direct naar inhoud van Regels
Plan: Rijsenhout en omgeving 3e wijziging
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.WPGryseo3ewijz-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan ' Rijsenhout en omgeving 3e wijziging' met identificatienummer NL.IMRO.0394.WPGryseo3ewijz-C001 van de gemeente Haarlemmermeer.

1.2 verbeelding

de verbeelding van het wijzigingsplan 'Rijsenhout en omgeving 3e wijziging'.

1.3 wijzigingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand (NL.IMRO.0394.WPGryseo3ewijz-C001) met de bijbehorende regels.

1.4 bestemmingsplan

het door de raad van de gemeente Haarlemmermeer op 16 april 2015 vastgestelde bestemmingsplan 'Rijsenhout en omgeving'.


Voor de overige begrippen is artikel 1 van het bestemmingsplan 'Rijsenhout en omgeving' van toepassing.


Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 2 Groen

2.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groen;
  • b. parkeervoorzieningen;
  • c. wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;
  • d. verkeersontsluitingen ten behoeve van aangrenzende percelen / bestemmingen;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' tevens voor een schoorsteen met bijbehorend ketelhuis;

met daaraan ondergeschikt:

  • f. wandel- en fietspaden;
  • g. speelvoorzieningen;
  • h. bergbezinkbassins;
  • i. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • j. kunstobjecten;
  • k. nutsvoorzieningen;
  • l. wegen ten behoeve van hulpdiensten.

2.2 Bouwregels
2.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
  • a. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen;
  • b. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen mag niet meer zijn dan 4 meter en van nutsvoorzieningen mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • c. de oppervlakte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en nutsvoorzieningen mag niet meer zijn dan 10 m²;
  • d. de verticale diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter. a. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 6 meter.

2.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:

2.3 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk
2.3.1 Vergunningsplicht

Ter plaatse van de aanduiding 'karakteristiek' is voor het slopen van bouwwerken een omgevingsvergunning vereist.

2.3.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in 2.3.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden die:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

2.3.3 Voorwaarden voor omgevingsvergunning

De in 2.3.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, onder voorwaarde dat:

  • a. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de karakteristieke hoofdvorm van de bebouwing of;
  • b. de karakteristieke hoofdvorm niet langer aanwezig is en niet zonder ingrijpende wijzigingen aan het gebouw kan worden hersteld of;
  • c. de karakteristieke hoofdvorm in redelijkheid, zowel financieel en technisch, niet te handhaven is of;
  • d. het delen van een gebouw of bijgebouwen betreft die op zichzelf niet als karakteristiek vallen aan te merken en door sloop daarvan geen onevenredige aantasting van de karakteristieke hoofdvorm plaatsvindt.

 

Artikel 3 Tuin

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Tuin' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. tuinen;

met daarbij behorend(e):

  • b. opritten, terreinverhardingen en paden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. bouwwerken, met uitzondering van carports.

3.2 Bouwregels
3.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  • a. toegestaan zijn erkers;
  • b. de diepte van erkers mag niet meer zijn dan 1 meter, met dien verstande dat de afstand tussen de erker en de bouwperceelgrens niet minder dan 1 meter is;
  • c. de breedte van erkers mag niet meer zijn dan 65% van de breedte van de gevel van het hoofdgebouw;
  • d. de bouwhoogte van erkers mag niet meer zijn dan 0,3 meter boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw, tot een maximum van 4 meter.

3.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 1 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als opslagplaats anders dan voor opslag ten behoeve van normaal tuinonderhoud;
  • b. het gebruik van gronden als stallingsplaats of standplaats van kampeermiddelen.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;
  • b. parkeren;
  • c. groen;


met daarbij behorend(e):

  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. bermen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. nutsvoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen;
  • i. bergbezinkbassins.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  • a. toegestaan zijn bergbezinkbassins en gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen, nutsvoorzieningen en verkeersafwikkeling;
  • b. b. de hoogte van gebouwen ten behoeve van speelvoorzieningen en verkeersafwikkeling mag niet meer zijn dan 4 meter en de oppervlakte van gebouwen niet meer dan 10m²;
  • c. de hoogte van gebouwen ten behoeve van nutsvoorzieningen mag niet meer zijn dan 3 meter;
  • d. de diepte van bergbezinkbassins mag niet meer zijn dan 4 meter;

4.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  • a. de hoogte van straatmeubilair, kunstwerken en speelvoorzieningen mag niet meer dan 6 meter;
  • b. de hoogte van lichtmasten, verkeerslichten en wegwijzers mag niet meer dan 10 meter bedragen;
  • c. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 4 meter.

