Plan: | Julianadorp Zuid-Oost 2010 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0400.516BPJULIANADORPZO-VA01 |
15. 1.
Bestemmingsomschrijving
De voor ‘Woongebied - Uit te werken’ aangewezen gronden
zijn bestemd voor:
a.
woonhuizen,
al dan niet in combinatie met ruimte voor een aan-huis-verbonden beroep;
b.
gebouwen ten behoeve van zorgwoningen;
met daaraan ondergeschikt:
c. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen;
d. wegen, straten en paden;
e. groenvoorzieningen;
f. nutsvoorzieningen;
g. parkeervoorzieningen;
h. speelvoorzieningen;
i. water;
met de daarbijbehorende:
j. tuinen, erven en terreinen;
k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
15. 2. Uitwerkingsregels
Burgemeester en Wethouders werken, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 sub b. van de Wet ruimtelijke ordening de in lid 15.1. omschreven bestemming uit met inachtneming van de volgende regels:
a. de uitwerking niet eerder plaatsvindt dan nadat boscompensatie heeft plaatsgevonden binnen de gemeentegrenzen ter grote van de in de ontheffing van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit d.d. 6 maart 2009 genoemd oppervlakte van 5 hectare;
b. de verkaveling en situering van de gebouwen zal zodanig zijn, dat een goede aansluiting ontstaat op de structuur van de omgeving;
c. er dient sprake te zijn van een goede landschappelijke, ruimtelijke en stedenbouwkundige inpassing, zoals aangegeven in het Beeldkwaliteitplan ’t Laar;
d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
15. 3. Bouwregels
15. 3. 1. Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
b. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 7,50 m bedragen;
c. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 11,00 m bedragen;
d. een hoofdgebouw wordt voorzien van een kap;
e. de dakhelling van een hoofdgebouw mag niet meer dan 35° bedragen;
f. in afwijking van het bepaalde in sub b. tot en met e. gelden ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke bouwaanduiding - afwijkende bouwregels’ de volgende regels:
1. het aantal aaneen te bouwen hoofdgebouwen mag niet minder dan 3 bedragen;
2. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer dan 14,00 m bedragen;
3. een hoofdgebouw wordt voorzien van een plat dak.
15. 3. 2. Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen gelden de volgende regels:
a. als gebouwen mogen uitsluitend aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd;
b. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 45 m² bedragen;
c. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 50% van het oppervlakte van het achtererf bedragen;
d. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend aan de oorspronkelijke achtergevel worden gebouwd met een diepte van niet meer dan 3,00 m;
e. aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen mogen uitsluitend aan de oorspronkelijke zijgevel op ten minste 1,00 m achter de voorgevellijn worden gebouwd met een breedte van niet meer dan 3,50 m;
f. de goothoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 4,00 m bedragen, met dien verstande dat de goothoogte niet meer dan 0,25 m boven de vloer van de eerste bouwlaag mag bedragen;
g. de bouwhoogte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 4,50 m bedragen;
h. de dakhelling van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer dan 35° bedragen.
15. 3. 3. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. de bouwhoogte van masten mag niet meer dan 9,00 m bedragen;
b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1,80 m bedragen, met dien verstande dat:
1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de voorgevel niet meer dan 1,00 m mag bedragen, tenzij de perceelgrens ligt in het verlengde van de zijgevel;
2. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen gelegen achter de voorgevel of het verlengde daarvan niet meer dan 1,00 m mag bedragen;
c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 1,50 m bedragen.
15. 3. 4. Zolang en voorzover de in lid 15.2 bedoelde uitwerking niet onherroepelijk is, mogen bouwwerken, uit te voeren binnen de in lid 15.1 omschreven bestemming, slechts worden gebouwd, indien het bouwplan in overeenstemming is met het ontwerp-uitwerkingsplan.
15. 4. Ontheffing van de bouwregels
Bij de in lid 15.2. bedoelde uitwerking kunnen Burgemeester en Wethouders binnen de grenzen van de bestemming en de uitwerkingsregels ontheffingsregels opnemen ten aanzien van in het uitwerkingsplan opgenomen bouwregels en specifieke gebruiksregels.