direct naar inhoud van 3.2 Gemeentelijk beleid
Plan: Schalkwijk-Midden
Plannummer: BP9080004
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP9080004-0003

3.2 Gemeentelijk beleid

3.2.1 Structuurplan

De gemeenteraad van Haarlem heeft op 20 april 2005 het Structuurplan Haarlem 2020 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkeling van de stad voor de komende 15 jaar. Ambities en wensen over gebruik van de (beperkte) ruimte zijn hierin vastgelegd. In de toekomst wil Haarlem de bestaande aantrekkelijkheid behouden en verder uitbouwen. Haarlem wil voor zijn inwoners een levendige en veilige stad zijn met veel aandacht voor een leefbare woonomgeving en voldoende voorzieningen voor alle leeftijdsgroepen. Voor bedrijven moet Haarlem nog interessanter worden als vestigingsplaats. De strategische ligging vlakbij Schiphol, Amsterdam en IJmond, de goede bereikbaarheid over de weg en per openbaar vervoer, en de aanwezigheid van een hoogopgeleide beroepsbevolking spelen daarbij een cruciale rol.

Buurtindentiteit

Relevant voor het plangebied Schalkwijk-Midden is het geformuleerde beleid ten aanzien van de woonwijken. In deze gebieden wordt met name ingezet op het speerpunt "Duurzaam goed wonen". Voorop staat verschillen tussen wijken te handhaven of sterker tot uiting te laten komen (buurtidentiteit). De nadruk ligt op versterking van de eigen buurtidentiteit. De opgave is een balans te scheppen tussen de gewenste mate van differentiatie binnen de stad en behoud van eigenheid in de buurten. Het Structuurplan streeft naar een hoogwaardige leefomgeving door aandacht te besteden aan, en waar mogelijk oplossingen aan te dragen voor ruimte voor ontmoeting, leefbaarheid en levendigheid.

Functiemenging

De deelgebieden Toekanweg en Boerhaavelaan zijn op de Structuurplankaart opgenomen als multifunctioneel knooppunt HOV en maken deel uit van het Verandergebied Schipholweg. Dit gebied rondom een halte van de Zuidtangent wordt beschouwd als stedelijk knooppunt waar optimaal gebruik moet worden gemaakt van dubbel grondgebruik en functiemenging. Het deelgebied Surinameweg is op de Structuurplankaart opgenomen als centrumgebied, waarvoor wordt gestreefd naar (het versterken van) functiemenging. Boerhaavewijk-West is op de Structuurplankaart opgenomen als woongebied.

Het plangebied maakt tevens deel uit van de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingszone Rijksstraatweg-Schalkwijk. Het beleid is er opgericht sociaal-maatschappelijke voorzieningen meer in elkaars nabijheid te clusteren en deze clusters voldoende te spreiden over de stadsdelen en wijken.

Groen

De doelstelling voor de ontwikkeling van het groen netwerk in Haarlem is tweevoudig: versterking van groen met vooral ecologische waarden en versterking van groen met vooral stedelijke waarden.

Relatie met het plangebied
Het bestemmingsplan sluit zo veel als mogelijk is aan op de gedachten uit de structuurvisie. Aangezien enkele beoogde ontwikkelingen in het gebied nog niet voldoende zijn uitgekristalliseerd, kunnen deze ontwikkelingen niet in dit bestemmingsplan worden gefaciliteerd. De bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden zijn vastgelegd in het nieuwe bestemmingsplan. Het voorliggende bestemmingsplan sluit aan op het beleid uit de structuurvisie.

3.2.2 Wonen

Haarlem kiest in de woonvisie Haarlem 2012-2016 met een doorkijk naar 2020 (2012) voor behoud en versterking van de aantrekkelijkheid van Haarlem als kwalitatieve goede woonstad. Wonen vormt een belangrijke factor bij de duurzame stedelijke ontwikkeling in Haarlem. Ruimtelijke kwaliteit geldt als uitgangspunt en aantasting van het groen in en om de stad wordt niet geaccepteerd. In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan de doelstellingen. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met behoud en versterking van historisch interessante woonwijken en beschermde stadsgezichten.

