Document

 

Planregels Bestemmingsplan Heerhugowaard Kern - Noord

 

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

 

Artikel 1 Begrippen

 

1.1 aanbouw:

een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in directe verbinding staat, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

1.2 aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

 

1.3 aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

 

1.4 aan-huis-gebonden beroep:

een dienstverlenend beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;

 

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

 

1.6 bebouwingspercentage:

een in de regels of op de plankaart aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van het terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;

 

1.7 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

 

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan huis gebonden beroep dan wel een (dienstverlenend) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

 

1.9 bedrijfswoning / dienstwoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

 

1.10 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

 

1.11 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0398.BP02HHWKERNNOORD00-VO01 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

 

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

 

1.13 bijgebouw:

een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

 

 

 

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

 

1.15 bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

 

1.16 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

 

1.17 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

 

1.18 bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel;

 

1.19 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee de gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

 

1.20 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

 

1.21 dak:

iedere bovenbeëindiging van een bouwwerk;

 

1.22 detailhandel:

een bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit, zulks met uitzondering van horeca activiteiten;

 

1.23 dienstverlenend bedrijf en/of dienstverlenende instelling:

een bedrijf of instelling waarvan de werkzaamheden bestaan uit het verlenen van economische en maatschappelijke diensten aan derden, waaronder zijn begrepen kapperszaken, schoonheidsinstituten, fotostudio’s en naar de aard daarmee gelijk te stellen bedrijven en inrichtingen, evenwel met uitzondering van een garagebedrijf en een seksinrichting;

 

1.24 dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten;

 

1.25 erotisch getinte vermaakfunctie:

een vermaakfunctie, welke is gericht op het doen plaatsvinden van voorstellingen en/of vertoningen van porno-erotische aard, waaronder begrepen een seksbioscoop, een seksclub en een seksautomatenhal;

 

1.26 evenement

evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de begripsbepalingen van de "Algemene Plaatselijke Verordening" van de gemeente Heerhugowaard, zoals die luidt op de dag van de ter visie legging van dit bestemmingsplan;

 

1.27 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

 

1.28 groothandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, verkopen en/of leveren van goederen aan wederverkopers, instellingen, dan wel personen ter aanwending in een ander bedrijf;

 

1.29 hoofdgebouw:

een gebouw dat, gelet op de bestemming, als het belangrijkste bouwwerk op een bouwperceel kan worden aangemerkt;

 

1.30 horeca 1:

horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen niet of nauwelijks storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant);

 

1.31 horeca 2:

horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in geringe mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het verstrekken van lunches of snacks (bijvoorbeeld een cafetaria, lunchroom, tearoom, broodjeszaak, ijssalon, enzovoorts) en het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant);

 

1.32 horeca 3:

horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieu-overwegingen in min of meer ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het (vrijwel) uitsluitend verstrekken van dranken (bijvoorbeeld een café, bar, café-restaurant en zaalverhuur), het verstrekken van lunches of snacks (bijvoorbeeld een cafetaria, lunchroom, tearoom, broodjeszaak, ijssalon, enzovoorts) en het verstrekken van maaltijden (bijvoorbeeld een restaurant);

 

1.33 huishouden

de bewoning van een woning door een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voeren en waarbij sprake is van zelfstandige bewoning;

 

1.34 kampeermiddel:

  1. een tent, een tentwagen, een kampeerauto of een caravan;

  2. enig ander onderkomen of enig ander voertuig of gewezen voertuig of gedeelte daarvan, voor zover geen bouwwerk zijnde, één en ander voor zover deze onderkomens of voertuigen of gewezen voertuigen geheel of ten dele blijvend zijn bestemd of opgericht dan wel worden of kunnen worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

 

1.35 kantoor:

een gebouw of een gedeelte daarvan, dat dient voor de uitoefening van administratieve werkzaamheden en werkzaamheden die verband houden met het doen functioneren van (semi)overheidsinstellingen, het bankwezen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen instellingen;

 

1.36 kas:

een gebouw, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van vruchten, bloemen of planten;

 

1.37 kleinschalige bedrijfsmatige activiteit:

de in de bijlage 1 (Bedrijvenlijst ontleend aan de brochure Bedrijven en Milieuzonering VNG) genoemde bedrijvigheid, dan wel naar de aard en de invloed op de omgeving daarmee gelijk te stellen bedrijvigheid, die door zijn beperkte omvang in of bij een woonhuis met behoud van de woonfunctie kan worden uitgeoefend;

 

1.38 ligplaats:

een door de gemeente aangewezen ligplaats die door een woonschip wordt ingenomen;

 

 

 

1.39 maatschappelijk:

educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;

 

1.40 natuurvriendelijke oever

oever zonder of met een gedeeltelijke verwijderde beschoeiing en een flauw niet afgewerkte talud;

 

1.41 onderkomen:

een voor verblijf geschikt bouwwerk, waaronder begrepen al dan niet aan zijn bestemming onttrokken voer- of vaartuig, ark, caravan, woon- of stacaravan, voor zover geen bouwwerk zijnde, alsmede een tent;

 

1.42 ontmoetingsplaats:

een als zodanig ingerichte openbare locatie voor het ontmoeten van personen, al dan niet met voorzieningen, gebouwen en / of bouwwerken geen gebouw zijnde;

 

1.43 peil:

  1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: 50 cm boven de hoogte van de kruin van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: 50 cm boven de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

  3. indien in of op het water wordt gebouwd: het waterpeil;

 

1.44 productiegebonden detailhandel:

detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd, gerepareerd en/of toegepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie;

 

1.45 prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

 

1.46 recreatief medegebruik:

een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan;

 

1.47 recreatieve bewoning:

de bewoning die plaatsvindt in het kader van de weekend- en/of verblijfsrecreatie;

 

1.48 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

 

1.49 snijdende voorgevelrooilijn:

de (denkbeeldige) doorgetrokken voorgevelrooilijn van een woningrij, welke de voorgevelrooilijn van de dwars daarop geplaatste andere woningrij kruist;

 

1.50 toonzaal/showroom:

een gebouw, dat dient voor de uitstalling van goederen ten behoeve van detail- en/of groothandel;

 

1.51 uitbouw:

een gebouw dat als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;

 

 

 

1.52 verkoopvloeroppervlakte:

een voor het publiek zichtbare en toegankelijke (besloten) winkelruimte ten behoeve van de detailhandel; (let op: dit is dus de nettovloeroppervlakte)

 

1.53 voorgevelrooilijn:

alle naar de naastgelegen wegen toegekeerde bouwgrenzen van het hoofdgebouw;

 

1.54 winkel:

een gebouw, dat een ruimte omvat, welke door zijn indeling kennelijk bedoeld is te worden gebruikt voor de detailhandel;

 

1.55 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;

 

1.56 woongebouw:

een gebouw, dat meerdere naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

1.57 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden;

 

1.58 woonschip:

  1. elk vaar- of drijftuig, dat uitsluitend of in hoofdzaak wordt gebezigd als of te oordelen naar zijn constructie en/of inrichting uitsluitend of in hoofdzaak bestemd is tot als hoofdbewoning geldend dag- en/of nachtverblijf van één of meer personen;

  2. een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. in opbouw;

  3. een casco dat tot vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. kan worden opgebouwd;

  4. elk vaar- of drijftuig, waarin of waarop bedrijfsmatige of soortgelijke activiteiten worden uitgeoefend of dat daartoe is ingericht;

  5. de overblijfselen van een vaar- of drijftuig, als bedoeld onder a. tot en met c.

