direct naar inhoud van 5.4 Groen, blauw en natuur
Plan: De Meent
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0402.02bp00demeent-va01

5.4 Groen, blauw en natuur

5.4.1 Groen

Binnen de planperiode worden geen ontwikkelingen voorzien in het groengebied. De huidige groenstructuur blijft daarmee intact.

5.4.2 Blauw

Rondom de gehele wijk De Meent is een watergang gelegen, namelijk de Hilversumse Meentsingel West, Noord en Oost. Deze watergang heeft in het bestemmingplan een 'Water' bestemming gekregen.

5.4.3 Natuur

Natuurbeschermingswet 1998

Ter bescherming van natuurwaarden zijn er door de Europese Unie richtlijnen opgesteld: de Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn. Europa heeft tevens een netwerk van speciale beschermingszones aangewezen onder de naam Natura 2000. De richtlijnen zijn in Nederland ondermeer verankerd in de Natuurbeschermingswet 1998. De Nederlandse Natura-2000-gebieden worden op basis van de Natuurbeschermingswet vastgelegd, waarbij de bescherming gericht is op beheer en instandhouding van natuurlijke habitats en leefgebieden van plant- en diersoorten. Kaders hiervoor zijn uitgewerkt in het Natura-2000-doelendocument. Dit document is eind 2005 besproken met alle provincies, betrokken gemeenten, waterschappen en maatschappelijke organisaties. Op basis van de Natuurbeschermingswet worden speciale beschermingszones en zogenaamde Beschermde natuurmonumenten aangewezen. Voor deze gebieden worden instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd. De soortenbescherming van de Vogel- en Habitatrichtlijn is geïmplementeerd in de Flora- en faunawet, die in 2002 in werking is getreden.

De Natuurbeschermingswet 1998 biedt de juridische basis voor de aanwijzing en de vergunningverlening met betrekking tot te beschermen natuurgebieden. Hierbij worden drie typen gebieden onderscheiden:

  • Natura 2000-gebieden. Dit zijn de gebieden die zijn aangewezen als Speciale Beschermingszone (SBZ) in het kader van de Europese Vogelrichtlijn en Habitatrichtlijn;
  • Beschermde natuurmonumenten. Dit zijn de gebieden die onder de oude Natuurbeschermingswet waren aangewezen als Staatsnatuurmonument of Beschermd natuurmonument. De status van Beschermd natuurmonument vervalt als een gebied tevens deel uitmaakt van een Natura 2000-gebied;
  • Gebieden die de Minister van EL&I aanwijst ter uitvoering van verdragen of andere internationale verplichting zoals Wetlands.

De aanwijzingsbesluiten als Beschermd c.q. Staatsnatuurmonument zijn van rechtswege vervallen voor zover de gebieden binnen de Natura 2000-gebieden zijn gelegen. De grenzen van het Natura 2000-gebied, Wetland en Staats- en Beschermd natuurmonument zijn opgenomen in de (ontwerp)aanwijsbesluiten. De te beschermen waarden zijn opgenomen in de instandhoudingsdoelstelling van het gebied. De provincie Noord-Holland is verantwoordelijk voor het opstellen van de beheerplannen voor het Naardermeer en de Oostelijke Vechtplassen. De instandhoudingsdoelen die het Rijk heeft opgesteld - dat zijn de bijzondere natuurwaarden van het gebied die behouden moeten blijven - dienen uitgewerkte te worden in de beheerplannen.

De beheerplannen zijn nodig om de natuurwaarden (instandhoudingsdoelen) in deze gebieden goed te kunnen beschermen en te ontwikkelen. Daarmee houdt de provincie Noord-Holland de leefgebieden in stand van soorten die in Europees opzicht tot de topnatuur behoort en een belangrijke rol spelen in de Europese biodiversiteit.

Ecologische hoofdstructuur

De provincie Noord-Holland werkt aan de aanleg van een netwerk van natuurgebieden, de ecologische hoofdstructuur (EHS). Dit doet zij samen met natuurbeherende organisaties, boeren, gemeenten en waterschappen. Door de EHS hebben dieren meer ruimte om zich te verspreiden, voedsel te zoeken en soortgenoten te vinden. Hierdoor nemen hun overlevingskansen toe. De basis van de EHS is de al bestaande natuur, zoals duinen, heiden, bossen, meren en landgoederen. Aanvullend hierop worden nieuwe natuurgebieden ontwikkeld. Bijvoorbeeld op gronden die eerst voor de landbouw gebruikt werden. Tussen de natuurgebieden worden ecologische verbindingszones aangelegd om deze gebieden met elkaar te verbinden.