Haarlem is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam. In dat verband zijn afspraken gemaakt over de regionale woningbouwopgave in het Regionaal Actie Programma Wonen (RAP Wonen). Hieraan zal Haarlem ook moeten bijdragen.

De grootste uitdaging ligt binnen de bestaande woningvoorraad. Het gaat om verduurzaming van deze voorraad en van de openbare ruimte, leefbaarheid en mobiliteit. Een kleinschaliger, meer organische aanpak past hierbij, met stapsgewijze, flexibele verbeteringen in plaats van grote masterplannen.

Het gemeentelijk woonbeleid heeft op het plangebied Schalkwijk-Midden meer effect omdat er naar wordt gestreefd om nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden voor woningbouw te gaan bieden. In de Woonvisie wordt aangegeven dat stadsdeel Schalkwijk met zijn naoorlogse voorraad sterk afwijkt van de overige stadsdelen van Haarlem. In Schalkwijk is bijna 60 procent van de woningvoorraad in bezit van corporaties. De inzet wordt gericht op een grotere differentiatie van de woningvoorraad door het accent te (blijven) leggen op de middeldure en dure sector en minder op het toevoegen van sociale woningbouw. Verder gaat de woonvisie voor Schalkwijk uit van: doorgaan met herstructureringsprojecten gericht op differentiatie, kwaliteitsverbetering, leefbaarheid en aanpak openbare ruimte en kansen creëren voor woonservicegebieden.

Leegstaande kantoren

De afgelopen jaren is de leegstand van kantoren in Haarlem opgelopen tot 96.000 m2. Daarbij is ook de vraag gerezen hoe omgegaan kan worden met deze leegstaande kantoren. Tijdens de begrotingsbehandeling 2011 is de motie "Van kantoor naar woning" ingediend die raadsbreed is aangenomen. In de Woonvisie is aangegeven, dat deze leegstand aangewend kan worden om de tekorten in de woningmarkt te verminderen en ruimte te geven aan nieuwe functies.

Relatie met het plangebied

Het bestemmingsplan sluit zo veel als mogelijk is aan op de gedachten uit de woonvisie. De bestaande woningen zijn positief bestemd. Aangezien enkele beoogde ontwikkelingen in het gebied nog niet voldoende zijn uitgekristalliseerd, kunnen deze ontwikkelingen niet in dit bestemmingsplan worden gefaciliteerd. De bestaande situatie en de bestaande mogelijkheden zijn vastgelegd in het nieuwe bestemmingsplan. Er is geen sprake van strijdigheid van dit nieuwe bestemmingsplan met het beleid uit de woonvisie.

3.2.3 Hotels

In het gemeentelijk hotelbeleid (2012) wordt ruimte geboden voor nieuwe hotelinitiatieven. Daarbij wordt uitgegaan van marktwerking en het door de gemeente op de hoogte houden van initiatieven en marktruimte. De gemeente is faciliterend richting marktinitiatieven, maar deze worden getoetst op ruimtelijke inpasbaarheid. In het hotelbeleid worden de bijzondere logiesvormen bed & breakfast, slapen boven winkels of horeca, en camperplaatsen gestimuleerd. Om de bed & breakfast functie te stimuleren wordt deze in nieuwe bestemmingsplannen binnen de woonfunctie mogelijk gemaakt. In vigerende plannen waar de bed & breakfast functie nog niet is ondergebracht onder de woonfunctie wordt een verkorte procedure toegepast.

Relatie met het plangebied

In het plangebied is één hotel aanwezig. Dit hotel is positief bestemd en de verbouwwens van het hotel wordt gefaciliteerd.