 

1.59 zomerhuis:

een gebouw dat naar de aard en inrichting is bedoeld voor recreatieve bewoning.

 

Artikel 2 Wijze van meten

 

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

 

2.1 lengte, breedte en diepte van gebouwen:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren;

 

2.2 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

 

2.3 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c. q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

 

2.4 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

 

2.5 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, valbeveiligingen voor dakterrasen en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

 

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

 

2.7 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens:

tussen de zijdelingse grenzen van een bouwperceel en enig punt van het op dat bouwperceel voorkomend hoofdgebouw, waar die afstand het kortst is;

 

2.8 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de (wieken)as van de windturbine.

 

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

 

Artikel 3 Bedrijf

 

3.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Bedrijf aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. gebouwen ten behoeve van:

      1. bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de milieucategorieën 1 en 2 met uitzondering van geluidzoneringsplichtige- en Bevi inrichtingen;

      2. productiegebonden detailhandel, met uitzondering van detailhandel in voeding- en genotmiddelen

met de daarbij behorende:

    1. erven en terreinen;

    2. parkeervoorzieningen;

    3. groenvoorzieningen;

    4. wegen, straten en paden;

    5. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

3.2 Bouwregels

 

3.2.1 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

      1. een gebouw mag uitsluitend binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

      2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan de op de verbeelding in het bouwvlak aangegeven goothoogte;

      3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding in het bouwvlak aangegeven bouwhoogte bedragen;

      4. goten van bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte;

      5. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak moet worden gebouwd, mag worden afgeweken voor het overschrijden van de bouwgrens ten behoeve van het maken van: galerijen, balkons en (brand)trappen en trappenhuizen tot een breedte van maximaal 2,00 meter en luifels tot een breedte van maximaal 2,50 meter.

      6. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouw- of bestemmingsvlak moet worden gebouwd mag worden afgeweken voor het overschrijden van die bouw- of bestemmingsgrens ten behoeve van het maken van: goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en dergelijke tot een breedte van maximaal 0,60 meter.

 

3.2.2 Bijgebouwen

 

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

      1. maximaal 5% van het buiten het bouwvlak gelegen bestemmingsgedeelte mag worden aangewend voor het bouwen van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;

      2. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van bouwtechnische regelgeving nodig is;

      3. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;

      4. de bouwhoogte van een vrijstaand bouwwerk mag niet meer dan 4,50 meter bedragen.

 

3.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

      1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;

      2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8,00 meter bedragen, met uitzondering van kunstobjecten waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12,00 meter.

 

3.3 Specifieke gebruiksregels

 

3.3.1 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

    1. het gebruik van gebouwen voor bewoning;

    2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijven, anders dan die welke zijn genoemd in bijlage 1 bij dit bestemmingsplan onder de milieucategorieën 1 en 2;

    3. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan bedoeld in lid 3.1 sub a onder 2;

    4. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

3.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van de milieusituatie, met een omgevingsvergunning afwijken van:

    1. het bepaalde in lid 3.1 sub a onder 1 en toestaan dat tevens bedrijven worden gevestigd die naar de aard en de invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met bedrijven die zijn genoemd in bijlage 1 onder de milieucategorieën 1 en 2.

 

Artikel 4 Centrum - 1

 

4.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Centrum - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van:

      1. detailhandel;

      2. dienstverlenende voorzieningen;

      3. maatschappelijk;

      4. horeca, categorie 1 en categorie 2;

      5. sport;

      6. 1 woning ter plaatse van de functieaanduiding wonen;

  2. evenementen

  3. 2 standplaatsen

met de daarbij behorende:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

4.2 Bouwregels

 

4.2.1 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

    1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

    2. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen;

    3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven hoogte bedragen;

    4. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven hoogte bedragen;

    5. goten van bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte;

    6. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak moet worden gebouwd, mag worden afgeweken voor het overschrijden van de bouwgrens ten behoeve van het maken van: galerijen, balkons en (brand)trappen en trappenhuizen tot een breedte van maximaal 2,00 meter en luifels tot een breedte van maximaal 2,50 meter.

    7. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouw- of bestemmingsvlak moet worden gebouwd mag worden afgeweken voor het overschrijden van die bouw- of bestemmingsgrens ten behoeve van het maken van: goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten e.d. tot een breedte van maximaal 0,60 meter.

 

4.2.2 Bijgebouwen

 

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

    1. maximaal 5% van het buiten het bouwvlak gelegen bestemmingsgedeelte mag worden aangewend voor het bouwen van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;

    2. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van bouwtechnische regelgeving nodig is;

    3. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;

    4. de bouwhoogte van een vrijstaand bouwwerk mag niet meer dan 4,50 meter bedragen.

 

4.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheiding vóór de naar de weg gekeerde gevel c. q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,30 meter mag bedragen;

    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8,00 meter bedragen, met uitzondering van kunstobjecten waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12,00 meter.

 

4.3 Specifieke gebruiksregels

 

4.3.1 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

    1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

 

Artikel 5 Centrum - 2

 

5.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Centrum - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. gebouwen ten behoeve van:

        1. detailhandel, met uitzondering van detailhandel in de levensmiddelenbranche;

        2. dienstverlenende voorzieningen;

        3. bedrijf, milieucategorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en Bevi inrichtingen;

        4. maatschappelijk;

en

        1. woningen;

    1. 2 standplaatsen

met de daarbij behorende:

    1. wegen en paden;

    2. groenvoorzieningen;

    3. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

    1. tuinen, erven en terreinen;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

5.2 Bouwregels

 

5.2.1 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

    1. een gebouw mag uitsluitend binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

    2. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen;

    3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven hoogte bedragen;

    4. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven hoogte bedragen;

    5. goten van bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte;

    6. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak moet worden gebouwd, mag worden afgeweken voor het overschrijden van de bouwgrens ten behoeve van het maken van galerijen, balkons en (brand)trappen en trappenhuizen tot een breedte van maximaal 2,00 meter en luifels tot een breedte van maximaal 2,50 meter;

    7. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouw- of bestemmingsvlak moet worden gebouwd mag worden afgeweken voor het overschrijden van die bouw- of bestemmingsgrens ten behoeve van het maken van goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en dergelijke tot een breedte van maximaal 0,60 meter.

