direct naar inhoud van Artikel 16 Wonen
Plan: Bomenbuurt
Plannummer: BP6080005
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP6080005-0003

Artikel 16 Wonen

16.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden-beroep, gastouderopvang of een bed & breakfast;
  • b. bijbehorende voorzieningen zoals, groenvoorzieningen, waterlopen en waterpartijen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, bergingen, tuinen, erven en terreinen.
16.2 Bouwregels

Binnen de bestemming ''Wonen'' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

16.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. er moet aangesloten worden op de belendende gebouwen;
  • c. voorgevels mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogte te worden gebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte en maximum bebouwingspercentage' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd en dient tevens binnen het maatvoeringsvlak niet meer oppervlakte gebouwd te worden dan het aangegeven percentage;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' dient de bestaande bouwhoogte te worden gehandhaafd;
  • h. ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte' dient de bestaande goothoogte te worden gehandhaafd;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is een onderdoorgang toegestaan;
  • j. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen;

dakkapellen

  • k. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, mits:
    • 1. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 m onder de noklijn is gelegen;
    • 2. bij dakvlakken met een hellingshoek minder dan 35 graden mag een dakkapel in of binnen 0,5 m van de nok geplaatst worden;
    • 3. de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst;
    • 4. de dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 m en niet breder is dan een derde van de breedte van het dakvlak;
    • 5. de zijkanten van de dakkapel minimaal 0,5 m worden gerealiseerd van de zijkanten van het dakvlak;
    • 6. de dakkapel in het voordakvlak niet breder is dan de helft van de breedte van het dakvlak;
    • 7. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt.

kap / nokrichting / vorm

  • l. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduidingen orde 1 en orde 2' dient de bestaande nokrichting, kap- en dakvorm gehandhaafd te blijven m.u.v. ondergeschikte onderdelen zoals dakkapellen, dakdoorbrekingen.
  • m. indien boven de goothoogte wordt gebouwd, moet worden afgedekt met een kap waarvan:
    • 1. de maximale hoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de op de verbeelding aangegeven goothoogte.
    • 2. de dakhelling niet minder bedraagt dan 30 en niet meer dan 70 graden. bij een samengestelde kap dient de dakhelling van de bovenste dakvlakken minimaal 20 graden te bedragen.

mansardekap

  • n. indien ter plaatse de specifieke bouwaanduidingen 'Mansardekap' [sba-mk] boven de maximale goothoogte wordt gebouwd, moet worden afgedekt met een mansarde kap:
    • 1. waarvan de nokrichting haaks op de straat is gelegen.
    • 2. waarvan het onderste dakvlak maximaal 80 graden bedraagt en het bovenste dakvlak maximaal 20 graden bedraagt;
    • 3. waarbij moet worden aangesloten op de trend;

dakopbouw

  • o. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'Opbouw (70-70)' [sba-ob] mag de maximale goothoogte worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
    • 1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximale) goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt, waarbij de hellingshoek van het voor- en achterdakvlak maximaal 70 graden bedraagt;
    • 2. indien aanwezig aangesloten wordt op de bestaande kap aan de voorgevelzijde;
    • 3. de achterzijde mag recht worden opgetrokken indien:
      • de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen minimaal op een afstand van 20 m liggen;
      • niet wordt gebouwd in de hoek van een bouwblok binnen 15 m van het snijpunt van de oorspronkelijke achtergevels.
    • 4. de zijgevel van een hoekwoning gelegen aan openbaar toegankelijk gebied dan wel gelegen op een afstand van minder dan 10 m tot naastgelegen hoofdbebouwing wordt afgedekt met een dakvlak onder een hoek van maximaal 70 graden;
    • 5. er wordt aangesloten op de trend;

  • p. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'Opbouw 1 (recht 1 m terugliggend)' [sba-ob1] mag de maximale goothoogte worden overschreden ten behoeve van een extra bouwlaag met een platte afdekking, mits:
    • 1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximale) goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt, waarbij de voorzijde 1 meter terug ligt ten opzichte van de voorgevelrooilijn en het achterdakvlak maximaal 70 graden
    • 2. de achterzijde mag recht worden opgetrokken indien:
      • de tegenoverliggende achtergevelrooilijnen minimaal op een afstand van 20 m liggen;
      • niet wordt gebouwd in de hoek van een bouwblok binnen 15 m van het snijpunt van de oorspronkelijke achtergevels.
    • 3. de zijgevel van een hoekwoning gelegen aan openbaar toegankelijk gebied dan wel gelegen op een afstand van minder dan 10 m tot naastgelegen hoofdbebouwing wordt afgedekt met een dakvlak onder een hoek van maximaal 70 graden;
    • 4. er wordt aangesloten op de trend.

