Plan: | Koninginnebuurt, partiële herziening 2014 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0392.BP4120011-va02 |
Het bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" bestaat uit een verbeelding, regels en een toelichting.
De regels bevatten juridische voorschriften over het gebruik van de ruimte. Deze regels geven aan of, en zo ja, hoe ruimte bebouwd mag worden en welke functies (bestemmingen) zijn toegestaan.
De verbeelding geeft de exacte plaats van de bestemmingen aan, en verwijst naar de regels.
De toelichting is de onderbouwing van regels en verbeelding. Hierin wordt beschreven wat het doel is van het bestemmingsplan en in hoeverre er sprake is van ontwikkelingen in het gebied. Er wordt ingegaan op onderwerpen die voor de leefomgeving van belang zijn, zoals de stedenbouwkundige structuur en de milieuaspecten.
Het plangebied van bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" ligt ten zuiden van de binnenstad van Haarlem en beslaat een oppervlakte van ca. 22 ha. Het plangebied omvat een deel van de Koninginnebuurt en een klein deel van de wijk Welgelegen.
Afbeelding 1.1: Ligging van het bestemmingsplangebied in Haarlem
Meer concreet omvat het plangebied:
Het overige deel van het plangebied wordt in grote lijnen begrensd door:
De begrenzing van dit plangebied met een lange smalle uitloper langs het Houtplein en de Raamsingel/ het Tuinlaantje is een gevolg van de lange voorgeschiedenis van de bestemmingsplannen voor de Koninginnebuurt en de totstandkoming van het beschermd stadsgezicht in het bijzonder.
Aanvankelijk gold alleen voor de Koninginnebuurt Oost, Houtplein en Raamsingel de status 'beschermd stadsgezicht'. Omdat voor dat gebied in een eerder opgesteld bestemmingsplan een onvoldoende beschermende regeling was opgenomen, is voor dat deel van het beschermd stadsgezicht door een uitspraak van Raad van State geen bestemmingsplan van kracht geworden. Dat gebied moest daarom via een apart bestemmingsplan geregeld worden. Koninginnebuurt West heeft inmiddels (sinds 2011) ook de status van 'beschermd stadsgezicht'. Als gevolg van de bovenstaande voorgeschiedenis gold voor dat gedeelte van de wijk wel een apart bestemmingsplan.
De verschillende momenten waarop de status 'beschermd stadsgezicht' aan de delen van de Koninginnebuurt is toegekend, heeft dus nog steeds zijn weerslag in de begrenzing van deze bestemmingsplannen.
De locatie Bos van de Openbare basisschool Bos en Vaart aan het Florapark heeft een eigen bestemmingsplan, dat op 5 september 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. Dat gebiedje is daarom niet in het plangebied van het bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" opgenomen.
Voor de ontwikkellocatie aan de Tempelierstraat-Raamsingel ter plaatse van de voormalige Aldi en het naastgelegen parkeerterrein geldt dat deze ontwikkeling in een eigen bestemmingsplan geregeld zal worden. Het initiatief is ten tijde van het opstellen van dit bestemmingsplan nog onvoldoende concreet en onvoldoende uitgewerkt om al mee te kunnen nemen. De actualisering van het bestemmingsplan Koninginnebuurt partiële herziening 2014 kan niet wachten op de verdere uitwerking van het plan voor de ontwikkellocatie. Deze locatie maakt geen onderdeel meer uit van dit bestemmingsplan.
Afbeelding 1.2 Begrenzing van het plangebied
Redenen om voor het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" een nieuw bestemmingsplan te maken:
Hoofddoel van het nieuwe bestemmingsplan is het opstellen van een actueel juridisch kader, waarbinnen de bestaande en vergunde situatie adequaat wordt geregeld. Het plan heeft in hoofdzaak een consoliderend karakter. Dit krijgt juridisch gestalte door de gedetailleerde bestemmingen, die op de kaart zijn aangegeven. De bestaande ruimtelijk-functionele structuur, de vergunde situatie en de voortzetting van het huidige gebruik vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. De verbeelding en de regels zijn zo opgesteld dat een maximale bescherming ontstaat voor de functies en gebouwen die in het huidige karakter dienen te worden behouden. Voor de locaties waar (kleinschalige) ontwikkelingen verwacht worden, spelen de regels daar op passende wijze op in.
Tweede doel van het bestemmingsplan is de bescherming van het beschermde stadsgezicht.
Het derde doel van het bestemmingsplan is eenduidig aan te geven waar (in beperkte mate) ruimtelijke ontwikkelingen kunnen plaatsvinden, zowel wat betreft gebruik als wat betreft bebouwingsmogelijkheden. In het plan wordt bijvoorbeeld, waar mogelijk en wenselijk, ruimte geboden voor niet verstorende functieverandering of uitbreiding van bebouwing.
Het resultaat van deze wijze van bestemmen is dat inzichtelijk is wat wel en niet kan in het plangebied, maar dat bovenal duidelijk is aangegeven, dat consolideren geen stilstand betekent.
Binnen het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" gelden de onderstaande bestemmingsplannen, aangevuld met de zogenaamde 'aanvullende bebouwingsvoorschriften' uit 1974.
Nr. | Naam van het bestemmingsplan | Vastgesteld | Goedgekeurd | |||||
405-3 | Hazepaterslaan – Meester Lottelaan | 11-08-1971 | 19-09-1972 | |||||
405-4 | Hoek Wagenweg – Dreef | 01-02-1984 | 09-10-1984 | |||||
405-5 | Voormalig Diaconessenhuis e.o. | 01-02-1984 | 14-08-1984 | |||||
407 | Uitbreidingsplan Heemstede | 28-08-1912 | 26-02-1913 | |||||
401bp001 | Koninginnebuurt | 15-11-2000 | 12-06-2001 | |||||
0081 | Facetbestemmingsplan Archeologie | 25-06-2009 | n.v.t. | |||||
B3 | Verordening art. 43 Woningwet 1901, Sectie I, 2e blad | per 01-07-2013 vervallen |
Tabel 1 Vigerende bestemmingsplannen op moment van opstellen bestemmingsplan.
Bij het van kracht worden van het bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" zullen de in tabel 1 genoemde plannen, voor de delen die liggen binnen het plangebied, hun rechtskracht verliezen.
Van de geldende bestemmingsplannen afwijkende bouwmogelijkheden, zoals die op basis van afgeronde vrijstellings- of ontheffingsprocedures, projectbesluiten en omgevingsvergunningen mogelijk zijn gemaakt, zijn in dit bestemmingsplan verwerkt.
Het bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" doorloopt de wettelijke procedure.
Op 28 november 2013 is overeenkomstig artikel 1.3.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) een kennisgeving gepubliceerd in de Stadskrant en op de website dat een bestemmingsplan wordt voorbereid voor dit gebied.
Het concept-ontwerp bestemmingsplan is in het kader van het wettelijk vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) toegestuurd aan de verschillende (semi)overheden en belangenorganisaties. De gemaakte opmerkingen en de reacties naar aanleiding van het wettelijk vooroverleg, hebben geleid tot aanpassing van het concept-ontwerp bestemmingsplan.
Vervolgens heeft het college van burgemeester en wethouders na bespreking in de commissie Ontwikkeling het ontwerpbestemmingsplan vrijgegeven voor tervisielegging conform artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Na publicatie is het ontwerp gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die tijd konden door eenieder zowel mondeling als schriftelijk (ook digitaal) zienswijzen worden ingediend bij de gemeenteraad. De gemeente heeft in deze periode op 9 april 2014 een inloopbijeenkomst georganiseerd in het gebouw van de stichting De Baan aan het Nauwe Geldelozepad, waarbij het bestemmingsplan is toegelicht. Er zijn zienswijzen ingediend. Deze zijn opgenomen in het zienswijzen- en wijzigingsoverzicht. Aanpassingen naar aanleiding van zienswijzen en ambtshalve aanpassingen zijn verwerkt in het bestemmingsplan.
Vervolgens besluit de gemeenteraad over de vaststelling van het bestemmingsplan.
Na aanpassing van het bestemmingsplan met inachtneming van de eventueel door de raad aangebrachte wijzigingen wordt het vastgestelde bestemmingsplan wederom gepubliceerd en zes weken ter inzage gelegd (aanvang beroepstermijn). Belanghebbenden die een zienswijze bij de gemeenteraad hebben ingediend kunnen beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Daarnaast kunnen belanghebbenden beroep instellen tegen wijzigingen die de gemeenteraad bij de vaststelling van het bestemmingsplan heeft aangebracht.
Hoofdstuk 2 gaat in op de bestaande ruimtelijk-functionele structuur van het plangebied. Door ook in te gaan op de ontstaansgeschiedenis van het gebied wordt de huidige verschijningsvorm voor een belangrijk deel verklaard.
In hoofdstuk 3 passeren de voor het plangebied relevante beleidsdocumenten de revue.
Hoofdstuk 4 bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Het gaat hierbij om alle zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen. Het maken van analyses van het plangebied is nodig overeenkomstig artikel 3.1.6 Bro.
In hoofdstuk 5 wordt de visie op het plangebied beschreven waarbij ingegaan wordt op de ontwikkelingen die momenteel in het plangebied spelen.
In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de juridische aspecten waarbij een toelichting wordt gegeven op de planregels, zoneringslijst, verbeelding, waarderingskaart en de regeling voor bebouwing.
In hoofdstuk 7 wordt de financieel-economische uitvoerbaarheid beschreven en worden de uitkomsten van overleg toegelicht. De resultaten van het vooroverleg ex artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening zijn opgenomen in bijlage 4.
In dit hoofdstuk wordt een historische schets van het bestemmingsplangebied gegeven. Ook komt in dit hoofdstuk aan de orde wat de huidige situatie is met betrekking tot de ruimtelijke en functionele structuur. Projecten die al in uitvoering zijn, worden in dit hoofdstuk meegenomen bij de beschrijving van de huidige situatie.
Aanvankelijk was het gebied dat de Koninginnebuurt en de wijk Welgelegen beslaat in gebruik als wei- en grasland, maar in het begin van de 17e eeuw werden de landerijen ingericht voor de grote houten ramen van de lakenwevers. Deze waren net buiten het plangebied van dit bestemmingsplan gelegen aan weerszijden van het Molenpad (het huidige noordelijke deel van de Koninginneweg) en ten westen van het Raamlaantje (de latere Van Eedenstraat). De zuidgrens ging toen niet verder dan het Wijde Geldeloozepad. De gronden waren tot aan de Olieslagerslaan in gebruik als tuinbouwgebied en weiland. Gaandeweg kwamen er steeds meer bollenkwekerijen; een ontwikkeling die tot aan de tweede helft van de 19e eeuw voortduurde.
De prestedelijke structuur is bepaald door de noord-zuidverbindingen van de Wagenweg en de in de 1656-1657 gegraven Leidsevaart. Zij lopen min of meer parallel met de onderliggende strandwal, waarop de binnenstad en de Haarlemmerhout zijn gelegen. Aan de zuidrand van de ommuurde stad verscheen in de 17e eeuw al snel bebouwing aan de toegangswegen. Dit geldt vooral voor het Pleyn (het voorplein van de Grote Houtpoort; het latere Houtplein), de Wagenweg (deel uitmakend van de aloude Heerenweg), het Wijde Geldeloze Pad, het Molenpad en langs de singel.
De prestedelijke ontwikkeling van Haarlem Zuid-West is vanuit de ommuurde stad beïnvloed. Door het toenemende gebrek aan ruimte binnen de stadsmuren gingen bedrijven en bijbehorende voorzieningen zich in Haarlem Zuid-West vestigen. Ook zijn destijds de buitenplaatsen ontstaan van de gegoede stedelingen die hier de zogeheten lustplaatsen creëerden.
Vanaf de tweede helft van de 19e eeuw begonnen de Koninginnebuurt en Welgelegen zich te ontwikkelen vanuit het zuiden van de bestaande stad. Dit werd één van de vroegste stadsuitbreidingen van Haarlem. Daarop aansluitend werden (buiten het huidige bestemmingsplangebied) rond 1900 in het Wilhelminapark en Bosch en Vaart villaparken en gegoede middenstandsbouw aangelegd.
Van de oorspronkelijke bestemming als tuinbouwgebied en als terrein voor de ramen van de lakenindustrie is niets bewaard gebleven. De huidige karakteristiek wordt vooral bepaald door het stedenbouwkundige patroon van het uitbreidingsplan van Wolbers uit 1895. De bebouwing uit de eerste decennia van de 20e eeuw kenmerken het huidige straatbeeld. Typerend hiervoor zijn het gebogen stratenpatroon, de ruime villa's en middenstandswoningen en het vele groen. De Koninginnebuurt en Welgelegen zijn uitgegroeid tot een voorbeeld van fraaie stadsuitbreiding uit de periode na circa 1900 met hoogwaardige architectuur en een hoogwaardig stedenbouwkundig patroon dat grotendeels goed bewaard is gebleven.
Op de historische kaart (afbeelding 3) is de eerste stadsuitbreiding van Haarlem aan de zuidzijde terug te zien. Het Houtplein en de Dreef lopen aan de zuidzijde van de stad in een rechte lijn omlaag in zuidelijke richting. Naast de Dreef zijn de contouren van het Frederikspark te zien. Er is al enige bebouwing aanwezig langs de Raamsingel, Houtplein, Dreef en langs de Wagenweg. De contouren van de Wagenweg zijn op de afbeelding goed te herkennen.
Afbeelding 3: historische plattegrond
Sinds 5 december 1990 zijn de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als 'beschermd stadsgezicht' in de zin van de Monumentenwet 1988. Een zeer klein gedeelte van het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" is geregeld in het aanwijzingsbesluit beschermd stadsgezicht van 5 oktober 2011. Dit betreft de locatie aan de Tempeliersstraat 37. Het gehele plangebied van bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" behoort daarmee tot het beschermde stadsgezicht. Het betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex artikel 36 van de Monumentenwet). Voor het beschermd stadsgezicht is bij het besluit uit 1990 overwogen:
"dat de ontstaansgeschiedenis van Haarlem en de Haarlemmerhout op de strandwal aan het Spaarne in het stratenpatroon herkenbaar bewaard is gebleven, dat de ruimtelijke ontwikkeling grotendeels binnen de structuur en schaal van de begin 17e eeuwse stad heeft plaatsgevonden, dat het bebouwingsbeeld in grote delen van de oude stad nog zeer samenhangend en waardevol is en dat het gebied mitsdien een beeld oplevert dat van algemeen belang is vanwege zijn schoonheid en zijn ruimtelijke structurele samenhang".
