Plan: | Kamerlingh Onnesweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0402.09bp00kamerlinghon-va01 |
Binnen de planperiode worden geen ontwikkelingen voorzien in het groengebied. De huidige groenstructuur blijft daarmee intact.
Binnen de planperiode worden geen ontwikkelingen voorzien met betrekking tot water. De huidige waterstructuur blijft daarmee intact.
Soortenbescherming
Het bestemmingsplangebied vormt een geschikt leefgebied voor een aantal in Hilversum en landelijk algemeen voorkomende beschermde flora - en fauna soorten van het stedelijk gebied. Gezien de inrichting van het gebied, met relatief kleine tuinen en de afwezigheid van (oude) groene parken behoort het gebied niet tot de gebieden binnen de gemeente Hilversum met de hoogste natuurwaarden.
Algemeen beschermde soorten (tabel 1-soorten) die in het gebied aanwezig zijn, zijn onder meer; egel, konijn, ware- en woelmuizen, kleine marterachtige, gewone pad en kleine watersalamander.
Binnen het stedelijke gebied van Hilversum en dat geldt ook voor het bestemmingsplangebied, zijn gebouwen, groenstructuren en laanbeplanting aanwezig die van belang zijn voor diverse soorten vleermuizen (tabel 3-soorten). In huizen maar ook in bomen kunnen zich kolonies bevinden. Deze zijn als vaste verblijfplaats strikt beschermd. Bij ruimtelijke ontwikkeling aan potentieel geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen zal vanwege het mogelijk voorkomen van deze strikt beschermde soortgroep een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Voor de strikt beschermde (bijlage IV van de Habitatrichtlijn) vleermuizen zal voorafgaand aan het verwijderen van potentieel geschikte bomen onderzocht dienen te worden of er al dan niet verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Dit geldt met name als, voor vleermuizen geschikte, oude loofbomen met holen (m.n. beuken en eiken) verwijderd worden. Hierbij kan worden aangesloten op de 'Natuurverwachtingskaart' van Hilversum. Aan de hand van deze kaart kan bij plannen nagegaan worden of voor een bepaalde locatie een waardeverwachting geldt voor flora, fauna en/of natuur. Voor activiteiten in de op de 'Natuurverwachtingskaart' aangegeven gebieden geldt een verwachting en is dus toestemming nodig, voor activiteiten in de wit aangegeven gebieden niet (en is dus geen toestemming nodig). Als voor de locatie een waardeverwachting geldt, dan hoeft dit nog niet te betekenen dat die bepaalde waarde ook daadwerkelijk wordt verstoord. Aan de hand van een activiteitenoverzicht kan worden vastgesteld welke activiteiten naar verwachting geen verstoring opleveren. Hierbij kan gedacht worden aan het plaatsen van dakkapel of het uitbouwen van de woning aan de achterzijde. Is de voorgenomen activiteit niet risicovol, dan hoeft in het kader van de groene regelgeving geen actie te ondernemen. In het algemeen kan gesteld worden dat in het plangebied (binnenstedelijk gebied) in tuinen geen sprake zal zijn van aantasting van strikt beschermde waarden.
Alle vogels in Nederland zijn gelijk beschermd. Werkzaamheden waarbij vogels worden gedood, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord, zijn verboden. Voor vogels geldt dat bij werkzaamheden op voor vogels geschikte broedlocaties (laanbeplanting, individuele bomen, boomgroepen en struweel) vooral in het broedseizoen sprake zal zijn van verontrusting, doden of verstoren van nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen. Door de werkperiode aan te passen (buiten het broedseizoen) wordt overtreding van de Flora- en faunawet veelal voorkomen. Speciale aandacht verdienen de nestlocaties van vogelsoorten waarvoor binnen het plangebied slechts een beperkte beschikbaarheid van (potentiƫle) nestlocaties aanwezig zijn, zoals holenbroeders (boomklever, boomkruiper, spechten) en gebouwbewonende zwaluwen (huis,- en gierzwaluw) en mussen (ring- en huismus).
