7: geurcontouren van de nieuwe RWZI locatie en in blauw aangegeven de planlocatie voor de ontwikkeling (Bron, Wet Milieubeheer-aanvraag nieuwe RWZI Hilversum, 2012)

Motorbrandstof verkooppunt (milieuzonering)

Recent is risicobron 7 (het motorbrandstof verkooppunt Tango) in gebruik genomen. Voor dit benzinestation is een afzonderlijke ruimtelijke procedure gevolgd.

Inrichting

Het benzinestation heeft geen verkooppunt voor LPG. Het benzinestation heeft daarom op basis van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) geen risicocontour waar bij de ontwikkeling rekening mee gehouden hoeft te worden.

Transportroutes

De realisatie van het benzinestation leidt er niet toe dat de 'Wet vervoer gevaarlijke stoffen' en het gemeentelijke beleid 'Routering gevaarlijke stoffen' van toepassing zijn.

De beperkingen die volgen uit de wet en het gemeentelijk beleid zien op de routering van LPG toe, maar niet op het vervoer van benzine en diesel. De veiligheidsrisico's van een ongeval met laatstgenoemde stoffen wordt vanwege de aard van deze stoffen aangemerkt als beheersbaar door de brandweer, zonder dat hiervoor nadere maatregelen (bijv. een specifieke routering) aan de orde zijn.

Verder gelden voor de aanvoer van benzine en diesel ten behoeve van de locatie geen specifieke routeringsbeperkingen. Ambtelijk overleg met de brandweer leert daarnaast dat er ook verder geen redenen bestaan om specifieke maatregelen te treffen of beperkingen op te leggen in relatie tot de aanvoer van benzine en diesel naar de onderhavige locatie.

Milieucategorie

Het benzinestation geldt als een categorie 2 bedrijf met een maximale zoneringsafstand van 30 meter gebaseerd op de factor Geur en Geluid. Daarnaast is een afstand van 10 meter voor gevaar en 0 meter voor stof. Deze afstanden zijn afkomstig uit de VNG-publicatie Bedrijven en Milieuzonering.

De contour voor geluid en geur bereiken het plangebied niet. Tussen het plangebied en het benzinestation zijn de Anthony Fokkerweg en de rioolleiding gelegen (met bijbehorende bestemmingsregeling) die ervoor zorgen dat de installatie alsmede de opslag van brandstoffen op minimaal 34 meter afstand liggen vanaf de beoogde ontwikkeling. De afstand tussen de voorgenomen ontwikkeling aan de Anthony Fokkerweg en de afleverzuil van het benzinestation is nog veel groter.

5.6.2 Conclusie

Gezien de bovenstaande inventarisatie kan er vastgesteld worden dat invloedsgebieden van enkele risicobronnen (Spoortraject Hilversum en Rijksweg A27) binnen het plangebied vallen, maar dat deze de voorgenomen ontwikkeling niet in de weg staan. De overige bronnen zijn niet relevant voor de geplande ontwikkeling.

5.7 Luchtkwaliteit

5.7.1 Regelgeving

De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Titel 5.2 Wet milieubeheer handelt over luchtkwaliteit, daarom staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden.

De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het Rijk, provincies en gemeenten werken in het NSL-programma samen aan maatregelen om de luchtkwaliteit te verbeteren tot de normen, ook in gebieden waar nu de normen voor luchtkwaliteit niet worden gehaald (overschrijdingsgebieden). De programma-aanpak zorgt voor een flexibele koppeling tussen ruimtelijke activiteiten en milieugevolgen.

In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.

NIBM-Tool
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft het toenmalige Ministerie van VROM in samenwerking met InfoMil een specifieke rekentool ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt (NIBM) aan de concentratie van een stof in de buitenlucht.

Het grote voordeel van deze NIBM rekentool is dat slechts een beperkt aantal invoergegevens nodig is. Alleen het extra aantal voertuigbewegingen en het aandeel vrachtverkeer worden ingevoerd. Voor de overige invoergegevens is in de tool uitgegaan van worst-case. Met beperkte invoergegevens kan dus worden vastgesteld of een plan NIBM is. De onderzoekslasten voor een gemeente kunnen daardoor bij kleinere plannen zeer beperkt blijven.

Het doel van deze tool is:

  • Eenvoudig en snel bepalen of een plan in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht;
  • Het beperken van de onderzoekslast bij kleinere projecten;
  • Het vaststellen van grenzen voor het aantal extra voertuigbewegingen dat niet zal leiden tot een concentratietoename die groter is dan de grens voor niet in betekenende mate.