De toelichting op de aanwijzingsbesluiten van 1990 en 2011 geven de volgende nadere typering van de te beschermen waarden in het gebied tussen stad en Haarlemmerhout, waar het bestemmingsplangebied binnen gesitueerd is:
In paragraaf 4.8 wordt meer in detail ingegaan op de specifieke waarden van het beschermd stadsgezicht.
De ruimtelijke structuur van het plangebied wordt gekenmerkt door de variatie in bouwvormen en bouwrichtingen. Dit vindt zijn oorzaak in de fasegewijze ontstaansgeschiedenis. Om de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied te handhaven is het bestemmingsplan in hoofdzaak consoliderend van aard. Dit houdt in stedenbouwkundige zin in dat de stedenbouwkundige structuur – bijvoorbeeld qua rooilijnen en maximale huidige (goot)hoogtes – het uitgangspunt vormt bij het juridisch vastleggen van de bouwmogelijkheden. In de Nota Ruimtelijke Kwaliteit is een uitgebreide beschrijving van het gebied opgenomen, waarbij het plangebied valt onder te typologie 'villagebieden'.
In de ruimtelijke geleding van het gebied is een aantal elementen van belang. Het plangebied kent oude structuurbepalende noord-zuidassen zoals de Wagenweg en de Dreef. Door het plangebied lopen verder belangrijke wijkontsluitingswegen zoals de Raamsingel, het Houtplein, de Tempeliersstraat, de Dreef, de Wagenweg en het Florapark.
Een belangrijke laan is de Dreef, vanuit de stad uitlopend in de Hout en visueel een zeer herkenbare schakel tussen beide gebieden. Door de aanleg van de Fonteinlaan als brede verkeersroute is de samenhang en eenheid van de Hout verzwakt en is de oorspronkelijke betekenis van de Dreef als brede allee van de stad naar de Hout minder manifest geworden.
Andere waardevolle ruimtelijke structuren zijn het Houtplein, de Wagenweg, Florapark en Floraplein. Het Houtplein vormt een driehoekige ruimte als overgang van de dichtbebouwde stadsstraten naar de zeer markante brede Dreef, waar de bebouwingsstructuur opener en de straatprofielen ruimer worden. De Wagenweg vormt een belangrijke historische as met een van oudsher gemengd gebruik.
Het plangebied kenmerkt zich door een aantal structuurbepalende bebouwingsgrenzen. De Raamsingel, het Houtplein en de Wagenweg hebben structuurbepalende bebouwingsgrenzen, met in hoofdzaak gesloten bebouwing met een kenmerkende parcellering. Het bebouwingsbeeld is hier homogeen. De gevelopbouw is rustig en bestaat uit drie of meer traveeën met verticaal geplaatste ramen. De bebouwingsgrenzen van de Dreef en het Florapark vallen op door hun open bebouwingsstructuur. Het uit dezelfde bouwperiode stammende Floraplein vormt als strak aangelegd plein een uitzondering hierop. De grote woningen in dit deel van het plangebied in combinatie met het vele groen (privé en openbaar) zijn kenmerkend voor de villawijken.
De Koninginnebuurt en de wijk Welgelegen hebben een open en groen karakter. Het plangebied is stedenbouwkundig zo opgezet dat een groot aantal straten relatief ruim bemeten is, met voldoende ruimte voor tuinen en voor bomen langs veel wegen. De meest karakteristieke openbare groene elementen zijn het Florapark en het Floraplein.
De Raamsingel aan de zuidzijde van het centrum is de belangrijkste openwaterverbinding in het plangebied. Deze singel is een stadsgracht en verbindt de Leidsevaart met het Spaarne. De singel behoort tot het boezemstelsel van het hoogheemraadschap Rijnland. Verder zijn er geen grootschalige waterstructuren in het plangebied aanwezig.
De fraaie bebouwing en de gunstige ligging van het plangebied ten opzichte van de Haarlemmerhout, het centrum van de stad en de duinen maken de Koninginnebuurt en het gedeelte van de wijk Welgelegen dat tot bestemmingsplangebied behoort, tot een geliefd woongebied. De woningvoorraad in de Koninginnebuurt en Welgelegen is grotendeels gebouwd vóór 1920. Het plangebied bestaat voornamelijk uit grotere koopwoningen. Deze woningen vallen door hun situering en omvang in de hogere prijsklassen.
In de loop der jaren is er op bepaalde plekken een verschuiving ontstaan van vrijwel monofunctionele woongebied naar een uitgesproken woon-werkomgeving. De villa-achtige woningen en de aaneengesloten gebouwde herenhuizen langs de doorgaande routes zijn gedeeltelijk in gebruik genomen als kantoor en praktijkruimten, al dan niet met de woonfunctie gecombineerd. Deze ontwikkeling heeft echter geen afbreuk gedaan aan de kwaliteit van de architectuur in de omgeving en de goede woonbeleving.
De afgelopen jaren is er echter ook een omgekeerde ontwikkeling aan de gang, waarbij economische functies ingeruild worden voor de woonfunctie. In dit bestemmingsplan wordt op een aantal plekken via een gemengde bestemming ruimte geboden voor beide functies. Zo is daar waar het geschikt wordt geacht, een zekere uitwisselbaarheid van deze functies mogelijk gemaakt.
De Koninginnebuurt is een gewilde vestigingsplaats voor de zakelijke dienstverlening (kantoorfunctie). Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat veel kantoorgebruikers een voorkeur voor Haarlem-Zuid als vestigingsplaats uitspreken. De toegankelijkheid van het gebied voor gemotoriseerd verkeer vanuit het oosten (Paviljoenslaan-Buitenrustbruggen) en de goede bereikbaarheid met het openbaar vervoer (regionaal busknooppunt Tempeliersstraat) spelen een belangrijke rol als locatiefactoren ten gunste van de kantoorfunctie. De vele representatieve gebouwen in de buurt, die geschikt zijn voor kantoorvilla's, dragen bij aan die vestigingsvoorkeur. Langs de Dreef zijn ook enkele monofunctionele kantoorgebouwen te vinden.
Het aantal bedrijven in dit plangebied is beperkt tot Smederij Felix aan de Wagenweg 35, autobedrijf Floragarage aan het Floraplein 25 a/b en Dansschool Schröder aan de Raamsingel 16. Deze bedrijven voldoen aan de geldende milieuwetgeving en zijn positief bestemd. Verder zijn er in het plangebied enkele ambachtelijke bedrijven, zoals de vioolbouwer Van Tongeren aan de Wagenweg. Ook zijn er locaties waar nu geen bedrijf zit, maar waar in het verleden wel een vergunning is verleend voor bedrijfsmatige activiteiten. De bestaande/vergunde situaties zijn met een aparte bedrijfsaanduiding in de hoofdbestemmingen op de verbeelding opgenomen.
De meeste overige commerciële voorzieningen in het plangebied zijn gelegen aan de Wagenweg en het Houtplein. Dit betreft onder andere horeca en detailhandel. Binnen het plangebied is detailhandel geconcentreerd langs de Tempeliersstraat, Wagenweg en het Houtplein.
De Wagenweg laat zich typeren als een straat met verschillende restaurants en relatief veel specialistische detailhandel in de non-food sfeer. Maar ook andere aanverwante voorzieningen, zoals zakelijke en persoonlijke dienstverlening, zijn hier gevestigd.
Het aanbod op het Houtplein laat zich typeren als een cluster met uiteenlopende centrumvoorzieningen die aansluiten op het aanbod in de binnenstad van Haarlem. Alle bestaande functies zijn in ruime zin positief bestemd, inclusief de horecazaken, een invulling zoals dat bij een centrumgebied passend is.
Het monumentale pand Dreefzicht heeft een horeca-functie. Binnen deze functie is ook zalenverhuur mogelijk ten behoeve van congressen en dergelijke. De relatie met de Hout maakt het tot een aantrekkelijke locatie hiervoor.
Op meerdere adressen binnen het plangebied zijn kleinere bedrijven gevestigd (denk aan: kleine kantoren, (zakelijke) dienstverlenende en ideële organisaties) die wat betreft omvang het karakter hebben van (part-time) beroep-aan-huis. Die kleine bedrijfsvormen zijn inherent aan wonen en behoeven geen specifieke regeling.
In het plangebied zijn enkele maatschappelijke voorzieningen aanwezig. Dit betreft de locatie van de Dreefschool aan de Dreef 20 en de voormalige woonzorgvoorzieningen van Vitae Vesper op de hoek van de Wagenweg en het Westerhoutpark.
De locatie Bos van de Openbare basisschool Bos en Vaart heeft zoals reeds eerder is aangegeven een eigen bestemmingsplan, dat op 5 september 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld.
Verspreid door de buurt zijn er verder enkele praktijken aan huis (zoals fysiotherapeuten en schoonheidssalons) en er zijn enkele kinderopvangvestigingen. Deze laatste zijn met een aparte aanduiding op de verbeelding opgenomen.
De Koninginnebuurt en de wijk Welgelegen hebben een open en groen karakter. De meest karakteristieke openbare groene elementen zijn het Florapark en het Floraplein. Hier kan gerecreëerd en gewandeld worden. Bevrijdingspop wordt een maal per jaar gehouden in onder meer het Florapark en het Frederikspark.
In dit hoofdstuk wordt het gemeentelijke beleid belicht voor zover dat leidend is voor het bestemmingsplan. Eerst wordt kort ingegaan op de relevante (ruimtelijke) beleidskaders van Rijk en de provincie. Het rijks- en provinciaal beleid met betrekking tot water en het beleid van het Hoogheemraadschap van Rijnland wordt samen met het gemeentelijk beleid beschreven in de paragraaf water. Het rijks- en provinciaal beleid ten aanzien van archeologie wordt samen met het gemeentelijk beleid beschreven in de paragraaf archeologie.
In de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040. Het Rijk heeft drie hoofddoelen geformuleerd om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor middellange termijn (2028):
De nationale ruimtelijke belangen omvatten globaal de nationale planologische principes zoals gebundelde verstedelijking, de ontwikkeling van de mainports, het kustfundament, de bescherming en ontwikkeling van een aantal groene en blauwe gebiedscategorieën en ruimtelijke garanties met betrekking tot defensiedoeleinden en energieproductie en -voorziening.
Voor onderhavig bestemmingsplan is vooral relevant de bevordering van krachtige steden. Behoud van het stedelijk draagvlak voor voorzieningen en van voldoende stedelijke “massa” en de daarbij horende economische agglomeratievoordelen zijn van groot belang.
In dit bestemmingsplan zijn geen nationale belangen in het geding.
In de provinciale structuurvisie zijn de uitgangspunten van de Nota Ruimte verder uitgewerkt. De provincie zet in op “kwaliteit door veelzijdigheid”. Noord-Holland moet daarom aantrekkelijk blijven in wat het is: een diverse, internationaal concurrerende regio, in contact met het water en uitgaande van de kracht van het landschap.
Bestaande stedelijke woonmilieus dienen waar mogelijk verder te transformeren tot hoogstedelijke milieus. Bestaande werklocaties dienen waar mogelijk verder te intensiveren en herstructureren om nieuwe ontwikkelingen te accommoderen. Door te kiezen voor hoogstedelijke milieus en beperkte uitleg van bedrijventerreinen blijft het landelijk gebied open en dichtbij. De hoogstedelijke milieus kenmerken zich door functiemenging, hoogwaardige culturele voorzieningen en een goede bereikbaarheid. Een belangrijke drager voor de toeristische aantrekkelijkheid, leefbaarheid en economie van Noord-Hollandse steden is detailhandel. De hoofdwinkelstructuur dient daarom beschermd en versterkt te worden.
Om het toekomstbeeld ruimtelijk te realiseren heeft de Provincie Noord-Holland provinciale belangen benoemd. Deze vallen uiteen in drie hoofdbelangen: ruimtelijke kwaliteit, duurzaam ruimtegebruik en klimaatbestendigheid. Deze zijn verankerd in de provinciale ruimtelijke verordening structuurvisie. In het kader van het hoofdbelang duurzaam ruimtegebruik worden gemeenten gestimuleerd het bestaand stedelijke gebied beter te benutten door de aanwijzing van het Bestaand Bebouwd Gebied (BBG). Het BBG vervangt hiermee de rode contouren uit het oude Streekplan. Door te verdichten, stationslocaties en knooppunten optimaal te benutten, ondergronds te bouwen, en door woningbouwprogramma zoveel mogelijk te realiseren binnen het BBG, wordt intensivering en bundeling van stedelijkheid bevorderd. Hierdoor is ook een winst te behalen in het fiets- en OV-gebruik.
Het plangebied behoort tot het BBG. Er is geen sprake van grootschalige ontwikkelingen binnen het plangebied. Zodoende gelden er geen aanvullende eisen uit de Provinciale Ruimtelijke Verordening. Dit bestemmingsplan is in lijn met het provinciale beleid zoals vervat in de structuurvisie en met provinciale belangen zoals verwoord in de verordening.
De gemeenteraad van Haarlem heeft op 20 april 2005 het Structuurplan Haarlem 2020 vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen de ruimtelijke ontwikkeling van de stad voor de komende jaren aan. In de toekomst wil Haarlem de bestaande aantrekkelijkheid behouden en verder uitbouwen. Haarlem wil voor zijn inwoners een levendige en veilige stad zijn met veel aandacht voor een leefbare woonomgeving en voldoende voorzieningen voor alle leeftijdsgroepen. Voor bedrijven moet Haarlem nog interessanter worden als vestigingsplaats. De strategische ligging vlakbij Schiphol, Amsterdam en IJmond, de goede bereikbaarheid over de weg en per openbaar vervoer, en de aanwezigheid van een hoogopgeleide beroepsbevolking spelen daarbij een cruciale rol.
Voor het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" is het belangrijkste doel het hoogwaardige woonmilieu te handhaven, inclusief de bijbehorende wijk- en buurtgerichte voorzieningen. Het gebied rond de Wagenweg is aangewezen tot een te versterken zone met sociaal maatschappelijke functies. Dit hangt samen met de functie als woon-werk-as, die de Wagenweg in het Structuurplan toebedeeld heeft gekregen. Deze as speelt een centrale rol voor de buurt en is een belangrijke doorgaande route. In het algemeen hebben deze assen reeds een gemengde karakter, wat betekent dat de begane grond van de panden langs deze assen vaak een economische invulling hebben.