3.2.4 Maatschappelijk

In het Structuurplan Haarlem 2020 zijn gebieden aangewezen die in potentie geschikt of kansrijk zijn om (nieuwe) sociaal-maatschappelijke voorzieningen te vestigen of te clusteren. Haarlem Maatschappelijk op de Kaart (2010) geeft inzicht in de ontwikkeling van aanbod en spreiding van de sociaal maatschappelijke voorzieningen. Tevens geeft het een handvat voor de ontwikkeling of bijstelling van het eigen gemeentelijk accommodatiebeleid, met aanbevelingen voor nieuwe vormen van gecombineerd gebruik of andere keuzen voor locaties en gebruik op het gebied van welzijn, onderwijs, zorg, cultuur en sport. Vanuit diverse invalshoeken worden die met elkaar verbonden en wordt een richting gegeven voor ruimtelijke ontwikkelingen voor de komende jaren. Daarmee wordt een koppeling tot stand gebracht tussen sociaal en fysiek.

Concrete keuzen moeten worden uitgewerkt in ruimtelijke verkenningen en of gebiedsvisies. Beide instrumenten dienen om op meer planmatige wijze maatschappelijke voorzieningen een plek te geven in de stad en professionele partijen (veelal uitvoerder) te verleiden en te committeren om er invulling aan te geven.

In het kader van duurzaamheid is meervoudig ruimtegebruik uitgangspunt. Zo is er is niet alleen maar sprake van een bouwopgave met uitbreidingsbehoefte. Kansen liggen er om de voorzieningenstructuur anders te organiseren waarbij de inzet van multifunctionele accommodaties een belangrijke rol speelt.

Het Strategisch Huisvestingsplan Onderwijs (SHO) geeft richtlijnen voor de verbetering van de onderwijshuisvesting en heeft als doelstelling te komen tot goede voorzieningen op de juiste locaties. Andere doelen zijn verbreding van de functies van de gebouwen en functionele flexibilisering van de gebouwen. Voor het vaststellen van de toekomstige investeringsbehoefte voor de schoolgebouwen zijn in het Strategisch Huisvestingsplan – Uitvoeringsplan 2007-2010 acht programmalijnen vastgesteld, waaronder de programmalijn Voortgezet Onderwijs.

Relatie met het plangebied

De belangrijkste en grootste maatschappelijke voorziening in het plangebied is het Kennemergasthuis. Aan de oostzijde van de Amerikavaart staat verzorgingshuis Sint Jacob. Beide zijn positief bestemd.

3.2.5 Verkeer en vervoer

Het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan (HVVP) beschrijft het beleid op het gebied van verkeer en vervoer voor een periode van 10 jaar. Het HVVP is een plan op hoofdlijnen. In het plan wordt een beschrijving gegeven van de hoofdstructuren voor het autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer.

Het HVVP heeft twee belangrijke doelstellingen: het vergroten van de leefbaarheid en het verbeteren van de bereikbaarheid. Dit betekent het aantrekkelijk maken van het gebruik van alternatieven voor de auto (fietsen en het gebruik van het openbaar vervoer) en geen nieuwe wegen in de wijken.

Langzaam verkeer

Het HVVP gaat uit van het creëren van verblijfsgebieden met een 30 km/uur beperking, waarbij de doorstroming van het verkeer ondergeschikt is. De fiets neemt in het Haarlemse verkeersbeleid een belangrijke plaats in. De fiets moet voor verplaatsingen binnen Haarlem een groter aandeel krijgen en dat moet ertoe leiden dat de auto voor korte afstanden niet hoeft te worden gebruikt. Hiervoor zet het HVVP in op drie beleidspunten: verbetering van bestaande fietsroutes en voorzieningen, bij kruisingen voorrang geven aan de fiets boven het autoverkeer en uitbreiding van het fietsnetwerk. Uitgangspunt voor voetgangers zijn goede oversteekvoorzieningen en vermindering van de wachttijden bij verkeerslichten met extra aandacht voor kinderen, ouderen en gehandicapten.