De NIBM-tool juni 2011 is een excel-applicatie op basis van Rekenmethode 1 (Rbl 2007) en hoeft niet geïnstalleerd te worden. Voor de NIBM-tool is een handleiding beschikbaar waarin het toepassingsbereik en de uitgangspunten zijn toegelicht.

5.7.2 Beoordeling

De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van een medisch centrum over twee bouwlagen met daarboven 18 appartementen (deel 1) en de realisatie van 19 woningen (deel 2). Formeel gezien past het plan niet binnen de NIBM-regeling omdat er naast woningen ook andere functies worden gerealiseerd.

Door gebruik te maken van de NIBM-tool kunnen de effecten van het plan op de luchtkwaliteit worden beschouwd. Hiervoor dienen het aantal verkeersbewegingen dat door het plan extra worden toegevoegd te worden ingeschat. Voor de worst-case benadering zijn de vervallen verkeersbewegingen van de inmiddels gesloopte bebouwing (woning en kappersschool) achterwege gelaten.

Voor de woningen is in deze situatie uitgegaan van 8 motorvoertuigbewegingen per etmaal per woning waarbij een inschatting is gemaakt van 18 appartementen. Voor de woningen worden er dan 144 motorvoertuigbewegingen per etmaal verwacht.

Voor het medisch centrum is in onderstaande tabel een inschatting gemaakt van het aantal verkeersbewegingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0014.png"

Het aantal verkeersbewegingen van personenauto's door realisatie van het plan wordt ingeschat op 774 motorvoertuigbewegingen per etmaal. Daarbij wordt de aanname gedaan dat er per dag 3 vrachtwagens, dus 6 voertuigbewegingen, het plangebied aandoen. In totaal is er dan sprake van 780 extra voertuigbewegingen met een gering aandeel (0,77%) van vrachtverkeer. Met behulp van de NIBM-rekentool levert dat onderstaande uitkomst op.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.09bp03anfokweg-va01_0015.png"

5.7.3 Conclusie

Met behulp van de NIBM-Tool is voor het totale plan op de locatie Anthony Follerweg uitgegaan van een worst-case aanname voor appartementen met 8 motorvoertuigbewegingen per etmaal per woning. Daarnaast is op basis van een eerste ontwerp een aanname gedaan van de verkeersgeneratie van het medisch centrum inclusief bevoorrading door vrachtwagens. De maximale bijdrage van dit extra verkeer (780 motorvoertuigbewegingen, met een aandeel van 0,77% vrachtverkeer/ 3 vrachtwagens per dag) aan de luchtkwaliteit is 0,58 µg/m³ aan NO2 en 0,21 µg/m³ aan PM10. Deze waarden blijven onder de 1,2 µg/m³ die voor beide stoffen geldt als grens voor Niet in Betekende Mate bijdragen. Er is geen nader onderzoek noodzakelijk.

5.8 Verkeer en parkeren

Parkeren in de wijk

In het vastgestelde plan Liebergen Herstructureringsopgave 2002-2010 is opgenomen dat aan de randen van de wijk Liebergen, in de Jan van der Heijdenstraat en de Anthony Fokkerweg, 200 à 300 extra parkeercapaciteit wordt gerealiseerd. Deze extra parkeerplaatsen dienen als opvang voor de nieuwbouw projecten en voor de hoge parkeerdruk in de wijk Liebergen.

In het plan Liebergen Herstructureringsopgave 2002-2010 wordt bij de berekening van de extra parkeercapaciteit rekening gehouden met de nieuwbouw van 90 woningen aan de Anthony Fokkerweg. De bouwlocatie bevindt zich op het terrein van de voormalige Kapperschool en pastorie ten noorden van de Minckelersstraat. De extra parkeercapaciteit in dit deel van de Anthony Fokkerweg wordt gerealiseerd door de bestaande langsparkeerplekken te vervangen voor haaks parkeerplekken. Na deze werkzaamheden zijn er in dit deel in totaal 155 openbare parkeerplaatsen. Het parkeren langs de Anthony Fokkerweg is ondermeer geregeld in het op 2 november 2010 vastgestelde bestemmingsplan 'Uitwerkingsplan Groenstrook Anthony Fokkerweg'.

Parkeren bouwplan

Het bouwplan zal moeten voldoen aan de algemeen geldende parkeernormen. Afwijken kan alleen als er wordt voldaan aan de gemeentelijke parkeernormen. Bij realisatie van het bouwplan zal er dus moeten worden voldaan aan het realiseren van voldoende parkeerruimte of stallingruimte.

