direct naar inhoud van Regels
Plan: Jan van Kuikweg 146
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0396.BPjvkuikweg2014-VA02

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

plan:

het bestemmingsplan Jan van Kuikweg 146 te Heemskerk van de gemeente Heemskerk;

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.0396.BPjvkuikweg2014-VA02 met de bijbehorende regels (en eventuele bijlagen);

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

aan huis gebonden beroep:

een beroep, dat in of bij een woonhuis wordt uitgeoefend, waarbij het woonhuis in overwegende mate de woonfunctie behoudt en die een ruimtelijke uitwerking of uitstraling hebben die met de woonfunctie in overeenstemming zijn. Hieronder worden begrepen: advocaat, accountants-administratieconsulent, alternatieve genezer, belastingconsulent, bouwkundige, architect, fysiotherapeut, gerechtsdeurwaarder, huidtherapeut, interieurarchitect, juridisch adviseur, kunstenaar, leraar, logopedist, notaris, organisatieadviseur, orthopedagoog, psycholoog, raadgevend adviseur, redacteur, registeraccountant, stedenbouwkundige, tolkvertaler, tuin- en landschapsarchitect, verloskundige, webshop en daarmee vergelijkbare beroepen. De bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in bijlage Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst bij deze planregels vallen niet onder aan huis gebonden beroep;

bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde;

bedrijfsmatige activiteiten aan huis:

een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis die niet valt onder aan huis gebonden beroep, maar wel onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten als opgenomen in Bijlage 1 Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst van deze planregels;

begane grond

een bouwlaag waarvan het vloerpeil ten hoogste 1,20 meter boven (straat)peil ligt;

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

bevoegd gezag:

bevoegd gezag, zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

bouwlaag:

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren (of horizontale balklagen) is begrensd en waarvan de lagen een nagenoeg gelijk omvang hebben, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw, dakopbouw en/of zolder;

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

dak:

iedere bovenbeëindiging van een gebouw;

dove gevel:

een bouwkundige constructie die een ruimte in een gebouw scheidt van de buitenlucht, waarin geen te openen delen aanwezig zijn en met een karakteristieke geluidswering - conform NEN 5077 - die ten minste gelijk is aan het verschil tussen de geluidsbelasting van die constructie en 33 dB (in geval van weg- en railverkeerslawaai), alsmede een bouwkundige constructie waarin alleen bij wijze van uitzondering te openen delen aanwezig zijn, mits die delen niet direct grenzen aan een geluidsgevoelige ruimte, zoals omschreven in artikel 1 van de Wet geluidhinder;

eerste bouwlaag:

de bouwlaag op de begane grond;

eerste verdieping;

tweede bouwlaag van de woning of het woongebouw, een souterrain of kelder niet daaronder begrepen;

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

gestapelde woning:

een woning die geheel of gedeeltelijk boven/onder een andere woning is gelegen;

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste bouwwerk valt aan te merken en waarin de hoofdfunctie ingevolge de bestemming is of wordt ondergebracht;

Keur:

De keur is een verordening die het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier hanteert bij de bescherming van waterkeringen, watergangen en bijbehorende kunstwerken;

mantelzorg:

langdurige, niet-professionele en onbetaalde zorg voor een chronisch zieke, gehandicapte of

hulpbehoevende partner, familielid, vriend of kennis;

nutsvoorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie;

ondergeschikte nevenactiviteit:

een bedrijfs- of beroepsmatige activiteit die in ruimtelijk, functioneel en inkomenswervend

opzicht duidelijk ondergeschikt is aan de op de ingevolge dit bestemmingsplan toegestane

hoofdfunctie op een bouwperceel;

overkapping:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak;

praktijkruimte:

ruimte voor het uitoefenen van maatschappelijke functies met een (semi)medisch karakter, zoals een tandarts, huisarts of fysiotherapeut;

prostitutie:

het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub, een privé-huis of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

souterrain of kelderverdieping:

een gedeelte van een gebouw, dat wordt afgedekt door een vloer waarvan de bovenkant minder dan 1,20 meter boven (straat)peil ligt;

Staat van Bedrijfsactiviteiten

de staat van Bedrijfsactiviteiten die van deze regels deel uitmaakt;

verdieping:

een boven de begane grond gelegen bouwlaag;

vloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;

voorgevel:

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of uitstraling als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

voorgevellrooiijn:

de langs de weg gelegen bouwgrens waarin zich de voorgevel van het hoofdgebouw bevindt;

webshop:

een website die speciaal ingericht is om de bezoeker producten of diensten te laten kopen via online transacties;

woning:

een complex van ruimten, geschikt en bestemd voor de huisvesting van niet meer dan één huishouden, waaronder begrepen eventueel gemeenschappelijk gebruik van bepaalde ruimten.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

afstand:

de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot perceelgrenzen worden daar gemeten waar deze afstand het kleinst zijn;

bebouwd oppervlak van een bouwperceel:

de oppervlakte van alle op een bouwperceel gelegen bouwwerken tezamen;

bebouwingspercentage:

het deel van het bouwblok uitgedrukt in procenten dat bebouwd mag worden;

bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

hart van de lijn:

bij de toepassing van deze planregels wordt gemeten tot of vanuit het hart van de lijn;

hoogte van een dakopbouw:

vanaf de afdekking van de bovenste bouwlaag tot aan het hoogste punt van de dakopbouw;

inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

lengte, breedte en diepte van gebouwen:

tussen de buitenzijden van de gevels en/of het hart van de gemeenschappelijke scheidsmuren;

oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

peil:

a.voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang grenst aan de weg: de hoogte van de kruin van de weg;

b.voor andere gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde: de gemiddelde hoogte van het afgewerkte terrein ter plaatse van de bouw;

verticale diepte:

van het peil tot het laagste punt van het bouwwerk, fundering niet meegerekend.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Groen

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen, water, speelvoorzieningen en voet- en fietspaden;
  • b. extensieve dagrecreatie;
  • c. kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen;
  • d. geluidswerende voorzieningen;
  • e. bergbezinkbassins ten behoeve van regenwateropvang;
  • f. verhardingen;

bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals nutsvoorzieningen en kunstobjecten.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

3.2.1 Gebouwen

  • a. de bouwhoogte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 3 m;
  • b. de oppervlakte van een nutsvoorziening bedraagt ten hoogste 15 m².

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • a. de bouwhoogte ten behoeve van speelvoorzieningen bedraagt ten hoogste 4 m;
  • b. de bouwhoogte van geluidswerende voorzieningen bedraagt ten hoogste 4,5 m;
  • c. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen en kunstobjecten zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verkeers- of wegaanduiding of de verlichting, mag niet meer dan 3 m bedragen.

Artikel 4 Wonen - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, daaronder begrepen aan huis gebonden beroepen;
  • b. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals tuinen, erven, parkeervoorzieningen en water.
4.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

4.2.1 Hoofdgebouwen

  • a. hoofdgebouwen worden binnen het bouwvlak gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld' zijn uitsluitend gestapelde woningen toegestaan;
  • c. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - dove gevel" dient de gevel van het gebouw te worden uitgevoerd als een dove gevel;
  • d. het aantal woningen mag niet meer dan 24 bedragen;
  • e. de bouwhoogte mag maximaal zoveel bedragen als is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)';
  • f. onder hoofdgebouwen zijn (parkeer)kelders toegestaan tot een verticale diepte van maximaal 3,3 m beneden het peil.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

  • a. de hoogte van vlaggenmasten mag maximaal 6 m bedragen, met dien verstande dat per bouwperceel maximaal 1 vlaggenmast is toegestaan.
4.3 Specifieke gebruikregels