Openbaar vervoer

Het HVVP gaat uit van verbetering van de bereikbaarheid door versterking van het regionale openbaar vervoernetwerk, een snellere doorstroming van bussen, het waar nodig faciliteren van de bus in wijken, en behoud van de goede multimodale regionale bereikbaarheid (per fiets, openbaar vervoer en auto).

Het plangebied is goed ontsloten met openbaar vervoer met op de Europaweg en Aziëweg haltes van de Zuidtangent als hoogwaardige openbaar vervoerverbinding tussen Haarlem en Schiphol, en diverse buslijnen over de Schipholweg, Europaweg, Aziëweg, Boerhaavelaan en het noordelijk deel van de Amerikaweg.

Aanpassingen aan buslijnen en -haltes vallen buiten het bereik van wat in een bestemmingsplan geregeld kan worden. Binnen de opgenomen verkeersbestemming zijn dergelijke aanpassingen mogelijk.

Autoverkeer

Het autoverkeer wordt via ontsluitingswegen zo direct mogelijk vanuit de verblijfsgebieden naar de randen van het gebied geleid. Dit houdt in dat het verkeer zo snel mogelijk uit de 30 km-gebieden richting de 50 km/u wegen wordt geleid. Doorgaand verkeer zal zoveel mogelijk langs de rand van de stad worden afgewikkeld.

De (grotendeels) langs het plangebied Schalkwijk-Midden lopende wegen Schipholweg, Europaweg en Amerikaweg zijn een gebiedsontsluitingsweg type A met een maximum snelheid van 50 km/u en hebben ook een functie voor het doorgaand verkeer. De Boerhaavelaan en Aziëweg zijn een gebiedsontsluitingsweg type B met een maximum snelheid van 50 km/u.

Relatie met het plangebied

Het onderhavige bestemmingsplan voorziet niet in een wijziging in de verkeersstructuur. De voet- en fietspaden, ontsluitingswegen en bijbehorende voorzieningen in het plangebied zijn positief bestemd binnen de bestemming Verkeer. Er is daarmee voldoende ruimte en flexibiliteit voor een goede verkeerstechnische en verkeersveilige invulling van de infrastructuur.

3.2.6 Water

Waterbeleid, waterwetgeving en waterregelgeving

Vanaf 22 december 2009 is de Waterwet van kracht. Deze wet regelt het beheer van grond- en oppervlaktewater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op basis van deze wet is in december 2009 het Nationaal Waterplan vastgesteld.

In het Nationaal Waterplan worden antwoorden geformuleerd op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer voor Nederland.

Waterbeheerplan Rijnland

In het Waterbeheerplan 2010-2015 geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna te noemen: Rijnland) zijn ambities aan en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn [1] veiligheid tegen overstromingen, [2] voldoende water en [3] gezond water.

Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen.

Wat betreft het waterbeheer gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing.

Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op www.rijnland.net.

Rijnland's Keur en Beleidsregels

Rijnland dient haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder adequaat te kunnen uitvoeren.

De “Keur” is een verordening van de waterbeheerder met juridisch bindende regels (gebod- en verbodsbepalingen). Zo zijn werken en werkzaamheden in en bij waterkeringen (dijken, kaden, duinen) en watergangen (sloten, vaarten, plassen) zonder of in afwijking van een vergunning op grond van de Keur niet toegestaan. Ook het aanbrengen van verhard oppervlak (bebouwing, bestrating) en het onttrekken van grondwater zijn in veel gevallen vergunningplichtig.

In de “Beleidsregels” die bij de “Keur” horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. De “Keur en Beleidsregels” van Rijnland zijn te vinden op www.rijnland.net

Rijnland's beleid Riolering en afvalwaterzuivering

Rijnland geeft de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater. Naast een voorkeursvolgorde voor afvalwater geldt voor de behandeling van hemelwater de zorgplicht. Rijnland geeft daarbij de voorkeur aan brongerichte maatregelen boven 'end-of-pipe' maatregelen.

