Plannaam: | Actualisatieplan Heerhugowaard 2014 |
---|---|
Plannummer: | NL.IMRO.0398.BP47VEEGPLAN2014-VA01 |
Plantype: | bestemmingsplan |
Status: | vastgesteld |
Op grond van artikel 3.1.2 van de Wet ruimtelijke ordening dienen bestemmingsplannen eenmaal in de tien jaar te worden herzien. De gemeente Heerhugowaard heeft recent een grote inhaalslag gemaakt en beschikt nu over een groot aantal recente plannen. Tijdens deze inhaalslag zijn er enkele onderwerpen geweest waarbij de inzichten gewijzigd zijn naarmate er meer van deze nieuwe bestemmingsplannen zijn vastgesteld. Daarnaast is gedurende de inhaalslag de Wet algemene bepalingen omgevingsvergunning (WABO) in werking getreden, waardoor het vergunningstelsel voor bouwactiviteiten gewijzigd is. Daardoor zijn er verschillen ontstaan tussen de nu geldende bestemmingsplannen. Alle bestemmingsplannen zijn zeer recent herzien en voor het buitengebied is een volledige herziening in voorbereiding.
Voor de onderstaande punten zorgen deze verschillen voor juridisch onwenselijke situaties. Daarnaast zijn er maatschappelijke ontwikkelingen, zoals mantelzorg, waarvan ondersteuning gewenst is. Het is onwenselijk om te wachten totdat de bestemmingsplannen worden herzien om deze punten te herstellen en de maatschappelijk wenselijke mogelijkheden vast te leggen. Dat kan immers meerdere jaren op zich laten wachten. Er is daarom vanuit efficiëntie oogpunt besloten om de diverse punten die naar voren zijn gekomen uit de praktijk te bundelen en gezamenlijk in een partiële herziening op te nemen. Het gaat daarbij om de volgende punten:
De precieze wijzigingen en de aanleiding voor de wijziging wordt beschreven hoofdstuk 5 Planbeschrijving.
Naar alle waarschijnlijkheid zal er uit de praktijk later blijken dat er nog aanvullende onderwerpen zijn die voor herstel in aanmerking komen. Ook latere ontwikkelingen, zoals verkoop van kleine percelen openbaar groen (snippergroen) of andere maatschappelijke wijzigingen kunnen aanleiding geven om bestemmingsplannen te herzien. Aangezien de huidige plannen zeer recent zijn vastgesteld zal daarom ook in de nabije toekomst gewerkt worden met een gemeentebrede partiële herziening om nieuwe ontwikkelingen op te nemen in de diverse plannen.
Deze partiële herziening is als digitaal raadpleegbaar en uitwisselbaar plan opgezet. Verder wordt er gestreefd naar vrijwel identieke regels. In het kader van dienstverlening wordt het daarmee voor iedereen mogelijk om bestemmingsplankaarten en voorschriften ook thuis te raadplegen via het internet.
Deze partiële herziening heeft betrekking op het gehele grondgebied van Heerhugowaard. De in deze partiële herziening opgenomen aanpassingen, zoals de nieuwe definitie van het begrip "peil", worden direct in die nieuwe bestemmingsplannen meegenomen.
Met de herziening van het bestemmingsplan wordt een actueel juridisch-planologisch kader voor de bestaande activiteiten opgesteld. Daarbij wordt rekening gehouden met mogelijke toekomstige wensen. Daarnaast wordt rekening gehouden met een aantal voorziene ruimtelijke ontwikkelingen in het plangebied.
Deze partiële herziening heeft betrekking op alle vigerende bestemmingsplannen in de gemeente Heerhugowaard.
De partiële herziening zorgt niet voor veranderingen in de ruimtelijke structuur.
Deze partiële herziening bevat een groot aantal kleinere onderwerpen die vanuit juridisch oogpunt om herstel vragen of die inspelen op een maatschappelijk behoefte. De maatregelen hebben een geringe impact. Beleidskaders hebben een zeer globaal en grootschalig karakter. Door dit grote schaalverschil wordt er geen bestaand beleid doorkruist. Wel zijn er enkele onderwerpen die bestaand beleid ondersteunen. Een voorbeeld hiervan is de regeling voor mantelzorg die aansluit op het beleid om ouderen die langer zelfstandig willen wonen, te ondersteunen.
De allgemene beleidsstukken zijn samengevat. Deze stukken zijn te lezen op de gemeentelijke website: www.heerhugowaard.nl/beleidskaders_bestemmingsplannen
Ook kunnen via deze site de meeste stukken worden gedownload.Vanwege het zeer beperkte karakter van de partiële herziening wordt het algemene beleid niet verder opgenomen in deze tekst, maar wordt in de planbeschrijving per punt aangegeven wat de achterliggende reden is voor de betreffende regeling.
In dit hoofdstuk wordt aandacht besteed aan de milieu-aspecten die van belang zijn voor het gebied. Het bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten, alsmede de resultaten van de verschillende onderzoeken. Daarbij komen onder andere de volgende aspecten aan de orde: geluid, milieuzoneringen, water (waterparagraaf), luchtkwaliteit, bodem, cultuurhistorie en archeologie, ecologie, duurzaamheid en energie, externe veiligheid en andere belemmeringen.
