24.1 Parkeren
24.1.1 Algemeen
Bij een gebouw moet ten behoeve van het parkeren en het stallen van auto’s in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:
-
a. de juiste mate van ruimte wordt bepaald met behulp van de parkeernormen zoals die zijn opgenomen in de ´Beleidsregels Parkeernormen Hilversum 2009 , behorende bij deze planregels (Bijlage 1);
-
b. de in lid a bedoelde ruimten voor het parkeren van auto’s moeten afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto’s. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan;
-
c. indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien aan, in of onder dat gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw hoort.
24.1.2 Ontheffing
Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het:
-
a. het bepaalde in artikel 24.1.1 voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte wordt voorzien.
24.1.3 Procedure
Bij het verlenen van ontheffing wordt de procedure gevolgd, die is vervat in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht.
24.1.4 Wijzigingsbevoegdheid
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6, lid 1, onder a van de Wet ruimtelijke ordening, de in artikel 24.1.1 bedoelde parkeernormen en bedragen te wijzigen.