Conclusie

Het afstemmen van het definitieve bouwplan en bijbehorende definitieve parkeerbehoefte zal in het kader van de beoordeling van de omgevingsvergunningaanvraag voor de activiteit bouwen plaatsvinden.

Het parkeren wordt in nader overleg met de gemeente Hilversum in de openbare ruimte in de directe omgeving van het plangebied opgelost.

5.9 Natuur

5.9.1 Kader

Bij ruimtelijke planvorming moet aandacht worden besteed aan de natuurwetgeving. De Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet vormen het belangrijkste juridische kader voor natuurbescherming in Nederland. De verplichtingen voor de bescherming van natuurgebieden zijn opgenomen in de Natuurbeschermingswet 1998 en de bescherming van plant- en diersoorten is vastgelegd in de Flora- en faunawet. Deze wetten kunnen worden gezien als een vertaling van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Er kan een tweedeling worden gemaakt in soort- en gebiedsbescherming.

Gebiedsbescherming

Bij iedere ruimtelijke ontwikkeling is een gemeente verplicht om te onderzoeken of het plangebied in of bij een speciale beschermingszone (sbz) als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998 ligt. Hierbij wordt uitvoering gegeven aan de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn. De kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten mogen niet worden aangetast.

Soortbescherming

De "Flora- en faunawet" heeft tot doel om beschermde flora- en faunasoorten te beschermen. Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen tot gevolg hebben dat beschermde soorten in het geding komen. Indien dergelijke soorten aanwezig zijn en door de voorgenomen ruimtelijke ontwikkeling bedreigd worden, moet een ontheffing aangevraagd worden.

5.9.2 Beoordeling

Gebiedsbescherming

Beschermd natuurmonument

Nabij de begrenzing van het plangebied ligt het beschermd natuurmonument Zuiderheide en het Naarderwasmeer. Dit natuurgebied is in 1987 aangewezen als beschermd natuurmonument, op basis van het algemeen belang van dit gebied uit het oogpunt van natuurschoon en natuurwetenschappelijke betekenis. Op nationaal niveau zijn gebieden aangewezen als beschermd natuurmonument. Deze aanwijzing heeft plaatsgevonden vanwege de natuurwetenschappelijke betekenis of het natuurschoon van het gebied.

Ecologische structuur

De provincie Noord-Holland werkt aan de aanleg van een netwerk van natuurgebieden, de ecologische hoofdstructuur (EHS). De EHS, de ecologische verbindingszones en de weidevogelleefgebieden zijn planologisch beschermd. Dat betekent dat ze in principe niet mogen worden aangetast door de ontwikkeling van bijvoorbeeld woningen, infrastructuur of andere ingrepen.

Soortenbescherming

De omgeving van het plangebied vormt een geschikt leefgebied voor een aantal in Hilversum en landelijk algemeen voorkomende beschermde flora - en fauna soorten van het stedelijk gebied. Gezien de huidige inrichting van het gebied, oude bebouwing en een bouwterrein behoort het gebied niet tot de gebieden binnen de gemeente Hilversum met de hoogste natuurwaarden.

Ten aanzien van het plangebied

Het plangebied ligt binnen het stedelijk gebied van Hilversum en blijft in de toekomstige situatie een woonomgeving. Het is aannemelijk dat in het plangebied geen beschermde natuurwaarden aanwezig zijn die geschaad worden door de ontwikkeling van de woningen en appartementencomplex, die plaatsvindt op een plaats waar in de voormalige situatie ook al woningbouw aanwezig was. Nader onderzoek op het gebied van flora en fauna wordt dan ook niet noodzakelijk.

5.9.3 Conclusie

Het plangebied ligt binnen het stedelijk gebied van Hilversum en blijft in de toekomstige situatie een woonomgeving. Op het gebied van flora en fauna wordt nader onderzoek niet noodzakelijk geacht. Dit aspect vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.10 Watertoets

5.10.1 Kader

De gemeente Hilversum en Waternet hebben de afspraak gemaakt dat zolang een bestemmingsplan, omgevingsvergunning of ruimtelijke onderbouwing invulling geeft aan de gezamenlijk opgestelde standaard regels voor de watertoets, vooroverleg met Waternet in de voorontwerpfase niet meer altijd nodig is. Waternet heeft nog de mogelijkheid om op de waterparagraaf te reageren als het voorontwerp ter inzage ligt.

Vanuit de keur van het waterschap AGV geldt ten dat voor het aanbrengen van verhardingen in nieuw in te richten gebieden bij een oppervlakte van meer dan 1.000 m2 ontheffing op de Integrale keur van AGV dient te worden aangevraagd. Zonder ontheffing op de Integrale keur van AGV is het aanbrengen van meer dan 1.000 m2 verharding zonder compenserende maatregelen verboden.