4.3.1 Aan huis gebonden beroep

De uitoefening van een aan huis gebonden beroep in samenhang met het wonen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. er mag geen onevenredige hinder opleveren voor de woonomgeving;
  • b. het mag geen afbreuk doen aan het woonkarakter en de woonkwaliteit van de woonwijk;
  • c. het dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat de persoon die de activiteit uitoefent tevens bewoner is van de betreffende woning;
  • d. het mag uitsluitend binnen de woning of het bijgebouw, dus inpandig, worden uitgeoefend;
  • e. het dient ondergeschikt te zijn aan de woonfunctie, met dien verstande dat:
    • 1. maximaal 30% van de vloeroppervlakte van de woning mag worden gebruikt voor de bedoelde activiteiten, met een maximum van 45 m2,
    • 2. het genoemde maximum oppervlak, het totaal is van de oppervlakken binnen de woning en de eventueel bij deze woning horende aan-, uit- en bijgebouwen;
  • f. er mag geen reclame gemaakt worden aan of bij het pand, met uitzondering van een klein bord, met een maximaal oppervlak van 0,5 m2, voor de mededeling van het beroep, de openingstijden e.d.;
  • g. er mag geen detailhandel plaatsvinden, met uitzondering van een beperkte verkoop als ondergeschikte nevenactiviteit van de beroepsmatige activiteit;
  • h. er mag geen horecabedrijf plaatsvinden;
  • i. er dient op eigen erf (terrein) te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid, met dien verstande dat wanneer parkeren op eigen erf verkeerskundig niet mogelijk is, stedenbouwkundig niet aanvaardbaar is, of om een andere reden niet mogelijk is, het niet zodanig verkeersaantrekkende activiteiten mag betreffen, dat daardoor extra verkeersmaatregelen, waaronder parkeervoorzieningen, noodzakelijk worden in het openbare gebied.

4.3.2 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend het gebruik of laten gebruiken van:

  • a. bijgebouwen voor wonen;
  • b. garages anders dan voor opslag ten behoeve van wonen en parkeren van auto's;
  • c. vlaggenmasten ten behoeve van reclame-uitingen.

4.4 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan:

  • a. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 om een kleinschalige bedrijfsmatige activiteit aan huis toe te laten, mits:
    • 1. de bedrijfsmatige activiteit voldoet aan de criteria uit lid 4.3.1 onder a t/m i;
    • 2. de activiteit valt onder de selectie van bedrijfsmatige activiteiten van de VNG bedrijvenlijst als opgenomen in bijlage 'Categorie I uit de VNG bedrijvenlijst';
    • 3. geen bedrijfsmatige opslag plaatsvindt in de open lucht;
    • 4. wordt uitgeweken naar een andere locatie, zodra de uitoefening van de bedrijfsmatige activiteit aan huis hinderlijk wordt voor de woonomgeving;
  • b. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.1 onder e tot een oppervlak van maximaal 55 m2, mits:
    • 1. de uitoefening van het aan huis gebonden beroep blijft voldoen aan de criteria uit lid 4.3.1, met uitzondering van lid 4.3.1 onder e1;
    • 2. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan woonsituatie en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • c. bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 4.3.2 onder a en toestaan dat een bijgebouw gebruikt wordt als afhankelijke woonruimte, met dien verstande dat:
    • 1. een dergelijke bewoning noodzakelijk is voor mantelzorg;
    • 2. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in het geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en bedrijven.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 4

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie - 4' aangewezen gronden zijn – naast de andere aldaar voorkomende bestemming(en) – mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden.

5.2 Bouwregels

Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:

  • a. op deze gronden mogen ten behoeve van de in lid 5.1 genoemde bestemming uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd met een bouwhoogte van ten hoogste 3 m;
  • b. ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag – met inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels – uitsluitend worden gebouwd, indien:
    • 1. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen heeft een rapport overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
    • 2. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de bouwactiviteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het bouwen voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige;
  • c. het bepaalde in dit lid onder b1 en b2 is niet van toepassing, indien het bouwplan betrekking heeft op een of meer van de volgende activiteiten of bouwwerken:
    • 1. vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte, voor zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
    • 2. een bouwwerk met een oppervlakte van ten hoogste 2.500 m²;
    • 3. een bouwwerk dat zonder boor- en graafwerkzaamheden dieper dan 40 cm en zonder heiwerkzaamheden kan worden geplaatst.

5.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

5.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning

Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Waarde - Archeologie - 4' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het uitvoeren van grondbewerkingen op een grotere diepte dan 40 cm, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • b. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of ander wijze indrijven van voorwerpen;
  • c. het verlagen of verhogen van het waterpeil;
  • d. het aanleggen of rooien van bos of boomgaard waarbij stobben worden verwijderd;
  • e. het aanleggen van ondergrondse kabels en leidingen en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.