Hierbij geldt de volgende toelichting. Hemelwater kan de capaciteit van riolering en zuivering aanzienlijk belasten. Dat is niet wenselijk en vaak ook niet nodig. Zeker bij nieuwbouw ontwikkelingen is het gescheiden aanbieden van hemelwater en afvalwater vaak een doelmatige maatregel. Rijnland volgt hierbij een de voorkeursvolgorde (rijksbeleid), waarbij voorop staat het voorkomen van het ontstaan van afvalwater. Als er afvalwater is het zoveel mogelijk beperken van verontreiniging en waar mogelijk afvalwaterstromen scheiden. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). De uiteindelijke afweging wordt lokaal gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.

Het te lozen hemelwater mag geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater veroorzaken. Maatregelen om dit te bereiken zijn duurzaam bouwen, infiltratie, het toepassen van berm- of bodempassage en straatkolken met extra voorzieningen. Als ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of  - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel.

Integraal Waterplan Haarlem

De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem vastgesteld. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.

Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.

Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)

Het GRP is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (incl. financiën) en de visie op riolering voor de langere termijn worden beschreven. Met het GRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het GRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. Er zijn vier doelstellingen voor het GRP van toepassing, te weten:

  • het doelmatig inzamelen van het afvalwater en het hemelwater.
  • het transporteren van het rioolwater naar een geschikt lozingspunt.
  • Het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast.
  • Het beperken van vervuiling door overstorten middels aanleg van randvoorzieningen (o.a. BBB's) en afkoppelen.


Compensatieregeling

Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland stelt als richtlijn dat - indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van opervlaktewater. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van het rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt. Tevens onderschrijft het Waterplan de noodzaak op het vlak van baggeren, afkoppelen, saneren overstorten, inrichten natuurvriendelijke oevers, en afkoppelen schone verharding, en het creëren van extra open water ter compensatie van toegenomen verharding.

Wat het waterbeleid betekent voor de planontwikkeling van Belcanto is uitgewerkt in paragraaf 5.4.2 Watertoets en verder.

Conclusie

Dit bestemmingsplan en hetgeen daarmee mogelijk wordt gemaakt past binnen het geldende waterbeleid.

3.2.7 Archeologie

Rijksbeleid

De belangrijkste uitgangspunten van de wetgeving voor de archeologische monumentenzorg zijn:

  • het behoud van archeologische waarden in de bodem;
  • de initiatiefnemer van het project dat tot bodemverstoring leidt, betaalt de kosten van archeologisch onderzoek;
  • de zorg voor het archeologisch erfgoed wordt vroegtijdig geïntegreerd in de procedures van de ruimtelijke ordening.

De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën: een hoge, matige, lage en zeer lage trefkans.

Het plangebied staat niet vermeld op de Archeologische Monumenten Kaart van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed vermeld als een terrein van archeologische waarde. Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden van de Rijksdienst heeft het plangebied een lage verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden gemiddeld laag wordt geacht.

Provinciaal beleid

Het archeologisch beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland is vastgelegd in het Cultuurconvenant tussen het rijk en de provincie Noord-Holland, de Provinciale Cultuurnota en de Cultuurhistorische Regio-profielen. Het beleid is gebaseerd op wettelijke verplichtingen en autonoom cultuurhistorisch provinciaal beleid.

Een belangrijk instrument voor het provinciaal beleid is de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). De CHW heeft een archeologische kaartlaag. De terreinen die op deze kaartlaag staan moeten vanuit cultuurhistorisch oogpunt bescherming krijgen. Daarom moet de gemeente in de ruimtelijke afweging rekening houden met deze terreinen.