 

5.2.2 Bijgebouwen

 

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

    1. maximaal 5 % van het buiten het bouwvlak gelegen bestemmingsgedeelte mag worden aangewend voor het bouwen van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;

    2. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van bouwtechnische regelgeving nodig is;

    3. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;

    4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 4,50 meter bedragen.

 

5.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de hoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c. q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,30 meter mag bedragen;

    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8,00 meter bedragen, met uitzondering van kunstobjecten waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12,00 meter.

 

5.3 Specifieke gebruiksregels

 

5.3.1 Wonen

 

    1. ter plaatse van de functieaanduiding ‘wonen’ is vanaf de tweede bouwlaag uitsluitend wonen toegestaan;

    2. In iedere woning is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling toegestaan onder de voorwaarden dat:

        1. niet meer dan 1/3e deel van het als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;

        2. geen omgevingsvergunning of meldingsplicht op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;

        3. detailhandel is uitsluitend toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd.

 

5.3.2 Milieu

 
In het kader van dit bestemmingsplan wordt de gemeentelijke lozingsverordening niet tot de milieuwetgeving gerekend.

 

5.3.3 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

a. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

b. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden.

 

5.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type A bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.

 

Artikel 6 Centrum - 3

 

6.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Centrum - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van:

    1. detailhandel;

    2. dienstverlenende voorzieningen;

en

    1. woningen;

met de daarbij behorende:

  1. wegen en paden;

  2. groenvoorzieningen;

  3. parkeervoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. tuinen, erven en terreinen;

  2. bouwwerken geen gebouw zijnde;

 

6.2 Bouwregels

 

6.2.1 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag per bouwperceel niet meer dan het op de verbeelding aangegeven percentage bedragen;

  3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven hoogte bedragen;

  4. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer dan de op de verbeelding aangegeven hoogte bedragen;

  5. goten van bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen e.d. worden niet getoetst aan de goothoogte;

  6. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak moet worden gebouwd, mag worden afgeweken voor het overschrijden van de bouwgrens ten behoeve van het maken van: galerijen, balkons en (brand)trappen en trappenhuizen tot een breedte van maximaal 2,00 meter en luifels tot een breedte van maximaal 2,50 meter;

  7. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouw- of bestemmingsvlak moet worden gebouwd mag worden afgeweken voor het overschrijden van die bouw- of bestemmingsgrens ten behoeve van het maken van: goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten e.d. tot een breedte van maximaal 0,60 meter.

 

6.2.2 Bijgebouwen

 

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

    1. maximaal 5 % van het buiten het bouwvlak gelegen bestemmingsgedeelte mag worden aangewend voor het bouwen van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;

    2. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van bouwtechnische regelgeving nodig is;

    3. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;

    4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 4,50 meter bedragen.

 

6.2.3 Bouwwerken geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c. q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,30 meter mag bedragen;

    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8,00 meter bedragen, met uitzondering van kunstobjecten waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12,00 meter.

 

6.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  2. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden.

 

Artikel 7 Groen

 

7.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Groen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. groenvoorzieningen;

  2. ontmoetingsplaatsen;

  3. gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen en ontmoetingsplaatsen;

  4. voet- en fietspaden;

  5. parkeervakken en parkeerstroken;

  6. sport- en speelvoorzieningen;

  7. water;

  8. kunstwerken, zoals bruggen duikers, dammen en dergelijke;

  9. kunstobjecten;

  10. opstelplaatsen voor de Brandweer;

  11. verkeersvoorzieningen;

  12. tewaterlaatplaatsen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

 

7.2 Bouwregels

 

7.2.1 Gebouwen

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. ten hoogste 3 % van de oppervlakte van de voor Groen bestemde gronden mag worden bebouwd;

  2. de oppervlakte van enig bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m²;

  3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;

  4. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4,50 meter.

 

7.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor speeltoestellen niet meer dan 6.00 meter en voor de overige niet meer dan 8,00 meter bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 12,00 meter bedragen.

 

7.2.3 Inrichtingseisen

 

Ten aanzien van de ruimtelijke indeling en gebruik van de gronden met de bestemming Groen geldt dat:

a. niet meer dan 15 % van de gronden mag worden verhard;

b. voor zover de gronden liggen in de dubbelbestemming "Leiding - Hoogspanningsverbinding" de hoogte van de opgaande beplanting niet meer dan 2,00 meter mag bedragen.

 

7.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van verblijfsrecreatie.

 

Artikel 8 Horeca - 3

 

8.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Horeca - 3 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in min of meer ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op het (vrijwel) uitsluitend verstrekken van (alcoholische) dranken (café, bar, café - restaurant + zalenverhuur met uitzondering van een discotheek).

 

8.2 Bouwregels

 

8.2.1 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

    1. een gebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;

    2. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

    3. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

8.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

    1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vóór de naar de weg gekeerde gevel c. q. het verlengde daarvan niet meer dan 1,30 meter mag bedragen;

    2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde mag niet meer dan 8,00 meter bedragen, met uitzondering van kunstobjecten waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 12,00 meter.

 

8.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

    1. horecabedrijven die gelet op de aard en de omvang zowel uit functionele als uit milieuoverwegingen in ernstige mate storend werken op de bestaande en/of toekomstige functies van de omgeving van deze bedrijven en waarbij het accent ligt op dansen (discotheek);

    2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.

 

Artikel 9 Maatschappelijk

 

9.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Maatschappelijk aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. gebouwen ten behoeve van maatschappelijke doeleinden (betrekking hebbend op de maatschappij, de samenleving), zoals:

    1. medische voorzieningen;

    2. culturele voorzieningen;

    3. religieuze voorzieningen;

    4. welzijnsvoorzieningen;

    5. educatieve voorzieningen;

    6. voorzieningen voor openbaar bestuur;

    7. onderwijsvoorzieningen;

    8. kinderopvang/peuterspeelzaal;

    9. zorgvoorzieningen

  2. met de daarbij behorende:

  3. wegen en paden;

  4. parkeervoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. sport- en speelvoorzieningen;

  7. water;

  8. kunstwerken, zoals bruggen, duikers, dammen en dergelijke

  9. erven en terreinen;

  10. kunstobjecten;

  11. bouwwerken geen gebouwen zijnde;

  12. woningen.

 

9.2 Bouwregels

 

9.2.1 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  2. het bebouwingspercentage mag niet meer bedragen dan op de verbeelding staat aangegeven;

  3. indien op de verbeelding geen bebouwingspercentage staat aangegeven, mag het bouwvlak voor 100% worden bebouwd;

  4. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  6. goten van bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen en dergelijke worden niet getoetst aan de goothoogte.

