Plan: | Spaarndamseweg e.o. |
---|---|
Plannummer: | BP5080003 |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0392.BP5080003-0003 |
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte scheppen voor verschillende ruimte vragende functies op het beperkte oppervlak dat Nederland ter beschikking staat. Het ruimtelijk beleid van het rijk, vastgelegd in de Nota “Ruimte voor ontwikkeling”, richt zich vervolgens op vier algemene doelen:
Ten aanzien van de steden stimuleert het rijk revitalisering, herstructurering en transformatie van zowel (verouderde) wijken als bedrijventerreinen in het algemeen. Door het intensiveren en transformeren van stedelijk gebied en de combinaties van functies kan het gebruik van bestaand stedelijk gebied worden geoptimaliseerd.
Een goede waterkwaliteit vinden we belangrijk in Nederland. Omdat water zich weinig aantrekt van landsgrenzen, zijn internationale afspraken nodig.
Daarom is sinds eind 2000 de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) van kracht. Die moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in Europa in 2015 op orde is. In Nederland vertaalt de rijksoverheid de KRW in landelijke beleidsuitgangspunten, kaders en instrumenten.
De KRW heeft tot doel landoppervlaktewater, overgangswater, kustwateren en grondwater te beschermen om:
Het beleid van de kaderrichtlijn wordt momenteel geïmplementeerd in de Waterwet (medio 2009).
Het nationale waterbeleid is vastgelegd in de Vierde Nota Waterhuishouding (NW4, 1988). De hoofddoelstelling van de NW4 luidt “het hebben en houden van een veilig en bewoonbaar land en het in stand houden en versterken van gezonde en veerkrachtige watersystemen, waarmee een duurzaam gebruik blijft gegarandeerd.”
In de NW4 wordt een integraal waterbeheer nagestreefd met meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu.
Ten aanzien van de watersystemen moet schade worden voorkomen, het goede worden behouden en zo mogelijk ruimte worden geschapen voor nieuwe kansen. Verder moet de veerkracht worden vergroot, waterconservering en waterbuffering worden bevorderd.
Dit beleid vormt ook de basis voor de watertoets, die het Besluit ruimtelijke ordening voor alle ruimtelijke plannen voorschrijft.
Daarnaast heeft de rijksoverheid, samen met provincies, gemeenten en waterschappen, het Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW, 2003) ondertekend. Met de ondertekening van het NBW onderstreepten alle partijen het belang van een gezamenlijke en integrale aanpak. Op 25 juni 2008 hebben alle partijen het Nationaal Bestuursakkoord Water –Actueel (NBW-actueel) ondertekend. Met de actualisatie van het NBW onderstrepen de betrokken partijen nogmaals het belang van samenwerking om het water duurzaam en klimaatbestendig te beheren.
Het akkoord heeft tot doel om in de periode tot 2015 het watersysteem in Nederland op orde te krijgen en daarna op orde te houden. Het gaat daarbij om het aanpakken van de gevolgen van de zeespiegelstijging, bodemdaling en een veranderend klimaat. Nederland krijgt als gevolg hiervan namelijk steeds meer te maken met extreem natte en extreem droge periodes.
De Nota Mobiliteit, een verkeerskundige uitwerking van de Nota Ruimte, geeft de volgende beleidsdoelen aan:
de provinciale Structuurvisie 2040 (2010).
De optimalisering van het bestaand stedelijk gebied en het beschermen van de waardevolle landschappelijke gebieden zijn de belangrijkste uitgangspunten in
Om gemeenten te stimuleren het bestaand stedelijk gebied beter te benutten, heeft de provincie de grenzen van het bestaande bebouwde gebied (BBG) vastgelegd. In Haarlem valt deze grens samen met het stedelijk gebied. Het zuidelijk deel Het bestemmingsplangebied tot aan de Schoterbrug valt in het BBG (zie afbeelding B1.1).
Afbeelding B1.1 Uitsnede Bestaand Bebouwd Gebied provinciale structuurvisie
Binnen het verstedelijkte gebied hanteert de provincie het compacte-stadbeleid, wat zeggen wil dat voor alle stedelijke functies, inclusief stedelijke groenstructuren, in eerste instantie ruimte wordt gezocht binnen bestaand stedelijk gebied. Tevens wordt ingezet op zuinig en efficiënt ruimtegebruik door het ruimtebeslag te beperken en in de steden, waar mogelijk te verdichten door ICT (Intensiveren, Combineren en Transformeren).
Bouwen buiten BBG
Het bouwen met identiteit op basis van landschap en cultuurhistorie buiten Bestaand Bebouwd Gebied gaat uit van een samenhangende, integrale ontwikkeling en één sluitende financiële constructie. Dit houdt in dat bijvoorbeeld woningbouw, natuur en recreatie in samenhang worden ontworpen, ontwikkeld en gefinancierd. Dit betekent dat plangrenzen zorgvuldig moeten worden vastgesteld met alle betrokken partijen. De Provincie Noord-Holland biedt het instrument Ruimte voor Ruimte aan en wil hiervoor ook het instrument gebiedsontwikkeling inzetten.