Gemeentelijk beleid

Met de goedkeuring van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg heeft de gemeente er vanaf 1 september 2007 een aantal nieuwe verplichtingen bij gekregen met betrekking tot de zorg voor het archeologische erfgoed. In de wetgeving is opgenomen dat gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening moeten houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

Gemeenten zijn daarmee wettelijk verantwoordelijk voor het behoud van het eigen bodemarchief. Het rijke bodemarchief van Haarlem maakt het niet alleen noodzakelijk, maar ook zeer wenselijk om een gemeentelijk archeologiebeleid te voeren. De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen zijn vastgelegd in de Beleidsnota Archeologie (2009).

Ook is bepaald dat in een bestemmingsplan regelingen kunnen worden opgenomen ten behoeve van het beschermen van archeologische waarden. Aangezien de verantwoordelijkheid voor het archeologische erfgoed wordt gedecentraliseerd dienen de gemeenten hun eigen beleid te ontwikkelen. In dit kader heeft de gemeente Haarlem het initiatief genomen tot de ontwikkeling van diverse maatregelen waardoor archeologie meer onderdeel van het planologische instrumentarium wordt. De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen om op een werkbare en doelmatige manier zorg te dragen voor het Haarlemse bodemarchief zijn eveneens vastgelegd in de beleidsnota met bijbehorende beleidskaart.

Het plangebied behoort volgens de voorlopige Archeologische Beleidskaart Haarlem tot categorie 4. Het betreft de oostelijk gelegen strandvlakte die grenst aan de Haarlemse strandwal. De vondsten zijn aanwezig in een relatief lagere dichtheid. Om die reden geldt hier een zogenaamd regime, waarbij door middel van het verbinden van voorwaarden aan een omgevingsvergunning voor bouwen of voor het uitvoeren van werken bij bodemverstorende activiteiten aparte voorwaarden gelden bij ingrepen met een oppervlakte van meer dan 2.500 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld.

De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de Archeologische Beleidskaart Haarlem. De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een archeologisch waarderend rapport, het zogeheten regime.

De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:

  • een reguliere omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen;
  • een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • een omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk binnen beschermd stadsgezicht.

De gebieden die zijn weergegeven op de ABH worden in bestemmingsplannen opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie'. In de planregels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een reguliere omgevingsvergunning of aanlegvergunning kunnen worden verbonden.

Relatie met het plangebied

De specifieke aspecten omtrent dit onderwerp worden nader toegelicht in paragraaf 5.8 Archeologie. In dit bestemmingsplan is rekening gehouden met het geldende archeologiebeleid door het opnemen van de waarde-archeologie- bestemmingen. Dit bestemmingsplan en hetgeen daarmee mogelijk wordt gemaakt past daarom binnen het geldende archeologiebeleid.

3.2.8 Nota ruimtelijke kwaliteit

In de nota ruimtelijke kwaliteit (2012) wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie.

In de nota ruimtelijke kwaliteit is het regieniveau bepaald en zijn gebiedstypen en -structuren aangegeven.

Regie

Het middengebied van Schalkwijk heeft in de nota het niveau transformatie regie gekregen. De transformatie regie is bedoeld voor de (relatief jongere) stadsdelen waar de stedelijke structuur een veranderingsproces doormaakt. De ruimtelijke dynamiek is hoog. De gemeente stuurt hier door middel van gebieds- visies waarin de bestaande en de nieuwe kwaliteiten van bebouwing en de openbare ruimte in samenhang met de bredere context, worden verbeeld en toetsbaar gemaakt.
De Amerikaweg en de Europaweg hebben het niveau bijzondere regie gekregen omdat deze als lange lijn deel uitmaken van de structuur van de stad en gebiedsoverschrijdend zijn. Ze hebben een gecompliceerd karakter: ze verbinden of begrenzen woonwijken en bieden oriëntatie. Toetscriteria zijn opgenomen in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit (Deel 2: beoordelingskaders ruimtelijke kwaliteit, pagina 103).