De EHS, de ecologische verbindingszones en de weidevogelleefgebieden zijn planologisch beschermd. Voor de EHS geldt het toetsingskader van het Structuurschema Groene Ruimte 1995 (SGR). De Nota Ruimte (Ministeries van VROM, LNV, V&W en EZ, 2006) stelt dat ruimtelijke ingrepen moeten worden getoetst op mogelijke negatieve effecten voor de aanwezige natuur- en landschapswaarden. Dat betekent dat ze in principe niet mogen worden aangetast door de ontwikkeling van bijvoorbeeld woningen, infrastructuur of andere ingrepen. Gebeurt dit, onder voorwaarden, toch, dan moeten de negatieve effecten worden tegengegaan of gecompenseerd worden.

Voor de gehele EHS geldt het 'nee, tenzij beginsel'. Op grond van dit beginsel dient directe of indirecte aantasting van bos- en natuurgebied (door een ingreep in de EHS) waar mogelijk te worden voorkomen.

In onderstaande overzicht wordt een beknopt overzicht gegeven van de twee nabij gelegen Natura 2000-gebieden.

Natura 2000-gebied Naardermeer

Het Naardermeer is een natuurlijk meer dat op de overgang van de hoge zandgronden van het Gooi naar het (veen-) poldergebied van West-Nederland ligt. Het stond via de Vecht in open verbinding met de Zuiderzee en werd samen met zijn omgeving geteisterd door storm en vloed. Aan het eind van de 14de eeuw werd daarom het Naardermeer afgedamd en de verbinding met de Zuiderzee verbroken. De waterhuishouding van het meer wordt gevoed door neerslag en kwelwater uit het Gooi. Het is het oudste Nederlandse natuurreservaat, waarin, naast watervegetaties en verlandingszones, ook zich natuurlijk en vrijwel ongestoord ontwikkelende broekbossen voorkomen. Sinds 1984 worden maatregelen genomen om het inlaatwater te zuiveren. Mede als gevolg hiervan hebben kranswiervegetaties zich hersteld. Recentelijk zijn vernattingsmaatregelen in de graslanden rondom het Naardermeer genomen, waardoor de waterhuishouding verbeterd is. In de kleinere watergangen komen met kleine oppervlakte krabbescheerbegroeiingen voor. Bij verdergaande successie gaan de veenmos-rietlanden en trilvenen over in drogere en zuurdere vegetatietypen die behoren tot moerasheide of veenbos. Een aanzienlijk deel van het gebied bestaat uit deze vegetatietypen.

Ten aanzien van het bestemmingsplan Hilversumse Meent kan worden opgemerkt dat de woonwijk direct grenst en het Laegieskamp dat onderdeel uitmaken van het Natura 2000-gebied Naardermeer. Het gebied bestaat uit een vochtig weide- en boslandschap. Het gebied kent unieke habitattypen, mede door de optredende kwel, waarvoor specifieke doelstellingen gelden. In het Laegieskamp komen unieke blauwgraslanden voor waarvoor een uitbreidingsdoelstelling geldt. Daarnaast is de gebieden van waarden voor bijzondere broed, en niet-broedvogels die afhankelijk zijn van de rietmoerassen in het gebied en het aangrenzende Naardermeer.

Natura 2000-gebied Oostelijke vechtplassen

De Oostelijke Vechtplassen bestaat uit een reeks van laagveengebieden tussen de Vecht en de oostrand van Utrechtse heuvelrug. In het gebied bevinden zich door turfwinning ontstane meren en plassen, meest met een zandondergrond, sommige aanzienlijk verdiept door zandwinning. De combinatie van rivierinvloeden en invloeden van het watersysteem van de zandgronden heeft een rijke schakering van typen van moeras en moerasvegetaties doen ontstaan. In het gebied zijn twee belangrijke gradiënten te onderscheiden: van noord naar zuid loopt een gradiënt van meer gesloten gebied (bos) naar meer open landschap (grasland, trilveen en rietland), terwijl van west naar oost een gradiënt is te zien van toenemende kwel (in petgaten en trilvenen). Belangrijk broedgebied voor broedvogels van rietmoerassen (roerdomp, purperreiger) en zeer belangrijk voor broedvogels van moerassen met veel waterriet en lange oeverlijnen (woudaap, grote karekiet). Ook van enig belang als broedgebied voor enkele andere moeras- en watervogels (porseleinhoen, zwarte stern, ijsvogel).

