direct naar inhoud van Artikel 17 Leiding - Gas 2
Plan: Hoofddorp De Hoek en omgeving
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0394.BPGhfddehoekomgvng-C001

Artikel 17 Leiding - Gas 2

17.1 Bestemmingsomschrijving

De voor Leiding - Gas 2 aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. de aanleg en de instandhouding van een ondergrondse hogedruk aardgastransportleiding, overeenkomstig het in Bijlage 3 opgenomen profiel, met dien verstande dat:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - 1', de ondergrondse hogedruk aardgasleiding wordt aangelegd en in stand gehouden overeenkomstig het leidingprofiel zoals opgenomen in Bijlage 4;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van leiding - 2', de ondergrondse hogedruk aardgasleiding wordt aangelegd en in stand gehouden overeenkomstig het leidingprofiel zoals opgenomen in Bijlage 5;
  • b. andere bijbehorende voorzieningen.
17.2 Bouwregels
  • a. Op of in de in lid 17.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bedoelde bestemming worden gebouwd. Overige gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn niet toegestaan uit het oogpunt van externe veiligheid en energieleveringszekerheid.
  • b. De oppervlakte respectievelijk de bouwhoogte van een bouwwerk als bedoeld onder a mag niet meer dan 10 m² respectievelijk 3 m bedragen.
17.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 17.2 onder a, teneinde het bouwen van bouwwerken overeenkomstig andere bestemmingen mogelijk te maken, voor zover:

  • a. de bouwwerken de veiligheid van de aardgastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. geen kwetsbaar object wordt toegelaten; en
  • c. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de bouwwerken de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften bij de omgevingsvergunning dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.
17.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

In het belang van het bepaalde in lid 17.1 is het verboden op of in de in lid 17.1 bedoelde gronden zonder omgevingsvergunning de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanbrengen en rooien van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen, waaronder bijvoorbeeld rietbeplanting en bomen;
  • b. het aanleggen van wegen of paden en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • c. het indrijven van voorwerpen in de bodem, zoals lichtmasten, wegwijzers en ander straatmeubilair;
  • d. het uitvoeren van grondbewerkingen, waartoe worden gerekend afgraven, woelen, mengen, diepploegen, egaliseren, ontginnen, ophogen en aanleggen van drainage;
  • e. het permanent opslaan van goederen en/of stoffen;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
17.5 Uitzonderingsregels

Het verbod als bedoeld in lid 17.4 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer;
  • b. betrekking hebben op normaal agrarisch gebruik;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  • d. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • e. worden uitgevoerd ten dienste van de in lid 17.1 bedoelde bestemming;
  • f. welke graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten vormen.
17.6 Toetsingscriterium bij omgevingsvergunningverlening

De omgevingsvergunning voor de werken en werkzaamheden bedoeld in lid 17.4 kan slechts worden verleend indien en voor zover:

  • a. de werken of werkzaamheden de veiligheid van de aardgastransportleiding en de energieleveringszekerheid niet schaden;
  • b. vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de leidingbeheerder omtrent de vraag of de werken en werkzaamheden de belangen, bedoeld onder a, schaden, en welke beperkingen en voorschriften dienen te worden gesteld ter voorkoming van eventuele schade.