Gebiedstype

Het middengebied is in de nota aangemerkt als gebiedstype Divers omdat binnen het gebied het stratenpatroon en bebouwing weinig relatie met elkaar hebben.

Het gebied ten oosten van de Amerikaweg is aangemerkt als gebiedstype Strokenbouw. Dit gebied kenmerkt zich door een hoofdstructuur van doorgaande wegen met daaraan gekoppeld woonstraten en -hoven, winkelpleinen en andere voorzieningen.

Relatie met het plangebied

De Amerikaweg en de Europaweg vormen in deze stadsdelen een specifieke stedenbouwkundige ontwerpopgave. Als lijn zijn beide een belangrijke kwaliteit van deze stadsdelen: een volwassen groenstructuur van voldoende omvang. In gebieden met transformatie regie mogen ontwikkelingen van grotere woonbuurten zich onderscheiden van hun stedenbouwkundige context.
Bij grootschalige transformatie wordt uitgegaan van behoud van bestaande groen- en waterstructuren die een positieve bijdrage leveren aan de openbare ruimte. Er zijn vrijheden in stratenpatroon, bouwbloktype of architectonische uitwerking binnen de aangegeven richting (zie paragraaf 4.7 Criteria voor ruimtelijke kwaliteit). Bij transformatie is duurzaamheid (waterhuishouding, materiaalkeuze etc.) een nieuwe opgave. Ingrijpende transformatieplannen moeten integraal uitgewerkt zijn in een ruimtelijke verkenning of gebiedsvisie, die na vaststelling als nader beoordelingskader geldt. Voor kleine ingrepen binnen bestaande buurten of eenheden (stroken, complexen, ensembles) blijft toetsing gericht op instandhouding van de bestaande kwaliteit. Daarvoor zijn in deel 2 van de NRK criteria opgenomen.

3.2.9 Openbare ruimte

Er wordt een Structuurvisie Openbare Ruimte opgesteld. In de eerste fase van de opstelling van de Structuurvisie is een hoofdlijnennotitie opgesteld. Bij het opstellen van deze verkenning zijn drie ijkpunten gebruikt, die ook terugkomen als uitgangspunten in rijks- en provinciaal beleid. Dat zijn bereikbaarheid, kwaliteit leefomgeving en economische groei.

Deze ijkpunten zijn in de hoofdlijnennotitie gebruikt als toetsingscriteria en helpen daarom bij de beargumentatie van expliciete keuzes en het inzichtelijk maken van de verwevenheid van de thema’s. In het vervolgproces zal de structuurvisie concreter worden.

3.2.10 Gebiedsvisie Schalkwijk-Midden

Voor het plangebied Schalkwijk-Midden is 11 juni 2009 door de gemeenteraad de gebiedsvisie Schalkwijk-Midden vastgesteld. De gebiedsvisie vormt de onderlegger voor alle ontwikkelingen en opwaarderingen binnen het plangebied. De hoofdstraten zullen meer het karakter krijgen van stadsstraten en moeten zorgen voor een goede verbinding met de naastgelegen wijken. Daartoe worden er ook nieuwe routes aangelegd voor langzaam verkeer zoals langs de oostkant van de Europaweg. Aan de Surinameweg wordt een extra buurtpark toegevoegd. Uit oogpunt van levendigheid en sociale veiligheid wordt gestreefd naar menging van wonen, voorzieningen en werkfuncties (kantoren) en een herinrichting van de openbare ruimte. De bebouwing wordt gericht op de openbare ruimte en de omliggende wijken, zonder gesloten begane grondlaag met bergingen en garages. De bouwhoogte varieert van 4 tot 6 lagen met de mogelijkheid van accenten. Parkeren vindt in principe ondergronds plaats en bij uitzondering (vanwege de haalbaarheid) halfverdiept tot 1,35 meter boven het maaiveld dan wel niet zichtbaar vanaf de openbare ruimte of in een parkeergarage.

