direct naar inhoud van 6.9 Externe veiligheid
Plan: Hoofddorp De Hoek en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.BPGhfddehoekomgvng-C001

6.9 Externe veiligheid

Beleid- en regelgeving

Bij ruimtelijke plannen dient ten aanzien van externe veiligheid naar verschillende aspecten te worden gekeken, namelijk:

  • bedrijven waar opslag, gebruik en/of productie van gevaarlijke stoffen plaatsvindt;
  • vervoer van gevaarlijke stoffen over weg, spoor of water en door buisleidingen.

In het externe veiligheidsbeleid wordt doorgaans onderscheid gemaakt tussen het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR). Het PR is de kans per jaar dat een persoon op een bepaalde plaats overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen, indien hij onafgebroken3 en onbeschermd op die plaats zou verblijven. Het PR wordt weergegeven met risicocontouren rondom een inrichting of langs een vervoersas. De norm voor het groepsrisico is een oriëntatiewaarde. De gemeente heeft een verantwoordingsplicht als het groepsrisico toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Risicovolle inrichtingen

Op 27 oktober 2004 is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (hierna: Bevi) in werking getreden. Het Bevi geeft een wettelijke grondslag aan het externe veiligheidsbeleid rondom risicovolle inrichtingen. Op basis van het Bevi geldt voor het PR rondom een risicovolle inrichting een grenswaarde voor kwetsbare objecten en een richtwaarde voor beperkt kwetsbare objecten. Aan grenswaarden moet altijd worden voldaan, van richtwaarden kan om gewichtige reden worden afgeweken. Zowel de grenswaarde als de richtwaarde liggen op een niveau van 10-6 per jaar. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet aan de grenswaarde worden voldaan en met de richtwaarde rekening worden gehouden, ongeacht of het een bestaande of een nieuwe situatie betreft.

Op basis van het Bevi geldt een verantwoordingplicht ten aanzien van het GR in het invloedsgebied rondom de inrichting. Als oriëntatiewaarde voor het GR geldt:

  • 10-5 voor een ongeval met meer dan 10 dodelijke slachtoffers;
  • 10-7 voor een ongeval met meer dan 100 dodelijke slachtoffers;
  • 10-9 voor een ongeval met meer dan 1.000 dodelijke slachtoffers;
  • enzovoort (een lijn door deze punten bepaalt de norm).

De gemeente heeft een uitgebreide verantwoordingsplicht als het GR toeneemt en/of de oriëntatiewaarde overschrijdt.

Ook bedrijven waarop het Bevi niet van toepassing is, kunnen risico's voor de omgeving met zich meebrengen. Voor nieuwe situaties geldt voor het PR in principe een norm van 10-6 per jaar en voor bestaande situaties 10-5 per jaar. Voor het GR geldt de hierboven genoemde oriëntatiewaarde.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

In december 2009 is de aangepaste Circulaire risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RVGS) gepubliceerd. In deze circulaire is het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water, wegen en spoorwegen opgenomen. Op basis van de circulaire geldt voor bestaande situaties de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van 10-5 per jaar en de streefwaarde 10-6 per jaar. In nieuwe situaties is de grenswaarde voor het PR ter plaatse van kwetsbare objecten 10-6 per jaar. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Op basis van de circulaire geldt bij een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico of een toename van het groepsrisico een verantwoordingsplicht. Deze verantwoordingsplicht geldt zowel in bestaande als nieuwe situaties. De circulaire vermeldt dat op een afstand van 200 m vanaf het tracé in principe geen beperkingen hoeven te worden gesteld aan het ruimtegebruik.

Momenteel is een nieuwe AMvB voor het transport van gevaarlijke stoffen over wegen, water en spoorlijnen in voorbereiding. In deze AMvB zal worden aangesloten bij de risiconormering uit het Bevi.

Vervoer van gevaarlijke stoffen door buisleidingen

Per 1 januari 2011 is het Besluit externe veiligheid buisleidingen in werking getreden. Deze AMvB sluit aan bij de risiconormering uit het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). De toetsings- en bebouwingsafstand zijn vervangen door een grenswaarde voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde voor het groepsrisico (GR). Voor het PR geldt dat er binnen de risicocontour van 10-6 geen kwetsbare objecten mogen worden gerealiseerd. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als een richtwaarde. Voor het GR wordt een oriëntatiewaarde als ijkpunt gehanteerd. Het groepsrisico in de omgeving van buisleidingen moet worden verantwoord. Dit geldt zowel voor bestaande situaties als voor ontwikkelingen die zorgen voor een toename van het groepsrisico. In een aantal situaties kan worden volstaan met een beperkte verantwoording van het GR. Het betreft de volgende situatie:

  • het plangebied ligt buiten het gebied behorende bij de afstand waar nog 100% van de aanwezigen kan komen te overlijden of, bij toxische stoffen, het plangebied buiten de grens ligt waarbij het PR 10-8 per jaar is; of
  • het GR is kleiner dan 0,1 maal de oriënterende waarde; of
  • het GR neemt met minder dan 10% toe terwijl de oriënterende waarde niet wordt overschreden.