Er vinden geen grootschalige ontwikkelingen plaats in het plangebied. Het bestemmingsplan is in lijn met de algemene doelstellingen van het structuurplan.
De (voorontwerp) Structuurvisie Openbare Ruimte (SOR) is in juli 2013 vastgesteld door de gemeenteraad. Het is een aanvulling op de Structuurvisie uit 2005. Waar de Structuurvisie zich vooral richt op de toekomst van bebouwing in Haarlem, richt de SOR zich op de onbebouwde openbare ruimte.
Haarlem wil een stad zijn waar de kwaliteit van wonen en leven hoog is. Belangrijk onderdeel daarvan is de ‘huiskamer van de stad’: de openbare ruimte. Deze is van iedereen en er mag een goede kwaliteit van worden verwacht. Om daarvoor te zorgen zijn onderhoud en investeringen in de openbare ruimte nodig en keuzes bij het toestaan van ontwikkelingen en activiteiten. Het beschikbare oppervlak aan openbare ruimte zal niet of nauwelijks veranderen; de manier waarop we haar gebruiken en inrichten kan wel worden beïnvloed. Het gebruik van de openbare ruimte is de afgelopen jaren toegenomen en groeit gestaag. De toenemende druk uit zich door vraag naar onder andere meer parkeergelegenheid, meer oppervlaktewater en meer groen- en verblijfsgebied. De ruimteclaims en ambitie voor de openbare ruimte nemen toe, terwijl de opgave voor de toekomst van de openbare ruimte afneemt. Het past niet langer, keuzes moeten gemaakt worden. Dit vraagt om een (integraal) afwegingskader voor alle claims op en opgaven voor de openbare ruimte. De Structuurvisie Openbare Ruimte (SOR) biedt dit integrale afwegingskader. De doelen zijn: een meer vitale stad met een metropolitane economie en ruimte voor duurzame mobiliteit. Deze drie thema’s zijn leidend bij de uiteindelijke toewijzing van functies aan de openbare ruimte.
Er zijn in het plangebied geen grootschalige ontwikkelingen in de openbare ruimte aan de orde. Het bestemmingsplan is daarom in lijn met het beleid uit de (voorontwerp) Structuurvisie Openbare Ruimte.
In de nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012) wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie liggen. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbesten- digheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.
De Koninginnebuurt en de wijk Welgelegen hebben de status van beschermd stadsgezicht. Daarom geldt in het plangebied de beschermende regie. De beschermende regie is gericht op het behouden en versterken van de zichtbare relatie tussen geschiedenis, (inrichting van de) openbare ruimte, architectuur en functie. Die herkenbaarheid maakt de stedelijke ruimte tot een prettige plek om te bezoeken en om in te wonen. De regie is behoudend en gedetailleerd. De bij het beschermd stadsgezicht behorende toelichting vormt de basis van de criteria. Het gebied maakt deel uit van de gebiedstypering 'Villagebieden'. De villagebieden worden gekenmerkt door de volgende elementen: ontworpen patroon van (gebogen) straten, pleinen, plantsoenen en water. Groen speelt de hoofdrol in het straatbeeld. Het vele groen in de openbare ruimte (straatbomen) gaat over in privétuinen, vaak met groene erfafscheidingen. Bebouwing bestaat uit vrijstaande villa's of ensembles van herenhuizen, met duurzaam, maar divers materiaalgebruik en zorgvuldige detaillering.
De bijzondere regie is toegekend aan de lange lijnen en de bijzondere plekken en pleinen in de stad. Deze bijzondere regie geldt in het plangebied onder meer voor de Wagenweg. Voor de openbare ruimte van de lange lijnen betekent de bijzondere regie dat ontwikkelingen van een klein stukje van de lijn altijd in het grotere geheel worden bekeken. De Wagenweg heeft als typering 'Historische route'. Dit betreft het netwerk van historische lange lijnen en van oude topografische routes en oude toegangswegen tot de stad. Vaak zijn dit de routes die door de stadsbewoners (ook nu nog) het meest intensief worden gebruikt. De bijzondere plekken en pleinen vormen stedelijke ruimtes die plek kunnen geven aan ontmoeting, aan sport en spel, en aan verblijf.
Bijzondere gebouwen met specifieke functies (scholen, kerken etc) mogen zich onderscheiden wat betreft situering, volumeopbouw en gevelindeling, maar moeten zich rekenschap geven van hun bijzondere positie door hoogwaardig materiaalgebruik en detaillering.
Elke nieuwe ontwikkeling zal op de betreffende regie en gebiedstypologie beoordeeld worden. Hiervoor zijn beoordelingscriteria opgesteld. Er zijn in het plangebied geen ontwikkelingen aan de orde die bij voorbaat getoetst moeten worden aan de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Het bestemmingsplan is daarom in lijn met het beleid uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
Nota Dak
De gemeenteraad heeft op 28 juni 2012 de Nota Dak vastgesteld. Deze nota is een bijlage van de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. In de Nota Dak is vastgelegd hoe het Haarlemse daklandschap op een duurzame manier kan bijdragen aan enerzijds het behouden en vergroten van de ruimtelijke kwaliteit en anderzijds aan een intensiever ruimtegebruik.
Er zijn in het plangebied geen ontwikkelingen aan de orde die bij voorbaat getoetst moeten worden aan de Nota Dak. Het bestemmingsplan is daarom in lijn met het beleid uit deze nota.
Evaluatie Nota Ruimtelijke Kwaliteit
In 2015 wordt de Nota Ruimtelijke Kwaliteit geëvalueerd en geactualiseerd. Onderdeel van deze evaluatie is het herstel van geconstateerde ommissies in Deel 2 Beoordelingskaders Ruimtelijke Kwaliteit.
Haarlem kiest in de "Woonvisie Haarlem 2012-2016, met een doorkijk naar 2020" (vastgesteld in 2012) voor behoud en versterking van de aantrekkelijkheid van Haarlem als kwalitatieve goede woonstad. Wonen vormt een belangrijke factor bij de duurzame stedelijke ontwikkeling in Haarlem. Ruimtelijke kwaliteit geldt als uitgangspunt. In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan de doelstellingen. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met behoud en versterking van historisch interessante woonwijken en beschermde stadsgezichten.
De grootste uitdaging ligt binnen de bestaande woningvoorraad. Het gaat om verduurzaming van deze voorraad en van de openbare ruimte, leefbaarheid en mobiliteit. Een kleinschaliger, meer organische aanpak past hierbij, met stapsgewijze, flexibele verbeteringen in plaats van grote masterplannen.
In de woonvisie wordt de mogelijkheid van wonen-werken aangegeven, net als meervoudig ruimtegebruik. Meervoudig ruimtegebruik en menging van de woonfunctie met werkfuncties zijn zaken die reeds in de Koninginnebuurt en in de wijk Welgelegen plaatsvinden en waarvoor in het bestemmingsplan ruimte wordt geboden. Het bestemmingsplan is daarom in lijn met het woonbeleid.
Haarlem is de afgelopen jaren een paar keer verkozen tot de beste winkelstad van Nederland. De aantrekkingskracht op dagjesmensen en toeristen is groot. Haarlem onderscheidt zich door de combinatie van speciaalzaken in een historische aangename omgeving met horecagelegenheden. Het beleid van de gemeente heeft tot doel deze positie te verstevigen en hieraan bekendheid te geven binnen en buiten de regio. Daarnaast wil de gemeente het fijnmazige netwerk van winkels handhaven zodat iedere Haarlemmer binnen een redelijke afstand van zijn woning de dagelijkse boodschappen kan doen.
Uit de Structuurvisie detailhandel 2012-2022 voor Zuid-Kennemerland blijkt dat de opgave voor Haarlem is om met behoud van de omgevingskwaliteit, vernieuwing mogelijk te maken. Inpassing van grotere formules (winkelconcepten) is essentieel als voorwaarde om voldoende trekkracht te behouden.
In het plangebied is vooral het winkelgebied Wagenweg / Houtplein interessant. Het gaat hier om een strook winkels langs de Wagenweg en Houtplein met een buurtoverschrijdende aantrekkingskracht door de aanwezigheid van een aantal gespecialiseerde winkels. Bovendien vormt de Wagenweg samen met het Houtplein een belangrijke entree naar de binnenstad. De sector dagelijkse goederen is in de afgelopen jaren praktisch verdwenen uit de Koninginnebuurt en de wijk Welgelegen. Er zijn echter nog wel supermarkten te vinden net buiten het plangebied, bijvoorbeeld aan de Grote Houtstraat.
Haarlem hoort tot de toeristische top van middelgrote Nederlandse steden. Om aan die top te blijven wil de gemeente meer in de stijgende vraag naar overnachtingsmogelijkheden voor de zakelijke en toeristische bezoekers voorzien. In de nota Hotelbeleid (2012) is dit verder uitgewerkt.
In het gemeentelijk hotelbeleid wordt ruimte geboden voor nieuwe hotelinitiatieven. Daarbij wordt uitgegaan van marktwerking. De gemeente
is faciliterend richting marktinitiatieven, maar deze moeten wel getoetst worden op ruimtelijke inpasbaarheid. In het hotelbeleid worden bijzondere logiesvormen zoals bed & breakfast, gestimuleerd. De bed & breakfast functie wordt in nieuwe bestemmingsplannen binnen de woonfunctie mogelijk gemaakt.
Bij de toetsing van hotelinitiatieven volgt de gemeente (voor zover relevant voor het plangebied) de volgende leidraad:
Locaties Binnenstad, aangevuld met stadsstraten.
Voor dit plangebied is het hotelbeleid relevant aangezien er vanuit de markt een voornemen is om aan de Fonteinlaan 5 een hotel te realiseren. In de vergadering van de commissie Ontwikkeling (200214) is aangegeven dat op basis van een concrete aanvraag om omgevingsvergunning het hotelplan beoordeeld zal worden. Deze ontwikkeling kan bij een positieve beoordeling vervolgens met een aparte ruimtelijke procedure mogelijk worden gemaakt.
In hoofdstuk 5 is deze ontwikkeling nader toegelicht.
Evenementen behoren tot de jaarlijkse hoogtepunten en zijn van grote economische, culturele en maatschappelijke waarde voor de stad. Evenementen trekken veel bezoekers, krijgen een hoge waardering en zetten Haarlem verder op de kaart als toeristische bestemming. In 2011 is het Evenementenbeleid 2011-2012 vastgesteld. Het college van B&W heeft op 11 juni 2013 (STZ/ Reg.nr. 2013/142558) besloten dit beleid voor de periode 2013-2016 voort te zetten, met dien verstande dat nadere evenementenlocaties zijn aangewezen. Bij de nota van juni 2013 is een overzicht gevoegd met alle evenementen en de locaties in 2012 met daarbij de categorie en het aantal dagen dat het evenement duurt (NB de dagen zijn excl. op- en afbouw).
Evenementen die een planologische relevantie hebben kunnen slechts plaatsvinden als het bestemmingsplan dit toestaat of als er een omgevingsvergunning is afgegeven om te mogen afwijken van het bestemmingsplan. In verband hiermee is het noodzakelijk evenementenlocaties nader te benoemen.
Evenementen in Haarlem zijn in het Evenementenbeleid ingedeeld in drie categorieën, oplopend in schaal en overlast. Evenementen moeten voldoen aan een maximaal geluidniveau; dit niveau wordt opgenomen in de evenementenvergunning. In de voorwaarden van deze vergunning is verder onder meer de bereikbaarheid voor hulpdiensten geregeld.
Algemene plaatselijke verordening
In de Algemene plaatselijke verordening van de gemeente Haarlem is bepaald dat voor evenementen een evenementenvergunning nodig is. Evenementen die op grond van de APV zijn toegestaan zijn onder meer een braderie of herdenkingsbijeenkomst. Demonstraties (betogingen), voetbalwedstrijden en reguliere markten vallen niet onder het begrip evenement.
Categorieën en locaties evenementen
Gelet op de jurisprudentie van de Raad van State is het noodzakelijk dat het gemeentebestuur evenementenlocaties nader aanwijst. Per locatie moet in beeld gebracht zijn het aantal evenementen, het soort evenement (categorie), het bezoekersaantal en de duur van het evenement.
Soort evenementen
Evenementen zijn ingedeeld in drie categorieën:
Categorie 1: Evenementen met onversterkte muziek, achtergrondmuziek en beperkte spreekinstallaties. Bij categorie 1 evenementen horen ook straat/buurtfeesten, georganiseerde picknicks, kinderfeesten etc.
Categorie 2: Evenementen met spreekinstallaties, versterkte (live) muziek met kleinschalig karakter, orkest, taptoe, etc.
Categorie 3: Evenementen zoals popconcerten, live optredens, houseparty, Dj's, Rap, Dance-event en muziekprogramma's van radio en Tv-omroepen, etc.
Evenementenlocaties
De belangrijkste evenementengebieden/locaties in Haarlem zijn:
1. Binnenstad (gebied tussen de singels en Spoor) en Bolwerken:
Grote Markt e.o., Botermarkt, Nieuw Kerksplein, Stationsplein, Warmoesstraat/Spekstraat/Oude Groenmarkt, Raamvest/Raamgracht/Grote Houtstraat, Omgeving Raaks/Hortusplein, Boereplein, Kenaupark, Spaarne, Binnenwateren
2. Haarlemmer Hout en omgeving: Vlooienveld, Frederikspark, Florapark
3. Veerplas
4. Overige locaties
Relatie met het plangebied
Het Florapark ligt in evenementenlocatie 2. Het Vlooienveld en het Frederikspark behoren ook tot deze evenementenlocatie, maar liggen in andere bestemmingsplangebieden.
Jaarlijks vindt in dit gebied Bevrijdingspop plaats, verspreid over het gebied Vlooienveld, het Frederikspark en het Florapark. Het evenement trekt 125.000 bezoekers.
Op grond van het Evenementenbeleid mogen er op de evenementenlocatie 2 jaarlijks twee evenementen van categorie 3 plaatsvinden, te weten Bevrijdingspop en het Houtfestival. Omdat het Florapark geen deel uitmaakt van het Houtfestival is in de regels van dit bestemmingsplan opgenomen dat er 1 evenement van categorie 3 is toegestaan.