Het waterbeleid op rijksniveau is verwoord in het Nationaal Waterplan. Het provinciaal waterbeleid is verwoord in het Waterplan 2010 - 2015. Het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier heeft het Waterbeheersplan 4 opgesteld. Dit is enerzijds een voortzetting van het lopende beleid, anderzijds anticipeert het op een tijdige en doelmatige realisatie van de KRW en het NBW. De gemeenschappelijke visie van de gemeente Heerhugowaard en het Hoogheemraadschap staat beschreven in het ‘Waterplan Heerhugowaard 2006 – 2015’. Door de integrale aanpak worden het water (kwalitatief en kwantitatief), wonen, werken, recreatie en de natuur in hun onderlinge relaties in het waterplan in beeld gebracht, met een bijbehorende aanpak en invulling in de vorm van streefbeelden.
De partiële herziening heeft slechts zeer beperkte ruimtelijke gevolgen. De inhoudelijke wijzigingen (verandering van de definitie van "peil", de toevoeging van Bed & Breakfast, of mantelzorg) hebben geen negatieve effecten voor het waterbeheer. De overige wijzigingen (opnemen van weggevallen bouwvlakpercentages en bestemmingen van de eerste partiële herziening Buitengebied) hebben geen inhoudelijke gevolgen maar zijn vooral gewenst vanuit juridisch oogpunt. De regels blijven echter gelijk. Er wordt daarom geen vooroverleg gevoerd of voorafgaand een watertoets opgesteld. Wel wordt het Hoogheemraadschap geïnformeerd over de terinzagelegging van het ontwerp-bestemmingsplan.
Gemeentelijke monumenten worden beschermd door de monumentenverordening. Beeldbepalende panden hebben geen wettelijk beschermde status. Door extra welstandstoezicht wordt getracht de oorspronkelijke architectuur van deze panden zoveel mogelijk te behouden. De beeldbepalende panden worden genoemd in Monumentaal Heerhugowaard.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven hoe het beleid en de planuitgangspunten zijn vertaald naar de inhoud van het plan. Er wordt gemotiveerd aangegeven wat in het bestemmingsplan geregeld wordt en op welke wijze (beheersplan, ontwikkelingsplan). Zijn er specifieke ontwikkelingen in het plan dan zullen deze in het hoofdstuk beschreven worden.
Het begrip "peil" is is van belang voor het meten van de hoogte van gebouwen en bouwwerken, zoals erfafscheidingen. Het peil legt vast vanaf welk vlak gemeten wordt. Het objectief vastleggen van een dergelijk uitgangspunt is van belang voor zowel het opstellen van tekeningen voor aanvragen om omgevingsvergunning als voor handhavend optreden.
Op dit moment zijn er verschillende definities in gebruik. In een aantal plannen is daarnaast opgenomen dat het peil 50 centimeter hoger ligt dan de aangrenzende weg. Hierdoor kunnen erfafscheidingen aan de achterzijde en zijkant van de ervan van woningen 2,5 meter hoog worden. Vanuit stedenbouwkundig oogpunt is dit onwenselijk. Dergelijke zeer hoge erfafscheidingen geven een zeer dicht bebouwd, te stedelijk beeld en nemen veel natuurlijk licht weg. Vanuit het oogpunt van maatschappelijke veiligheid is dit ook onwenselijk. Door het ontbreken van natuurlijk licht en het ontbreken van indirect zicht op de openbare ruimte ontstaat een gevoel van onveiligheid.
Er wordt daarom voor alle bestemmingsplannen dezelfde definitie vastgelegd die ook al in veel plannen wordt gebruikt, waarbij de hoogte van de nabijgelegen weg als algemeen uitgangspunt wordt gehanteerd. Het begrip Peil wordt dan als volgt gedefinieerd:
Peil
Het zorgstelsel in Nederland ondergaat landelijk grote veranderingen. Al langere tijd is er een trend onder ouderen om langer zelfstandig te wonen.Geholpen door nieuwe technische mogelijkheden (domotica) is het mogelijk om langer in de eigen vertrouwde woonomgeving te blijven. Daarnaast wordt ondersteuning in de zorg door vrienden of familie steeds meer als vervolgstap gezien als het zelfstandig wonen door omstandigheden, tijdelijk of permanent, niet meer mogelijk is. Deze mantelzorg neemt een steeds belangrijkere plaats in en de trend zal gezien de vergrijzing, ontgroening en druk op het sociaal maatschappelijk stelsel voort blijven gaan. Ook in Heerhugowaard is deze trend waarneembaar.
Bij de beoordeling wat nu onder mantelzorg valt wordt uitgegaan van de definitie zoals die in het ontwerp Besluit Omgevingsrecht is opgenomen, zoals gepubliceerd op 31 oktober 2013: "Mantelzorg is langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt".
Om het zolang mogelijk zelfstandig of in familieband te blijven wonen te kunnen ondersteunen is er een regeling opgenomen in enkele recente bestemmingsplannen zodat aan deze wens tegemoet gekomen kan worden. De bestemmingsplannen zijn daardoor flexibeler geworden. Om deze flexibiliteit ook in delen van Heerhugowaard te bieden waar deze regeling nog niet geldt wordt deze in deze partiële herziening opgenomen.
De mogelijkheid wordt gekoppeld aan een objectief bepaalbare noodzaak tot mantelzorg. Recentelijk is daarnaast bij het vaststellen van het bestemmingsplan De Draai een amendement aangenomen waarbij is vastgelegd dat de oorspronkelijke situatie hersteld moet worden, maar dat dit uitsluitend inhoudt dat de bewoning van de eventuele opgerichte bebouwing moet worden beëindigd. Deze hoeft dus niet meer gesloopt te worden, maar mag niet meer voor bewoning gebruikt te worden. De volgende regeling wordt opgenomen in deze partiële herziening.
Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen afwijken van de bestemmingsregels voor het bouwen van tijdelijke woonruimte voor mantelzorg onder de voorwaarde dat;
In een aantal bestemmingsplannen is al de mogelijkheid genomen om in beperkte vorm logies aan te bieden. Deze vorm van recreatie is gewild en ondersteunt de recreatieve bestedingen in Heerhugowaard en de regio.
Vanwege de zeer beperkte omvang (bed en breakfast voor ten hoogste 2 kamers en maximaal 4 slaapplaatsen in de woning en/of in de bijbehorende bouwwerken van de woning met een oppervlakte van maximaal 50 m2) is er sprake van een aan het wonen ondergeschikte functie. Deze is qua ruimtelijke impact vergelijkbaar met de al bestaande mogelijkheid voor een bedrijf aan huis of aan het ontvangen van familiebezoek.
Daarnaast is er een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid opgenomen voor een bed en breakfast accommodatie voor ten hoogste 5 kamers en maximaal 10 slaapplaatsen, waarbij het oppervlak van de bed en breakfast accommodatie niet meer mag bedragen dan 40% van het vloeroppervlak van de woning en de bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 125 m2 onder de voorwaarde dat er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is.
Deze regeling is al opgenomen in enkele geldende bestemmingsplannen, waaronder het nu geldende bestemmingsplan voor Heerhugowaard Oost en Zuidwest. De regeling wordt nu ook bij de overige bestemmingsplannen opgenomen.
Bestemmingsplannen worden tegenwoordig digitaal vormgegeven. Daarvoor wordt gebruik gemaakt van digitale standaarden. Deze zijn gelijktijdig met de wetgeving in ontwikkeling en worden aangepast naar aanleiding van ervaringen en wensen vanuit de praktijk. De zogenaamde IMRO-normen zijn vastgesteld in 2006, 2008 en 2012. De wijziging van de standaard heeft gevolgen voor de praktijk. In enkele bestemmingsplannen is in een bestemming een vlak opgenomen waaraan digitaal meerdere aanduidingen zijn gehangen, zoals bebouwingshoogte en bebouwingspercentages. Deze tekensystematiek was nog mogelijk onder de normen IMRO 2008. In de nu geldende systematiek IMRO 2012 is dit echter niet meer mogelijk. Er kan per vlak maar één aanduiding worden aangegeven. Er moeten dus meerdere vlakken worden getekend met dezelfde vorm, elk met maar één aanduiding.
Als gevolg van deze wijziging zijn er in enkele plannen (Heerhugowaard Oost, Stadshart, Heerhugowaard ZuidWest en Oud centrum) op sommige plaatsen niet alle ingetekende aanduidingen zichtbaar als het digitale plan wordt geraadpleegd. Deze aanduidingen zijn echter wel zichtbaar op de als pdf-document beschikbaar gestelde kaarten en in de uitgeprinte versies. Omdat het digitale plan leidend is wordt daarom nu voorgesteld om de weggevallen aanduidingen alsnog te herstellen.
Deze wijziging heeft geen inhoudelijke gevolgen. Het gaat uitsluitend om reeds eerder door de raad vastgestelde kaders die door technische wijzigingen niet meer goed zichtbaar zijn.
Er is een volledige herziening van het bestemmingsplan Buitengebied in voorbereiding. Vanwege het grootschalige karakter van het gebied, de noodzaak voor uitgebreid onderzoek vanwege de vele diverse bestemmingen en vanwege de noodzaak voorafgaand een Milieueffectrapportage op te stellen is dit bestemmingsplan niet voor 1 juli 2013 herzien. Om tijdig in een actueel planologisch kader te voorzien is op 28 mei 2013 de beheersverordening Buitengebied vastgesteld. Inhoudelijk komt deze overeen met het oude bestemmingsplan Buitengebied. In het oude bestemmingsplan zijn echter enkele percelen door Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland van goedkeuring onthouden. In het oude bestemmingsplan zijn deze percelen rood gemarkeerd. Vervolgens is voor deze percelen de eerste partiële herziening Buitengebied opgesteld.
Bij de vaststelling van de beheersverordening is de eerste partiële herziening buiten beschouwing gebleven. De nu geldende beheersverordening bevat dan ook geen planologische regeling voor de percelen die van goedkeuring zijn onthouden. Om deze onwenselijke situatie te herstellen worden deze alsnog opgenomen in deze herziening. De percelen zijn ook opgenomen in het nieuwe bestemmingsplan Buitengebied dat in voorbereiding is.
Ten tijde van de vaststelling van het bestemmingsplan Zandhorst e.o. was het toekomstig profiel van de Westfrisiaweg nog onvoldoende duidelijk. Met de ondertunneling onder het spoor kon rekening gehouden worden. Het wegprofiel was echter nog niet voldoende uitgewerkt. Op basis van het vastgestelde beleid "vensters in het groen" zou er in de groenstrook ten zuiden van de Kamerlingh Onnesweg bebouwing mogelijk zijn indien de bebouwing hoogwaardig werd vormgegeven. Bebouwing in deze strook zou echter nadelige gevolgen kunnen hebben voor de toen nog in ontwikkeling zijnde Westfrisiaweg. Als er meer ruimte nodig zou zijn voor de weg kon de aanwezigheid van nieuwe bebouwing tot belemmeringen leiden. De groenstrook heeft daarom een consoliderende groen bestemming gekregen.