  7. binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak op de als Maatschappelijk aangeduide gronden mag ten hoogste één dienstwoning worden gebouwd, waarvan de inhoud niet meer dan 500 m³ mag bedragen en de bouw- en goothoogte niet meer dan respectievelijk 9,00 meter en 6,00 meter mogen bedragen;

  8. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak moet worden gebouwd, mag worden afgeweken voor het overschrijden van de bouwgrens ten behoeve van het maken van: galerijen, balkons en (brand)trappen en trappenhuizen tot een breedte van maximaal 2,00 meter en luifels tot een breedte van maximaal 2,50 meter.

  9. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouw- of bestemmingsvlak moet worden gebouwd mag worden afgeweken voor het overschrijden van die bouw- of bestemmingsgrens ten behoeve van het maken van goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en dergelijke tot een breedte van maximaal 0,60 meter.

 

9.2.2 Bijgebouwen

 

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. maximaal 5 % van het buiten het bouwvlak gelegen bestemmingsgedeelte mag worden aangewend voor het bouwen van aangebouwde en vrijstaande bijgebouwen;

  2. de goothoogte van een aangebouwd bijgebouw mag niet meer bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van bouwtechnische regelgeving nodig is;

  3. de goothoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer bedragen dan 3,00 meter;

  4. de bouwhoogte van een vrijstaand bijgebouw mag niet meer dan 4,50 meter bedragen.

 

9.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 2,00 meter bedragen;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouwen zijnde, mag voor speeltoestellen niet meer dan 6.00 meter en voor de overige niet meer dan 8,00 meter bedragen, met uitzondering van kunstobjecten waarvan de bouwhoogte 12,00 meter mag bedragen.

 

9.3 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 9.2.1 onder a en toestaan dat gebouwen buiten het bouwvlak worden gebouwd, mits de gezamenlijke oppervlakte van de gebouwen ten hoogste gelijk zal zijn aan de oppervlakte van het bouwvlak.

 

9.4 Specifieke gebruiksregels

 

9.4.1 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel.

  3. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden

 

Artikel 10 Tuin

 

10.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en erfverhardingen;

en

  1. natuurvriendelijke oevers als de bestemming Tuin grenst aan de bestemming Water.

 

10.2 Bouwregels

 

10.2.1 Uitbouw en entree

 

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een uitbouw met een diepte van 1,50 meter en een lengte van maximaal 2/3e deel van de gevellengte van de voorgevel van het hoofdgebouw of een entree met een breedte van 1/3e deel van de voorgevellengte van het hoofdgebouw en/of een uitbouw aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw of entree aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter;

  2. de bouwhoogte van de uitbouw of entree mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is;

  3. Voor de uitbouw aan de zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tot de uitbouw tenminste 1,50 meter moet bedragen.

 

10.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen.

 

10.3 Specifieke gebruiksregels

 

10.3.1 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik als parkeerplaats, met uitzondering van de erfverharding die onderdeel uitmaakt van een garageoprit, waarop wel mag worden geparkeerd.

 

Artikel 11 Tuin - 1

 

11.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Tuin - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en erfverhardingen;

  2. het parkeren van maximaal 1 personenauto per woning;

en

  1. natuurvriendelijke oevers als de bestemming Tuin - 1 grenst aan de bestemming Water.

 

11.2 Bouwregels

 

11.2.1 Uitbouw en entree

 

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een uitbouw met een diepte van 1,50 meter en een lengte van maximaal 2/3e deel van de gevellengte van de voorgevel van het hoofdgebouw of een entree met een breedte van 1/3e deel van de voorgevellengte van het hoofdgebouw en/of een uitbouw aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter;

  2. de bouwhoogte van de uitbouw of entree mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is;

  3. Voor de uitbouw aan de zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 1,50 meter moet bedragen.

  4. Ter plaatse van de functieaanduiding "specifieke bouwaanduiding - 1" is over de lengte van de voorgevel een luifel ter breedte van 3,50 meter toegestaan.

 

11.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen.

 

11.3 Specifieke gebruiksregels

 

11.3.1 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik als parkeerplaats, met uitzondering van de erfverharding die onderdeel uitmaakt van een garageoprit, waarop wel mag worden geparkeerd, voor meer dan één auto per woning.

 

Artikel 12 Tuin - 2

 

12.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Tuin - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. tuinen en erfverhardingen;

  2. het parkeren van maximaal 2 personenauto's per woning;

en

  1. natuurvriendelijke oevers als de bestemming Tuin - 2 grenst aan de bestemming Water.

 

12.2 Bouwregels

 

12.2.1 Uitbouw en entree

 

  1. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd, met uitzondering van een uitbouw met een diepte van 1,50 meter en een lengte van maximaal 2/3e deel van de gevellengte van de voorgevel van het hoofdgebouw of een entree met een breedte van 1/3e deel van de voorgevellengte van het hoofdgebouw en/of een uitbouw aan de zijgevel van de woning met een lengte van maximaal 4,50 meter, gerekend vanuit de voorgevellijn van de uitbouw aan de voorgevel en een diepte van 1,50 meter.

  2. de bouwhoogte van de uitbouw of entree mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het bouwwerk waarop wordt aangesloten en zoveel hoger dan constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is;

  3. Voor de uitbouw aan de zijgevel geldt dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens tenminste 1,50 meter moet bedragen.

 

12.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen.

 

12.3 Specifieke gebruiksregels

 

12.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik als parkeerplaats, met uitzondering van de erfverharding die onderdeel uitmaakt van een garageoprit, waarop wel mag worden geparkeerd, voor meer dan twee auto's per woning.

 

Artikel 13 Verkeer

 

13.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Verkeer aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. wegen en straten;

  2. voet- en rijwielpaden;

  3. water;

  4. groenvoorzieningen;

  5. parkeervoorzieningen;

  6. verkeersvoorzieningen;

  7. gebouwen ten behoeve van openbare- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken zoals bruggen, duikers, dammen, viaducten en dergelijke;

  2. kunstobjecten.

 

13.2 Bouwregels

 

13.2.1 Gebouwen

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. ten hoogste 3 % van de oppervlakte van de gronden met de bestemming Verkeer mag worden bebouwd;

  2. de oppervlakte van enig bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m²;

  3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;

  4. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4,50 meter.

 

13.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 8,00 meter bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 12,00 meter bedragen.

 

Artikel 14 Verkeer - 1

 

14.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Verkeer - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woonstraten;

  2. paden;

  3. parkeervoorzieningen;

  4. verkeersvoorzieningen;

  5. groenvoorzieningen;

  6. water:

  7. ontmoetingsplaatsen;

  8. sport- en speelvoorzieningen;

  9. gebouwen ten behoeve van openbare- en nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde waaronder kunstwerken, zoals bruggen, duikers, dammen, viaducten en dergelijke;

  2. kunstobjecten.