Ten aanzien van het bestemmingsplan Hilversumse Meent kan worden opgemerkt dat het Natura 2000-gebied op circa 700 à 800 meter afstand ligt.

Ecologische structuur

Naast de middels de Natuurbeschermingswet 1998 beschermde gebieden zijn er ook nog diverse terreinen in de gemeente Hilversum die planologisch beschermd zijn aangezien ze onderdeel uit maken van de ecologische hoofdstructuur. De Natura 2000-gebieden en Beschermd Natuurmonumenten maken eveneens deel uit van de EHS als prioritair gebied. Daarnaast wordt onderscheid gemaakt in ecologische verbindingszones, waardevolle gebieden en overig EHS. De ecologische verbindingszones zorgen ervoor dat afzonderlijke natuurgebieden met elkaar verbonden worden en planten en dieren zich kunnen verspreiden. De waardevolle gebieden hebben een hoge actuele of potentiële natuurwaarde. Deze gebieden zijn essentieel voor de samenhang en kwaliteit van de EHS. De ligging van de Ecologische hoofdstructuur en de ecologische verbindingszones is in Structuurvisie van de Provincie Noord-Holland 2040 vastgelegd. Onderstaande kaart toont de ligging van de EHS.

Het overgrote deel van de natuurterreinen in de gemeente Hilversum is in het beheer bij natuurbeherende natuurorganisaties. Voor de verschillende gebieden zijn door de beheerders (Goois natuurreservaat, Vereniging Natuurmonumenten) beheerplannen opgesteld waarin is uitgeschreven welke natuurdoelen worden nagestreefd. De Hilversumse Meent wordt omringt door gebieden die onderdeel uit maken van de Ecologische hoofdstructuur. Zo maken naast de twee nabijgelegen Natura 2000-gebieden de graslanden tussen de Bussumse villawijk het Spieghel en de Hilversumse Meent onderdeel uit van de Ecologische hoofdstructuur (EHS). Deze groene zone vormt een verbinding tussen het laag gelegen Naardermeer en de hogere zandgronden en landgoederen op de uitlopers van de Utrechtse heuvelrug. Gezien het conserverende karakter van dit bestemmingsplan worden de huidige natuurwaarden en de beoogde natuurdoelen niet negatief beïnvloed of beperkt.

afbeelding "i_NL.IMRO.0402.02bp00demeent-va01_0014.jpg"

Figuur 13: Uitsnede van de Structuurvisie Noord-Holland 2040, vastgesteld juni 2010.

Grote delen van de gemeente Hilversum, ook nabij de Hilversumse Meent behoren tot de EHS. De groene lijnen vormen de ecologische verbindingszones.

Soortbescherming

Op grond van de Flora- en faunawet gelden algemene verboden tot het verwijderen van groeiplaatsen van beschermde plantensoorten en het beschadigen of verstoren van voortplantings- of vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde diersoorten. In artikel 75 van de Flora- en faunawet worden de ontheffingsmogelijkheden weergegeven. In principe zijn alle zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en vissen die in Nederland voorkomen, beschermd. De aanvraag van een ontheffing en de toetsing aan de Flora- en Faunawet gebeurt niet in het kader van het bestemmingsplan, maar in de vergunningenfase van een initiatief. Om te beoordelen of dit bestemmingsplan ook uitvoerbaar is, zal hier op vooruit lopend, een verwachting worden uitgesproken over de eventuele gevolgen voor de beschermde planten- en diersoorten in het plangebied. In de wet is een differentiatie aangebracht in niveau van bescherming. Op 23 februari 2005 is de zgn. “AmvB art. 75” van de Flora- en faunawet in werking getreden, waarin dit verschil is verwoord:

  • 1. Soorten waarvoor een algemene vrijstelling geldt (soorten van tabel 1).
  • 2. Soorten met vrijstelling bij een vastgestelde gedragscode (soorten van tabel 2).
  • 3. Alle soorten, opgenomen in Habitat richtlijn bijlage IV, de Vogelrichtlijn en beschermde oorten van de Rode Lijst zijn beschermd onder het zwaarste regime (soorten van tabel 3).