Op dit moment is het profiel van de Westfrisiaweg echter voldoende duidelijk. De groenstrook zal niet benut worden voor het profiel. Dat betekent dat het "vensters in het groen"beleid nu onverkort in het bestemmingsplan kan worden opgenomen. De strook ten zuiden van de Kamerlingh Onnesweg krijgt net als de overige stroken langs de Westerweg en de noordzijde van de Kamerlingh Onnesweg een bestemming Bedrijf-2 zonder bebouwingsvlak. Vervolgens wordt het mogelijk om middels een binnenplanse afwijkingsmogelijkheid bebouwing toe te staan mits voldaan wordt aan de gewenste hoogwaardige uitstraling van de bebouwing. Hiermee wordt de uitstraling van het bedrijventerrein verbeterd.
Deze wijziging is een vertaling van bestaand beleid dat nog niet kon worden opgenomen. In eerste instantie zou dit pas vwerkt worden bij de herziening van bestemmingsplan Zandhorst e.o. worden meegenomen. Omdat er nu gewerkt wordt aan een gemeentebrede partiële herziening kan dit punt bij deze partiële herziening direct meegenomen worden.
Het bestemmingsplan Oosttangent was opgesteld voorafgaand aan de aanleg van de Oosttangent. Nu de weg daadwerkelijk wordt aangelegd kan er een meer op beheer gerichte regeling worden opgenomen. Daarbij zijn de volgende onderwerpen voor verbetering vatbaar.
De aanduiding voor geluidsvoorzieningen
De huidige regels staan toe dat de geluidsvoorzieningen dicht bij woningen kunnen worden gerealiseerd. Hierdoor ontstaat een voor omwonenden nadelige situatie. Daarom worden de geluidsvoorzieningen die berekend zijn, vastgelegd in deze partiële herziening. Op deze wijze wordt voorkomen dat er een voor omwonenden meer nadelige situatie kan ontstaan.
Deze partiële herziening wijzigt het bestemmingsplan "Oosttangent" in die zin dat geluidswerende maatregelen, zoals een geluidwal of geluidscherm, uitsluitend zijn toegestaan binnen de bestemming Groen ter plaatse van de aanduiding "Geluidwerende maatregel". De aanduiding "Geluidwerende maatregel" mag verplaatst worden in die zin dat de begrenzing van deze aanduiding breder gemaakt mag worden aan de zijde van de Oosttangent. Ook mag de aanduiding dichterbij de Oosttangent liggen. De verplaatsing van de aanduiding mag er echter niet toe leiden dat deze aanduiding dichter bij de naastgelegen woningen komt te liggen. De afstand tussen de dichtstbijzijnde woningen en de aanduiding mag niet kleiner worden.
De hoogte van geluidsvoorzieningen
De huidige regels bevatten geen specifieke hoogte voor geluidsvoorzieningen. Daardoor ontstaat onduidelijkheid. De algemene hoogte voor bouwwerken geen gebouw zijnde is 8 meter. Het is echter onwenselijk dat zware en massale voorzieningne zoals geluidswallen of schermen een dergelijke hoogte hebben binnen de bebouwde kom. Deze hoogte is ook niet nodig om te voorzien in een goede bescherming tegen verkeerslawaai. In de partiële herziening wordt vastgelegd dat geluidsvoorzieningen binnen het plangebied van het bestemmingsplan Oosttangent maximaal 3,5 meter hoog mogen zijn.
Overige bouwwerken (kunstobjecten)
In de bestemming Groen en de bestemming Verkeer en Verblijf is nu nog de mogelijkheid opgenomen voor kunstobjecten tot 12 meter hoog. Deze hoogte voor kunstobjecten is zeer ongebruikelijk binnen de bebouwde kom. Het bestemmingsplan heeft daarnaast een beperkte omvang. De bestemming Groen geldt alleen voor de groenstroken langs de Oosttangent, die bovendien voor een deel gebruikt worden voor geluidswerende voorzieningen. De bestemming Verkeer en Verblijf geldt alleen voor de fietspaden in het plangebied. Binnen de planperiode is in redelijkheid niet te verwachten dat er op deze plekken een kunstobject geplaatst wordt. Deze mogelijkheid wordt dan ook geschrapt.
Wijzigen bestemming binnendeel rotondes van Groen naar Verkeer
Bij de voorbereidingen is er een zeer specifieke bestemming opgelegd. Het binnenste deel van de rotondes heeft een groenbestemming gekregen. Bij de uiteindelijke aanleg zijn de rotondes kleiner geworden. Daarnaast kan de groenbestemming bij latere aanpassingen of verbeteringen nadelig zijn voor omwonenden. De groenbestemming zorgt er immers voor dat bij aanpassingen of verbeteringen (bijvoorbeeld vanwege eventueel wijzigende draaicirkels voor bussen of vrachtwagens) het niet eenvoudig is om gebruik te maken van de beschikbare ruimte aan de binnenzijde van de rotonde. Om te voorkomen dat aanpassingen leiden tot het verleggen van de rijstrook richting de nabijgelegen woningen wordt de binnenzijde van de rotondes bestemd als Verkeer.
Opnemen maximaal percentage verharding in de bestemming Groen
De bestemming Groen kent een groot aantal functies die toegestaan zijn voor een relatief klein oppervlak aan gronden. Enkele van deze bestemmingen gaan gepaard met verhardingen. Om een te grote verharding van de bestemming Groen te voorkomen is een maximum percentage opgenomen van 15 % voor verhardingen ten behoeve van voet- en fietspaden en parkeervoorzieningen. Deze zijn in de doeleindenomschrijving van het oorspronkelijk bestemmingsplan Oosttangent onder d. (voet- en fietspaden) en onder e. (parkeervoorzieningen).