 

14.2 Bouwregels

 

14.2.1 Gebouwen

 

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  1. ten hoogste 3 % van de gronden met de bestemming Verkeer - 1 mag worden bebouwd;

  2. de oppervlakte van enig bouwwerk mag niet meer bedragen dan 25 m²;

  3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;

  4. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 4,50 meter.

 

14.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor speeltoestellen niet meer dan 6.00 meter en voor de overige niet meer dan 8,00 meter bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten mag niet meer dan 12,00 meter bedragen.

 

Artikel 15 Verkeer - 2

 

15.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Verkeer - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. railverkeer;

met de daarbij behorende:

  1. gebouwen;

  2. bouwwerken geen gebouw zijnde waaronder kunstwerken, zoals bruggen, duikers, dammen, viaducten en dergelijke;

  3. verhardingen;

  4. groenvoorzieningen;

  5. water;

  6. volkstuinen.

 

15.2 Bouwregels

 

15.2.1 Gebouwen ten behoeve van het railverkeer

 

Voor het bouwen van gebouwen die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het railverkeer gelden de volgende regels:

  1. ten hoogste 15 % van de oppervlakte van de gronden met de bestemming Verkeer - 2 mag ten behoeve van het railverkeer worden bebouwd;

  2. de oppervlakte van enig gebouw mag niet meer bedragen dan 150 m²;

  3. de goothoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;

  4. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan 5,50 meter.

 

15.2.2 Gebouwen ten behoeve van volkstuinen

 

Ter plaatse van de functieaanduiding 'volkstuin', gelden voor het bouwen van gebouwen de volgende regels:

  1. volkstuinen met een oppervlakte van minder dan 100 m² mogen niet worden bebouwd;

  2. volkstuinen met een oppervlakte van 100 m² of meer mogen worden bebouwd met een kas, waarvan het oppervlak 20 m² mag bedragen en een ander gebouw, waarvan het oppervlak maximaal 20 m² mag bedragen;

  3. het niet of niet geheel benutte oppervlak voor een ‘ander gebouw’ mag worden aangewend voor uitbreiding van de kas;

  4. de goothoogte van enig gebouw mag niet meer bedragen dan 2,50 meter;

  5. de bouwhoogte van enig gebouw mag niet meer bedragen dan 3,50 meter;

  6. gebouwen en kassen dienen minimaal 25 meter uit het hart van de spoorbaan te worden gebouwd.

 

15.2.3 Bouwwerken geen gebouw zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken geen gebouw zijnde gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken geen gebouw zijnde, die noodzakelijk zijn voor de exploitatie van het railverkeer, mag niet meer bedragen dan 12,00 meter;

  2. de bouwhoogte van overige bouwwerken geen gebouw zijnde mag niet meer bedragen dan 2,50 meter.

 

15.3 Specifieke gebruiksregels

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden ten behoeve van:

  1. verblijfsrecreatie;

  2. een seksinrichting;

  3. een ligplaats voor woonschepen als bedoeld in artikel 1 onder 58 van de begrippen.

 

Artikel 16 Water

 

16.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Water aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. water;

  2. groenvoorzieningen;

met de daarbij behorende:

  1. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder kunstwerken, zoals bruggen, duikers, dammen en dergelijke;

  2. kunstobjecten;

  3. tewaterlaatplaatsen.

 

16.2 Bouwregels

 

16.2.1 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  1. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3,50 meter, gerekend vanaf peil, bedragen;

  2. de bouwhoogte van kunstobjecten mag, gerekend vanaf peil, niet meer dan 12.00 meter bedragen.

 

16.3 Specifieke gebruiksregels

 

16.3.1 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend een ligplaats voor woonschepen als bedoeld in artikel 1 onder 58 van de begrippen.

 

Artikel 17 Wonen

 

17.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:

    1. aaneen gebouwde woningen en twee-onder-één-kap woningen;

    2. bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

    1. erven;

    2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

    3. ter plaatse van de functieaanduiding "terras": dakterras

en

    1. natuurvriendelijke oevers als de bestemming Wonen grenst aan de bestemming Water;

 

17.2 Bouwregels

 

17.2.1 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

    1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;

    2. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

    3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

    4. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

    5. goten van bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen en dergelijke worden niet getoetst aan de goothoogte;

    6. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouw- of bestemmingsvlak moet worden gebouwd mag worden afgeweken voor het overschrijden van die bouw- of bestemmingsgrens ten behoeve van het maken van goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en dergelijke tot een breedte van maximaal 0,60 meter.

 

17.2.2 Bijgebouwen

 

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

    1. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

    2. voor het bouwen van bijgebouwen buiten het bouwvlak geldt dat:

      1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1/3e deel van de bij het hoofdgebouw behorende gronden buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijk oppervlak van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 40 m²;

      2. voor zover de gronden buiten het bouwvlak een oppervlakte hebben van meer dan 120 m²; 10% van het oppervlak meer dan 120 m² mag worden bebouwd tot een bebouwd oppervlak van ten hoogste 20 m² boven de in onder b 1 van dit lid genoemde maximum oppervlakte;

    3. bijgebouwen mogen zowel vrijstaand als aangebouwd, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw worden gebouwd;

    4. ten aanzien van aangebouwde, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen geldt, dat:

    1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,50 meter;

    2. de goothoogte niet hoger mag zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is;

    1. ten aanzien van vrijstaande bijgebouwen geldt, dat:

1 de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,50 meter;

2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3,00 meter.

 

17.2.3 Dakopbouwen

 

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

    1. wanneer wegens strijd met het Bouwbesluit en / of de Welstandsnota, zoals die luiden op het tijdstip van tervisielegging van dit bestemmingsplan, een dakkapel niet gerealiseerd kan worden, mag, ten behoeve van de bouw van een dakopbouw aan de achterzijde van de woning de op verbeelding aangegeven bouwhoogte met 2,00 meter worden verhoogd, mits de ruimte tussen de onderzijde van de dakopbouw en de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, minimaal het equivalent van drie rijen dakpannen bedraagt;

    2. bij tot één blok behorende rijenwoningen, waar op het tijdstip van de ter visie legging van dit bestemmingsplan reeds dakopbouwen aan de voor- en achterzijde of de achterzijde van de woning aanwezig zijn, mag, om de reeds aanwezige situatie te kunnen herhalen, de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte ten behoeve van de bouw van een dakopbouw met 2,00 meter worden verhoogd, mits de ruimte tussen de onderzijde van de dakopbouw en de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, minimaal het equivalent van drie rijen dakpannen bedraagt.

 

17.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde voorgevelrooilijn en het denkbeeldig verlengde daarvan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en efafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde voorgevelrooilijn en het denkbeeldig verlengde daarvan, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen.