Nieuwe ontwikkelingen buiten Bestaand Bebouwd Gebied beoordeelt de Provincie Noord-Holland op grond van het aantonen nut en noodzaak, de mogelijkheden of onmogelijkheden voor verdichting of transformatie en de provinciale eisen aan ruimtelijke kwaliteit (onder andere de Leidraad Landschap en Cultuurhistorie), en op de (on)mogelijkheden van het faciliteren van de ontwikkeling vanuit het watersysteem.
Stelling van Amsterdam
"Behoud en ontwikkeling van groen om de stad" maakt ook onderdeel uit van het hoofd belang Ruimtelijke Kwaliteit. Schoteroog is voor een groot deel aangewezen tot het Nationale Landschap: Stelling van Amsterdam (zie afbeelding). De definitie van Nationale Landschap komt uit de Nota Ruimte: gebieden met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. De Stellingzone is aangewezen tot te beschermen cultuurhistorisch ruimtelijke hoofdstructuur van de Stelling van Amsterdam, met als doel de herkenbaarheid en de aantrekkingskracht van het gebied te vergroten.
De kernkwaltiteiten van de Stelling zijn: een groene en relatief stille ring rond Amsterdam, een samenhangend systeem van forten, dijken, kanalen en inundatiekommen, en een relatief grote openheid. Deze kernkwaliteiten moeten beschermd worden. Hierbij moet er ruimtelijk gezien aandacht zijn voor het vergroten van publieke toegankelijkheid (ten behoeve van recreatie en toerisme) en het behouden c.q. versterken van de ruimtelijke samenhang en landschappelijke herkenbaarheid.
Het ruimtelijk beleidsregime met betrekking tot de Stelling van Amsterdam is vastgelegd in de Provinciale Ruimtelijke Verordening Structuurvisie (PRVS) en de Beleidsnota Landschap en Cultuurhistorie. Ontwikkelingen binnen een Nationaal Landschap en UNESCO-Werelderfgoed is uitsluitend toegestaan voor zover deze geen significant negatieve effecten kunnen hebben op de kernkwaliteiten. Voor de toevoeging van woningbouw wordt aangesloten op de regels ten aanzien van nieuwbouw buiten het BBG. Hierbij geldt dat ten minste nut en noodzaak van de toevoeging moet worden aangetoond.
Daarnaast gelden voor de Stelling de regels die voortvloeien uit de Convention Concerning the Protection of the World Cultural and Natural Heritage en de Operational Guidelines for the Implementation of the World Heritage Convention.
Vanuit bovengenoemde beleidslijnen wordt door de provincie Noord-Holland regie gevoerd op de volgende hiervan afgeleide doelen:
Recreatie om de Stad
"Behoud en ontwikkeling van groen om de stad" raakt behalve het Nationale Landschap Stelling van Amsterdam ook de zogenaamde Metropolitane landschappen. Ten eerste draait het om "Recreatie om de Stad" (RodS; zie afbeelding B1.2), waarbij de Provincie voor de metropoolregio een extra ambitie zich tot doel heeft gesteld voor de ontwikkeling van recreatie mogelijkheden en het gebruik van het landschap voor stedelijke functies. Het idee achter RodS is het streven naar meer samenhang in de totale recreatieve structuur: verbindingen tussen bestaande recreatiegebieden en het recreatief medegebruik van natuur- en landbouw gebieden. Opgave is om het landschap beter 'beleefbaar' te maken. Een deel van Schoteroog is aangewezen tot (zoek)gebied ten behoeve van het metropolitane landschap RodS.
Afbeelding B1.2 Uitsnede Nationale en Metropolitane Landschappen provinciale structuurvisie
Rijksbufferzone
Het gebied tussen Haarlem en Amsterdam is ook aangewezen als één van de vier Rijksbufferzones in de provincie. Doel van de Rijksbufferzones is dat zij gevrijwaard blijven van verdere verstedelijking en dat ze zich verder kunnen ontwikkelen tot relatief grootschalige groene gebieden. De mogelijkheid van dagrecreatie voor de bewoners van stedelijke netwerken dient vergroot en verbeterd te worden. De bufferzone ligt over een groot deel van het gebied Schoteroog (zie afbeelding B1.2).
Ecologische Hoofdstructuur
De EHS bestaat voor een groot deel uit reeds bestaande natuurgebieden en grote wateren (zie afbeelding B1.3). Daarnaast worden nieuwe natuurgebieden gerealiseerd, doorgaans op agrarische gronden. De Provincie Noord-Holland zorgt dat in deze gebieden geen ruimtelijke ontwikkelingen mogelijk zijn die strijdig zijn met de bijzondere kenmerken en waarden van het natuurgebied. Het kan zijn dat ruimtelijke ontwikkelingen die een negatief effect hebben op natuurgebieden, toch moeten doorgaan vanwege het grote belang ervan. In dat geval wordt de schade aan de natuur gecompenseerd op een manier die bijdraagt aan het creëren van een robuuste EHS.