Categorie 2 evenementen komen in het plangebied niet voor.
Categorie 1 evenementen zijn op grond van het beleid binnen dit plangebied onbeperkt toegelaten.
Het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan (HVVP) (2003) beschrijft het beleid op het gebied van verkeer en vervoer. In het HVVP wordt een beschrijving gegeven van de hoofdstructuren voor het autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer. Het HVVP heeft twee belangrijke doelstellingen: het vergroten van de leefbaarheid en het verbeteren van de bereikbaarheid.
In dit bestemmingsplan is aan de ontsluitingswegen de bestemming Verkeer toegekend. Binnen deze ruime bestemming zijn diverse verkeersgerelateerde functies mogelijk, zoals wegen, fietspaden, trottoirs, bermen, afwatersloten etc. Het beleid uit het HVVP heeft geen directe relatie met de verdere invulling van het bestemmingsplan.
Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen ervoor zorgen dat de bestaande behoefte aan parkeerplaatsen verandert, of dat de ruimte die nodig is om goederen te laden of lossen wijzigt. Aan een gewijzigde parkeerbehoefte als gevolg van nieuwe ontwikkelingen dient in beginsel op eigen terrein te worden voldaan. Dit draagt bij aan een goede ruimtelijke ordening en voorkomt verkeers- en parkeeroverlast als gevolg van een tekort aan parkeerplaatsen in een bepaald gebied.
Parkeren
Op 6 juni 2013 stelde de gemeenteraad van Haarlem de Parkeervisie vast waarin de gemeente inzet op een goede bereikbaarheid van Haarlem en voldoende parkeervoorzieningen. Hierbij wordt ingezet op het leveren van maatwerk en het realiseren van de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte.
Om te kunnen bepalen welke extra parkeerbehoefte een nieuwe ontwikkeling veroorzaakt, wordt gebruik gemaakt van parkeernormen. De parkeernormen worden bepaald aan de hand van de functie en de locatie en liggen vast in de Beleidsregels parkeernormen. Het uitgangspunt daarbij is dat er voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor het laden of lossen van goederen op het eigen terrein worden gerealiseerd.
Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de parkeernormen zoals genoemd in het gemeentelijke beleid. Deze voorwaarden zijn ook opgenomen in de Beleidsregels parkeernormen.
Een gewijzigde parkeerbehoefte kan zowel betrekking hebben op het toevoegen van bouwactiviteiten als op het wijzigen van een functie. Het parkeerbeleid is alleen van toepassing op nieuwe ontwikkelingen. Reeds bestaande, vergunde situaties zijn hiervan uitgezonderd.
Het bestemmingsplan betreft een in hoofdzaak consoliderend plan en voldoet aan de Beleidsregels parkeernormen.
Waterbeleid, waterwetgeving en waterregelgeving
Sinds 22 december 2009 is de nieuwe Waterwet van kracht. Deze nieuwe Waterwet regelt het beheer van grond- en oppervlaktewater en verbetert de samenhang tussen waterbeleid en ruimtelijke ordening. Op basis van deze wet is in december 2009 het Nationaal Waterplan vastgesteld.
In het Nationaal Waterplan worden antwoorden geformuleerd op ontwikkelingen op het gebied van klimaat, demografie en economie en investeren in een duurzaam waterbeheer voor Nederland.
Waterbeheerplan Rijnland
In het Waterbeheerplan 2010-2015 geeft het Hoogheemraadschap van Rijnland (hierna te noemen: Rijnland) zijn ambities aan en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. De drie hoofddoelen zijn [1] veiligheid tegen overstromingen, [2] voldoende water en [3] gezond water.
Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen.
Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing.
Het Waterbeheerplan 2010-2015 van Rijnland is te vinden op www.rijnland.net.
Rijnland's beleid Riolering en afvalwaterzuivering
Rijnland geeft de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater. Naast een voorkeursvolgorde voor afvalwater geldt voor de behandeling van hemelwater de zorgplicht. Rijnland geeft daarbij de voorkeur aan brongerichte maatregelen boven 'end-of-pipe' maatregelen.
Hierbij geldt de volgende toelichting.
Hemelwater kan de capaciteit van riolering en zuivering aanzienlijk belasten. Dat is niet wenselijk en vaak ook niet nodig. Zeker bij nieuwbouwontwikkelingen is het gescheiden aanbieden van hemelwater en afvalwater vaak een doelmatige maatregel. Rijnland volgt hierbij de voorkeursvolgorde (rijksbeleid), waarbij voorop staat: het voorkomen van het ontstaan van afvalwater. Als er eenmaal wel afvalwater is, dan is het streven: het zoveel mogelijk beperken van verontreiniging en waar mogelijk afvalwaterstromen scheiden. De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). De uiteindelijke afweging wordt lokaal gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal staat.
Het te lozen hemelwater mag geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater veroorzaken. Maatregelen om dit te bereiken zijn duurzaam bouwen, infiltratie, het toepassen van berm- of bodempassage en straatkolken met extra voorzieningen. Als ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel.
Integraal Waterplan Haarlem
De gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland hebben eind 2004 het Integraal Waterplan Haarlem vastgesteld. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Het plan functioneert als strategisch kader voor gerelateerde beleidsvelden zoals het grondwater-, afvalwater-, en baggerbeleid. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig.
Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten. Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.
Gemeentelijk Rioleringsplan (GRP)
Het GRP is 19 december 2013 vastgesteld. Het betreft een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (incl. financiën) en de visie op riolering voor de langere termijn worden beschreven. Met het GRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het GRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. Er zijn vier doelstellingen voor het GRP van toepassing, te weten:
Compensatieregeling
Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Gemeente Haarlem en het Hoogheemraadschap van Rijnland stelt als richtlijn dat - indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van opervlaktewater. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van het rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt. Tevens onderschrijft het Waterplan de noodzaak op het vlak van baggeren, afkoppelen, saneren overstorten, inrichten natuurvriendelijke oevers, en afkoppelen schone verharding, en het creëren van extra open water ter compensatie van toegenomen verharding.
Er zijn geen grootschalige waterprojecten gepland in het plangebied. De bestemming Water is toegekend aan de Raamsingel en een stukje Leidsevaart. Verder is er geen grootschalig oppervlaktewater in het plangebied aanwezig.
De hoofdgroenstructuur is vastgelegd in het Structuurplan Haarlem 2020. Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde, als van groen met stedelijke waarde. Dit wordt bereikt door:
Het openbaar groen in het plangebied heeft de bestemming Groen gekregen, dat is het geval langs de Raamsingel, bij het Florapark en Floraplein, in de omgeving van het Diaconessenplein en de Meesterlottelaan en tot slot langs de Koningin Wilhelminalaan. Aan deze bestemming zijn ter bescherming van de groene waarden beperkende regels verbonden. Hetzelfde geldt voor het privé-groen, dat een bestemming Tuin heeft gekregen. Daar is slechts onder specifieke voorwaarden bebouwing toegestaan, ter behoud van het groene karakter van het plangebied.
In de (voorontwerp) Structuurvisie Openbare Ruimte (SOR, zie paragraaf 3.3.2) is een aanvulling op het structuurplan gedaan. De SOR richt zich op de onbebouwde openbare ruimte. Het groen is daar een belangrijk onderdeel van.
Haarlem beschikt verder over een ecologisch beleidsplan (2013). Doelstelling van dit plan is om de bestaande belangrijke natuur- en groengebieden te beschermen en de natuurwaarden in deze gebieden waar mogelijk te verhogen. In de stad is een natuurlijke zonering aanwezig van armsoortig naar soortenrijk van centrum en verdichte buurten via woonwijken en bedrijventerreinen en parken en villawijken naar de stadsrand. Op plekken waar de leefomstandigheden voor wilde planten en dieren goed zijn, zullen ze zich spontaan via verspreiding door de lucht vestigen. In een stenige omgeving
zoals het centrum zijn de omstandigheden voor de meeste planten en dieren slecht. Voor enkele soorten zoals sommige vleermuizen en de gierzwaluw zijn ze wel geschikt. Op die plaatsen zijn er weinig mogelijkheden voor natuurontwikkeling. Waar meer ruimte is en minder verstoring (geluid, betreding, etc.) heeft natuur een betere kans. De aan het plangebied grenzende Haarlemmerhout is aangewezen als een ecologische hotspot; een groot aaneengesloten groengebied met belangrijke ecologische waarden. Het onderhavige bestemmingsplan is niet in strijd met het ecologisch beleidsplan.
Bomen vormen een belangrijk tegenwicht voor de verstening van onze leefomgeving. Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 (2010) geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen. Uitgangspunt voor de bomenstructuur is de verdere uitbouw en verbetering van het Haarlemse bomenbestand.
Afbeelding: hoofdbomenstructuur
Alle gemeentelijke monumentale bomen zijn geïnventariseerd en op de Haarlemse Monumentale Bomenlijst (2009) geplaatst. De bomen zijn beeldbepalend en/of hebben een cultuurhistorische waarde (herdenkingsbomen, markeringsbomen, kruis/kapelbomen, bijzondere snoeivormen) en/of natuurwaarde en de minimale levensverwachting is 10 jaar. Vanwege de waarden van monumentale bomen zal in beginsel geen omgevingsvergunning voor het kappen worden verleend, tenzij sprake is van een ernstige bedreiging van de openbare veiligheid, noodtoestand of bijzondere situatie (zie artikel 5.1 van de Bomenverordening Haarlem).
Afbeelding: Monumentale bomen in de openbare ruimte van het bestemmingsplangebied.
De Monumentale bomen zijn onder te verdeeld in vier categorieen en als zodanig op kaarten terug te vinden door middel van gekleurde stippen. Er wordt in 2014 geen onderscheid meer gemaakt in hoe met de verschillende categorieën wordt omgegaan, dus de kleuren zijn van ondergeschikt belang.
Op 13 maart 2014 heeft de gemeenteraad een motie aangenomen waarin is besloten dat monumentale bomen opgenomen moeten worden in bestemmingsplannen. Het college van B&W heeft in die motie de opdracht gekregen deze nader uit te werken. De uitwerking is op 18 september 2014 in de raadscommissie Ontwikkeling behandeld. In meerderheid is gekozen voor de variant die inhoudt dat monumentale bomen met kroonprojectie op zowel de verbeelding als in de regels worden vastgelegd. Tevens is op 18 september 2014 door de raadscommissie besloten dat monumentale bomen met hun kroonprojectie opgenomen worden in de nieuw op te stellen bestemmingsplannen, die nog als ontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd moeten worden en waartegen nog zienswijzen ingediend kunnen worden.
Onderhavig bestemmingsplan had toen al in ontwerp ter inzage gelegen. Daarom zijn de monumentale/waardevolle bomen in de vaststellingsfase alleen met een informatieve aanduiding op de verbeelding van dit plan opgenomen. De monumentale bomen in dit plangebied zijn afdoende beschermd via de Bomenverordening.
Rijksbeleid
De drie belangrijkste uitgangspunten van de wetgeving voor de archeologische monumentenzorg zijn:
De Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) beheert de Archeologische Monumenten Kaart (AMK). Deze kaart bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria en ingedeeld in diverse categorieën archeologische waarden. In aanvulling op de AMK is er de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW). De IKAW geeft voor heel Nederland, inclusief de bodems van grote wateren, de kans aan op het aantreffen van archeologische resten bij werkzaamheden in de bodem. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën.
Provinciaal beleid
Het archeologisch beleid van het provinciaal bestuur van Noord-Holland is vastgelegd in het Cultuurconvenant tussen het rijk en de provincie Noord-Holland, de Provinciale Cultuurnota en de Cultuurhistorische Regio-profielen. Het beleid is gebaseerd op wettelijke verplichtingen en autonoom cultuurhistorisch provinciaal beleid.
Beleid gemeente Haarlem
Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het behoud van het eigen bodemarchief. Het rijke bodemarchief van Haarlem maakt het niet alleen noodzakelijk, maar ook zeer wenselijk om een gemeentelijk archeologiebeleid te voeren.
De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen in Haarlem zijn vastgelegd in een Beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor het Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH).
De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een archeologisch rapport, het zogenaamde regime.
De regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:
De gebieden die zijn weergegeven op de ABH worden in bestemmingsplannen opgenomen met de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie'. Op de verbeelding van dit bestemmingsplan zijn de exacte begrenzingen terug te vinden. In de planregels worden de relevante begrippen gedefinieerd en wordt aangegeven welke archeologische voorwaarden aan een reguliere omgevingsvergunning voor bouwen (voorheen: bouwvergunning) of voor het uitvoeren van werken of werkzaamheden (voorheen: aanlegvergunning) zijn verbonden. Het bestemmingsplan is daarmee in lijn met het archeologische beleid.
De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. Deze richtlijnen is alleen bij nieuwbouwplannen van toepassing en wordt dus los van dit bestemmingsplan bij nieuwbouwinitiatieven verplicht gesteld. De richtlijn is daarom ook niet doorvertaald naar regels in dit bestemmingsplan.
De gemeenteraad heeft op 15 november 2005 het beleid voor duurzame woningbouw vastgesteld. Bij alle nieuwe woningbouwprojecten waar de gemeente direct bij betrokken is moet de zogenoemde basiskwaliteit Duurzaam bouwen (Dubo) worden toegepast. Ook dit beleid staat los van de regeling in het bestemmingsplan. Dit beleidskader is dan ook niet doorvertaald naar regels in dit bestemmingsplan.
In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad het beleidskader Haarlem Klimaatneutraal vastgesteld. Dat houdt in dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Dit beleidskader heeft geen directe relatie met de invulling van de bestemmingen en de bijbehorende planregels.
Dit hoofdstuk bevat een inventarisatie van de verschillende milieu- en omgevingsaspecten. Er komen aspecten aan de orde zoals geluid, lucht- en bodemkwaliteit, natuurwaarden en externe veiligheid. Het gaat hier om zaken die kunnen leiden tot ruimtelijke beperkingen in het plangebied.
Bestaande milieuhinder, zoals geluidhinder van bestaande wegen of bestaande legale bedrijvigheid, kan in beginsel niet via het bestemmingsplan worden verminderd voor zolang de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Voor buurten of straten waar nu een te hoge milieuhinder is, heeft het de voorkeur - als zich hier een gelegenheid voor voordoet - dit te verlagen.