 

17.3 Specifieke gebruiksregels

 

17.3.1 Gebruik van de woning

 

In iedere woning en/of bijgebouw is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling toegestaan onder de voorwaarden dat:

  1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;

  2. geen omgevingsvergunning of meldingsplicht op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;

  3. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt verwezenlijkt;

17.3.2 Detailhandel

 

Detailhandel is uitsluitend toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd.

 

17.3.3 Milieu

 

In het kader van dit bestemmingsplan wordt de gemeentelijke lozingsverordening niet tot de milieuwetgeving gerekend.

 

17.3.4 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  3. het gebruik van een woning voor meer dan één huishouden.

 

17.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

17.4.1 Afwijken van de meldingsplicht milieu

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type A bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.

 

17.4.2 Afwijken strijdig gebruik

 

Burgemeester en wethouders kunnen, na advies van de afdeling W.O.C., met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod om de woning te gebruiken voor meer dan één huishouden als bedoeld lid 17.3.4. onder c, voor een gebruik van de woning voor, afhankelijk van de grootte van de woning, maximaal vijf éénpersoonshuishoudens per woning of onzelfstandige bewoning door maximaal vijf personen ten behoeve van maatschappelijke opvang.

 

17.4.2.1 Afwegingscriteria

 

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning betrekken Burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende aspecten:

a. de aanvraag moet worden gedaan door een maatschappelijke organisatie die voldoet aan de Kwaliteitswet zorginstellingen;

b. het moet gaan om een vorm van wonen;

c. de mate waarin reeds omgevingsvergunningen voor maatschappelijke opvang in de directe omgeving van de onderhavige woning zijn verleend;

d. de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid;

 

Artikel 18 Wonen - 1

 

18.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Wonen - 1 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. vrijstaande woningen;

  2. bijgebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. erven;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

  3. ter plaatse van de functieaanduiding "terras": dakterras;

en

  1. natuurvriendelijke oevers als de bestemming Wonen grenst aan de bestemming Water.

 

 

18.2 Bouwregels

 

18.2.1 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woningen worden gebouwd;

  2. een hoofdgebouw mag uitsluitend binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. goten van bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen en dergelijke worden niet getoetst aan de goothoogte;

  6. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouw- of bestemmingsvlak moet worden gebouwd mag worden afgeweken voor het overschrijden van die bouw- of bestemmingsgrens ten behoeve van het maken van goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en dergelijke tot een breedte van maximaal 0,60 meter.

 

18.2.2 Bijgebouwen

 

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. voor het bouwen van bijgebouwen buiten het bouwvlak geldt dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij een hoofdgebouw niet meer mag bedragen dan 1/3e deel van de bij het hoofdgebouw behorende gronden buiten het bouwvlak, mits het gezamenlijk oppervlak van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 40 m²;

  2. voor zover de gronden buiten het bouwvlak een oppervlakte hebben van meer dan 120 m², 10% van het oppervlak meer dan 120 m² mag worden bebouwd tot een bebouwd oppervlak van ten hoogste 20 m² boven de in onder b 1 van dit lid genoemde maximum oppervlakte;

  1. bijgebouwen mogen zowel vrijstaand als aangebouwd, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw worden gebouwd;

  2. ten aanzien van aangebouwde, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen geldt, dat:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5,50 meter;

  2. de goothoogte niet hoger mag zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is;

  1. ten aanzien van vrijstaande bijgebouwen geldt, dat:

  1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,50 meter;

  2. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter.

 

18.2.3 Dakopbouwen

 

Voor het bouwen van dakopbouwen op hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. wanneer wegens strijd met het Bouwbesluit en / of de Welstandsnota, zoals die luiden op het tijdstip van tervisielegging van dit bestemmingsplan, een dakkapel niet gerealiseerd kan worden, mag, ten behoeve van de bouw van een dakopbouw aan de achterzijde van de woning, de op de verbeelding aangegeven bouwhoogte met 2,00 meter worden verhoogd, mits de ruimte tussen de onderzijde van de dakopbouw en de bovenkant van de goot, dan wel de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel, minimaal het equivalent van drie rijen dakpannen bedraagt.

 

18.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

  1. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen.

 

18.3 Specifieke gebruiksregels

 

18.3.1 Gebruik van de woning

 

In iedere woning en/of bijgebouw is de uitoefening van een aan huis gebonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf of dienstverlenende instelling toegestaan onder de voorwaarden dat:

  1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;

  2. geen omgevingsvergunning of meldingsplicht op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;

  3. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt verwezenlijkt.

 

18.3.2 Detailhandel

 

Detailhandel is uitsluitend toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd.

 

18.3.3 Milieu

 

In het kader van dit bestemmingsplan wordt de gemeentelijke lozingsverordening niet tot de milieuwetgeving gerekend.

 

18.3.4 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  3. het gebruik van de woning voor meer dan één huishouden.

 

18.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

 

18.4.1 Afwijken van de meldingsplicht milieu

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type A bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.

 

18.4.2 Afwijken van het gebruik van de woning

 

Burgemeester en wethouders kunnen voor woningen langs de Middenweg en de Van Veenweg met een omgevingsvergunning afwijken van het onder a van dit lid genoemde maximum verlenen tot een maximum van 100 m², mits niet meer dan 1/3e van het bruto vloeroppervlak van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen voor de uitoefening van een beroep of bedrijf wordt gebruikt, het woonmilieu en de belangen van derden daardoor niet onevenredig worden geschaad en er voldoende parkeergelegenheid op eigen erf aanwezig is.

 

18.4.3 Afwijken strijdig gebruik woning

 

Burgemeester en wethouders kunnen, na advies van de afdeling W.O.C. met een omgevingsvergunning afwijken van het verbod om de woning te gebruiken voor meer dan één huishouden als bedoeld lid 18.3.4. onder c, voor een gebruik van de woning voor, afhankelijk van de grootte van de woning, maximaal vijf éénpersoonshuishoudens per woning of onzelfstandige bewoning door maximaal vijf personen ten behoeve van maatschappelijke opvang.

 

18.4.3.1 Afwegingscriteria

 

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning betrekken Burgemeester en wethouders in ieder geval de volgende aspecten:

a. de aanvraag moet worden gedaan door een maatschappelijke organisatie die voldoet aan de Kwaliteitswet zorginstellingen;

b. het moet gaan om een vorm van wonen;

c. de mate waarin reeds omgevingsvergunningen voor maatschappelijke opvang in de directe omgeving van de onderhavige woning zijn verleend;

d. de aanwezigheid van voldoende parkeergelegenheid;

 

Artikel 19 Wonen - 2

 

19.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Wonen - 2 aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  1. woongebouwen;

met de daarbij behorende:

  1. erven;

  2. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

en

  1. natuurvriendelijke oevers als de bestemming Wonen grenst aan de bestemming Water.