Bij een beperkte verantwoording kan worden volstaan met het vermelden van:

  • de personendichtheid in het invloedsgebied van de buisleiding en een uitspraak over de verwachte toekomstige personendichtheid in het geval er concrete ontwikkelingen in het invloedsgebied zijn;
  • het GR per kilometer buisleiding en de bijdrage van de ontwikkeling (toegelaten beperkt kwetsbare en kwetsbare objecten) aan de hoogte van het GR;
  • de mogelijkheden tot bestrijding en beperking van rampen;
  • de mogelijkheden tot zelfredzaamheid van personen in het plangebied.

Ten aanzien van de laatste twee aspecten dient het bevoegd gezag de regionale brandweer in staat te stellen om een advies uit te brengen.

In verband met de bescherming en het beheer van de leiding, wordt tevens een belemmeringenstrook bestemd. Binnen deze afstand is in beginsel geen bebouwing toegestaan.

Onderzoek 

Risicovolle inrichtingen

Uit de provinciale risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat ten zuiden van het plangebied aan de Kruisweg 450 een tankstation met lpg-installatie ligt. Deze installatie valt onder het Bevi. Voor een tankstation gelden verschillende PR 10-6-risicocontouren. De grootste is die rond het vulpunt. Deze bedraagt 110 m. Tevens geldt voor deze installatie een invloedsgebied van het GR van 150 m rond het vulpunt. Aangezien de afstand tussen het vulpunt en het plangebied ongeveer 155 m bedraagt, vormt deze lpg-installatie geen knelpunt in verband met de haalbaarheid van het bestemmingsplan.

Ook blijkt uit de risicokaart dat ten oosten van het plangebied aan de Kruisweg 471 een tankstation met lpg-installatie ligt. Ook deze valt onder het Bevi. De PR 10-6-risicocontour van het vulpunt bedraagt voor deze installatie 45 m, het invloedsgebied van het GR 150 m. Omdat het plangebied op ongeveer 200 m van het tankstation ligt, vormt ook deze lpg-installatie geen knelpunt met de realisatie van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.0394.BPGhfddehoekomgvng-C001_0014.jpg"

Uitsnede risicokaart

Schiphol

Wat betreft het externe veiligheidsbeleid omtrent Schiphol is het Luchthavenindelingbesluit (LIB) van belang. In dit besluit staan zones aangegeven waarin beperkingen aan bebouwing worden gesteld. Hierbij is rekening gehouden met het PR als gevolg van de vliegbewegingen van en naar Schiphol. Op de consequenties van dit Luchthavenindelingbesluit wordt in paragraaf 5 nader ingegaan.

Daarnaast liggen op de luchthaven Schiphol (binnen een afstand van 1 km vanaf het plangebied) nog twee risicovolle inrichtingen die niet onder het Bevi vallen. Het gaat hier om twee opslagen van ontplofbare stoffen. De PR 10-6-risicocontouren liggen niet buiten deze inrichtingen. Daarnaast geldt er voor deze inrichtingen geen invloedsgebied van het GR. Deze inrichtingen staan de realisatie van het bestemmingsplan daarom niet in de weg.

Vervoer van gevaarlijke stoffen

Het plangebied grenst aan de A5, de N201 en de spoorlijn Leiden-Schiphol. Vanwege de Schipholtunnel worden over de spoorlijn geen gevaarlijke stoffen vervoerd. Over de A4, de A5, de N201 en de Rijnlanderweg worden wel gevaarlijke stoffen vervoerd.

In 2010 is door Save een kwalitatieve risicoanalyse (QRA) uitgevoerd voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over deze wegen (Bijlage 9). Uit deze QRA blijkt dat voor alle wegen een PR 10-6-risicocontour van 0 m geldt. Het plaatsgebonden risico vormt dus geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan. Tevens blijkt uit de QRA dat er zowel voor als na de realisatie van het bestemmingsplan geen sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het GR. Als gevolg van dit bestemmingsplan neemt het GR van de A5, N201 en Rijnlanderweg toe en blijft het GR van de A4 vrijwel gelijk. De grootste toename van het GR is te zien voor de A5. Een verantwoording van het GR is daarom nodig. Aan het eind van deze paragraaf zal hier nader op in worden gegaan.