Pas als nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in het bestemmingsplan worden nagestreefd - bijvoorbeeld nieuwe woningen - kan dit worden vastgelegd met een bestemming die past binnen de (ruimtelijk relevante) milieunormen.
Milieuzonering is het aanbrengen van een ruimtelijke scheiding tussen milieubelastende en milieugevoelige functies ter bescherming (of indien mogelijk vergroting) van de leefkwaliteit. In de milieuzonering staat de typering van (woon)gebieden centraal. Bij het wel of niet toelaten van bepaalde bedrijvigheid wordt gelet op onder andere de ligging van (potentiële) bedrijven ten opzichte van de (woon)omgeving, de mate van eventueel te verwachte hinder en het na te streven karakter van de buurt/wijk. Milieuzonering is over het algemeen alleen van toepassing op nieuwe activiteiten en functies.
Het grondgebied van Haarlem is op grond van het gemeentelijke milieuzoneringsbeleid uit 2002 en 2008 ingedeeld in verschillende milieuzones. Deze opdeling is bepaald door specifieke kenmerken van die gebieden, waaronder aanwezige functies, bebouwingsdichtheid, ligging ten opzichte van wegen en stations e.d. Bij het vaststellen van de Nota Milieuzonering in 2008 is vastgelegd dat wordt aangesloten bij de VNG-brochure “Bedrijven en milieuzonering”.
Het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" valt volgens het milieuzoneringsbeleid grotendeels in de gebiedstypering wonen met een maximaal toegestane milieuhindercategorie B (wonen met overwegend laagbouw in een lage dichtheid). Er zijn in het plangebied twee bestaande categorie B-bedrijven. Dit zijn: autobedrijf Floragarage aan het Floraplein 25 A/B en Dansschool Schreuder aan de Raamsingel 16. Deze zijn positief bestemd.
Langs de corridors ofwel doorgaande verkeersroutes zoals de Wagenweg is sprake van een menging van wonen en werken. Hierbij past op grond van het milieuzoneringsbeleid een maximaal toegestane milieuhindercategorie C.
Ter bescherming van het hoogwaardige woonmilieu van het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" is er in dit bestemmingsplan voor gekozen om geen nieuwe categorie C bedrijven mogelijk te maken. In het plangebied is slechts één bestaand categorie C bedrijf gelegen. Dit betreft Smederij Felix aan de Wagenweg 35. Dit bedrijf is positief bestemd met een maatbestemming in de regels. Locaties waarvoor vergunning is verleend voor het vestigen van een bedrijf zijn met een aparte aanduiding op de verbeelding opgenomen.
Milieuzonering wordt gebruikt in nieuwe situaties in verband met een goede ruimtelijke ordening. Functies zijn toegestaan voor zover passend binnen de bestemmingsomschrijving. Dit betekent dat de functies, genoemd in de zoneringslijst, niet per definitie passen binnen elke bestemming waarin wordt verwezen naar deze zoneringslijst.
Conclusie milieuzonering
Uit het oogpunt van milieuzonering zijn er geen knelpunten in dit plangebied. Er zijn daarom geen belemmeringen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
In het uitvoeringsbesluit van de Wet geluidhinder (Wgh) zijn geluidnormen opgenomen voor wegverkeerslawaai, railverkeerslawaai en industrielawaai. De laatste twee zijn voor dit plangebied niet aan de orde. Wanneer er een nieuwe geluidgevoelige bestemming wordt gerealiseerd op een locatie waar momenteel geen geluidgevoelige functie aanwezig is (dan wel is toegestaan op basis van een verleende vergunning) en deze locatie binnen de geluidszone van een 50 km/u weg valt moet een akoestisch onderzoek worden uitgevoerd. Onder meer woningen, scholen en ziekenhuizen worden als geluidsgevoelige bestemming aangemerkt. Om een indruk te geven van de situatie voor wegverkeerslawaai zijn in het plangebied een aantal indicatieve berekeningen uitgevoerd. Uit de resultaten blijkt dat de geluidbelasting langs de doorgaande wegen ligt tussen 58 en 65 dB. In deze bestaande situatie zijn geen maatregelen noodzakelijk.
Er zijn in dit bestemmingsplan geen nieuwe geluidgevoelige bestemmingen mogelijk gemaakt. Daarom is akoestisch onderzoek of een toetsing aan de Wet geluidhinder niet vereist.
Conclusie geluid
Er zijn ten aanzien van het aspect geluid geen planologische knelpunten in dit plangebied en daarmee dus evenmin voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
In de Wet bodembescherming zijn bepalingen opgenomen ter behoud en verbetering van de milieuhygiënische bodemkwaliteit. Bij bestemmingswijzigingen, verbouwingen of graafwerkzaamheden zal in veel gevallen een bodemonderzoek uitgevoerd moeten worden. De gemeente beoordeelt dat per geval. Met het bodemonderzoek kan bepaald worden of de bodemkwaliteit ter plaatse geschikt is voor de beoogde functie.
De bestaande bodemsituatie is door middel van een bureauonderzoek in beeld gebracht. De uitkomsten hiervan zijn ter informatie opgenomen in bijlage 3 van de toelichting.
Conclusie bodem
Op grond van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaart kan geconcludeerd worden dat de momenteel bekende bodemkwaliteit geen belemmering vormt voor het huidige gebruik, noch voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Watertoets
Doel van de watertoets is dat waterhuishoudkundige doelstellingen vroegtijdig in het bestemmingsplanproces in beschouwing worden genomen. Het betrekken van de waterbeheerder bij de planvoorbereiding hoort daar bij. Een belangrijk ordenend principe bij ruimtelijke plannen is het waterbeheer: de zorg voor veiligheid tegen overstromingen en voor voldoende en gezond oppervlaktewater. De Watertoets is hiervoor het wettelijk geregelde procesinstrument, zie www.dewatertoets.nl.
Het plangebied valt binnen het beheersgebied van het Hoogheemraadschap Rijnland. In samenwerking met het Hoogheemraadschap Rijnland is het Integraal Waterplan Haarlem (IWP) opgesteld. Het waterplan dient als beleidskader bij het opstellen van o.a. bestemmingsplannen. Centrale doelstelling van het waterplan is het creëren van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem.
In het kader van de watertoets is onderstaande tekst in overleg met het Hoogheemraadschap opgesteld. Rijnland heeft per e-mail d.d. 14 november 2013 geadviseerd over en beoordeeld op het relevante waterbeleid, de wetgeving en de regelgeving zoals opgenomen in hoofdstuk 3. De resultaten van het doorlopen van dit proces van afstemming zijn weergegeven in onderhavige waterparagraaf.
Compensatieregeling
Een uitwerking van de watertoets voor de gemeente Haarlem is de compensatieregeling.
Bij een aanwijsbare toename van het verhard oppervlak zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van toename verharding te voorkomen. Indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak, dient 15% van de toename verharding als oppervlaktewater te worden aangebracht.
Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater. Voorbeelden zijn grasdaken en ontkoppeling van de verharding van het gemengde rioolstelsel, waarbij het ontkoppelde water in de bodem geïnfiltreerd wordt.
Indien compensatie in het gebied niet gewenst is of niet doelmatig, kan ervoor gekozen worden de Berging Rekening Courant toe te passen. Middels een afkoopbedrag in het Waterfonds, kan elders in Haarlem dan extra waterberging worden gerealiseerd.
Oppervlaktewater
Het open water dat in het plangebied is opgenomen betreft de Raamsingel aan de noordzijde van het plangebied. De Raamsingel behoort tot het boezemstelsel van het Hoogheemraadschap van Rijnland. Naast een bergende functie heeft het water in de buurt ook een esthetische en een ecologische functie. Aan de inrichting van de oevers worden geen specifieke eisen gesteld, maar in algemene zin kan gesteld worden dat zachte, begroeide en natuurvriendelijk ingerichte oevers de voorkeur hebben.
Overeenkomstig het Rijnlands Keur moet aan weerszijden van de watergangen een obstakelvrije strook grond aanwezig zijn met een breedte van 5 meter ten behoeve van het uitvoeren van het onderhoud aan en ter bescherming van het profiel van de watergangen, alsmede voor de inspectie.
Grondwater
De grondwaterstanden in Haarlem zijn over het algemeen vrij hoog. Om grondwateroverlast te voorkomen zijn dan ook onder een groot aantal wijken drainagesystemen aangelegd. Deze systemen hebben grote invloed op het functioneren van het lokale grondwatersysteem.
Waterketen
Het bestemmingsplangebied heeft een gemengd rioolstelsel. Hierin wordt zowel het afvalwater als regenwater verzameld en naar de rioolzuivering gevoerd. Het bestemmingsplangebied leent zich door het consoliderende karakter niet voor een grootschalige vervanging van het gemengde stelsel door een verbeterd gescheiden stelsel. Dit betekent dat de mogelijkheden voor het afkoppelen van schone verharding goed onderzocht en benut moeten worden. Bij het afkoppelen van verharding zullen tevens maatregelen ter voorkoming van uitloging door bouwmaterialen (voornamelijk zink en lood) genomen moeten worden. De gemeente neemt afkoppelkansen mee in de uitwerking van het basisrioleringsplan voor het gebied.
Het afkoppelen van hemelwater kan niet in een bestemmingsplan verplicht worden gesteld. De meest geëigende plaats om een scheiding tussen afvalwater en hemelwater te regelen is de gemeentelijke bouwverordening. Op dit moment staat de bouwverordening lozing van hemelwater, anders dan op de openbare riolering, toe voor zover uitsluitend hemelwater wordt geloosd. Indien aan of in bouwwerken aan te brengen voorzieningen voor de afvoer van hemelwater niet aan een openbaar riool worden aangesloten, geldt onder andere de bepaling dat leidingen voor de afvoer van hemelwater zodanig moeten lozen dat geen verontreiniging kan optreden van water, bodem of lucht. De bouwverordening is bindend bij het toetsen van aanvragen om omgevingsvergunning, net als een bestemmingsplan en het Bouwbesluit.
Waterkwantiteit
Het boezemstelsel heeft op de eerste plaats een belangrijke functie voor het op orde houden van de waterkwantiteit. In een situatie van wateroverschot wordt in het boezemstelsel water afgevoerd via het Spaarne en bij Spaarndam uitgemalen op het Noordzeekanaal. In een situatie van watertekort wordt water via de Ringvaart vanuit de Hollandsche IJssel aangevoerd. Vanwege het zoutgehalte wordt geen water ingelaten vanuit het Noordzeekanaal. In Rijnlands boezem wordt het waterpeil 0,60 meter -NAP gehandhaafd.
Waterkwaliteit
De kwaliteit van het boezemwater in Haarlem wordt bepaald door lozingen in het achterland (bollenteelt) en door lozingen in Haarlem zelf. Het water is zeer voedselrijk; de stikstof en fosforconcentraties overschrijden op alle meetlocaties in de boezem ruim de norm. In de ecologische beoordeling scoort het Haarlemse boezemwater voor wat betreft de belevingswaarde matig tot slecht. Dit vanwege de afwezigheid van oever- of watervegetatie. Deze locaties zijn vaak voorzien van een harde beschoeiing. Tevens heeft het beheer een grote invloed op de ontwikkeling van water- en oevervegetatie. De ecologische kwaliteit van de oevers is bij alle onderzochte locaties zeer slecht tot slecht. De oevers zijn beschoeid of bestaan uit kademuren, waardoor oevervegetatie weinig kans heeft zich te ontwikkelen. De vegetatie die aanwezig is, is vaak eentonig met geen tot nauwlijks kritische soorten. De ecologische kwaliteit van het water bij de locaties in Haarlem is slecht tot matig. De meeste boezemwateren hebben voldoende doorzicht, maar de relatief grote waterdiepte aan de oeverlijn is dan de beperkende factor voor de ontwikkeling van waterplanten.
De waterbodems van de Haarlemse boezemwateren zijn over het algemeen matig tot zwaar verontreinigd. De kwaliteit valt voor het grootste deel in verontreinigingsklasse 3 en 4. De klassebepalende parameter betreft in de meeste gevallen de gehalten zware metalen, met name zink. De belangrijkste emissies die debet zijn aan de verontreinigingen in de waterbodems zijn de riooloverstorten, directe lozingen, oeverbeschoeiing, uitloging bouwmetalen, afspoeling van verhard oppervlak en inlaatwater.
Watervergunning
Het Hoogheemraadschap van Rijnland is integraal waterbeheerder in haar beheersgebied. Daarbij wordt rekening gehouden met zowel de (interne) relaties tussen kwantiteits- en kwaliteitsaspecten van het oppervlakte- en grondwater (inclusief ecologische kwaliteit en natte natuurwaarden) en de externe relaties tussen waterbeheer en andere beleidsterreinen zoals ruimtelijke ordening, milieu, natuur en landschap, landbouw en recreatie. Voor aanpassing van de waterhuishouding moet bij de waterbeheerder een watervergunning worden aangevraagd op grond van de Keur.
De Keur van Rijnland bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot het onderhoud en gebruik van het watersysteem en waterkeringen. In de Keur is opgenomen dat een aantal activiteiten met betrekking tot de aanleg c.q. inrichting van oppervlaktewateren en kunstwerken in beginsel verboden is. Onder welke voorwaarden deze activiteiten wel mogen plaatsvinden is beschreven in de Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem. Nadere informatie hierover is beschikbaar via de website van Rijnland (www.rijnland.net).
Afkoppeling verhard oppervlak
Enkele malen per jaar treden bij piekbelasting (extreme regenbuien) riooloverstorten in werking. Aangezien dit de waterkwaliteit niet ten goede komt, stimuleert het Hoogheemraadschap van Rijnland het afkoppelen van verharde oppervlakken. Dit is in lijn met de gezamenlijke doelstelling van het rijk, provincies, gemeenten en waterschappen om het water eerst vast te houden, dan te bergen en vervolgens af te voeren. Voor het afkoppelen van wegen en overig verhard oppervlak hanteert Rijnland de 'Beslisboom aan- en afkoppelen verharde oppervlakten' van de Werkgroep Riolering West-Nederland als richtlijn. Bij het afkoppelen van schoon hemelwater van dakoppervlakken en bij (nieuw)bouwactiviteiten hanteren Rijnland en de gemeente Haarlem de uitgangspunten van nationale pakketten duurzame stdenbouw en duurzaam bouwen. Van belang is bijvoorbeeld het uitgangspunt dat bij de bouw de toepassing van uitloogbare metalen zoveel mogelijk voorkomen dient te worden zodat minder verontreinigde stoffen in het watersysteem terecht komen.