Afbeelding B1.3 Uitsnede Ecologie provinciale structuurvisie
Bij ontwikkelingen in het gebied Schoteroog is vooral het samengaan van recreatie en ecologie belangrijk. Beide moeten worden gestimuleerd en verder ontwikkeld maar tevens moeten ze elkaar versterken. Het gaat erom een goede balans te vinden tussen het ontwikkelen van recreatieve functies en ecologische waarden.
In het Verkeers- en Vervoersplan Noord-Holland geeft de provincie haar visie op het tegengaan van knelpunten ten aanzien van bereikbaarheid, leefbaarheid en veiligheid. Daar waar sprake is van een onevenwichtige woon-werkbalans en een achterstand in investeringen in het infrastructuurnetwerk wil de provincie deze tegen gaan. Ook is aandacht nodig voor geluidsoverlast, uitstoot van schadelijke stoffen, ruimtebeslag en het aantal dodelijke ongelukken in het verkeer.
Een belangrijk uitgangspunt voor mobiliteit is deze te accommoderen. De provincie richt zich daarbij met name op het stimuleren van ketenverplaatsingen. Ruimtelijke ordening is daarbij een belangrijk principe: door een goede afstemming tussen ruimtelijke ordening en verkeer en vervoer kan een gunstiger woon-werkbalans bewerkstelligd worden, is milieuwinst te behalen door het terugdringen van de reisafstanden en kunnen vervoerswijzen zoals de fiets en het openbaar vervoer op een efficiënte wijze ingezet worden.
Ten aanzien van verstedelijking acht de provincie het gezien het bovenstaande van belang dat verdichting (en functiemenging) in bestaand bebouwd gebied plaatsvindt. Verstedelijking bij stations biedt perspectief voor het verkeer- en vervoersbeleid. Fiets- en OV-gebruik kan daardoor gestimuleerd worden.
In het Provinciaal Milieubeleidsplan geeft de provincie aan extra aandacht te besteden aan de waterkwaliteit, toenemende geluidsoverlast, veiligheid en gezondheid. Duurzaamheid is daarbij de rode draad in het provinciale milieubeleid. Belangrijke opgaven zijn, mede in relatie tot ruimtelijke ordening, het voorkomen van schade aan de menselijke gezondheid en het verbeteren van de kwaliteit van de leefomgeving.
Door het verdichten binnen bestaand stedelijk gebied blijven natuur- en landschappelijke kwaliteiten van het buitengebied behouden. Dit is van belang voor de kwaliteit van de leefomgeving van de stedeling.
In het Provinciale Waterplan constateert de provincie dat intensiever gebruik van de ruimte en daarmee samenhangend de toenemende economische waarde van wat beschermd moet worden leidt tot hogere eisen aan het watersysteem.
Voor het op orde houden van de waterberging is uitgangspunt om problemen op te lossen waar deze zich voordoen. Dit betekent dus ook dat waar nodig ruimte voor water in bestaand stedelijk gebied gevonden dient te worden.
Wat waterkwaliteit betreft is het de bedoeling dat deze niet slechter mag worden. Duurzame maatregelen, zoals afkoppelen van hemelwater kunnen de waterkwaliteit ten goede komen.
Archeologie
Een van de belangrijkste uitgangspunten in het rijksbeleid, zoals vastgelegd in de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) (vastgesteld september 2007), is het streven naar behoud en bescherming van archeologische waarden. Om dit te bewerkstelligen dient archeologie tijdig bij de besluitvorming rond ruimtelijke ordeningsaspecten te worden meegewogen. De initiatiefnemer van de bodemroerende activiteiten is verantwoordelijk voor de kosten van het archeologische (voor)onderzoek.
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten). Complement op de AMK is de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden. De IKAW geeft voor heel Nederland inclusief de bodems van grote wateren en het Nederlandse deel van de Noordzee de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën: een hoge, matige, lage en zeer lage trefkans.
Het plangebied staat voor een klein deel (westelijke rand) vermeld op de AMK als een terrein van archeologische waarde. op de IKAW heeft het plangebied grotendeels een middelhoge verwachtingswaarde. In het plangebied zijn vondsten van keramiek geregistreerd uit de periode 1500-1850. Een deel van het plangebied (westelijke rand) is vermeld op de Cultuur Historische Waardenkaart (CHW) als een vlak van archeologische waarde. Verwacht wordt dat zich hier sporen van bewoning bevinden daterend vanaf het Laat-Neolithicum tot en met de Romeinse tijd.
Vanuit de rijks- en provinciale overheid worden extra impulsen gegeven om het cultuurhistorisch en archeologisch potentieel beter te benutten. Opgraven dient alleen plaats te vinden indien behoud in situ, niet mogelijk blijkt te zijn. Daarnaast heeft versterking van de relatie archeologie en ruimtelijke ordening de aandacht, onder andere, door de mogelijkheid tot aanwijzing door de provincie van archeologiegevoelige gebieden (de zgn. attentiegebieden) binnen en buiten de bebouwde kom.