Vervoer gevaarlijke stoffen door leidingen

Tevens lopen door het plangebied twee aardgasleidingen (A-553-KR 042 t/m 049 en A-554-KR 033 t/m 040). Beide hebben een uitwendige diameter van 36 inch en een druk van 66,2 bar. Ook voor het vervoer van gevaarlijke stoffen door deze leidingen is een onderzoek (Bijlage 10) naar de externe veiligheidsrisico's uitgevoerd. Hieruit blijkt dat de PR 10-6-risicocontour niet buiten de leiding ligt. Voor dergelijke leidingen geldt een inventarisatie-afstand voor het GR van 430 m (de 1% letaliteitscontour) en een zakelijk rechtstrook van 5 m. Daarnaast geldt een voor deze leidingen een 100% letaliteitscontour van 180 m. De 100% letaliteitscontour is het gedeelte van het plangebied dat binnen de inventarisatieafstand ligt en waar 100% van de aanwezigen komt te overlijden bij een ongeval. Een groot deel van het plangebied ligt binnen de inventarisatieafstand. Uit het onderzoek blijkt dat het GR zowel in de huidige situatie als na realisatie van het bestemmingsplan ver onder de oriëntatiewaarde van het GR ligt. Wel neemt het GR toe als gevolg van de realisatie van het bestemmingsplan. Een verantwoording van het GR is daarom nodig. Aan het eind van deze paragraaf zal hier nader op in worden gegaan.

De Gasunie is voornemens de aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden aan te leggen. Deze leiding zal naast bovengenoemde leidingen worden gelegd. Het onherroepelijke Inpassingsplan Aardgastransportleiding Beverwijk-Wijngaarden biedt hiervoor de planologische basis. In dit inpassingsplan zijn de ontwikkelingen die in dit bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt als maatgevend beschouwd. De aanleg van deze leiding leidt daarmee niet tot knelpunten op het gebied van Externe veiligheid.

Ook in de omgeving van het plangebied (binnen een straal van 1 km) liggen een aantal aardgasleidingen. Deze leidingen zijn, inclusief de aan te houden afstanden, in tabel 6.1 vermeld.

Tabel 6.1 Vervoer van gevaarlijke stoffen door leidingen nabij het plangebied

volgnummer   eigenaar/
beheerder  
druk (bar)   uitwendige diameter (inch)   afstand PR 10-6-contour (m)   inventarisatie-afstand (m) GR/toetsingsafstand (m)   kortste afstand tot het plangebied (m)  
3826000 (W-529-05-KR-001)   Gasunie   40   4   0   45   200  
3819400 (W-529-01-KR-003)   Gasunie   40   13   0   140   590  
12900 (P31B)   Defensie Pijpleiding Organisatie (K1-, K2-, K3-categorie)   80   13   15   35   590  

Uit deze tabel blijkt dat het plangebied buiten de PR 10-6-risicocontour en inventarisatie-afstand/toetsingsafstand van het GR ligt. Het vervoer van gevaarlijke stoffen door deze leidingen staat de realisatie van het bestemmingsplan dan ook niet in de weg.

Verantwoording GR

Het GR neemt als gevolg van de realisatie van het bestemmingsplan toe. Daarom is een verantwoording van het GR noodzakelijk. Hierbij spelen de aspecten zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid een rol. Ten aanzien van deze aspecten is de regionale brandweer Kennemerland om advies gevraagd. In deze paragraaf wordt het advies kort weergegeven. Het gehele advies is te vinden in Bijlage 11.

Zelfredzaamheid

In het gebied bevinden zich in het algemeen geen personen met een lage zelfredzaamheid (zoals in ziekenhuizen/scholen). Het plangebied is over de N201 vanaf twee zijden goed bereikbaar. Ook kan het plangebied via de Rijnlanderweg onder het spoor door worden ontvlucht (van de bron af gericht). De brandweer geeft aan dat de zelfredzaamheid verbeterd kan worden als er een tweezijdige ontvluchting van de bouwwerken mogelijk is. De nooduitgangen moeten hierbij aansluiten op de infrastructuur in de omgeving. Bij de nadere uitwerking van de ontwikkelingen in dit plangebied dient hier rekening mee gehouden te worden. Tevens wijst de brandweer in haar advies op het feit dat een goede informatievoorziening het risicobewustzijn en de zelfredzaamheid van mensen kan vergroten.

Bestrijdbaarheid

Hulpdienstverlening kan via verschillende wegen de bronnen en de belaste omgeving (het invloedsgebied) bereiken. De brandweerkazerne ligt op relatief korte afstand, aan de Adrianahoeve in de kern Hoofddorp. De brandweer geeft in haar advies aan dat de in de twee nieuw te ontwikkelen delen in overleg met de brandweer de benodigde bluswatervoorzieningen gerealiseerd moeten worden.

De gemeente heeft dit advies verwerkt in een verantwoording van het groepsrisico. Deze verantwoording is te vinden in Bijlage 12.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit bestemmingsplan. Wel dient bij de realisatie van de beoogde ontwikkelingen aandacht te worden besteed aan het advies van de regionale brandweer.