Op basis van de Gebiedsvisie kan met het project Belcanto langs de Kennedylaan (het voormalige belastingkantoor en voormalige garagebedrijven) in het hart van Schalkwijk-Midden een eerste aanzet worden gegeven voor herontwikkeling binnen het plangebied. In het plangebied wordt niet voorzien in een toename van verharding. Door aanleg van parken en groenstroken ten behoeve van bomen in de openbare ruimte zal eerder sprake zijn van ontharding. In de gebiedsvisie wordt een minimumaantal van 230 te planten bomen vastgelegd en per kavel 30 procent onverhard terrein. In de Gebiedsvisie wordt er van uitgegaan dat bij de herontwikkeling en intensivering binnen het plangebied door menging van wonen en werken het vloeroppervlak voor werkfuncties per saldo gelijk zal kunnen blijven.

Dit bestemmingsplan heeft de bestaande situatie vastgelegd en de bestaande mogelijkheden geactualiseerd. , echter voor wat betreft de beoogde ontwikkelingen uit de gebiedsvisie geldt dat deze op het moment van het opstellen van het bestemmingsplan onvoldoende concreet waren om rechtstreeks te faciliteren.

3.2.11 Gebiedsvisie Boerhaavewijk

De gebiedsvisie Boerhaavewijk is vastgesteld door de gemeenteraad op 28 juni 2012 en ziet als toekomstbeeld in de eerste plaats een woonwijk, maar in 2020 is het meer. Hier kunnen nieuwe ondernemers gemakkelijk een woning met genoeg ruimte voor hun bedrijf in de wijk vinden. De locatiefactoren zijn goed: perfect verbonden met overige delen van Haarlem en daarmee makkelijk bereikbaar, goedkoop en met de nodige voorzieningen in de buurt. Om dit perspectief te bereiken zijn er vijf speerpunten voor Boerhaavewijk geformuleerd:

  • een hart voor de wijk: een compacte centrale plek met winkels en maatschappelijke voorzieningen waar bewoners elkaar kunnen ontmoeten;
  • meedoen in Boerhaavewijk: een programma om bewoners te betrekken bij wat er in de buurt speelt via een wijkteam en apart jongerenprogramma;
  • een duurzame woonwijk: duurzaam op milieu, groen, economie en sociaal vlak; gevarieerde woningen in de wijk en een wijk voor alle leeftijden;
  • zichtbare kwaliteit van de woonomgeving: de openbare ruimte verbetert door het planten van nieuwe bomen en het veranderen van de straatprofielen;
  • economisch vitale wijk: in 2020 is Boerhaavewijk veranderd van primair woonwijk in woonwerkwijk.

Specifiek voor dit bestemmingsplan is het gebied St. Jacob en Damiatecollege (verandergebied A uit de visie) van belang, zoals genoemd in de gebiedsvisie. Dit betreft het deelgebied waar St. Jacob en het Damiatecollege gevestigd zijn. Deze wijkrand aan de Amerikaweg is het eerste beeld dat gebruikers van deze hoofdroute hebben van Boerhaavewijk. Een fysieke verbetering met een herkenbare identiteit is hier gewenst.

Deze wijkrand richten we in als groengebied met een bewandelbare oever en een vernieuwd buurtpark aan de Amerikavaart. Tussen het hart van de Boerhaavewijk en locatie 023 komt een nieuwe snelle fietsverbinding over de Louis Pasteurstraat. Het doel is hier op termijn nieuw te bouwen voor drie functies: wonen, zorgwonen (Sint Jacob) en evt. onderwijs (een dependance), aansluitend op het buurtplein. De overige bebouwing bestaat overwegend uit eengezinswoningen. Deze plannen zijn echter nog niet voldoende concreet om in dit bestemmingsplan te faciliteren.