Plan: | Kamerlingh Onnesweg |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0402.09bp00kamerlinghon-va01 |
Het plangebied bestaat uit twee verschillende deelgebieden met elk een eigen cultuurhistorische waarde. De deelgebieden zijn: Plan Oost en Liebergen. Hieronder worden beide deelgebieden beschreven.
Plan Oost (beschermd dorpsgezicht)
Beschermde stads- en dorpsgezichten zijn aangewezen door het ministerie van Infrastructuur en Milieu (I&M) en het ministerie van OC en W. Het betreft groepen van onroerende zaken die van algemeen belang zijn vanwege hun schoonheid, hun onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, dan wel hun wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde, en in welke groepen zich één of meerdere monumenten bevinden. Als een gebied daadwerkelijk is aangewezen als beschermd stads- en dorpsgezicht, dan dient dit uiteindelijk in het bestemmingsplan opgenomen te worden.
Binnen het plangebied is het toekomstig beschermd dorpsgezicht Plan Oost gelegen.Het beschermde dorpsgezicht geldt voor een relatief groot deel van het plangebied. Het gebied wordt begrensd door de Jan van der Heijdenstraat en de Kamerlingh Onnesweg waarbij het Kamrad onderdeel uitmaakt van Plan Oost (zie figuur 8). De aanwijzing is nog in procedure en derhalve niet meegenomen in onderhavig bestemmingsplan.
Figuur 8: Begrenzing beschermd dorpsgezicht Plan Oost, www.kich.nl.
Het beschermde dorpsgezicht bestaat uit volgens de tuinstadgedachte aangelegde volkswoningbouwcomplexen en de door Dudok ontworpen uitbreiding Oost. De volkswoningbouwcomplexen die niet tot de partiële uitbreiding behoren, bezitten stedenbouwkundige en sociaal-historische waarden in respectievelijk hun vorm en tuinstadgedachte.
De waarde is vooral gelegen in het pittoreske beeld als gevolg van de stedenbouwkundige opzet in samenhang met de zorgvuldig vormgegeven woningen, de groene voortuinen en andere groenelementen. De woningen hebben een gedifferentieerde opbouw met veelal nadrukkelijke kappen. In het gehele gebied, met uitzondering van het Kamrad, begeleidt de architectuur de openbare ruimte. Juist op de hoeken van rijen en blokken zijn uitzonderingen niet zomaar mogelijk. Deze hoeken zijn zorgvuldig vormgegeven als schakelpunt en daarmee bepalend voor het beeld.
Liebergen
Het woongebied ten noorden en zuiden van de Minckelersstraat heeft een traditionele verkaveling met voor- en achtertuinen. De vormgeving van de stedenbouw en woningbouw is zorgvuldig en enigszins sober. Het gebied heeft een willekeurige menging van volkswoningbouwcomplexen, eengezinswoningen en gestapelde woningen uit verschillende tijdsperiodes. De volkswoningbouwcomplexen hebben een vrij sobere opzet met langgerekte woningblokken, zonder verspringingen in de voorgevellijn, in een open verkaveling. Hoeken van de blokken zijn hier en daar verbijzonderd met verticale accenten of bijzondere kapvormen. Binnen de rijen komen veelal poorten voor. Voor de overige woningbouw is herhaling van dezelfde woning in rijen en blokken uitgangspunt. De woningen zijn met de voorgevel georiënteerd op de straat. De voorgevellijn is recht. De opbouw is eenvoudig en wisselt van één tot drie lagen met zadeldak, waarbij de nokrichting evenwijdig aan de straat loopt. Binnen deze rijen en blokken zijn er weinig accenten. Hoekwoningen zijn op een enkel raam of deur na gelijk aan de tussenwoning. Op- en aanbouwen komen weinig voor en liggen in het algemeen uit het zicht. De architectonische uitwerking en detaillering zijn fijn. Als accenten komen metselwerkverbanden en gootklossen voor. Een deel van de rijen en blokken en met name de volkswoningbouwcomplexen heeft nog karakteristieke oorspronkelijke elementen zoals lage gemetselde muurtjes of lage hekwerken als erfafscheidingen, luifels boven de voordeur en oorspronkelijke kozijnindelingen.
Bijzondere elementen zijn de verspreid over de wijk voorkomende gebouwen met een afwijkende functie als scholen en een verpleeg- en verzorgingshuis. Deze bijzondere gebouwen kenmerken zich door een enigszins vrije ligging op de kavel. Op het Marimba-terrein staat een voor dit gebied bijzonder groot volume met daarin appartementenblokken van vier en vijf lagen hoog en enkele voorzieningen als scholen. Het gebouw bestaat uit blokvormige volumes waarbij de plaatsing van de ramen zorgen voor een horizontale of verticale geleding. De gevels zijn gemetseld in roodbruine of witte steen.