Bij het vastgestelde bestemmingsplan Heerhugowaard Oost is geconstateerd dat bij de bestemming Wonen, Wonen -1 en Wonen-5 het maximale aantal kinderen bij een gastoudergezin is weggevallen. Binnen de woonbestemmingen is standaard een maximaal aantal kinderen van 6 bij een gastoudergezin toegelaten. Dit in verband met de effecten voor omwonenden, de parkeerdruk door het ophalen of wegbrengen van de kinderen en de noodzaak voor voldoende buitenruimte die bij de woning beschikbaar moet zijn voor de kinderen.
Zorgvuldigheidshalve wordt nu vastgelegd in deze partiële herziening dater bij het gastoudergezin maximaal 6 kinderen kunnen worden opgevangen.
In dit hoofdstuk wordt aangegeven welke bestemmingen in het plan zijn opgenomen en hoe deze de inhoud van het plan regelen. Deze toelichting dient als uitleg over de wijze waarop de bestemmingsregels moeten worden uitgelegd en de reden waarom deze zijn opgenomen. In de paragraaf over het juridisch systeem wordt nader uitleg gegeven over de verhouding met wet- en regelgeving naast het bestemmingsplan. In de handhavingparagraaf is aangegeven hoe het bestemmingsplan wordt gehandhaafd.
Ruimtelijke ordening is niet een eigen zelfstandig belang, maar de belangenafweging zelf. Het doel is te komen tot een afstemming van alle ruimtelijk relevante beslissingen. De Wet ruimtelijke ordening heeft geen primaat boven andere ruimtelijk relevante wetgeving. Het is van belang dat de facetlijnen tijdig worden uitgezet, zodat andere beleidsvelden daarop kunnen inspelen. Conflicterende ruimteclaims kunnen worden voorkomen als er duidelijke dwarsverbanden worden gelegd. Een probleem vormt de planningsstructuur in de diverse beleidsvelden, die vaak anders verloopt dan die in de ruimtelijke ordening. Een andere complicerende factor is dat de besluitvorming vaak dwars door de overheidsniveaus heen loopt.
Onderkent moet worden dat er naast de Wet ruimtelijke ordening ook behoefte is aan wetgeving die de bij een bepaalde ingreep in de bodem betrokken belangen afweegt (bijvoorbeeld de Ontgrondingenwet), of een bepaald gebruik in het bijzonder beschermd (bijvoorbeeld de Boswet). Niet ieder belang, waaraan een aspect van ruimtelijke ordening is verbonden, kan door de Wet ruimtelijke ordening worden beheerst. Het uitgangspunt is ‘afstemming op maat’, waarbij een creatief gebruik van het beschikbare instrumentarium wordt nagestreefd. Dit geldt in het bijzonder voor de milieuwetgeving die vele raakvlakken heeft met de ruimtelijke ordeningswetgeving. Het milieubelang klinkt steeds vaker door als randvoorwaarde bij het formuleren van het ruimtelijk beleid.
Een bestemmingsplan moet worden aangemerkt als recht in de zin van artikel 99 van de Wet op de rechtelijke organisatie. Bij conflicterende regelgeving gelden de algemene voorrangsregels voor wetten; een hogere wet gaat voor lagere wet en een bijzondere wet gaat voor een algemene wet.
Dit bestemmingsplan is een conserverend plan. De nadruk ligt op de beheersfunctie van het plan. Daarvoor is een gedetailleerde bestemmingsregeling de aangewezen planvorm. Een gedetailleerd plan biedt directe rechtszekerheid aan de belanghebbenden en is een duidelijk toetsingskader voor het beoordelen van (bouw) aanvragen. De bestemmingen zijn gedetailleerd in de regels en in de verbeelding van het bestemmingsplan opgenomen.
In dit bestemmingsplan wordt tevens gewerkt met functieaanduidingen.Voor veel bestemmingen kan worden volstaan met de naam van een hoofdgroep van bestemming. Het kan echter gewenst zijn in het belang van een goede ruimtelijke ordening en van de leesbaarheid van het bestemmingsplan om specificaties aan te brengen. Bij een bestemming die meerdere functies kent kan worden gespecificeerd door middel van een functieaanduiding. Op deze wijze kan tot uitdrukking worden gebracht dat ter plaatse alleen een bepaalde, met name genoemde functie is toegestaan. Functieaanduidingen lenen zich er ook voor om op een bepaalde locatie een specifieke, niet bij de bestemming passende functie mogelijk te maken.
Verder lenen functieaanduidingen zich ook goed voor het bestemmen in meerdere lagen (ondergronds, begane grond, verdieping enz.).
Ook het niet toestaan van een bepaalde functie kan via een functieaanduiding (met een -teken ervoor) worden aangegeven.
Alle aanduidingen met betrekking tot de wijze van bouwen en de verschijningsvorm van bouwwerken, worden bouwaanduidingen genoemd. Veel voorkomende bouwaanduidingen zijn: vrijstaand, aaneengebouwd, twee-aaneen, gestapeld, onderdoorgang, nokrichting, plat dak, kap, antennemast, karakteristiek, en bijgebouwen. Deze bouwaanduidingen zijn opgenomen in de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP). Bij het opstellen van een bestemmingsplan kan – voor zover van toepassing – van deze bouwaanduidingen gebruik worden gemaakt. Met het oog op een goede ruimtelijke ordening kan het echter nodig zijn om ook met andere dan de daar genoemde bouwaanduidingen te werken. Dit kan door gebruik te maken van een verzamelaanduiding die aangeeft dat het hier om een specifieke bouwaanduiding (sba) gaat, dat wil zeggen een bouwaanduiding die niet in de lijst in de SVBP is opgenomen.