5.3.2 Uitzondering op het aanlegverbod

Het verbod van lid 5.3.1 is niet van toepassing, indien de werken en werkzaamheden:

  • a. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarbij lid 5.2 in acht is genomen;
  • b. een oppervlakte beslaan van ten hoogste 2.500 m²;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan;
  • d. ten dienste van archeologisch onderzoek worden uitgevoerd.

5.3.3 Voorwaarden voor een omgevingsvergunning

De werken en werkzaamheden, zoals in lid 5.3.1 bedoeld, zijn slechts toelaatbaar, indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden aan de hand van nader archeologisch onderzoek kan aantonen dat op de betrokken locatie geen archeologische waarden aanwezig zijn. Voorts zijn de werken en werkzaamheden toelaatbaar, indien:

  • a. de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van de betrokken locatie naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. de betrokken archeologische waarden, gelet op dit rapport, door de activiteiten niet worden geschaad of mogelijke schade kan worden voorkomen door aan de omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en werkzaamheden voorschriften en beperkingen te verbinden, gericht op het behoud van de archeologische resten in de bodem, het doen van opgravingen dan wel het begeleiden van de bouwactiviteiten door een archeologische deskundige.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene bouwregels

7.1 Overschrijding bouwgrenzen

De bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, mogen in afwijking van aanduidingsgrenzen, aanduidingen en bestemmingsregels worden overschreden door tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding ten hoogste 1,5 m bedraagt.

Artikel 8 Algemene gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht wordt in elk geval gerekend:

  • 1. het gebruik van de gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van een seksinrichting;
  • 2. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
  • 3. het gebruik van de gronden voor het opslaan van kampeermiddelen, roei-, motor- en zeilboten en al of niet gedemonteerde strandhuisjes.

Artikel 9 Algemene afwijkingsregels

9.1 Het bevoegd gezag kan – tenzij op grond van hoofdstuk 2 reeds afwijking mogelijk is – bij een omgevingsvergunning afwijken van dit plan voor:

  • a. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van kunstobjecten, geen gebouwen zijnde, en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • b. de planregels en toestaan dat de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot maximaal 10 m.

9.2 De in lid 9.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, indien geen afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. een goede woonsituatie;
  • b. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • d. de milieusituatie;
  • e. de verkeersveiligheid;
  • f. de sociale veiligheid.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Uitsluiting aanvullende werking Bouwverordening

De voorschriften van de Bouwverordening zoals deze gelden ten tijde van de terinzagelegging van dit plan, ten aanzien van onderwerpen van stedenbouwkundige aard, blijven overeenkomstig het gestelde in artikel 9, lid 2 van de Woningwet buiten toepassing, behalve voor de volgende onderwerpen:

  • a. de richtlijnen voor de verlening van vrijstelling van de stedenbouwkundige regels;
  • b. de bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer;
  • c. de bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten;
  • d. laad- en losmogelijkheden;
  • e. de ruimte tussen bouwwerken.

10.2 Werking wettelijke regeling

Waar in dit plan verwezen wordt naar andere wettelijke regelingen, wordt geduid op die regelingen, zoals zij luiden op het tijdstip van de tervisielegging van het ontwerp van het bestemmingsplan.

10.3 Parkeren

10.3.1 Parkeren

Bij een gebouw moet t.b.v. het parkeren en het stallen van auto's in de juiste mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder dat gebouw dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort, met dien verstande dat:

  • a. Indien door een nieuwe ontwikkeling parkeerplaatsen/parkeermogelijkheden op eigen terrein verloren gaan, dienen deze in beginsel fysiek in gelijke omvang te worden gecompenseerd. Deze regel blijft buiten werking voor die parkeerplekken die niet nodig zijn om te voorzien in de parkeerbehoefte conform de bepaling in lid e.
  • b. Indien de infrastructuur niet wijzigt en de nieuwe functie van een gebouw wijzigt in een functie met gelijke of kleinere parkeerbehoefte volgens de normen als genoemd in lid e, dan wordt geacht voldaan te zijn aan de gestelde parkeereis.
  • c. Indien een uitbreiding niet meer bedraagt dan 100 m² bruto vloeroppervlakte, dan wel 10% van de totale bruto vloeroppervlakte (als deze meer dan 100 m² is), behoeven er geen extra parkeervoorzieningen te worden aangelegd indien is aangetoond dat de feitelijke parkeerbehoefte als gevolg van de uitbreiding niet toeneemt.
  • d. De bereikbaarheid van de parkeerplekken op eigen terrein vanaf de openbare weg dient op verkeersveilige wijze te kunnen plaatsvinden door het hebben van een in-/uitritconstructie, die het veilig in- en uitrijden waarborgt voor alle verkeersdeelnemers.
  • e. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk 2 dient bij de oprichting van een nieuw bouwwerk, de vergroting van een bestaand bouwwerk en/of de verandering in functie op het bijbehorende bouwperceel, te worden voorzien in parkeerplaatsen volgens de volgende regeling, hiertoe dient op tekening te worden aangegeven waar welke functie zich binnen het bouwwerk bevindt:
    • 1. Bij nieuwbouw wordt de parkeerbehoefte berekend aan de hand de hieronder aangegeven parkeernormen.
    • 2. Bij verbouw, functiewijzigingen of uitbreiding wordt het aantal theoretisch aanwezige parkeerplaatsen van de oude functie -met de bestaande bestemming- in mindering gebracht op de nieuwe parkeerplaatsverplichting (zoals berekend aan de hand van de parkeernormen zoals opgenomen in het parkeerbeleidsplan zoals aangeven in lid f). Uitgangspunt hierbij is dat de parkeerdruk voor derden niet substantieel mag verslechteren (zie uitgangspunten en doelen in Nota Parkeren Heemskerk). De te hanteren parkeernormen zijn de parkeernormen die gelden op het moment van het indienen van de genoemde ontwikkeling.

De parkeerbehoefte dient per bouwperceel naar boven te worden afgerond op gehele parkeerplaatsen en te worden vermeerderd met het aantal verloren parkeerplekken als in lid a.

Voor de bepaling van de parkeerbehoefte wordt gebruik gemaakt van de hier onderstaande tabel:

Wonen    
Zorgeenheid/kamerverhuur   0,6 (incl. bezoekersnorm 0,3)  
Seniorenwoning   1,0 (incl. bezoekersnorm 0,3)  
Woningen:    
- woning < 80 m2   1,6 (incl. bezoekersnorm 0,3)  
- woninng 80 - 110 m2   1,8 (incl. bezoekersnorm 0,3)  
- woning > 110 m2   2,0 (incl. bezoekersnorm 0,3  

De parkeervoorziening voor bezoek dient hierbij rechtstreeks en onbelemmerd vanaf de openbare weg bereikbaar te zijn.

  • f. Voor niet in lid e genoemde functies gelden de parkeerkengetallen zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan Heemskerk, dat vigerend is op het moment van het rechtskracht verkrijgen van dit bestemmingsplan. Voor niet genoemde functies zal de parkeerbehoefte aannemelijk moeten worden gemaakt, waarbij de uitgangspunten van deze nota richtinggevend zijn.

Als een functie niet opgenomen is in deze nota, dan dient de aanvrager een parkeerbehoefteberekening aan te leveren gebaseerd op de Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie-CROW 2012, publicatie 317.

Bij gebruikmaking van de CROW-richtlijnen dient uitgegaan te worden van het gemiddelde van het minimale en maximale parkeerkencijfer in de rij 'sterk stedelijk' en kolom 'rest bebouwde kom':

Als het CROW geen kengetallen voor de betreffende functie heeft, dan dient de ontwikkelaar de parkeerbehoefte gemotiveerd te onderbouwen, waarbij het bevoegd gezag deze motivering aannemelijk dient te vinden.