Ruimtelijke ontwikkeling waarbij niet is uit te sluiten dat er sprake is van negatieve effecten op de nestlocatie optreden (ook buiten het broedseizoen), kunnen geen doorgang vinden zonder aanvullend onderzoek en passende mitigerende maatregelen. Aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft treden er geen negatieve effecten op. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt met dit bestemmingsplan niet in gevaar. Bij (grootschalige) ruimtelijke procedures zal vanwege het voorkomen van beschermde soorten een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Verder zijn alle in het gebied voorkomende vogelsoorten beschermd. Hiervan moet bij een grootschalige ruimtelijke procedure een rapportage gemaakt worden. Indien bepaalde beschermde soorten worden aangetroffen, zal ontheffing in het kader van artikel 75 lid 4 van de Flora- en faunawet bij het Ministerie van EL&I aangevraagd moeten worden.
Onderdeel van deze aanvraag is een projectplan waarin wordt aangegeven hoe met de beschermde soorten wordt omgegaan. De aanvraag resulteert naar alle waarschijnlijkheid in een ontheffing met bindende voorschriften. De voorschriften kunnen onder andere leiden tot planaanpassing. Een ontheffing is niet nodig indien er alleen algemeen voorkomende beschermde soorten zijn welke onder de vrijstellingsregeling vallen, zoals die in de Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten) is opgenomen en welke sinds 1 februari 2005 van kracht is.
Gebiedsbescherming
Beschermd Natuurmonument
Nabij de begrenzing van het bestemmingsplangebied ligt het beschermd natuurmonument Zuiderheide en het Naarderwasmeer. Dit natuurgebied is in 1987 aangewezen als beschermd natuurmonument, op basis van het algemeen belang van dit gebied uit het oogpunt van natuurschoon en natuurwetenschappelijke betekenis.
Op nationaal niveau zijn gebieden aangewezen als beschermd natuurmonument. Deze aanwijzing heeft plaatsgevonden vanwege de natuurwetenschappelijke betekenis of het natuurschoon van het gebied. Er is een vergunning vereist voor handelingen die 'schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument of voor dieren of planten in het beschermd natuurmonument of die het beschermd natuurmonument ontsieren' (art. 16 Nbwet). Met betrekking tot beschermde natuurmonumenten geldt dat een bestuursorgaan bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan geen rekening hoeft te houden met de doelstellingen voor deze gebieden (zie artikel 19J, Nbwet).
Ecologische structuur
De provincie Noord-Holland werkt aan de aanleg van een netwerk van natuurgebieden, de ecologische hoofdstructuur (EHS). Dit doet zij samen met natuurbeherende organisaties, boeren, gemeenten en waterschappen. Door de EHS hebben dieren meer ruimte om zich te verspreiden, voedsel te zoeken en soortgenoten te vinden. Hierdoor nemen hun overlevingskansen toe. De basis van de EHS is de al bestaande natuur, zoals duinen, heiden, bossen, meren en landgoederen. Aanvullend hierop worden nieuwe natuurgebieden ontwikkeld. Bijvoorbeeld op gronden die eerst voor de landbouw gebruikt werden. Tussen de natuurgebieden wordenĀ ecologische verbindingszones aangelegd om deze gebieden met elkaar te verbinden.
De EHS, de ecologische verbindingszones en de weidevogelleefgebieden zijn planologisch beschermd. Voor de EHS geldt het toetsingskader van het Structuurschema Groene Ruimte 1995 (SGR). De Nota Ruimte (Ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ, 2006) stelt dat ruimtelijke ingrepen moeten worden getoetst op mogelijke negatieve effecten voor de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Dat betekent dat ze in principe niet mogen worden aangetast door de ontwikkeling van bijvoorbeeld woningen, infrastructuur of andere ingrepen. Gebeurt dit, onder voorwaarden, toch, dan moeten de negatieve effecten worden tegengegaan of gecompenseerd worden.
Voor de gehele EHS geldt het 'nee, tenzij beginsel'. Op grond van dit beginsel dient directe of indirecte aantasting van bos- en natuurgebied (door een ingreep in de EHS) waar mogelijk te worden voorkomen.
Figuur 13: Uitsnede van de Structuurvisie Noord-Holland 2040, vastgesteld juni 2010.
Ten aanzien van dit bestemmingsplan
Het aanwezige groen wordt, zoals in de huidige situatie aanwezig is, als dusdanig bestemd. De betekenis van deze delen is met name gelegen in de belevingswaarde; hun betekenis voor behoud van de aanwezige natuurwaarden is door het intensieve beheer hiervan beperkt. Aangezien het bestemmingsplan een consoliderend bestemmingsplan betreft, treden er geen negatieve effecten op beschermde waarden op. Het voortbestaan van de bestaande populaties van beschermde soorten in gebied wordt niet aangetast.