Sinds 1 oktober 2010 geldt de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) Artikel 2.1 is het kernartikel van de wet en noemt in de eerste plaats de activiteiten waarvoor op grond van de wet een omgevingsvergunning is vereist. Voor het bestemmingsplan zijn met name de in lid 1 onder a, (bouwen) b (aanleggen) en c (gebruik) genoemde activiteiten van belang. De vergunningsplicht vloeide, voor het grootste deel van de activiteiten, die in het eerste lid worden genoemd, voor de inwerkingtreding van de Wabo voort, uit afzonderlijke wetten, zoals de Woningwet (bouwvergunning), Wet milieubeheer (milieuvergunning) en het bestemmingsplan (vrijstelling). Deze vergunningstelsels zijn nu volledig geïntegreerd in de Wabo. Een bouwvergunning heet sinds het in werkingtreden van de Wabo een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen. Het artikel voorziet in lid 3 ook in de mogelijkheid om bij algemene maatregel van bestuur uitzonderingen te maken op de omgevingsvergunningplicht (vergunningsvrije activiteiten)
Een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen wordt in het algemeen op twee punten aan het bestemmingsplan getoetst namenlijk:
1 de omvang (lengte, breedte, hoogte, percentage enz.)
2 gebruik (wonen, detailhandel, horeca enz.)
Als aan de eisen van het bestemmingsplan wordt voldaan, is het bestemmingsplan geen grond om de vergunning te weigeren. Wordt niet aan de eisen van het bestemmingsplan voldaan dan kunnen Burgemeester en wethouders met een omgevingsvergunning afwijken van het bestemmingsplan. Afwijken van het bestemmingsplan kan zowel voor de omvang als voor het gebruik. Het is aan Burgemeester en wethouders om te beoordelen of zij van die bevoegdheid gebruik maken.
De uitzonderingen op de omgevingsvergunningplicht worden genoemd in artikel 2.3 van de Wabo, juncto bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Artikel 2.3 lid 1 van het Bor heeft alleen betrekking op het verbod dat wordt genoemd in artikel 2.1 onder a (bouwen) van de Wabo. Het tweede lid van het artikel heeft zowel betrekking op het verbod genoemd onder a als onder c (bouwen en gebruik). Dat betekent dat de onder lid 1 genoemde categorieën alleen vergunningvrij zijn als het gebruik conform het bestemmingsplan is of met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het gebruik van het bestemmingsplan. De in lid 2 genoemde catgorieën zijn altijd, ongeacht het gebruik, vergunningvrij. In bijlage II artikel 3 worden de activiteiten genoemd die alleen vergunning vrij zijn als het gebruik confom het bestemmingsplan is. danwel met een omgevingsvergunning wordt afgeweken van het gebruik van het bestemmingsplan. In artikel 2 van bijlage worden de activiteiten genoemd die ongeacht het gebruik vergunningvrij zijn.
In artikel 5 van bijlage II wordt de reikwijdte van de uitzonderingen waarvoor geen vergunning is vereist weer beperkt. Deze beperkingen gelden o.a voor illegaal gebruik, voor monumenten als bedoeld artikel 1 onder d van de Monumentenwet, veiligheidszones rondom een munitieopslag of een inrichting voor activiteiten met ontplofbare stoffen en voor veiligheidszones vanwege het overschrijden van het plaatsgebonden risico van 10 tot de macht -6 als gevolg van de aanwezigheid van een transportroute, buisleiding of inrichting danwel vanwege de ligging in een belemmeringenstrook ten behoeve van het onderhoud van een buisleiding.
Vergunningvrij betekent niet regelvrij. Ook bouwwerken die vergunningvrij zijn moeten voldoen aan het bouwbesluit, redelijke eisen van welstand, het Burgelijk Wetboek enz. De burger is zelf verantwoordelijk voor de toetsing van zijn bouwinitiatief aan de regelgeving. Handhaving door het bevoegd gezag gebeurt achteraf.
In het eerste hoofdstuk van de planregels worden begrippen verklaard die in de planregels voorkomen en wordt ook aangegeven op welke wijze gemeten moet worden om bijvoorbeeld een goot- of bouwhoogte te bepalen.
In artikel Artikel 1 zijn de begripsbepalingen opgenomen. Begripsbepalingen zijn nodig om een planologisch - juridische precisering ten opzichte van het algemeen spraakgebruik te verkrijgen. In beginsel dient er voor gewaakt te worden een begrip een sterk van het spraakgebruik afwijkende betekenis te geven. Begripsbepalingen zijn alleen dan nodig indien het begrip gebruikt wordt in de planregels en dit begrip zonder nadere definitie tot verwarring zou kunnen leiden. Men kan voorts een definitie nodig hebben indien een term of woord in verschillende wettelijke regelingen niet dezelfde betekenis heeft, of wanneer men een woord wil afzetten tegen een ander woord (bijvoorbeeld woning tegenover zomerhuis). Een aantal begrippen is vastgegd in de RO - Standaarden, een uitgave van het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Van de definiëring van deze begrippen, mag niet worden afgeweken.
In het artikel ‘Artikel 2’ is aangegeven hoe moet worden gemeten. Het betreft hier technische zaken die deels landelijk zijn voorgeschreven en deels aanvullend zijn opgenomen. Daar waar het in het algemeen spraakgebruik wel duidelijk is wat wordt bedoeld met bijvoorbeeld de hoogte van een gebouw, is het in juridische zin toch van belang om aan te geven dat daarbij gemeten moet worden vanaf het 'peil' tot het hoogste punt van het gebouw. Daarbij wordt het begrip 'peil' uitgelegd onder de begripsbepalingen. Over de wijze waarop in algemene zin 'gemeten' moet worden bestaat zo dus geen verschil van mening.