Reactie hoogheemraadschap op concept ontwerp bestemmingsplan
Per e-mail d.d. 14 november 2013 heeft het hoogheemraadschap aangegeven slechts twee beperkte opmerkingen te hebben op het concept ontwerp bestemmingsplan. Eén betrof de breedte van de beschermingszone van watergangen, die 5 meter moet zijn. Dit is aangepast. De andere betrof de bestemmingsomschrijving van de bestemming Tuin-1 waarin water ook opgenomen zou moeten zijn. Dat is eveneens aangepast.
Conclusie water
Er zijn geen waterknelpunten in dit plangebied en dus ook geen belemmeringen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
De luchtkwaliteit is van belang voor de gezondheid van mens en dier en voor de kwaliteit van het milieu. In de Europese Unie zijn daarom grenswaarden afgesproken waaraan de concentraties van een aantal stoffen vanaf bepaalde ingangsdata moeten voldoen. Die grenswaarden en de regelgeving om ze tijdig te bereiken en te handhaven zijn in Nederland opgenomen in de Wet milieubeheer, titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen.
Indien een bestemmingsplan vastgesteld of gewijzigd wordt, dient vast te staan dat de gevolgen voor de luchtkwaliteit voldoen aan die eisen (als gevolg van artikel 5.16 lid 1 en 2 van de genoemde wet). Die gevolgen worden bepaald door de verandering in gebruik en functies, die door het bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt ten opzichte van de bestaande (toegestane) functies. Maatgevend is de met de veranderingen samenhangende groei van het autoverkeer en de daardoor veroorzaakte uitstoot van de stoffen stikstofdioxide (NO2) en fijnstof (PM10). Indien met inbegrip van de door het plan mogelijk gemaakte functies wordt voldaan aan de grenswaarden vormt de luchtkwaliteit geen belemmering voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" is in hoofdzaak consoliderend. Er vinden geen voor de luchtkwaliteit relevante wijzigingen van toegestane functies plaats.
Om de bestaande en te verwachten luchtkwaliteit te beoordelen is de zogeheten NSL-Monitoringstool geraadpleegd (www.nsl-monitoring.nl). Met deze Monitoringstool stelt de Rijksoverheid jaarlijks de luchtkwaliteit langs (onder meer) relevante wegen in Nederland vast. Deze gegevens vormen ook de basis voor de verplichte rapportage van de luchtkwaliteit aan de EU. De berekeningen en prognoses voldoen aan alle voorschriften voor de berekening van de luchtkwaliteit (Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007). Zij worden jaarlijks geactualiseerd, met controle door de wegbeheerder (in dit geval Haarlem en de Provincie Noord-Holland). In de onderliggende verkeersmodelgegevens zijn alle bekende lopende en toekomstige projecten en ontwikkelingen in en rond Haarlem en regio verwerkt.
De relevante wegen ten aanzien van luchtkwaliteit in en rond het plangebied zijn (delen van) de Wagenweg, Iordensstraat, Raamsingel, Tempeliersstraat, Houtplein en Dreef.
Conclusie luchtkwaliteit
Uit de Monitoringtool blijkt dat de luchtkwaliteit in het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" ruim voldoet aan de grenswaarden in alle relevante beoordelingsjaren. Daarmee voldoet het bestemmingsplan aan de luchtkwaliteitseisen uit de Wet milieubeheer en zijn er geen belemmeringen voor de vaststelling van het bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over de veiligheid die verband houdt met risico's als gevolg van ongelukken met gevaarlijke stoffen. Bekende voorbeelden van gevaarlijke stoffen zijn chloor, ammoniak en LPG. Het gaat om gevaarlijke stoffen die gebruikt worden bij bedrijven of inrichtingen enerzijds en om gevaarlijke stoffen die vervoerd worden anderzijds. Dat vervoer kan plaatsvinden via weg, spoor, water of pijpleidingen.
De meest effectieve manier om de externe veiligheidsrisico's te beperken is het ruimtelijk scheiden van de risicobron en risico-ontvanger. Concreet betekent dit hoe groter de afstand, hoe minder risico.
Binnen en in de naaste omgeving van het plangebied komen geen bedrijven voor die vallen onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen. Er is in de nabijheid van het plangebied geen sprake van een transportroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen.
Het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" bevindt zich niet binnen het invloedsgebied van een risicobron. De zogenaamde plaatsgebonden risicocontour 10-6 kan daarmee niet over het plangebied van dit bestemmingsplan vallen. Toetsing van de wettelijke grens- en richtwaarden is dan ook niet aan de orde. Het verantwoorden van het groepsrisico is wegens het ontbreken van risicobronnen niet nodig.
Conclusie externe veiligheid
Externe veiligheid vormt geen belemmering voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Beleid en wetgeving
De natuurwaarden worden in Nederland beschermd via twee sporen: via gebiedsbescherming en via soortenbescherming. De gebiedsbescherming is geregeld via de Natuurbeschermingswet, de soortenbescherming via de Flora- en faunawet.
In de Natuurbeschermingswet zijn zogenaamde Natura 2000-gebieden aangewezen. Dit valt grotendeels samen met de nationale Ecologische Hoofd Structuur. Het plangebied "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" maakt geen deel uit van deze beschermingsgebieden en ligt er ook niet in de buurt. Het bestemmingsplan is daarom niet in strijd met het onderdeel van de ecologische gebiedsbescherming.
De soortenbescherming in Nederland is wettelijk geregeld in de Flora- en faunawet. In deze wet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Dat wil zeggen dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerswerk, nieuwbouw of planologische ontwikkelingen dient iedereen hiermee rekening te houden. Daarnaast geldt extra bescherming voor de met name genoemde wettelijke beschermde soorten in de afzonderlijke lijsten 1 tot en met 4. Onder voorwaarden is echter een ontheffing of een vrijstelling mogelijk.
Praktische richtlijnen
In het bestemmingsplangebied moet bij het uitvoeren van werken en van beheer en verbouwen van opstallen rekening worden gehouden met het mogelijk voorkomen van gierzwaluwen en vleermuizen. Als er sprake is van één van deze activiteiten moet ontheffing worden aangevraagd in het kader van de Flora- en faunawet. Dit geldt jaarrond, ook als de dieren tijdelijk verdwenen zijn kan er sprake zijn van een vaste verblijfplaats of nest.
Binnen het plangebied zijn kademuren aanwezig waarop strikt beschermde muurvarens kunnen voorkomen. Ook voor deze soorten geldt dat een ontheffing noodzakelijk is, als er beheer- of verbouwingswerken worden uitgevoerd.
De egel en andere algemeen voorkomende kleine zoogdieren en de bruine kikker, kleine watersalamander en gewone pad komen voor in binnentuincomplexen. Deze soorten zijn wel wettelijk beschermd, maar niet ontheffingsplichtig. Voor deze soorten gelden zwaardere beschermingsverplichtingen dan de algemene zorgplicht. Zij mogen niet worden gedood of verstoord in hun winterslaap en hun voortplantingsplekken mogen niet worden vernietigd, voor zover die in redelijkheid bekend (kunnen) zijn en voor zover het in redelijkheid uitvoerbaar is om schade te voorkomen. Men is wel verplicht bij de vernietiging van een leefgebied de dieren door iemand met een daartoe strekkende vergunning te laten verplaatsen naar een ander geschikt leefgebied, voor zover het in redelijkheid mogelijk is de bedreigde exemplaren te vangen. Dit geldt eveneens voor planten als muurvarentje en eikvaren die door renovaties van oude muren sterk in aantal achteruit zijn gegaan.
Voorafgaand aan ruimtelijke ingrepen en bij (ver)bouwactiviteiten zal in opdracht van de initiatiefnemer aan de hand van veldonderzoek nader geïnventariseerd moeten worden of zwaluwen en eventueel vleermuizen en andere wettelijk beschermde soorten inderdaad aanwezig zijn. Mocht dat het geval zijn dan zal de initiatiefnemer van de betreffende ruimtelijke ingreep of verbouwing een ontheffing van de Flora- en faunawet moeten aanvragen, waarin onder andere aangegeven wordt welke compenserende maatregelen genomen gaan worden.
Conclusie ecologie
Voor het plangebied geldt een consoliderend karakter waarbij de bestaande situatie wordt gehandhaafd. Een quick scan onderzoek naar ecologie is daarom niet noodzakelijk.
Geconcludeerd wordt dat de ecologische situatie in het plangebied en de natuurwetgeving geen belemmering vormen voor de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Beschermd stadsgezicht
Sinds 5 december 1990 is de binnenstad van Haarlem en de Haarlemmerhout aangewezen als "beschermd stadsgezicht" in de zin van de Monumentenwet 1988. Per 5 oktober 2011 is via een besluit ex artikel 35 van de Monumentenwet het "beschermd stadsgezicht" uitgebreid met gebieden in onder meer Haarlem Zuid en Haarlem Zuidwest. Daarmee is het gehele plangebied aangewezen tot beschermd stadsgezicht. De aanwijzing tot "beschermd stadsgezicht" betekent dat het bijzondere ruimtelijke en functionele karakter van het gebied in een bestemmingsplan moet worden beschermd (ex artikel 36 van de Monumentenwet).
In de aanwijzingsbesluiten zijn de volgende te beschermen waarden nader getypeerd voor dit plangebied en de directe omgeving:
Waarderingskaart
De aanwijzingsbesluiten van het beschermd stadsgezicht hebben voor dit bestemmingsplan geleid tot een waarderingskaart, die is opgenomen in bijlage 2 van deze toelichting. Op die waarderingskaart zijn alle gebouwen in het plangebied gewaardeerd, uitgaande van de cultuurhistorische waarden. Gewerkt wordt met drie ordes van bebouwing, met een aparte classificatie voor nieuwbouw en met zogenaamde ensembles & seriebouw. Zie verder de uitleg over de waarderingskaart in hoofdstuk 6 (juridische aspecten).
Monumenten
In dit bestemmingsplangebied bevinden zich rijks- en gemeentelijke monumenten. De adressen staan in tabel 4.1. Op de verbeelding zijn deze gemeentelijke - en rijksmonumenten voorzien van een specifieke bouwaanduiding (sba-01). Op de waarderingskaart staan ze aangeduid als de zogenaamde “orde 1”-panden. Deze "orde 1"-aanduiding heeft voornamelijk een informatieve waarde. De bescherming zelf is geregeld in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordening. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. Bestaande maten (omvang en (goot)hoogte bebouwing) moeten worden gehandhaafd. De redengevende omschrijvingen van rijksmonumenten zijn te raadplegen in het Monumentenregister van de Rijksdienst voor het Cultureel erfgoed.
Tabel 4.1 Rijks- en gemeentelijke monumenten in het bestemmingsplangebied
Adressen | ||||
Raamsingel 2, 4, 6, 42, 44, 46, 48, 50, 52 | ||||
Wagenweg 14, 42, 44, 46, 54, 56, 58, 62, 66 | ||||
Dreef 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16, 18, 20, 24, 26, 28, 30, 32, 34, 36 | ||||
Fonteinlaan 1, 11 | ||||
Florapark 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10,11,12,13 | ||||
Hazepaterslaan 1, 3, 5 | ||||
Floraplein 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25a, 25b, 25f, 26, 27, 28 | ||||
Koningin Wilhelminalaan 10, 14, 16 | ||||
Westerhoutpark 3, 5, 7, 10, 16, 32 | ||||
Houtplein 21, 2b, 2c, 24, 26 | ||||
Lorentzplein 1, 1a, 2 |
Het huidige Haarlem ligt zowel op de oudste strandwal, 56 eeuwen geleden ontstaan, als op de op een na oudste strandwal van Nederland. Op deze strandwallen bouwden jagers en vissers in de nieuwe steentijd (vanaf 3600 v. Chr.) eenvoudige onderkomens. Vanaf de bronstijd (2000-800 v. Chr.) bouwden de mensen boerderijen en legden ze akkers aan. Vele eeuwen later, in de Karolingische tijd (7e-8e eeuw n. Chr.), ontstond op een strategische plek aan het Spaarne de nederzetting Harulahem. Harulahem, wat "huizen op een open plek in een op zandgrond gelegen bos" betekent, is later verbasterd tot Haarlem. Haarlem ontwikkelde zich al snel tot een belangrijke stad in Holland en kreeg in 1245 stadsrechten. De resten van woningen, huisraad en andere sporen van vroegere bewoning zijn in de loop der eeuwen door natuurlijke processen en kunstmatige ophogingen verborgen geraakt in de Haarlemse bodem. Zo is Haarlemse bodem een opeenstapeling geworden van diverse lagen van 56 eeuwen bewoningsgeschiedenis.
Archeologische verwachting plangebied
Rijks- en provinciale kaarten archeologie
Het grootste deel van het plangebied staat op de landelijke Archeologische Monumenten Kaart (AMK) als een terrein van archeologische waarde. Het meest noordelijke deel, de raamsingels staat op deze kaart als terrein van hoge archeologische waarde. Er zijn geen wettelijk beschermde terreinen in het plangebied aanwezig. Op de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) heeft het plangebied voor het grootste deel een hoge verwachtingswaarde, dat wil zeggen dat de kans op het aantreffen van archeologische waarden hoog wordt geacht. De overige delen hebben een middelhoge verwachtingswaarde. Er zijn geen vondstmeldingen of onderzoeksmeldingen in dit gebied.
Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH)
Het plangebied behoort volgens de ABH tot categorie 3 en 5.
Het plangebied behoort voor het grootste deel volgens de ABH tot categorie 3. Op grond van vondsten en de geologische ondergrond (strandwal) wordt verwacht dat zich hier sporen van bewoning zullen bevinden daterend vanaf het Laat-Neolithicum tot en met de Romeinse tijd. In het plangebied is een tiental archeologische waarnemingen geregistreerd, waarbij prehistorische vuurstenen werktuigen zijn gevonden en aardewerk uit de Romeinse tijd en de periode 1500-1850. Gezien de aard van deze archeologische waarden geldt hier een regime, zoals omschreven in de archeologieparagraaf in hoofdstuk 3. Er zijn specifieke voorwaarden van toepassing bij omgevingsvergunningen voor bouwen, slopen of het uitvoeren van werken of werkzaamheden. Deze gelden bij bodemverstorende activiteiten met een oppervlakte van meer dan 500 m2 en een verstoringsdiepte van meer dan 30 cm onder het maaiveld.