 

19.2 Bouwregels

 

19.2.1 Hoofdgebouwen

 

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  1. als hoofdgebouw mag een woongebouw gebouwd worden;

  2. het woongebouw mag uitsluitend binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak worden gebouwd;

  3. de bouwhoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  4. de goothoogte van een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;

  5. goten van bouwdelen zoals dakkapellen, dakopbouwen en dergelijke worden niet getoetst aan de goothoogte;

  6. van de eis dat een bouwwerk binnen een op de verbeelding aangegeven bouw- of bestemmingsvlak moet worden gebouwd mag worden afgeweken voor het overschrijden van die bouw- of bestemmingsgrens ten behoeve van het maken van goot- en dakoverstekken, plinten, pilasters, kozijnen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en dergelijke tot een breedte van maximaal 0,60 meter.

 

19.2.2 Bijgebouwen

 

Voor het bouwen van bijgebouwen gelden de volgende regels:

  1. bijgebouwen mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;

  2. voor het bouwen van bijgebouwen buiten het bouwvlak geldt, dat:

  1. de gezamenlijke oppervlakte van de aan- en uitbouwen en de bijgebouwen bij een hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 1/3e deel van het bij het hoofdgebouw behorende bouwperceel, mits het gezamenlijk oppervlak van de bouwwerken niet meer bedraagt dan 40 m²;

  2. voor zover de onder het vorige lid bedoelde grond een oppervlakte heeft van meer dan 120 m²; 10% van het oppervlak meer dan 120 m² mag worden bebouwd tot een bebouwd oppervlak van ten hoogste 20 m² boven de in onder b 1 van dit lid genoemde maximum oppervlakte;

  1. bijgebouwen mogen zowel vrijstaand als aangebouwd, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw worden gebouwd;

  2. ten aanzien van aangebouwde, dan wel als uitbreiding van het hoofdgebouw gebouwde bijgebouwen geldt, dat:

  1. de bouwhoogte mag niet meer dan 3,50 meter bedragen;

  2. de goothoogte mag niet hoger zijn dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw waarop wordt aangesloten en zoveel hoger als constructie- en isolatietechnisch op grond van geldende bouwtechnische regelgeving nodig is;

  3. ten aanzien van vrijstaande bijgebouwen geldt, dat:

  4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 3,50 meter;

  5. de goothoogte niet meer mag bedragen dan 2,50 meter.

 

19.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

 

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2,50 meter, met uitzondering van erfafscheidingen achter de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 2,00 meter mag bedragen en erfafscheidingen vóór de naar de weg toegekeerde gevellijn, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 1,30 meter mag bedragen.

 

19.3 Specifieke gebruiksregels

 

19.3.1 Aan huis gebonden beroep en/of dienstverlenend bedrijf

 

In iedere woning en/of bijgebouw is de uitoefening van een beroep of bedrijf toegestaan onder de voorwaarden dat:

  1. niet meer dan 1/3e deel van de als verblijfsgebied aan te merken vloeroppervlakte van de woning met de daarbij behorende bijgebouwen, met een maximum van 45 m², voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt;

  2. geen omgevingsvergunning of meldingsplicht op grond van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer of andere milieuwetgeving vereist is;

  3. bij het gebruik van een garage, parkeergelegenheid op het eigen erf mogelijk is en wordt verwezenlijkt.

 

19.3.2 Detailhandel

 

Detailhandel is uitsluitend toegestaan in producten en diensten die op het betreffende perceel zijn vervaardigd.

 

19.3.3 Milieu

 

In het kader van dit bestemmingsplan wordt de gemeentelijke lozingsverordening niet tot de milieuwetgeving gerekend.

 

19.3.4 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  3. het gebruik van de woning voor meer dan één huishouden.

 

19.4 Afwijken van de gebruiksregels

 

19.4.1 Afwijken van de meldingsplicht milieu

 

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de voorwaarde dat de uitoefening van een beroep en/of bedrijf niet meldingsplichtig mag zijn in het kader van het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer voor: type A bedrijven als bedoeld in artikel 1.2 van voornoemd besluit, indien blijkt dat deze activiteit niet of nauwelijks van invloed is op het woonmilieu.

 

 

 

Artikel 20 Wonen - 4

 

20.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor Wonen - 4 aangewezen gronden zijn bestemd voor de stalling van één of meer motorvoertuigen en/of berging voor een huishouden.

 

20.2 Bouwregels

 

20.2.1 Bouwwerken

 

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende regels:

  1. een gebouw mag uitsluitend binnen een op de verbeelding aangegeven bouwvlak gebouwd worden;

  2. de bouwhoogte van een gebouw mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven.

 

20.3 Specifieke gebruiksregels

 

20.3.1 Strijdig gebruik

 

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  1. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;

  2. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bedrijfsmatige activiteiten en detailhandel;

  3. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van bewoning.

 

Artikel 21 Leiding - Hoogspanningsverbinding

 

 

21.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor "Leiding - Hoogspanningsverbinding" aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor zone ten behoeve van een hoogspanningsverbinding, waarbij de straling op de zonegrens niet meer mag bedragen dan 0,4 micro tesla.

 

21.2 Bouwregels

 

 

21.2.1 Bouwverbod

 

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 21.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd.

 

21.2.2 Doorbreken bouwverbod

 

Bouwwerken en bouwwerken geen gebouw zijnde ten behoeve van de andere voor deze gronden geldende bestemmingen zijn slechts toegestaan indien daarvoor omgevingsvergunning door burgemeester en wethouders is verleend. Een omgevingsvergunning wordt alleen verleend indien de belangen van de hoogspanningsverbinding hierdoor niet onevenredig worden geschaad.

 

21.2.3 Advies

 

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder(s) van de verbinding omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de verbinding niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

21.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden

 

 

21.3.1 Werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, waarvoor een omgevingsvergunning nodig is

 

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 21.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:

 

    1. het vergraven, afgraven, ophogen en egaliseren van gronden.

 

21.3.2 Geen omgevingsvergunning vereist

 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 21.3.1 is niet vereist voor:

    1. werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;

b. werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

 

21.3.3 advies

 

Alvorens omtrent het verlenen van een omgevingsvergunning te beslissen, winnen burgemeester en wethouders advies in bij de beheerder(s) van de leiding omtrent de vraag of door de voorgenomen bouwactiviteiten de belangen van de leiding niet onevenredig worden geschaad en de eventueel te stellen voorwaarden.

 

Artikel 22 Waarde - Archeologie 2

 

22.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde – Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).

 

22.2 Bouwregels

 

 

22.2.1 Bouwverbod

 

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 22.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

    1. ver-/herbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), als het bestaande bruto vloeroppervlak en of de inhoud van het gebouw, gelegen onder peil en tot 1,00 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;

    2. bouwplannen, waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter;

c. bouwplannen kleiner dan 50 en waarvoor dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter.