Voor het bepalen van de bouwhoogte worden onderschikte bouwdelen als schoorstenen en antennes niet meegerekend. Bij het bepalen van de goothoogte worden incidentele verhoogde goten, zoals bij dakkapellen, wolfseinden en dergelijke buiten beschouwing gelaten. Omdat dit niet in de RO - Standaarden is geregeld, is in de bouwregels is opgenomen dat deze goten niet aan de goothoogte worden getoetst.
Voor de dakhelling is aangegeven dat deze alleen geldt voor het dakvlak. Incidentele doorbrekingen van het dakvlak zijn voor het bestemmingsplan van minder belang. De doorbreking van het dakvlak kan wel onderdeel uitmaken van een welstandstoetsing.
De oppervlakte moet buitenwerks worden gemeten en op het peil. Het vloeroppervlak in gebouwen is niet van belang. Voorts is aangegeven dat bovengrondse bouwonderdelen vanaf één meter boven peil moeten worden meegerekend. Hiermee wordt oneigenlijke uitbreiding van gebouwen boven de toegestane oppervlakte voorkomen. De inhoud moet boven peil worden gemeten. Ondergrondse ruimten tellen niet mee voor het bepalen van de inhoud.
De systematiek van de planregels zijn zoveel mogelijk gebaseerd op de modelregels van de gemeente Heerhugowaard. In hoofdstuk 5 Planbeschrijving is een beschrijving opgenomen van de verschillende onderwerpen die in deze partiële herziening zijn opgenomen. Omdat dit grotendeels om onderwerpen van technische-juridische aard gaat worden deze niet herhaald maar wordt verwezen naar de beschrijving die is opgenomen in hoofdstuk 5.
De formulering van deze planregels is wettelijk vastgelegd en heeft betrekking op de algemene regels die voor het hele plangebied gelden ongeacht de specifieke bestemming.
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing. Hierdoor wordt voorkomen dat met gebruikmaking van privaatrechtelijke overeenkomsten, de publiekrechtelijke regels worden ondergraven.
Dit artikel biedt o.a. de mogelijkheid om met een omgevingsvergunning af te wijken van de regels van het bestemmingsplan voor kleine maatoverschrijdingen die het gevolg zijn van standaardmaten, waardoor het bouwwerk net niet past binnen de maatvoering van het bestemmingsplan. De omgevingsvergunning kan worden verleend tot maximaal 10 procent van de in het bestemmingsplan gegeven maten. Het is niet de bedoeling dat de omgevingsvergunning wordt gebruik om standaard 10 procent groter te bouwen dan op de verbeelding staat aangegeven. Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning dient aanvrager gemotiveerd aan te geven waarom van de afwijkingsmogelijkheid gebruik moet worden gemaakt. Het kan zijn dat het toepassen van deze algemene afwijkingsmogelijkheid vanuit stedenbouwkundig oogpunt, vanwege de belangen van omwonenden of vanuit het oogpunt van goede ruimtelijke ordening, ongewenst is. Mocht dit het bij een bepaalde maximale maat het geval zijn, dan zal in de bestemmingsregels worden aangegeven dat de algemene afwijkingsbevoegdheid niet toegepast kan worden.
De omgevingsvergunning, waarbij wordt afgeweken van de regels van het bestemmingsplan, kan ook worden verleend voor utilitaire bouwwerken en voorzieningen ten dienste van het ontvangen van telefoon- radio- en televisiesignalen. Bij utilitaire bouwwerken gaat meestal om bouwwerken van nutsbedrijven, waarvan de oppervlakte te klein is om deze op de verbeelding als een afzonderlijke bestemming aan te geven of waarvan de situering op voorhand niet bekend is.
Overgangsregels zijn van toepassing op situaties (gebruik) die op het moment van het van kracht worden van dit bestemmingsplan van het nieuwe plan afwijken, dan wel op basis van een geldige omgevingsvergunning nog gebouwd mogen worden (bouwwerken). Met deze overgangsregels wordt duidelijk dat die afwijking toegestaan is, maar wel begrensd is tot de bestaande afwijking.
Tenslotte wordt in de regels vastgelegd op welk moment het bestemmingsplan is vastgesteld en onder welke titel het plan heeft.
Ingevolge artikel 3.1.6. onder f van het Besluit ruimtelijke ordening, dienen in de toelichting bij een bestemmingsplan de uitkomsten van het onderzoek naar de uitvoerbaarheid van het plan weergegeven te worden. Die uitvoerbaarheid kan onderscheiden worden in maatschappelijke en financiële uitvoerbaarheid.
Ten aanzien van de maatschappelijke uitvoerbaarheid is in de eerste plaats een breed draagvlak nodig voor de regels die in het bestemmingsplan zijn opgenomen. Deze regels komen gedeeltelijk voort uit wettelijke verplichtingen. Daarnaast is bestuurlijk draagvlak van belang. Dit wordt bevorderd door het bestemmingsplan goed af te stemmen op het gewenste ruimtelijk beleid van het rijk en de provincie, als ook op de wensen en ambities van het lokale bestuur. Zij zijn het immers die na vaststelling ook de handhaving van het plan ter hand moeten nemen. Behalve door de wet gestelde eisen en bestuurlijke overeenstemming over het plan, is het maatschappelijk draagvlak onder de bevolking en met name onder de bewoners en gebruikers van de wijken van groot belang.