Rijksmonumenten staan ingeschreven in het Monumentenregister van de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM). Provinciale monumenten zijn opgenomen in de provinciale monumentenlijst, gemeentelijke monumenten in de gemeentelijke monumentenlijst. UNESCO-monumenten zijn opgenomen in de lijst van het werelderfgoed.
Binnen het bestemmingsplan Kamerlingh Onnesweg zijn, verschillende Rijks- en gemeentelijke monumenten gelegen die een bescherming krijgen in het bestemmingsplan.
Rijksmonument | Gemeentelijk monument |
Lorentzweg 135 | Larenseweg 170/172 |
Merelstraat 45 | Larenseweg 191-277 oneven |
Merelstraat 40 | Conradstraat 1-10 even en oneven |
Spreeuwenstraat 1-8 even en oneven | Woningcomplex Kamrad |
Jan van der Heijdenstraat 277-287 | van 't Hoffplein 2 |
Duivenstraat 1-27 even en oneven | Kamerlingh Onnesweg 2 |
Mussenstraat 4 - 60 |
In 1992 is het zogenoemde “Verdrag van Malta” gesloten, een Europees verdrag dat is gericht op de bescherming van het archeologisch erfgoed. Sinds de officiële bekrachtiging van het verdrag door Nederland in 1998 is gewerkt 'in de geest van Malta' en is de Monumentenwet 1988 herzien, op grond van de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz), om de archeologie wettelijk te verankeren. Op 1 september 2007 is de herziene Monumentenwet 1988 in werking getreden.
De kernpunten, geregeld in de Monumentenwet, zijn:
De gemeente is het bevoegd gezag, en verantwoordelijk voor het opstellen van een archeologische verwachtings- en beleidskaart. Op de verwachtingskaart staat aangegeven welke archeologische beschermde monumenten, bekende waarden en archeologische verwachtingen in Hilversum aanwezig zijn. Voor het te voeren beleid ten aanzien van de archeologische waarden en verwachtingen in de gemeente heeft de gemeente een beleidsnota en de daarbij behorende beleidskaart opgesteld. De beleidskaart moet volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro) in het bestemmingsplan worden opgenomen, zodat voor de aanvrager van een vergunning duidelijk is in welke gevallen een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd. Deze gevallen worden voornamelijk bepaald door een maximale verstoringsoppervlakte en -diepte.
Het archeologische onderzoek is een getrapt proces. Elke stap in het proces wordt afgesloten met een besluit van het bevoegd gezag omtrent het archeologische erfgoed: of het plangebied wordt vrijgegeven, of er wordt een vervolgonderzoek gevraagd, of planaanpassing, of het archeologisch erfgoed wordt in situ beschermd. Eerst moet de aanvrager een inventariserend onderzoek overleggen. In dat inventariserend onderzoek wordt vastgesteld of er archeologisch erfgoed in de bodem aanwezig is en of er nader onderzoek nodig is. De volgende stap is het verrichten van een verkennend veldonderzoek (proefsleuven) om de aard, omvang en kwaliteit van het archeologisch erfgoed te onderzoeken. Het plangebied kan hierna op grond van een selectiebesluit worden vrijgegeven, beschermd, of, als bescherming niet mogelijk is, kan een opgraving worden gevraagd. Elke fase wordt uitgevoerd op grond van een programma van eisen. Behalve de eisen die aan het onderzoek worden gesteld in het kader van de Kwaliteitseisen Nederlandse Archeologie (KNA) kan de gemeente aanvullende eisen stellen.
Binnen de gemeente Hilversum wordt gebruik gemaakt van de Structuurvisie Archeologie 'De ondergrondse stad'. In deze structuurvisie is al het mogelijk aanwezige archeologisch erfgoed beschreven. Hiervan is een kaart gemaakt die is gebruikt voor de bestemmingslegging van de archeologische dubbelbestemmingen. In figuur 9 is deze kaart opgenomen.
Figuur 9: Archeologische beleidskaart gemeente Hilversum
Zoals in figuur 9 is aangegeven kent plangebied verschillende verwachtingswaarden, variërend van een zeer lage verwachtingswaarde tot een hoge verwachtingswaarde.
Voor wat betreft Aardkundige monumenten en Aardkundig waardevol gebied wordt verwezen naar paragraaf 3.7.1 (onder het kopje 'aardkundige waarde').