  • q. ter plaatse van de specifieke bouwaanduidingen 'Opbouw 2' [sba-ob2] mag de kap aan de voorzijde worden verlengd ten behoeve van een extra bouwlaag mits:
    • 1. de hoogte van de extra bouwlaag boven de (maximale) goothoogte niet meer dan 3 m bedraagt;
    • 2. het achterdakvlak maximaal 70 graden bedraagt;
    • 3. de dakkapel aan de straatzijde aansluit op de nok;
    • 4. er wordt aangesloten op de trend;

  • r. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'Recht optrekken achterzijde' [sba-roa] is de verhoging van de goot aan de achterzijde toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de gootverhoging mag niet meer dan 5 meter bedragen;
    • 2. de bestaande nokhoogte mag niet worden overschreden;
    • 3. er moet worden aangesloten op de trend;

nokverhoging

  • s. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding 'Nokverhoging' [sba-nv] mag de nok worden verhoogd tot maximaal 3 m boven de (maximale) goothoogte, waarbij moet worden aangesloten op de trend.

16.2.2 Andere bouwwerken

dakterras

  • a. een dakterras is toegestaan, mits:
    • 1. gesitueerd op een erker of een aanbouw;
    • 2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    • 3. privacyschermen, alleen toegestaan op aanbouwen, niet hoger zijn dan 1.8 m en niet dieper dan 2.5 m;
    • 4. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    • 5. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
    • 6. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
    • 7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst;
    • 8. dakterrassen op hoofdbebouwing toegestaan mits:
      • afstand hekwerk tot voorgevel bij een straatprofiel breder dan 20 m, 4 m tot de dakrand;
      • afstand hekwerk tot voorgevel bij een straatprofiel minder dan 20 meter, 2 m tot de dakrand;
      • afstand hekwerk tot achtergevel, 2 m tot de dakrand.

Overige andere bouwwerken

  • b. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • d. de hoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • e. de hoogte van constructies die dienen ter ondersteuning en/of geleiding van beplanting voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen, met dien verstande dat minimaal 70% van de constructie open is.
  • f. de oppervlakte per 'ander bouwwerk' mag niet meer dan 10 m² bedragen;
  • g. overige 'andere bouwwerken' mogen alleen worden opgericht achter de voorgevel van het hoofdgebouw.
16.3 Afwijken van de bouwregels

dakopbouw / gootverhoging

  • a. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 onder l. en m. en toestaan dat:
    • 1. de hellingshoek van het achterdakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    • 2. de hellingshoek van het voordakvlak wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    • 3. de hellingshoek van het zijdakvlak aan de kopse kant wordt vergroot of dat gevel recht wordt opgetrokken mits:
      • .het geen gebouwen betreft die op de verbeelding zijn aangeduid als 'orde 1' of 'orde 2';
    • 4. aansluitend op de trend toestaan dat de voorzijde 1 m terug ligt ten opzichte van de voorzijde brede beeldbepalende dakgoot;
    • 5. aansluitend op de trend toestaan 50% te bouwen op de voorgevelrooilijn ten behoeve van accent en expressie;

dakkapellen

  • b. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.1 sub k. en toestaan dat:
    • 1. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
    • 2. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
    • 3. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is;
    • 4. afwijkende dakkapellen aansluitend op de trend zijn toegestaan.

kap

  • c. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 onder l. en afwijkende kapvormen toestaan, mits ze binnen de daar beschreven contouren blijven.

dakterras

  • d. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2.2 sub a. en toestaan dat aansluitend op de trend een terras aan de voorzijde aansluitend op de voorgevelrooilijn is toegestaan.

afwijkingscriteria

  • e. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden als bedoeld in lid 3 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
      • het straat- en bebouwingsbeeld;
      • het historisch daklandschap;
      • cultuurhistorische waarden;
      • de privacy en bezonning van de omwonenden:
      • de verkeerssituatie ter plaatse;
      • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

16.4 Specifieke gebruiksregels

Naast de algemene gebruiksregels zoals genoemd in artikel 22, gelden met betrekking tot het gebruik de volgende regels:

  • a. Een woning dient voor de huisvesting van maximaal één huishouden;
  • b. Het gebruik van een woning voor aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang en bed & breakfast, mag in totaal niet meer bedragen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak met eem maximum van 50 m2;