De gemeente Hilversum heeft in het kader van het nog vast te stellen verbreed GRP haar hemelwater- en grondwaterbeleid geactualiseerd. Dit nieuwe beleid is in januari 2013 vastgesteld.

Bij de opstelling van dit beleid is Waternet betrokken. Hieronder is het beleid van de gemeente Hilversum voor omgang met regenwater bij nieuwbouw en herbouw aangegeven. Dit sluit aan op het reeds bestaande beleid van het huidige GRP:

Vanwege de goede omstandigheden om afstromend hemelwater in de bodem af te voeren, gaat de gemeente ervan uit dat particulieren bij nieuwbouw het afstromend hemelwater op eigen terrein verwerken (bergen, indien nodig zuiveren en afvoeren), tenzij particulieren aantonen dat dit niet haalbaar en redelijk is. Bij een toename van het verharde oppervlak (bestrating of bebouwing), dient het afstromend hemelwater van het nieuwe verharde oppervlak op eigen terrein verwerkt te worden. De gemeente controleert en handhaaft hierop via de omgevingsvergunning. Sloop en herbouw worden eveneens als nieuwbouw beschouwd.

Vanwege de verontreinigingrisico's van afstromend dakwater zal er in projecten extra aandacht zijn voor het materiaalgebruik in deze projecten. Het verbieden van uitlogende bouwmaterialen is vooralsnog niet mogelijk. Daarom geeft de gemeente bij nieuwbouw/verbouw het dringende advies aan de initiatiefnemer om verontreiniging van de bodem en het grondwater te voorkomen met bronmaatregelen (geen uitloogbare bouwmaterialen toepassen) of met zuiverende voorzieningen.

Indien waterberging op eigen terrein aantoonbaar niet voldoende mogelijk is, moet in samenwerking met de gemeente de trits voor omgang met water bekeken worden. De trits omvat als eerst verwerken van hemelwater op eigen terrein, dan verwerken in openbare ruimte en als laatste aansluiten op het rioolsysteem.

5.10.2 Beoordeling

Vuilwaterwaterafvoer

De gemeente draagt zorg voor de inzameling van afvalwater. Een aansluiting op het gemeentelijk rioolstelsel gelegen in de Anthony Fokkerweg en of de Minckelersstraat dient in overleg met en/of uitgevoerd door de gemeente plaats te vinden.

Hemelwaterafvoer

Omdat als gevolg van de ontwikkeling het verhard oppervlak afneemt is geen watervergunning van het hoogheemraadschap (waternet) benodigd.

Aansluitend op het beleid van de gemeente wordt het hemelwater zo veel als mogelijk geïnfiltreerd in de bodem binnen de perceelsgrenzen van het eigen perceel. Op deze wijze wordt gewerkt aan de bestrijding van verdroging. Tevens wordt hiermee het rioolstelsel ontlast. Gezien de optredende grondwaterstanden en de afwezigheid van verontreinigingen in bodem en grondwater binnen het plangebied is infiltratie binnen het plangebied mogelijk. Voor het appartementencomplex kan voorzien worden in een gezamenlijke voorziening.

Daarbij worden bij voorkeur verticale infiltratieputten (bereikbaar en controleerbaar) toegepast. Er wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke bodempassage van het water door oppervlakkige of ondiepe infiltratie. De putten zijn daarom niet dieper 2,50 m onder maaiveld en reiken niet dieper dan tot 1,00 m boven de hoogste grondwaterstand ter plaatse. De perceelseigenaar is zelf verantwoordelijk voor het goed functioneren en dus het onderhoud van de infiltratievoorzieningen op eigen terrein. Voor de huurwoningen kan voorzien worden in individuele infiltratievoorzieningen.

Indien bij de uitwerking blijkt dat het redelijkerwijs niet mogelijk is het hemelwater volledig te verwerken op de eigen percelen (bijvoorbeeld door ruimtegebrek bij het appartementencomplex), moet in samenwerking met de gemeente gezocht worden naar een oplossing uitgaand van de trits: eerst verwerken op eigen terrein, dan verwerken in openbare ruimte nabij plangebied zoals naastgelegen her in te richten groene ruimte en vervolgens heraansluiting op het regenwaterriool.

(Grond)waterkwaliteit

Uitlogende bouwmaterialen zoals koper, zink, lood, teerhoudende dakbedekking (PAK) worden zo veel als mogelijk vermeden om uitloging via het hemelwater naar het grondwater te voorkomen.