Deze partiële herziening bevat een groot aantal kleinere onderwerpen. Als gevolg van het vaststellen van deze partiële herziening ontstaan geen hogere kosten. Mocht er gebruik gemaakt worden van de mogelijkheden van deze partiële herziening kan er in dat kader een overeenkomst aangegaan worden. Bij gebruik van de afwijkingsregels voor Mantelzorg is het aangaan van een overeenkomst zelfs een verplichting. Bij de toepassing kan dus maatwerk toegepast worden. Gelet hierop is er geen aanleiding om bij deze partiële herziening uit te gaan van een niet uitvoerbaar plan. Ook het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig.
Handhaving en toezicht op de uitvoering zijn geregeld in hoofdstuk 7 van de Wet ruimtelijke ordening. Burgemeester en wethouders zijn primair verantwoordelijk voor de bestuursrechtelijke handhaving. Aan de aan burgemeester en wethouders opgedragen zorgplicht tot handhaving ligt de in de rechtspraak ontwikkelde ‘beginselplicht tot handhaving’ ten grondslag. Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving, zal ingeval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag het bestuursorgaan weigeren dit te doen.
Onder de oude Wet op de Ruimtelijke Ordening is evenwel gebleken dat er onvoldoende garanties zijn voor het op adequaat niveau uitvoeren van het handhavingsbeleid van gemeenten. Er wordt vooral gecontroleerd en opgetreden op verzoek van derden. De Wro is er op gericht om deze geconstateerde tekortkomingen bij toezicht en handhaving weg te nemen. Om inzicht te bieden in het (gemeentelijk) handhavingsbeleid is in de Wro voorzien in verplichte rapportages, zoals een jaarlijks handhavingsplan en een handhavingsverslag.
Voor de sectoren Stadsbeheer en Stadsontwikkeling (waar ruimtelijke ordening onder valt) is daarom de kadernota ‘Handhaving’ opgesteld. Deze kadernota is de eerste aanzet tot een verdere, integrale professionalisering van de handhaving en vormt de basis voor de uitvoeringsnota’s Milieu, Bouwen, Brandveiligheid en Overige vergunningen.
In deze uitvoeringsnota’s is voor de desbetreffende werkvelden concreet aangegeven hoe tot een goede en adequate uitvoering van de handhavingstaken gekomen wordt, met als voornaamste doel het verbeteren van de naleving van regelgeving door burgers en bedrijven. Per taakveld zal jaarlijks een (onderling afgestemd) handhavingprogramma worden vastgesteld, waarin staat aangegeven welke doelen zijn gesteld. De handhavingprogramma’s vinden op hun beurt weer een vertaling in werkplannen.
Per 1 februari 2008 is de handhaving van de vergunningverlening gescheiden en als zelfstandig taakveld ondergebracht in de afdeling Handhaving. De burgers moeten er in beginsel aanspraak op kunnen maken dat met het bestemmingsplan strijdige situaties worden aangepakt. Een recht op handhaving bestaat niet, maar de gemeente moet deugdelijke en zwaarwegende argumenten hebben om niet tot handhaving over te gaan. Handhaving is dus niet alleen maar een zaak die uitsluitend aan het beleid van de gemeente is overgelaten. Als legalisatie niet mogelijk is, moet in beginsel worden opgetreden. Wil er zicht op legalisatie zijn, dan moeten er concrete en realistische stappen zijn gezet. Een derde die om handhaving verzoekt, heeft een sterke positie.
Bij wet van 30 juni 2004 zijn de strafbepalingen van de Wet ruimtelijke ordening overgeheveld naar de Wet op de economische delicten. Onder deze wet zijn de volgende delicten gebracht:
Deze normoverschrijdingen zullen worden aangemerkt als overtreding en als een economisch delict. Strafrechtelijk optreden is ook mogelijk bij overtredingen waarvan de gevolgen niet meer ongedaan kunnen worden gemaakt, overtredingen die zich telkens weer herhalen en kortdurende overtredingen.
Er kan maximaal een geldboete worden opgelegd van € 45.000,-. Tevens biedt de wet de mogelijkheid de overtreder de verplichting op te leggen om op eigen kosten de gevolgen van het delict goed te maken. Het openbaar ministerie is belast met de uitvoering van de Wet op de economische delicten en voert daarin een geheel eigen beleid. Een combinatie van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke handhaving behoort ook tot de mogelijkheden.
In de gemeente Heerhugowaard zijn op basis van de ruimtelijke structuur en de daarmee samenhangende overeenkomsten in functionele-, stedenbouwkundige- en/of architectonische kenmerken gebieden in 6 categorieën te onderscheiden, namelijk: 1 (historische) linten, 2 woongebieden, 3 centrumgebieden, 4 bedrijventerreinen, 5 buitengebied en 6 overige gebieden. Deze gebieden zijn weer onderverdeeld in 22 deelgebieden. Per gebied is een welstandsniveau vastgesteld. Er zijn drie welstandsniveau namelijk: het bijzondere welstandsgebied, waar extra aandacht ten behoeve van de ruimtelijke kwaliteit is gewenst, het reguliere welstandsgebied, waar de basiskwaliteit (de ondergrens) moet worden gehandhaafd en het welstandsvrije gebied.
Zoals in . Ook het opstellen van een exploitatieplan is niet nodig.
Overeenkomstig artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is vooroverleg met instanties gewenst als belangen die de instanties bewaken bij het plan betrokken zijn. Vanwege de zeer beperkte impact die deze partiële herziening heeft is er geen aanleiding om dit vooroverleg te voeren.
Om dezelfde reden is er eveneens afgezien van inspraak. Er zijn slechts zeer beperkt rechtstreekse gevolgen. Bovendien wordt het ontwerp van deze partiële herziening gedurende zes weken ter inzage gelegd. Een ieder die wil reageren kan ook gedurende deze periode reageren.