Een klein deel, een strook langs de Leidse Vaart nabij het Tuinlaantje, behoort tot categorie 5. In gebieden van de vijfde categorie zijn sporen te verwachten daterend vanaf de Middeleeuwen tot en met de Nieuwe Tijd. Vooral uit de periode van de 17e-19e eeuw zijn in deze gebieden vondsten gedaan. Deze gebieden zijn relatief laat voor bewoning geschikt gemaakt en hebben daarom een lage archeologische verwachting. Hiervoor geldt een regime van > 10.000 m2 en dieper dan 30 cm onder het maaiveld.
Legenda:
Oranje : categorie 3
Grijs : categorie 5
Blauw : water
Groene lijn : globale begrenzing plangebied
Met ingang van 1 februari 2003 is het zogenoemde Luchthavenindelingbesluit (LIB) van kracht. In het LIB, onderdeel van de gewijzigde Wet Luchtvaart (ofwel de 'Schipholwet'), is rond de luchthaven Schiphol een beperkingengebied aangewezen. Hierbinnen gelden regels omtrent beperking van bestemming en gebruik van grond in verband met het externe veiligheidsrisico en de geluidbelasting vanwege het luchthavenverkeer. Daarnaast worden regels gesteld omtrent beperkingen van de maximale hoogte van objecten, en van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik. De hoogtebeperkingen zijn opgelegd om ervoor te zorgen dat vliegtuigen op een veilige manier van en naar de luchthaven Schiphol kunnen vliegen.
De beperkingen voor de vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik zijn opgelegd om te voorkomen dat zich in de nabijheid van de luchthaven concentraties vogels bevinden, die hinderlijk kunnen zijn voor vliegtuigen.
Onder vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik wordt verstaan:
Voor een groot deel van het bestemmingsplangebied gelden hoogtebeperkingen. Van oost naar west loopt een hoogtebeperking tussen de 130 en 145 meter. Deze hoogtematen worden gerelateerd aan de referentiehoogte van de luchthaven:-4.00 N.A.P. Dat betekent dat een hoogtebeperking van 145 meter, een hoogtemaat oplevert van +141 N.A.P.
Daarnaast gelden, eveneens voor een groot deel van het plangebied, beperkingen ten aanzien van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik.
Voor het bestemmingsplan heeft de hoogtebeperking gezien de gehanteerde maximale bouwhoogten geen gevolgen en is ook geen sprake van vogelaantrekkende bestemmingen en vogelaantrekkend gebruik.
Ten tijde van het opstellen van het ontwerpbestemmingsplan was een wijziging van het LIB in voorbereiding.
Er liggen geen hoofdgasleidingen of landelijke/regionale leidingstroken in of in de nabijheid van het plangebied. In dit licht zijn er geen belemmeringen voor het bestemmingsplan. In het gebied loopt een drinkwaterleiding. Deze is met een dubbelbestemming opgenomen in de regels en verbeelding.
In dit bestemmingsplan wordt niet voorzien in de realisatie van m.e.r.-plichtige, dan wel m.e.r.-beoordelingsplichtige activiteiten.
Het plangebied van bestemmingsplan "Koninginnebuurt, partiële herziening 2014" is aangewezen als "beschermd stadsgezicht". Dit betekent dat het bijzondere ruimtelijke karakter van het plangebied op grond van de Monumentenwet dient te worden beschermd in het bestemmingsplan. Ook betekent het dat het beschermen van de bestaande kwaliteiten het stedenbouwkundig hoofduitgangspunt is. Deze kwaliteiten worden met name bepaald door:
De aanwijzing tot beschermd stadsgezicht is niet bedoeld om de bestaande toestand in al zijn facetten te "bevriezen". De stad moet kunnen leven. De opgave van dit bestemmingsplan is om bij nieuwe ontwikkelingen de historisch stedenbouwkundige eenheid zoveel mogelijk te behouden.
In het kader van dit bestemmingsplan is een waarderingskaart van het plangebied opgesteld (zie paragraaf 6.3 en Waarderingskaart. De waarderingskaart is een combinatie van de waardering van afzonderlijke gebouwen met de waardering van de stedenbouwkundige structuur. Het behouden van architectonische en stedenbouwkundige waarden heeft concrete gevolgen voor het vastleggen van rooilijnen, dakopbouwen, goot- en bouwhoogtes, erfafscheidingen, dakoverstekken e.d. Daar waar de historische waarden van het beschermd stadsgezicht desondanks in het geding zouden kunnen komen, wordt gedetailleerd bestemd.
Enerzijds biedt dit bestemmingsplan bescherming voor de kwaliteit van de woonomgeving in die gebouwen en woongedeelten waar de functie nog strikt wonen is. Daarnaast biedt het bestemmingsplan ruimte voor een meer flexibele invulling in gebouwen die gelegen zijn aan de grotere toegangswegen, waar het bestaande karakter reeds gemengd is, zoals de Wagenweg.
Deze visie op het beschermd stadsgezicht heeft geleid tot een bestemmingsplanregeling die het stadsgezicht op een passend wijze beschermt. De hoofdopzet van deze regeling bestaat uit de volgende elementen:
Het behouden van architectonische en stedenbouwkundige waarden heeft zoals gezegd concrete gevolgen voor het vastleggen van rooilijnen, dakopbouwen, goot- en bouwhoogtes, erfafscheidingen, overstekken e.d. Voor dit bestemmingsplan is de mate van bescherming gekoppeld aan de indeling in orden. Zo is voor orde 3 panden een marge van een minimale en een maximale goothoogte aangegeven, terwijl voor orde 1 en 2 panden de bestaande goothoogte gehandhaafd dient te worden, evenals bijvoorbeeld de kap- of dakvorm. Om aan te geven welke onderdelen van een orde 2 pand cultuurhistorisch waardevol worden geacht is er voor de orde 2 panden een redengevende omschrijving opgesteld (zie bijlage 1 van de toelichting).
Ten behoeve van het behoud, herstel en de uitbouw van de cultuurhistorische en ruimtelijke waarden van het plangebied worden de volgende stedenbouwkundige uitgangspunten gehanteerd.
Voorgevelrooilijn
De voorgevelrooilijn is de lijn op de verbeelding waar de voortuin of waar de weg de voorgevel raakt. Het is de scheidslijn tussen bebouwd en onbebouwd. De manier waarop de voorgevelrooilijn loopt bepaalt de loop van de gevels en daarmee vaak de vorm van de openbare ruimte. De voorgevelrooilijn is dus een belangrijke vormgever van de historische kenmerken van het plangebied. Uitgangspunt is dat voor bebouwing in het beschermd stadsgezicht de voorgevel in de voorgevelrooilijn dient te worden gebouwd, zoals deze op de verbeelding is vastgelegd, of daar reeds is gebouwd. Alleen in specifieke situaties, zoals bij de voorgenomen nieuwbouw ter plaatse van voormalig Vitae Vesper, kan hier met een omgevingsvergunning van worden afgeweken ten behoeve van de bouw van serres, erkers en veranda's.
Bescherming typologieën
Het plangebied is voornamelijk samengesteld uit twee typologieën bebouwing: individuele villa's en geschakelde ensemblebouw. Voor de villa's geldt dat er veel variatie in het daklandschap en gevelaanzichten bestaat. Elke villa in de Koninginnebuurt en in de buurt Welgelegen kent immers een individuele goothoogte, dakvorm en nokrichting. Voor de geschakelde bouw geldt juist dat de eenheid in een ensemble bewaard moet blijven. Bescherming van de verschillende typologieën vindt via verschillende manieren plaats, bijvoorbeeld door het vastleggen van bouwvlak, parcellering en het handhaven van bestaande goot- of bouwhoogtes.
Bouwvlak
Met het bouwvlak worden de gronden aangeduid waar bepaalde gebouwen en andere bouwwerken zijn toegelaten. In het bestemmingsplan is zoveel mogelijk rekening gehouden met de historisch bepaalde situatie. Gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd waarbij moet worden aangesloten op de belendende gebouwen. Zo blijven vrijstaande villa's in het groen zo vrij mogelijk staan en zullen de geschakelde woningen juist als stedenbouwkundige wand blijven fungeren.
Parcellering
De typologie van de villa's in de Koninginnebuurt en Welgelegen kenmerkt zich door individuele historische panden. Het meer noordelijk gedeelte van de Koninginnebuurt kenmerkt zich door kleinschalige historische panden. Beide typologieën zijn waardevol voor de karakteristiek van de twee buurten. Samenvoegen van panden gaat ten koste van de fijnmazige structuur. Slechts onder bepaalde voorwaarden kan samenvoeging van gebouwen worden toegestaan. Vanuit het beleidsterrein wonen zijn er voorwaarden verbonden aan de samenvoeging van woonpanden. Vanwege de schaarste aan woonruimte binnen de gemeente Haarlem wordt hier terughoudend mee omgegaan. De regels voor het samenvoegen van woonpanden zijn vastgelegd in de Huisvestingsverordening.
Hoogtes In het gebied staan vrijstaande villa’s en kleine series herenhuizen, maar ook lange wanden met middenstandswoningen. Voor de geschakelde bouw geldt dat de eenheid in een ensemble bewaard moet blijven. De bestaande variatie in goothoogte (bij villa's) en eenheid in goothoogte (bij geschakelde bouw) is in het bestemmingsplan gewaarborgd door vast te leggen dat bij deze panden de bestaande goot- of bouwhoogte moet worden gehandhaafd .
Monumenten kennen wettelijk al een beschermde status. Orde 2 panden (zie ook bijlage 1) krijgen bescherming met onder meer een te handhaven goot- en/of bouwhoogte. Bij orde 3 en jonge panden wordt over het algemeen een minimale én een maximale bouwhoogte gehanteerd.
Voortuinen
In het noordelijk deel van de Koninginnebuurt en Welgelegen zijn de straten door het ontbreken van voortuinen en openbaar groen vrij steenachtig van karakter. Hierdoor is de nabijheid van de binnenstad merkbaar. Langs de meer in het zuiden van het plangebied gelegen straten liggen wel voortuinen, vaak met groene erfafscheidingen. Privé- en openbaar groen gaan veelal naadloos in elkaar over. Met name deze laatste karakteristieke groene voortuinen worden beschermd in het plan door ze te bestemmen als tuin-1, waar slechts minimaal gebouwd mag worden (alleen erfafscheidingen en slechts in bijzondere gevallen fietsenbergingen).
Daklandschap De kappen van de individuele panden vormen tezamen het daklandschap. De Koninginnebuurt en Welgelegen kennen een veelzijdig daklandschap. De panden verschillen onderling sterk qua kapvorm, kleur en materiaalgebruik. Het traditionele zadeldak met de nok haaks op de straat komt daarbij het meeste voor. Het is belangrijk dat de hoofdkarakteristieken gehandhaafd blijven. Uitgangspunt is dan ook dat een hoofdgebouw voorzien dient te zijn van een kap en dat de bestaande nokrichting en dakvorm behouden blijven. Dit is voor panden met de ordeaanduiding 'orde 1' en 'orde 2' ook in de regels vastgelegd.
Waar daken in de loop der tijd verdwenen zijn wordt gestimuleerd dit weer te herstellen. Dit is een reden om de hoogte van bouwwerken in het bestemmingsplan te bepalen aan de hand van de goothoogte, zodat de mogelijkheid open blijft het bouwwerk nog te voorzien van een echte kap. Voorwaarde hierbij is voor panden met de ordeaanduiding 'orde 3' of 'nieuwbouw' dat de maximale nokhoogte van 4 meter en een dakhelling gekoppeld zijn aan een minimale en maximale hellingshoek. Dakkapellen mogen worden opgericht, maar hieraan worden stringente eisen gesteld ten aanzien van hoogte, breedte en afstand tot nok en dakvlak. Onder bepaalde voorwaarden worden op (gedeeltelijk) platte daken ook dakterassen en daktuinen toegestaan.
De ruimtelijke en stedenbouwkundige uitgangspunten zijn meegenomen bij het opstellen van de regels in het bestemmingsplan. In hoofdstuk 6.2 e.v. wordt uiteengezet hoe de juridisch bindende delen van het bestemmingsplan, de regels en de verbeelding zijn vormgegeven.
Bij bestaande woningen neemt in de regel de wens tot veranderingen in en aan de woning toe naarmate de woning ouder is. Aanvragen hebben meestal betrekking op het uitbreiden van of verrichten van herstelwerkzaamheden aan de woonruimte, het luxer maken van de woning, dan wel een grotere berging/garageruimte realiseren in de achter- of zijtuin. Nieuwe wensen hangen voor een groot deel samen met een verandering van levensfase (bijvoorbeeld kinderen krijgen of de deur uit, hoger inkomen, pensionering). Ook maatschappelijke veranderingen, zoals de wens om ouderen zo lang mogelijk zelfstandig te laten wonen, kunnen een reden zijn voor aanpassing.
In dit plan is hierin voorzien door regels op te nemen voor standaard uitbreidingen waarvan verwacht wordt dat deze geen onevenredige invloed hebben op het straatbeeld, de privacy en de bezonning van de directe omgeving, het daklandschap en de uitstraling van het beschermd stadsgezicht in het algemeen. Te denken valt hierbij aan aan- en uitbouwen, dakkapellen, bijgebouwen en andere ondergeschikte uitbreidingen. Voor niet standaard ingrepen die een grotere impact kunnen hebben op een van deze punten, zijn binnenplanse afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Met een relatief korte procedure wordt door de gemeente beoordeeld of deze ingrepen acceptabel zijn. Voorbeelden hiervan zijn: dakopbouwen, dakterrassen op hoofdbebouwing, bijzondere (afwijkende) dakkapellen etc.
Beroepsmatige activiteiten aan huis
Werken aan huis kan een bijdrage leveren aan het plaatselijk (met name dienstverlenend) voorzieningenniveau. Het toestaan van beroepsmatige activiteiten aan huis kan een stimulans geven aan de economische ontwikkeling. Het starten van een bedrijf is op deze wijze heel laagdrempelig. Veel ondernemers zijn op deze manier begonnen. Binnen de ruimtelijk-functionele opzet van bestaande woonwijken zijn de mogelijkheden van het toestaan van beroepsmatige activiteiten aan huis uiteraard beperkt. Overlast voor het wonen moet voorkomen worden, omdat bijvoorbeeld het verkeerssysteem en de verkaveling niet inspelen op andere functies en de gevolgen van die andere functies. Ook mag het werken de woonfunctie niet verdringen. Kortom: de gemeente staat in principe positief tegenover deze ontwikkeling zonder de mogelijke nadelen uit het oog te verliezen.