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;
  • b. aan huis verbonden beroepsuitoefening;


met daarbij behorend(e):

  • c. tuinen;
  • d. parkeren;
  • e. terreinverhardingen;
  • f. erven;
  • g. wegen, woonstraten, fiets- en voetpaden;
  • h. bergingen.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  • a. per bouwperceel is één woning toegestaan;
  • b. er mogen maximaal 25 woningen worden gebouwd;
  • c. hoofdgebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd;
  • d. bijbehorende bouwwerken mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 meter;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' is de aangegeven maximum bouwhoogte toegestaan;
  • f. in het bebouwingsgebied zijn uitsluitend bijbehorende bouwwerken toegestaan, voor zover de artikelen 2 en 3 van de in bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor), zoals opgenomen in de bij deze regels behorende bijlage, genoemde situaties dit toelaten;
  • g. op de gronden buiten het bouwvlak mag per bouwperceel de gezamenlijke oppervlakte van gebouwen niet meer zijn dan 50% van de buiten het bouwvlak gelegen gronden tot een maximum van 60 m², dan wel de gezamenlijke oppervlakte van bestaande bouwwerken met inachtneming van de bestaande lengte, breedte, goot- en bouwhoogte per gebouw;

5.2.2 Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende bepalingen:
  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer zijn dan 2 meter;
  • b. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer zijn dan 3 meter.

5.2.3 Voor het bouwen van ondergrondse gebouwen gelden de volgende bepalingen:
  • a. ondergrondse gebouwen dienen binnen een bouwvlak te worden gebouwd, met dien verstande dat ondergrondse gebouwen ook mogen worden gebouwd zonder een daarboven aanwezig bovengronds gebouw;
  • b. ondergrondse gebouwen zijn uitsluitend toegestaan in één bouwlaag met een maximale verticale diepte van 3 meter.

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.1. onder h en toestaan dat de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken wordt vergroot, met dien verstande dat:
  • a. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 6 meter wanneer een platte dakafdekking wordt toegepast;
  • b. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag zijn dan 7 meter wanneer een kap wordt toegepast.

5.3.2 Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 5.2.3 en toestaan dat ondergrondse gebouwen buiten een bouwvlak worden gebouwd.

5.3.3 De in 5.3.1 en 5.3.2 genoemde afwijkingen kunnen slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
  • a. het stedenbouwkundige beeld, gelet op onder meer de onderlinge samenhang tussen de verschijningsvorm en situering van een bijbehorend bouwwerk enerzijds en die van het hoofdgebouw anderzijds;
  • b. de woonsituatie;
  • c. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Het gebruik van een woning en/of bijbehorende bouwwerken ten dienste van aan huis verbonden beroepsuitoefening is toegestaan tot niet meer dan 40% van het gezamenlijke vloeroppervlak van de woning en bijbehorende bouwwerken, tot een maximum van 50m²

5.4.2 Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval begrepen:
  • a. het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of opstallen binnen deze bestemming ten behoeve van zelfstandige bewoning en afhankelijke woonruimte, voor zover het betreft vrijstaande bijbehorende bouwwerken;
  • b. het verhuren of anderszins beschikbaar stellen van woonruimte aan derden ten behoeve van de uitoefening van een beroep hoe gering ook van omvang, tenzij een afwijkend gebruik is toegestaan;
  • c. het bij aan huis verbonden beroepsuitoefening ontplooien van bedrijfsmatige activiteiten die vallen in een hogere categorie dan categorie 1 uit de bij dit plan behorende Staat van Bedrijfsactiviteiten of die vergunnings- of meldingsplichtig zijn op basis van de Wet milieubeheer;
  • d. het ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis hebben van bedrijfsmatige opslag in de open lucht;
  • e. het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting dan wel prostitutie;
  • f. het gebruiken van het hoofdgebouw en/of bijbehorende bouwwerken ten behoeve van detailhandel.


Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 6 Antidubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Voorwaardelijke verplichting
7.1.1 Bodemonderzoek

Bij activiteiten waarvoor een 'omgevingsvergunning voor het bouwen' (art. 2.1 lid a Wabo) en/of een 'omgevingsvergunning voor het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan (art. 2.1 lid c Wabo) is vereist, dient voor het aspect bodem met een erkend bodemonderzoek te worden aangetoond dat ter plaatse geen geval van ernstige bodemverontreiniging aanwezig is en dit akkoord is bevonden door het bevoegd gezag.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

Burgemeester en wethouders kunnen, mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde op de verbeelding en in deze regels voor:

  • a. het afwijken met niet meer dan 10% van de in dit bestemmingsplan aangegeven percentages, maten en oppervlakten;
  • b. het in geringe mate aanpassen van het beloop of het profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geven;
  • c. het in geringe mate afwijken tot ten hoogste 2 meter van een bestemmingsgrens of bouwgrens, mits dit nodig is om het plan aan te passen vanwege een blijkbaar meetverschil tussen werkelijke toestand van het terrein en de verbeelding;
  • d. de bestemmingsbepalingen ten aanzien van de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en toestaan dat de hoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van civiele kunstwerken, geen gebouwen zijnde, wordt vergroot tot niet meer dan 40 meter;
  • e. het afwijken van de maximale bouwhoogte met 5 meter voor het op stedenbouwkundig aanvaardbare wijze behuizen van de technische installaties, met dien verstande dat maximaal 25% van het dakvlak mag worden bebouwd;

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Overschrijding bestemmingsgrenzen

Burgemeester en wethouders kunnen de in het plan opgenomen bestemmingen wijzigen ten behoeve van overschrijding van bestemmingsgrenzen, voor zover zulks van belang is voor een technisch betere realisering van bestemmingen of bouwwerken dan wel voor zover zulks noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein. De overschrijdingen mogen echter ten hoogste 3 m bedragen en het bestemmingsvlak mag met ten hoogste 10% worden vergroot.

Artikel 10 Luchtvaartverkeerzone - LIB

10.1 Luchtvaartverkeerzone - LIB 221

Voor zover de gronden, met de aanduiding "Luchtvaartverkeerzone", zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone - LIB art. 2.2.1, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage 1 LIB 221, gelden de beperkingen met betrekking tot bebouwing en het gebruik daarvan, gesteld in artikel 2.2.1 van het "Luchthavenindelingsbesluit Schiphol".

10.2 Luchtvaartverkeerszone - LIB 222

Voor zover de gronden, met de aanduiding "Luchtvaartverkeerzone", zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone - LIB art. 2.2.2, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage 2 LIB 222, gelden de beperkingen met betrekking tot de hoogte van gebouwen, andere bouwwerken, geen gebouwen zijnde, en objecten, gesteld in artikel 2.2.2. van het "Luchthavenindelingsbesluit Schiphol".

10.3 Luchtvaartverkeerzone - LIB 223

Voor zover de gronden, met de aanduiding "Luchtvaartverkeerzone", zijn gelegen binnen de luchtvaartverkeerzone - LIB art. 2.2.3, zoals aangegeven in de bij deze regels behorende bijlage 3 LIB 223, gelden de beperkingen met betrekking tot de vogelaantrekkende werking gesteld in artikel 2.2.2. van het "Luchthavenindelingsbesluit Schiphol".

Artikel 11 Overige regels

11.1 Parkeren, stallen, laden, lossen
11.1.1 Reserveren en inrichten ruimte voor parkeren, stallen, laden, lossen

Bij het verlenen van een omgevingsvergunning voor bouwen en/of een wijziging van het gebruik van gronden of bouwwerken geldt, dat op eigen terrein in voldoende mate ruimte moet zijn gereserveerd en ingericht en in stand worden gehouden voor het parkeren, stallen, laden en/of lossen van voertuigen met inachtneming van de parkeernormen zoals deze zijn opgenomen in het geldende parkeerbeleid van Haarlemmermeer.

11.1.2 Beleidsregels en peildatum

Het bevoegd gezag past de in 11.1.1 genoemde regels toe met inachtneming van de beleidsregels zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.

11.1.3 Specifieke gebruiksregels

Ruimte voor het parkeren, stallen, laden en/of lossen van voertuigen, voor zover de aanwezigheid van deze ruimte krachtens deze parkeerregels is geëist, dient te allen tijde voor dit doel beschikbaar te blijven. Ander gebruik wordt aangemerkt als strijdig gebruik.

11.1.4 Afwijken

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 11.1.1, indien:

  • a. op basis van gegronde redenen aangetoond kan worden dat het voldoen aan deze bepalingen door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, en bovendien
  • b. op andere wijze in de nodige ruimte voor het parkeren, stallen laden en/of lossen van voertuigen blijvend wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 12 Overgangsrecht

12.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, danwel gebouwd kan worden krachtens een bouwvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de bouwvergunning wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig ontheffing verlenen van het eerste lid voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10 %.
  • c. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

12.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 12.2 a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

12.3 Hardheidsclausule

Voor zover toepassing van het overgangsrecht bouwwerken of gebruik leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard jegens een of meer natuurlijke personen kunnen burgemeester en wethouders ten behoeve van die persoon of personen van dat overgangsrecht ontheffing verlenen.

Artikel 13 Slotregel

Deze regels kunnen worden aangehaald onder de titel:


Regels deel uitmakende van het wijzigingsplan 'Rijsenhout en omgeving 3e wijziging' van de gemeente Haarlemmermeer.