 

22.2.2 Geen bouwverbod bij het niet verstoren van archeologische waarden

 

Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 22.2.1 omgevingsvergunning, voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

 

22.2.3 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

 

Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor een omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 22.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of

c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

22.2.4 Rapport

 

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

22.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden

 

22.3.1 Werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is

 

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 22.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden uit te voeren, voor:

    1. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, voor een oppervlakte groter dan 50 m² en dieper dan 0,40 meter

    2. bemalen.

 

22.3.2 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

 

Voor zover de in lid 22.3.1 genoemde werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de omgevingsvergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

c. de verplichting de werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

22.3.3 Rapport

 

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

22.3.4 Geen omgevingsvergunning vereist

 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 22.3.1 is niet vereist voor:

    1. werken geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;

b. werken geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

Artikel 23 Waarde - Archeologie 3

 

23.1 Bestemmingsomschrijving

 

De voor 'Waarde – Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemming(en).

 

23.2 Bouwregels

 

 

23.2.1 Bouwverbod

 

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van de andere daar voorkomende bestemmingen, mogen op de in lid 23.1 bedoelde gronden geen gebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:

    1. ver-/herbouw van bestaande gebouwen ten behoeve van het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), als het bestaande bruto vloeroppervlak en of de inhoud van het gebouw, gelegen onder peil en tot 1,00 meter boven peil, niet worden vergroot of veranderd;

    2. bouwplannen, waarvoor niet dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter;

    3. bouwplannen kleiner dan 500 en waarvoor dieper wordt ontgraven dan 0,40 meter.

 

23.2.2 Geen bouwverbod bij het niet verstoren van archeologische waarden

 

Burgemeester en wethouders verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 23.2.1, omgevingsvergunning voor het bouwen van gebouwen of bouwwerken geen gebouw zijnde in overeenstemming met het bepaalde in regels van de andere daar voorkomende bestemming(en), indien is gebleken dat het oprichten van het gebouw of bouwwerk geen gebouw zijnde niet zal leiden tot een verstoring van de archeologische waarden.

 

23.2.3 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

 

Voor zover het oprichten van het bouwwerk of een bouwwerk geen gebouw zijnde, waarvoor omgevingsvergunning wordt gevraagd, kan leiden tot een verstoring van de archeologisch waarden, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in lid 23.2.1, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of

c. de verplichting de oprichting van het bouwwerk te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

23.2.4 rapport

 

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

23.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

 

23.3.1 Werken, geen bouwwerk zijnde of werkzaamheden waarvoor een omgevingsvergunning nodig is

 

Het is verboden om zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders op de in lid 23.1 bedoelde gronden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde of werkzaamheden uit te voeren, voor:

    1. het vergraven, afgraven en egaliseren van gronden, voor een oppervlakte groter dan 500 m² en dieper dan 0,40 meter;

    2. bemalen.

 

23.3.2 Afwijken bij het verstoren van archeologische waarden

 

Voor zover de in lid 23.3.1 genoemde werken geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden dan wel de directe of indirecte gevolgen van deze werken, geen bouwwerken zijnde en/of werkzaamheden kunnen leiden tot een verstoring van archeologisch materiaal, kan de vergunning worden verleend, indien aan de vergunning de volgende regels worden verbonden:

    1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden;

    2. de verplichting tot het doen van opgravingen, of;

    3. de verplichting de werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg, die voldoet aan door burgemeester en wethouders bij de vergunning te stellen kwalificaties.

 

23.3.3 Rapport

 

De omgevingsvergunning wordt niet verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd, waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.

 

23.3.4 Geen omgevingsvergunning vereist

 

Een omgevingsvergunning als bedoeld in lid 23 3.1 is niet vereist voor:

    1. werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden, die behoren tot het normale onderhoud en beheer;

b. werken, geen bouwwerk zijnde en/of werkzaamheden, die op het tijdstip van het van kracht worden van het plan in uitvoering waren of konden worden uitgevoerd krachtens een vóór dat tijdstip geldende dan wel aangevraagde vergunning.

 

 

 

Hoofdstuk 3 Algemene regels

 

 

Artikel 24 Anti-dubbeltelregel

 

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

 

Artikel 25 Algemene afwijkingsregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, met een omgevingsvergunning afwijken van:

  1. de bij recht op de plankaart en/of in de regels gegeven maten, afmetingen, percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages;

  2. de bestemmingsregels en toestaan dat het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of de intensiteit daartoe aanleiding geven;

  3. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;

  4. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 10,00 meter;

  5. de bestemmingsregels ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstwerken, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten, wordt vergroot tot niet meer dan 40,00 meter;

  6. het bepaalde ten aanzien van de maximale (bouw)hoogte van gebouwen en toestaan dat de (bouw)hoogte van de gebouwen ten behoeve van plaatselijke verhogingen, zoals schoorstenen, luchtkokers, liftkokers en lichtkappen, wordt vergroot, mits:

    1. de oppervlakte van de plaatselijke verhoging niet meer dan 10 m² bedraagt;

2. de hoogte van de plaatselijke verhoging niet meer bedraagt dan 1,25 maal de maximale (bouw)hoogte van het betreffende gebouw.

 

Artikel 26 Algemene wijzigingsregels

 

Burgemeester en wethouders zijn, met in achtneming van het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, bevoegd om de bestemmingen Groen en Verkeer I te wijzigen in een bestemming Tuin, Tuin 1 Tuin 2, Wonen, Wonen 1, Wonen 2 of in een combinatie van die bestemmingen, waarbij de volgende regels in acht worden genomen:

a. de wijzigingsbevoegdheid is alleen van toepassing op gronden met de bestemming "Groen" of "Verkeer" die in kader van onderhoud en beheer zijn of worden afgestoten;

b. de gronden waarvan de bestemming wordt gewijzigd, moeten aansluiten op gronden die reeds die bestemming hebben;

c. indien aan de voorzijde van de woning geen tuinbestemming aanwezig is, wordt de bestemming van de gronden gewijzigd in een voor die woning passende tuinbestemming;

d. de wijzigingsbevoegdheid heeft geen betrekking op het vestigen of uitbreiding van bouwvlakken.

 

Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels

 

Artikel 27 Overgangsrecht bouwwerken

 

27.1 Bouwregels

 

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een bouw- of omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;

  2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.

 

27.2 Afwijken van de bouwregels

 

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig met een omgevingsvergunning afwijken van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.

 

27.3 Illegale bouwwerken

 

Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar gebouwd zijn zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 28 Overgangsrecht gebruik

 

28.1 Voortzetten van strijdig gebruik

 

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

 

28.2 Veranderen van strijdig gebruik

 

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

 

28.3 Hervatten van strijdig gebruik

 

Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

 

28.4 Illegaal gebruik

 

Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

 

Artikel 29 Slotregel

 

Deze regels kunnen worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan “Heerhugowaard - Kern - Noord” van de gemeente Heerhugowaard.