direct naar inhoud van 6.13 Luchtkwaliteit
Plan: Hoofddorp De Hoek en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.BPGhfddehoekomgvng-C001

6.13 Luchtkwaliteit

Beleid en regelgeving

Het toetsingskader voor luchtkwaliteit wordt gevormd door de Wet milieubeheer luchtkwaliteitseisen (ook wel Wet luchtkwaliteit genoemd, Wlk). De Wlk bevat grenswaarden voor zwaveldioxide, stikstofdioxide en stikstofoxiden, fijn stof, lood, koolmonoxide en benzeen. Hierbij zijn in de ruimtelijke ordeningspraktijk langs wegen vooral de grenswaarden voor stikstofdioxide (jaargemiddelde) en fijn stof (jaar- en daggemiddelde) van belang. De grenswaarden van de laatstgenoemde stoffen zijn in tabel 6.2 weergegeven. De grenswaarden gelden voor de buitenlucht, met uitzondering van een werkplek in de zin van de Arbeidsomstandighedenwet.

Tabel 6.2 Grenswaarden maatgevende stoffen Wlk

stof   toetsing van   grenswaarde   geldig  
stikstofdioxide (NO2)   jaargemiddelde concentratie   60 µg/m³   2010 tot en met 2014  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 2015  
fijn stof (PM10)   jaargemiddelde concentratie   48 µg/m³   tot en met 10 juni 2011  
  jaargemiddelde concentratie   40 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 75 µg/m³   tot en met 10 juni 2011  
  24-uurgemiddelde concentratie   max. 35 keer p.j. meer dan 50 µg/m³   vanaf 11 juni 2011  

Op grond van artikel 5.16 van de Wlk kunnen bestuursorganen bevoegdheden die gevolgen kunnen hebben voor de luchtkwaliteit (zoals de vaststelling van een bestemmingsplan) uitoefenen indien:

  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet leiden tot een overschrijding van de grenswaarden (lid 1 onder a);
  • de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van de uitoefening van die bevoegdheden per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft (lid 1 onder b1);
  • bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met de uitoefening van de betreffende bevoegdheid samenhangende maatregel of een door die uitoefening optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert (lid 1 onder b2);
  • de bevoegdheden/ontwikkelingen niet in betekenende mate bijdragen aan de concentratie in de buitenlucht (lid 1 onder c);
  • het voorgenomen besluit is genoemd of past binnen het omschreven Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) of een vergelijkbaar programma dat gericht is op het bereiken van de grenswaarden (lid 1 onder d).

In aanvulling op het bovenstaande toetsingskader stelt de AMvB 'Gevoelige Bestemmingen (luchtkwaliteitseisen)' dat bij de voorgenomen realisering van gevoelige bestemmingen, zoals scholen, kinderdagverblijven, verzorgingshuizen en dergelijke op een locatie binnen 300 m vanaf de rand van rijkswegen of binnen 50 m vanaf de rand van provinciale wegen, moet worden onderzocht of op die locaties sprake is van een daadwerkelijke of een dreigende overschrijding van de grenswaarden voor PM10 en/of NO2. Blijkt uit het onderzoek dat sprake is van zo'n (dreigende) overschrijding, dan mag het totaal aantal mensen dat hoort bij een 'gevoelige bestemming' niet toenemen.

Het maakt voor de vestiging van gevoelige bestemmingen niet uit of het deel uitmaakt van 'niet in betekenende mate' projecten of 'in betekenende mate' projecten. De AMvB 'Gevoelige Bestemmingen' moet in beide gevallen worden nageleefd.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt bij het opstellen van ruimtelijke plannen uit oogpunt van de bescherming van de gezondheid van de mens ook rekening gehouden met de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied.

Met grof stof wordt rekening gehouden bij de milieuzonering en wordt niet in het kader van luchtkwaliteit meegenomen.

Onderzoek

De ontwikkeling die het bestemmingsplan mogelijk maakt, is opgenomen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL), waardoor art. 5.15, lid 1 onder d van de Wlk van toepassing is. Het NSL is een samenwerkingsprogramma van de rijksoverheid en de decentrale overheden in de gebieden waar de normen worden overschreden. Voor deze gebieden zijn Regionale Samenwerkingsprogramma's Luchtkwaliteit (RSL's) opgesteld die samen met het nationale plan de basis vormen voor het NSL. Het NSL bevat alle maatregelen die de luchtkwaliteit verbeteren en alle ruimtelijke ontwikkelingen die de luchtkwaliteit verslechteren. Op deze manier werkt het NSL als een balans, waardoor verzekerd wordt dat de projecten die in het NSL opgenomen zijn niet tot overschrijding van de grenswaarden zullen leiden. Formele toetsing aan de grenswaarden uit de Wlk kan derhalve achterwege blijven.

In het kader van een goede ruimtelijke ordening wordt wel inzicht gegeven in de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. Met behulp van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit hoort, is de luchtkwaliteit in 2011 bepaald ter plaatse van de N201 en de A5, twee maatgevende wegen die langs het plangebied lopen. De jaargemiddelde concentraties staat weergegeven in tabel 6.3.

Tabel 6.3 Jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 in µg/m3 langs maatgevende wegen

weg   NO2   PM10  
A5 (ter hoogte Undercoverpark)   34,98   26,3  
N201 (ter hoogte de Hoek)   38,9   27,1  

Uit bovenstaande tabel blijkt dat de jaargemiddelde concentraties stikstofdioxide en fijn stof ter hoogte van de wegen onder de grenswaarden van de Wet luchtkwaliteit liggen. Omdat direct langs de wegen wordt voldaan aan de grenswaarden zal dit ter plaatse van het plangebied ook het geval zijn. De concentraties luchtverontreinigende stoffen nemen immers af naarmate de locatie verder van de weg is gelegen.

Conclusies

Geconcludeerd wordt dat de luchtkwaliteit de uitvoering van het bestemmingsplan niet in de weg staat. Op grond van art. 5.16, lid 1 onder d van de Wlk kan het bestemmingsplan zonder problemen worden vastgesteld. Tevens blijkt uit de jaargemiddelde concentraties langs de maatgevende wegen in de omgeving van het plangebied dat uit het oogpunt van luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied sprake is van een goed woon- en leefklimaat.

Grof stof

Grof stof kan hinder in de leefomgeving veroorzaken. Voor grof stof gelden geen wettelijke bepalingen die randvoorwaarden stellen bij het vaststellen van een bestemmingsplan. In zijn algemeenheid dient sprake te zijn van een goede ruimtelijke ordening waarbij in voorkomende gevallen emissie van grof stof betrokken moet worden. In de VNG-publicatie 'Bedrijven en milieuzonering' worden indicatieve afstanden gegeven tot waar hinder van grof stofemissies van bedrijven kan optreden. De in het gebied aanwezige bedrijven behoren niet tot een categorie waarvoor inzicht noodzakelijk is in de individuele bijdrage aan de afzonderlijke componenten van luchtverontreiniging. Geconcludeerd kan worden dat grof stof geen belemmering vormt voor dit bestemmingsplan.