direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen - 2
Plan: Woongebied II
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.BPwoongebiedII2010-VA01

Artikel 19 Wonen - 2

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonwagens, daaronder begrepen aan huis gebonden beroepen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, wegen, paden en water.
19.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

19.2.1 Gebouwen
  • a. het aantal standplaatsen per bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan het met de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' aangegeven aantal;
  • b. het oppervlak van een woonwagen zonder bijgebouwen mag niet meer dan 50% van het oppervlak van de standplaats bedragen;
  • c. het oppervlak van een woonwagen, inclusief bijgebouwen, aanbouwen, uitbouwen en overkappingen, bedraagt ten hoogste 60% van het oppervlak van de standplaats, waarvan ten hoogste 50% voor de woonwagen en ten hoogste 10% voor de bijgebouwen;
  • d. de goot- en bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • e. een woonwagen bestaat uit ten hoogste één bouwlaag;
  • f. de afstand van de woonwagen tot de perceelsgrens mag niet minder dan 1 m bedragen;
  • g. de afstand van aanbouwen, uitbouwen en bijgebouwen tot perceelsgrenzen bedraagt 0 m of niet minder dan 1 m;
  • h. de goothoogte van aan- en uitbouwen mag niet meer dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m bedragen;
  • i. de goot- en bouwhoogte van bijgebouwen mag niet meer dan 3 m respectievelijk 4,5 m bedragen;
  • j. de bouwhoogte van een nutsvoorziening mag niet meer dan 3 m bedragen;
  • k. de oppervlakte van een nutsvoorziening mag niet meer dan 15 m2 bedragen.
19.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. voor zover gelegen voor de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn mag de hoogte van erf- en terreinafscheidingen niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de hoogte van vlaggenmasten mag niet meer dan 6 m bedragen, met dien verstande dat per bouwperceel niet meer dan 1 vlaggenmast is toegestaan en dat aan de vlaggenmast geen reclame-uitingen zijn toegestaan;
  • d. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
19.3 Specifieke gebruiksregels
19.3.1 Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep in samenhang met het wonen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
  • b. het mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
  • c. het dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
  • d. het mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
  • e. het dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m2,
    • 2. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
  • f. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
  • h. er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
  • i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
19.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van bijgebouwen voor wonen.

19.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan:

  • a. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3.2 en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven;
  • b. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
    • 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 19.3.1 onder a t/m i;
    • 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in bijlage 2 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst;
    • 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
    • 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
  • c. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.3.1 onder e tot een oppervlak van ten hoogste 55 m2, mits:
    • 1. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 19.3.1, met uitzondering van lid 19.3.1 onder e1;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.