22.3 Specifieke gebruiksregels
22.3.1. De uitoefening van een aan-huis-gebonden beroep in samenhang met het wonen:
-
a. mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
-
b. mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
-
c. dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
-
d. mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
-
e. dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
-
1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m²;
-
2. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
-
f. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximum oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
-
g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
-
h. er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
-
i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.
22.3.2. Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van bijgebouwen voor wonen.