De 3e categorie is strikt beschermd. Voor deze soorten wordt alleen ontheffing verleend als er geen afbreuk wordt gedaan aan de gunstige staat van instandhouding van de soort, er geen andere oplossingen mogelijk zijn om de doelstellingen van het project te behalen (mitigatie en/of alternatieven) en als er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang (art. 75, lid 5, onder c).

Voor de 2e categorie geldt een vrijstelling van de ontheffingsplicht wanneer er volgens een door het Ministerie van EL&I goedgekeurde gedragscode wordt gewerkt en de werkzaamheden vallen onder de categorie:

  • bestendig beheer en onderhoud;
  • bestendig gebruik;
  • ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Voor de 1e categorie geldt een algemene vrijstelling voor:

  • bestendig beheer en onderhoud;
  • bestendig gebruik;
  • ruimtelijke ontwikkeling en inrichting.

Een uitzondering hierop zijn vogels. Voor vogels wordt geen ontheffing verleend. Indien er broedvogels aanwezig zijn dienen de werkzaamheden buiten het broedseizoen plaats te vinden

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

De Hilversumse Meent vormt een geschikt leefgebied voor een aantal in Hilversum en landelijk algemeen voorkomende beschermde flora - en fauna soorten van het stedelijk gebied. Gezien de inrichting van het gebied, met relatief kleine tuinen en weinig natuurlijke (oude) groene parken behoort het gebied, met uitzondering van de groengordel, niet tot de gebieden binnen de gemeente Hilversum met de hoogste natuurwaarden.

Algemeen beschermde soorten (tabel 1-soorten) die in het gebied aanwezig zijn zijn onder meer;

egel, konijn, ware- en woelmuizen, vos, kleine marterachtige, bruine kikker, groene kikker, gewone pad en kleine watersalamander. Er zijn daarnaast diverse (strikt) beschermde soorten (tabel 2 en 3 - soorten) binnen en langs de grenzen van de woonwijk te verwachten. De groengordel is een bekend leefgebied voor de strikt beschermde ringslang. Deze landelijke zeldzame soort komt zelfs voor in tuinen en vijvers grenzend aan de groengordel. Heikikker, poelkikker en rugstreeppad zijn daarnaast strikt beschermde amfibieën die voorkomen in de aangrenzende natuurterreinen en ook (incidenteel) langs de randen van de Hilversumse Meent voor kunnen komen. Beschermde vissen die aanwezig zijn in de watergangen zijn ondermeer kleine modderkruiper, bittervoorn en rivierdonderpad. Beschermde zoogdieren die in de woonwijk voorkomen zijn onder meer de eekhoorn (tabel 2-soort) en diverse soorten vleermuizen (tabel 3-soorten). De groengordel kent door zijn ligging en inrichting eveneens een grote botanische rijkdom. Ook van de overige soortgroepen zoals vlinders en libellen zijn zeldzame of beschermde soorten binnen het gebied te verwachten. De groengordel en groenstroken is daarnaast het leefgebied voor een gevarieerde vogelgemeenschap, met name park- en bosvogels waaronder diverse spechtachtige, roofvogels (sperwer), uilen (ransuil) en zang- en rietvogels. Aangezien het bestemmingsplan een consoliderend bestemmingsplan betreft, treden er geen negatieve effecten op beschermde waarden op. Het voortbestaan van de bestaande populaties van beschermde soorten in gebied wordt niet aangetast.

