Plan: | Over ´t Spoor |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0402.07bp00overtspoor-oh01 |
De herziening van het bestemmingsplan betreft het conserveren van de huidige structuren en waarden. Dit geldt ook voor de huidige groen- en waterstructuur. De huidige groenstructuur en het aanwezige oppervlakte water blijft behouden voor het plangebied.
De Flora- en faunawet vormt, samen met de Natuurbeschermingswet 1998, het belangrijkste juridische kader voor de bescherming van de natuur. De wet voorziet in de bescherming van planten- en diersoorten binnen en buiten de beschermde natuurgebieden, regelt de handel in en in- en export van beschermde diersoorten, de jacht en de schadebestrijding. De Flora- en faunawet is op 1 april 2002 in werking getreden. De uitwerking is geregeld in aparte besluiten en regelingen. De wet vervangt de Vogelwet 1936, de Wet bedreigde uitheemse dieren plantensoorten, de Jachtwet, de Nuttige dierenwet 1914 en de soortenbescherming uit de Natuurbeschermingswet.
De Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Flora- en faunawet zijn echter niet gekoppeld. Uit jurisprudentie is gebleken dat het bevoegd gezag volgens de Algemene wet bestuursrecht bij de goedkeuring van een plan alle relevante belangen dient mee te wegen, ook natuurbelangen. Het bevoegd gezag, hier de gemeente, dient geen goedkeuring aan een bestemmingsplan te geven, als en voor zover zij op voorhand in redelijkheid kan inzien, dat de Flora- en faunawet de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. Dit betekent niet dat er al een ontheffing afgegeven hoeft te zijn, omdat pas bij uitvoering van het bestemmingsplan een ontheffing op grond van de Flora en faunawet nodig is.
Bij de ontheffingverlening wordt beoordeeld welke effecten de werkzaamheden kunnen hebben voor het voortbestaan van de planten- of diersoort. Op 23 februari 2005 is het "Besluit houdende wijziging van een aantal algemene maatregelen van bestuur in verband met wijziging van artikel 75 van de Flora- en faunawet en andere wijzigingen" in werking getreden. Met de "AMvB art. 75 van de Flora- en faunawet" is niet meer altijd een ontheffing nodig voor het uitvoeren van werkzaamheden. Echter: hoe zeldzamer de soort en hoe ingrijpender de activiteit, hoe strikter de regeling. Als de werkzaamheden niet vallen onder reguliere werkzaamheden of ruimtelijke ontwikkeling en er een reële kans is op schade aan beschermde dieren of planten, dan moet vooraf een ontheffing worden aangevraagd.
Ter voldoening aan het bepaalde in de Flora en Faunawet is in opdracht van gemeente Hilversum een natuurtoets (Natuurtoets, Hilversum Over ´t Spoor; bureau Schenkeveld; d.d. 1 juli 2007) uitgevoerd. Tevens is bezien of de voorgenomen ontwikkelingen van invloed kunnen zijn op de beschermde natuurgebieden hier met name de Zuiderheide (artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998). De natuurtoets is bijgevoegd als Bijlage 1 Natuurtoets.
Ondanks de sterke verstening van het plangebied en de daarbij behorende bevolkingsdruk zijn toch waardevolle planten en diersoorten aangetroffen. Wat het laatste betreft geldt dat met name voor vleermuizen. Deze dieren zijn overigens niet waargenomen in de planontwikkelingsgebieden maar dat kan voor het Lucentterrein toch nog wel het geval zijn. Voor de flora geldt vooral dat het aangetroffen "Ruig klokje" en de "Wilde marjolein" wettelijke bescherming genieten. Daarnaast werden diverse andere flora soorten aangetroffen waarvan het aanbevelenswaardig is om deze te behouden.
Voor de twee beschermde plantensoorten wordt aanbevolen om te zijner tijd een ontheffing aan te vragen. Daarbij dient rekening te worden gehouden dat er compenserende of mitigerende (= verzachtende) maatregelen nodig zijn. Daarnaast wordt aanbevolen om eventuele kapwerkzaamheden buiten het broedseizoen te laten plaatsvinden dat wil zeggen buiten de periode van 15 maart tot 15 juli.
Voorzichtigheid is voorts geboden bij het slopen van de kantoorgebouwen op het Lucentterrein. Ook hier geldt de werking van het broedseizoen (15 maart - 15 juli).
Met betrekking tot het beschermde natuurmonument Zuiderheide wordt opgemerkt, dat de voorgestelde planontwikkelingen hierop geen effect hebben als bedoeld in de Natuurbeschermingswet 1998. Gelet op de uitkomsten van het ecologische onderzoek kan worden geconcludeerd dat er geen overwegende beperkingen zijn vanuit de Flora en Faunawet om de gewenste planontwikkelingen uit te voeren.
Het bestemmingsplan geeft dus geen algemene vrijstelling om de bestemmingen zondermeer te realiseren. Per activiteit zal de procedure van de Flora en Faunawet moeten worden doorlopen. Het nu voorliggende ecologisch onderzoeksrapport geeft aan wat men in het plangebied kan verwachten en geeft tevens de basis voor de afweging of de voorgestane ontwikkelingen in principe kunnen worden uitgevoerd.