  • g. Het bevoegd gezag kan afwijken van de bepaalde parkeernorm als genoemd in lid f indien het CROW de bedoelde publicatie heeft vervangen door een nieuwere editie.
  • h. Een parkeervoorziening op bijbehorend terrein bij een bouwplan moet, zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan Heemskerk voldoen aan de volgende afmetingen:
    • 1. Parkeervakken, minimaal 2,50 x 5,00 meter;
  • i. Nabij de toegang van een nieuwe ontwikkeling/gebouw dient, zoals opgenomen in het Parkeerbeleidsplan Heemskerk, voldoende fietsparkeren aanwezig te zijn. Het aantal benodigde fietsparkeerplaatsen bij een woning bedraagt:
    • 1. 0,3 fietsparkeervoorziening per woning.
  • j. Indien een nieuwe ontwikkeling leidt tot een lagere parkeerbehoefte mag het aantal parkeerplaatsen op eigen terrein niet worden verminderd, indien het eigen terrein niet volledig kan voorzien in de parkeerbehoefte van de gehele gebruiksfunctie. Met andere woorden, zolang een gebruiksfunctie/bebouwing gebruik maakt van parkeerplekken in de openbare ruimte om te voorzien in haar parkeerbehoefte mogen de parkeerplekken op eigen terrein niet worden verminderd.
  • k. Indien door een nieuwe ontwikkeling parkeerplaatsen/parkeermogelijkheden in de openbare ruimte verloren gaan dienen deze in gelijke omvang te worden gecompenseerd.
  • l. Indien “voldoende parkeergelegenheid” voor de nabijgelegen bouwpercelen aanwezig blijft, zoals verwoord in de Nota Parkeren Heemskerk (aantoonbaar middels parkeerdrukmeting), kan ontheffing worden verleend van lid j en k.

10.3.2 Afwijken

Het bevoegd gezag kan afwijken van het bepaalde in lid 10.3.1:

Het bevoegd gezag kan afwijken van de aantallen en oppervlakten van artikel 10.3 lid 1 onder e t/m i indien blijkt dat de genoemde normen niet meer volstaan om te kunnen voorzien in de parkeerbehoefte dan wel indien i.v.m. ruimtelijke aspecten een kleine afwijking noodzakelijk en acceptabel is en

  • a. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien; of
  • b. indien een bepaalde, specifieke situatie door het bevoegd gezag als ongewenst/niet reëel wordt ervaren; of
  • c. voor zover het gestelde in lid 10.3.1 leidt tot het onuitvoerbaar worden van de ruimtelijke ontwikkeling en de parkeerdruk in de omgeving binnen acceptabele grenzen blijft, zoals beschreven in de Nota Parkeren Heemskerk.

10.3.4. In- en uitritten

  • a. indien op een perceel parkeervoorzieningen zijn aangebracht als bedoeld in lid 10.3.1, dient het betreffende perceel te worden voorzien van een in-/uitrit naar de openbare weg;
  • b. de aanleg en de aanwezigheid van een uitweg mogen in fysiek opzicht niet tot een verslechtering van de bestaande verkeersinfrastructuur leiden dan wel voor beheertechnische problemen zorgen;
  • c. door de aanleg en het gebruik van de uitweg mag het veilig en doelmatig gebruik van de weg niet in het geding komen;
  • d. ter plaatse van de aansluiting van het perceel op de openbare weg (inclusief voetgangersgebied) dient een (nagenoeg) horizontale opstelmogelijkheid aanwezig te zijn met een lengte van minimaal 5,00 meter, opdat op verkeersveilige wijze toegang kan worden verkregen richting openbare weg;
  • e. het is niet toegestaan meerdere in- en/of uitritten te hebben ten behoeve van de in lid 10.3.1 sub e genoemde parkeervoorzieningen. Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning hiervan afwijken indien geen afbreuk wordt gedaan aan:
    • 1. de verkeersveiligheid;
    • 2. de bruikbaarheid en het doelmatig gebruik van de weg;
    • 3. een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 4. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en erven;
  • f. het is niet toegestaan een in-/uitrit te hebben ten behoeve van de onder a genoemde parkeervoorzieningen, indien hierdoor volgens het bevoegd gezag bestaande groenvoorzieningen onevenredig worden aangetast.

Hoofdstuk 4 Overgangsrecht en slotregel

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Overgangsrecht bouwwerken

Voor bouwwerken luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is tenietgegaan;
  • b. het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van dit lid onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in dit lid onder a met maximaal 10%;
  • c. dit lid onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

11.2 Overgangsrecht gebruik

Voor gebruik luidt het overgangsrecht als volgt:

  • a. het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in dit lid onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind;
  • c. indien het gebruik, bedoeld in dit lid onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten;
  • d. dit lid onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

11.3 Hardheidsclausule

Indien toepassing van het overgangsrecht voor bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen, kan bevoegd gezag ten behoeve van die persoon of personen dat overgangsrecht buiten toepassing laten.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan Jan van Kuikweg 146.