Ontwatering

Om grondwateroverlast te voorkomen moet bij het bouwrijp maken van grond worden gestreefd naar een ontwatering van minimaal 1,5 meter onder het maaiveld. Bij 1,5 meter ontwatering heeft de bodem ook tijdens de bouw voldoende draagkracht en is bemaling niet nodig. In de goed doorlatende zandgrond van Hilversum is voor een verlaging van de grondwaterstand van enkele decimeters een fors debiet noodzakelijk. Naast de extra kosten is het kwijtraken van dit water ook een probleem. Bemaling moet daarom zoveel mogelijk worden voorkomen. Bij een ontwatering van 1,5 meter onder maaiveld kunnen werkzaamheden aan kabels en leidingen ook zonder bemaling plaatsvinden.

Op basis van de beschikbare grondwatergegevens is de globale ontwateringdiepte te bepalen. Verwacht wordt dat de grondwaterstand in de omgeving van het plangebied kan stijgen tot circa 2,5 m beneden maaiveld. De ontwateringsdiepte op basis van de beschikbare gegevens is voldoende.

5.10.3 Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling past binnen de gestelde kaders voor het aspect water. Daarmee vormt dit aspect geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.

5.11 Kabels en leidingen

In het plangebied en in de directe omgeving ervan zijn geen leidingen gelegen die in het kader van dit bestemmingsplan planologisch relevant zijn en bescherming genieten.

Hoofdstuk 6 Implementatie

6.1 Economische uitvoerbaarheid

De gemeente is eigenaar van het plangebied waarvoor het voorliggende bestemmingsplan is opgesteld. In overleg met Dudok Wonen is door de gemeente Hilversum een verkoopcontract voor het hoekperceel opgesteld. De daadwerkelijke verkoop en levering vindt plaatst nadat Dudok Wonen over een onherroepelijke omgevingsvergunning voor de nieuwbouw van het Medisch centrum met appartementen beschikt. Ook het andere perceel zal spoedig na vaststelling van het bestemmingsplan worden verkocht.

Exploitatieplan

Met voorliggend bestemmingsplan worden geen ontwikkelingen mogelijk gemaakt waarvoor het kostenverhaal inzichtelijk dient te worden gemaakt. Beide percelen zijn eigendom van de gemeente Hilversum en worden na vaststelling van het voorliggende bestemmingsplan verkocht. De nieuwe eigenaar / ontwikkelaar zal vervolgens binnen de kaders van het bestemmingsplan het perceel ontwikkelen voor eigen rekening en risico. Het zuidelijke hoekperceel wordt door de gemeente verkocht aan Dudok Wonen wanneer Dudok Wonen over een onherroepelijke omgevingsvergunning beschikt. Het noordelijke perceel wordt verkocht ten behoeve van de realisatie van woningen. Eventuele gemeentelijke kosten worden gedekt door de verkoopopbrengsten van beide percelen. Voor dit bestemmingsplan is daarom afgezien van een exploitatieplan. De economische uitvoerbaarheid is immers niet in het geding.

Vergoeding in schade

Iemand die in de vorm van een inkomensderving of een vermindering van de waarde van een onroerende zaak schade lijdt of zal lijden als gevolg van het bestemmingsplan of een afwijking daarvan, moet een tegemoetkoming in schade worden toegekend, althans voor zover deze schade redelijkerwijs niet voor rekening van die (rechts)persoon moet blijven en voor zover de tegemoetkoming niet op een andere manier wordt voldaan. De verwachting is dat het voorliggende bestemmingsplan geen planschade veroorzaakt, omdat de verruiming van bebouwings- en gebruiksmogelijkheden (t.o.v. de huidige bestemmende mogelijkheden) zeer beperkt is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Om inzicht te krijgen in de maatschappelijke uitvoerbaarheid is het bestemmingsplan toegezonden aan enkele instanties en organisaties. Ook is voorafgaand aan de procedure van het bestemmingsplan door Dudok Wonen overleg gevoerd met direct omwonenden en belanghebbenden.

Procedure bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan heeft op basis van artikel 3.8 Wet ruimtelijke ordening (Wro) voor een periode van 6 weken (augustus - september 2014) ter inzage gelegen waarbij een ieder de mogelijkheid heeft zijn of haar zienswijzen kenbaar te maken. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt.

Na vaststelling wordt het bestemmingsplan ter inzage gelegd, gedurende 6 weken en in deze periode kan beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Inwerkingtreding van het bestemmingsplan geschied met ingang van de dag na afloop van de termijn voor het indienen van een beroep bij de Raad van State, tenzij er een verzoek om voorlopige voorziening wordt ingediend.