Binnen het stedelijke gebied van Hilversum en dat geldt ook voor de Hilversumse Meent komen gebouwen, groenstructuren, laanbeplanting en waterpartijen voor die belang zijn voor diverse soorten vleermuizen. In huizen maar ook in bomen kunnen zich kolonies bevinden, deze zijn als vaste verblijfplaats strikt beschermd. Bij ruimtelijke ontwikkeling aan potentieel geschikte verblijfplaatsen voor vleermuizen zal vanwege het mogelijk voorkomen van deze strikt beschermde soortgroep een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Voor de strikt beschermde (bijlage IV van de Habitatrichtlijn) vleermuizen zal voorafgaand aan het verwijderen van potentieel geschikte bomen onderzocht dienen te worden of er al dan niet verblijfplaatsen van vleermuizen aanwezig zijn. Dit geldt met name als, voor vleermuizen geschikte, oude loofbomen met holen (m.n. beuken en eiken) verwijderd worden. Hierbij kan worden aangesloten op de 'Natuurverwachtingskaart' van Hilversum. Aan de hand van deze kaart kan bij plannen nagegaan worden of voor een bepaalde locatie een waardeverwachting geldt voor flora, fauna en/of natuur. Voor activiteiten in de op de 'Natuurverwachtingskaart' aangegeven gebieden geldt een verwachting en is dus toestemming nodig, voor activiteiten in de wit aangegeven gebieden niet (en is dus geen toestemming nodig). Als voor de locatie een waardeverwachting geldt, dan hoeft dit nog niet te betekenen dat die bepaalde waarde ook daadwerkelijk wordt verstoord. Aan de hand van een activiteitenoverzicht kan worden vastgesteld welke activiteiten naar verwachting geen verstoring opleveren. Hierbij kan gedacht worden aan het plaatsen van dakkapel of het uitbouwen van de woning aan de achterzijde. Is de voorgenomen activiteit niet risicovol, dan hoeft in het kader van de groene regelgeving geen actie te ondernemen. In het algemeen kan gesteld worden dat in het plangebied (binnenstedelijk gebied) in tuinen geen sprake zal zijn van aantasting van strikt beschermde waarden.

Alle vogels in Nederland zijn gelijk beschermd. Werkzaamheden waarbij vogels worden gedood, of waardoor hun nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen worden verstoord, zijn verboden. Voor vogels geldt dat bij werkzaamheden op voor vogels geschikte broedlocaties (heideterreinen, (oude) bospercelen, laanbeplanting) vooral in het broedseizoen sprake zal zijn van verontrusting, doden of verstoren van nesten of vaste rust- of verblijfplaatsen. Door de werkperiode aan te passen (buiten het broedseizoen) wordt overtreding van de Flora- en faunawet veelal voorkomen. Speciale aandacht verdienen de nestlocaties van vogelsoorten die jaarlijks gebruik maken van dezelfde nestlocatie. Deze nestlocaties zijn als vaste verblijfplaats het gehele jaar beschermd onder de Flora- en faunawet. Aanwezige jaarrond beschermde nestlocaties in de Hilversumse Meent zijn de roofvogel- en uilennesten. Nesten van deze vogelsoorten mogen niet zonder mitigerende maatregelen aangetast worden. Overige aandachtssoorten binnen het gebied zijn verder de nestlocaties van onder meer holenbroeders (boomklever, boomkruiper, spechten) en zwaluwen (huis,- gier,- en boerenzwaluw).

Ruimtelijke ontwikkeling waarbij niet is uit te sluiten dat er sprake is van negatieve effecten op de nestlocatie optreden (ook buiten het broedseizoen), kunnen geen doorgang vinden zonder aanvullend onderzoek en passende mitigerende maatregelen. Aangezien het een consoliderend bestemmingsplan betreft treden er geen negatieve effecten op. Het voortbestaan van de populaties van beschermde soorten in dit gebied komt met dit bestemmingsplan niet in gevaar. Bij (grootschalige) ruimtelijke procedures zal vanwege het voorkomen van beschermde soorten een aanvullende inventarisatie verricht dienen te worden. Verder zijn alle in het gebied voorkomende vogelsoorten beschermd. Hiervan moet bij een grootschalige ruimtelijke procedure een rapportage gemaakt worden. Indien bepaalde beschermde soorten worden aangetroffen, zal ontheffing in het kader van artikel 75 lid 4 van de Flora- en faunawet bij het Ministerie van EL&I aangevraagd moeten worden.

Onderdeel van deze aanvraag is een projectplan waarin wordt aangegeven hoe met de beschermde soorten wordt omgegaan. De aanvraag resulteert naar alle waarschijnlijkheid in een ontheffing met bindende voorschriften. De voorschriften kunnen onder andere leiden tot planaanpassing. Een ontheffing is niet nodig indien er alleen algemeen voorkomende beschermde soorten zijn welke onder de vrijstellingsregeling vallen, zoals die in de Algemene Maatregel van Bestuur (Besluit vrijstelling beschermde dier- en plantensoorten) is opgenomen en welke sinds 1 februari 2005 van kracht is.

Ten aanzien van dit bestemmingsplan

Het aanwezige groen wordt, zoals in de huidige situatie aanwezig is, bestemd. Alle parken welke met name zorgen voor de belevingswaarde van het gebied en niet direct een ecologische waarde hebben krijgen een 'Groen' bestemming.