Het gebruiken en inrichten van woningen en bijgebouwen voor beroepsmatige activiteiten aan huis is mogelijk mits aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Zo zijn alleen dienstverlenende beroepen mogelijk en mag er geen overlast voor de woonomgeving ontstaan. Bovendien geldt als uitgangspunt dat de woonfunctie gehandhaafd dient te blijven. De omvang van de beroepsmatige activiteiten is daarom in de regels gelimiteerd: 35 procent van het brutovloeroppervlak van een woning tot een maximum van 50 m2, mag voor beroepsmatige activiteiten aan huis worden gebruikt.
Aan huis verbonden, dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, kleine financiële instellingen, pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen zoals arts, tandarts en notaris. Bed & breakfast is toegestaan voor zover het maximaal 4 bedden verdeeld over maximaal 2 kamers betreft.
De bestaande detailhandel-, zakelijke dienstverlening- en/of kantoorfuncties zijn met de bestemming 'Gemengd-2' of met de bestemming 'Centrum-2' in het plan geregeld. Bedrijven zijn toegestaan in de Gemengd-1 bestemming en eveneens daar waar de aanduiding "bedrijf" is opgenomen.
Voor wat betreft de begane grondverdieping geeft dat enige flexibiliteit en biedt dit ruimte voor functieverandering in die gebouwen. Wonen kan binnen de bestemming Wonen, maar ook binnen de bestemming Gemengd 1, 2, 4 en 6. Binnen de bestemming Maatschappelijk is uitsluitend een basisschool (de Dreefschool) toegestaan met bijbehorende voorzieningen, waaronder buitenschoolse opvang. Binnen Gemengd 6 zijn kantoren toegestaan op de begane grond en wonen op alle bouwlagen. Deze bestemming is opgenomen ter plaatse van voormalig Vitae Vesper.
Met functieaanduidingen worden binnen deze bestemmingen onder meer de bestaande/vergunde horecabedrijven/restaurants en de bestaande/vergunde kinderdagverblijven opgenomen.
In het bestemmingsplangebied heeft alleen La Place (Dreefzicht) de hoofdbestemming 'Horeca' gekregen als hoofdbestemming. Binnen deze bestemming is ook zalenverhuur en congresfaciliteiten toegestaan conform het huidige gebruik.
Bedrijven
Uitbreiding van een bedrijf is beperkt of zelfs geheel uitgesloten als er sprake is van een uit milieuhygiënisch en ruimtelijk oogpunt niet-optimale situatie. Vergroting van eventuele milieuhygiënische problemen is in elk geval ongewenst. Het bestaande bedrijf dat onder de hogere categorie valt dan in het bestemmingsplan wordt toegelaten is smederij Felix aan de Wagenweg. De hogere milieucategorie op deze locatie is in de regels opgenomen. Op die manier kunnen - bijvoorbeeld na vertrek van het zittende bedrijf – alleen een identieke bedrijfssoort òf een bedrijf met een lagere milieucategorie zich op die plaats vestigen.
Binnen de op de verbeelding opgenomen bestemmingen bestaat ruimte om zonodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Ter bescherming van de parken en groenvoorzieningen is ervoor gekozen terughoudend te zijn qua bouwmogelijkheden. Binnen de bestemming verkeer is ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals een veiligere inrichting van de openbare ruimte), goede inrichting van de openbare ruimte voor fietsers en voetgangers, goede en voldoende parkeervoorzieningen, verkeersremmende maatregelen in woonstraten (drempels, 30-km/u-zones), stallingmogelijkheden voor fietsen en aanleg van kleine groen- en speelvoorzieningen.
Bij de inrichting van de openbare ruimte moeten gebruik, veiligheid en beeldkwaliteit samengaan, zoals vastgelegd in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
Herinrichting Floraplein/Florapark
Voor het Florapark, het Floraplein en voor een deel van de Wagenweg is een herinrichting van de openbare ruimte in voorbereiding. Dit herinrichtingsplan heeft reeds het participatie- en inspraaktraject doorlopen en wacht voor wat betreft de vaststelling en uitvoering onder meer op dit nieuwe bestemmingsplan. Met het ontwerp van dit herinrichtingsplan is aansluiting gezocht bij het oorspronkelijke ontwerp van Zocher (zie afbeelding hieronder). De aanpassing in de wegenstructuur is opgenomen op de verbeelding behorende bij dit bestemmingsplan. Verkeersmaatregelen, zoals de aanleg van een zebrapad en de aanpassingen aan de busbaan zijn geen zaken die via een bestemmingsplan worden geregeld. Binnen de verkeersbestemming zijn deze voorzieningen toegestaan.
Afbeelding: definitief ontwerp herinrichting Floraplein d.d. 02-08-'11
(met het noorden aan de bovenkant van de tekening)
Afbeelding: het ontwerp van het Florapark van Zocher, 1873
(met het noorden aan de linkeronderkant van de tekening)
Voor de voorgenomen herontwikkeling op de locatie voormalig Vitae Vesper is een plan ontwikkeld. Met het ontwikkelplan en de vertaling daarvan in dit bestemmingsplan wordt onder meer tegemoet gekomen aan de wens om de stedenbouwkundige historische structuren op deze locatie te herstellen en aansluiting te vinden bij de belendende panden. Omdat wonen op deze locatie al mogelijk was op basis van het oude bestemmingsplan is nader (geluid)onderzoek niet noodzakelijk. Gelet op de functiemenging aan de Wagenweg worden daar naast wonen, tevens kantoren toegestaan. Parkeren moet worden opgelost op eigen terrein. Er is daarvoor voldoende ruimte. De uiteindelijke aanvraag om omgevingsvergunning wordt onder meer getoetst aan de beschermde criteria uit de Nota Ruimtelijke Kwaliteit.
Mogelijke toekomstige ontwikkelingen
De gemeente ziet graag dat er met het pand Fonteinlaan 5 iets gaat gebeuren, aangezien delen van het pand regelmatig leeg staat (of tijdelijk worden verhuurd). Het pand biedt mogelijkheden in het kader van de transformatie van leegstaande kantoren. Het pand heeft veel ruimte aan de achterzijde, waar circa 50 auto's kunnen parkeren. De Fonteinlaan is in het hotelbeleid aangewezen als zoeklocatie. De Fonteinlaan 5 kan hiervoor geschikt zijn. Op basis van een concrete aanvraag om omgevingsvergunning wordt bezien of medewerking kan worden verleend aan een passende hotelontwikkeling. Wat betreft de uitstraling van het pand zal gestuurd worden op de criteria voor ruimtelijke kwaliteit zoals ze omschreven staan in de Nota Ruimtelijke Kwaliteit. Aandachtspunt bij de ontwikkeling is verder onder meer een adequate verkeersoplossing rondom het pand, wat betreft auto-, bus-, en expeditieverkeer. De locatie biedt daarvoor voldoende ruimte.
In het gebied zijn enkele ontwikkelingen voorzien, die echter onvoldoende zijn uitgekristalliseerd om in dit bestemmingsplan met een directe bouwtitel op te kunnen nemen.
Ook is op het moment van het opstellen van dit bestemmingsplan een idee geopperd om ter plaatse van het Houtplein/hoek Lorenzplein een teruggelegen verdieping op de bestaande bebouwing te realiseren. Voor deze ontwikkelingen zal - indien hieraan medewerking zou worden gegegeven - op een later tijdstip een aparte ruimtelijke procedure gevolgd worden.
Tot slot is er op de locatie naast Wagenweg 40 nog een opening in de gevelwand. Stedenbouwkundig is het wenselijk dat deze wand wordt gesloten (eventueel met een onderdoorgang in verband met de bereikbaarheid van het achtergelegen gebied). Mochten hiervoor plannen komen dan kan deze ontwikkeling met een aparte procedure mogelijk gemaakt kunnen worden.
In dit hoofdstuk wordt een toelichting gegeven op de verschillende regels (hoofdzakelijk bestemmingsregels) die van toepassing zijn op de aanwezige bestemmingen.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) verplicht gemeenten bestemmingsplannen op te stellen. In de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is nader uitgewerkt uit welke onderdelen een bestemmingsplan in ieder geval moet bestaan. Het gaat om een verbeelding met planregels en een toelichting daarop. Daarnaast biedt zowel de Wro als het Bro opties voor een nadere juridische inrichting van een bestemmingsplan. Hierbij moet worden gedacht aan de toepassing van afwijkingsmogelijkheden en het toepassen van nadere eisen.
De bruikbaarheid van deze instrumenten is geheel afhankelijk van het doel van het bestemmingsplan en de gewenste bestemmingsmethodiek van de gemeente Haarlem. Uitgangspunt is dat het bestemmingsplan moet voorzien in een passende regeling voor de komende tien jaar. Dat is in principe de geldigheidsduur van een bestemmingsplan.
Er is één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en digitaal raadpleegbaar zijn. Hiertoe dienen alle bestemmingsplannen te voldoen aan landelijk vastgestelde standaarden. In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels. Dat leidt ertoe dat de systematiek zoals gehanteerd in dit bestemmingsplan, op onderdelen af kan wijken van de voorheen geldende planologische regelingen.
Het juridische bindende onderdeel van het bestemmingsplan bestaat uit de verbeelding en de regels. De planregels bevatten het juridisch instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en gebouwen en bepalingen omtrent de toegelaten bebouwing. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels alsmede de functie van visualisering van de bestemmingen.
Met uitzondering van de ontwikkeling op de locatie Vitae Vesper is het bestemmingsplan Koninginnebuurt, partiële herziening 2014 te karakteriseren als een overwegend conserverend bestemmingsplan. Dit betekent dat de bestaande/vergunde bouw- en gebruiksmogelijkheden zoveel mogelijk zijn overgenomen.
Bij bestemmingsplannen gaat het om de belangen van burgers en bedrijven. Zij dienen zich snel en op eenvoudige wijze een juist beeld te kunnen vormen van de planologische mogelijkheden en beperkingen op één of meer locatie(s). Daarnaast is de vergelijkbaarheid van ruimtelijke plannen van groot belang voor degenen die deze plannen in grotere samenhang wensen te bezien. Denk hierbij aan degenen die betrokken zijn bij de planvoorbereiding, de planbeoordeling, het monitoren van beleid en de handhaving.
Er is zoals gezegd één landelijke voorziening waar alle ruimtelijke plannen voor een ieder volledig toegankelijk en raadpleegbaar zijn: www.ruimtelijkeplannen.nl.
In de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen (hierna SVBP 2012) zijn de hoofdgroepen van bestemmingen bepaald, zoals Wonen, Bedrijven e.d. Ook geeft de SVBP bindende standaarden voor de opbouw en de verbeelding van het bestemmingsplan, zo ook voor de regels.
De regels van het bestemmingsplan vallen conform de SVBP 2012 in 4 hoofdstukken uiteen.
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
Hoofdstuk 3: Algemene regels
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Daardoor wordt vermeden dat verschillende interpretaties van de begrippen tot verschillen van mening over de regelgeving zouden kunnen leiden. Bij toetsing aan het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende begrippen toegekende betekenis. Voor zover er geen begrippen zijn gedefinieerd wordt aangesloten bij het normaal spraakgebruik.
Artikel 2 Wijze van meten
Dit artikel geeft aan hoe hoogte- en andere maten gemeten moeten worden. Een aantal bepalingen is op grond van de SVBP dwingend voorgeschreven.
De bestemming 'Bedrijf' is bedoeld voor bestaande bedrijfsgebouwen of gronden die uitsluitend zijn bestemd voor bedrijfsmatige activiteiten en bijbehorende voorzieningen. In dit bestemmingsplan komt de solitaire bestemming 'Bedrijf' niet voor. Bestaande nutsgebouwen met een oppervlakte groter dan 10 m2 worden echter ook bestemd als Bedrijf met de aanduiding (nv) nutsvoorziening. Kleinere nutsvoorzieningen zijn mogelijk gemaakt binnen andere bestemmingen. Als bestemming 'Bedrijf' met de aanduiding nutsvoorziening is in dit bestemmingsplan de nutsvoorziening aan de Jan van Napelslaan opgenomen.
De bestemming 'Centrum' mag op grond van het SVBP 2012 alleen worden gebruikt als "sprake is van een dorps- of stadskern in planologische/stedebouwkundige zin." Het betreft onder meer het gebied binnen de Haarlemse binnenstad waar het kernwinkelapparaat geconcentreerd is en het gebied grenzend daaraan, zoals het Houtplein en een stukje Wagenweg. Binnen de bestemming 'Centrum' wordt onderscheid gemaakt in Centrum 1 (C1) (hoofdwinkelstraten in kernwinkelgebied), Centrum 2 (C2) (aanloopstraten in kernwinkelgebied) en Centrum 3 (C3) (maatwerk).
In dit plangebied is alleen de bestemming Centrum-2 van toepassing.
Binnen deze bestemming zijn onder meer detailhandel, wonen, dienstverlening met loketfunctie, kantoren en galeries toegestaan. Bedrijven zijn toegestaan op de locaties met een aanduiding "bedrijf". Horeca is toegestaan indien dit op de verbeelding is aangegeven. Ditzelfde geldt voor een kinderdagverblijf.
Horecatypen
In dit bestemmingsplan zijn binnen de bestemmingen Centrum-2 en Gemengd op de verbeelding enkele locaties voorzien van een horeca-aanduiding. De volgende typen horeca worden in het plangebied onderscheiden:
Horeca 1
Aan de detailhandelsfunctie verwante horeca die hoofdzakelijk overdag eenvoudige etenswaren verstrekken en als nevenactiviteit licht- en niet-alcoholische dranken verstrekken zoals lunchroom, ijssalon, koffiebar, tearoom en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. Deze horecabedrijven (complementaire daghoreca) hebben openingstijden die meestal gerelateerd zijn aan winkeltijden. Dit wil niet zeggen dat de daghoreca exact ook deze tijden moet hanteren, maar het moet hier wel een relatie mee hebben, het gaat erom dat er geen publiek naar de locatie getrokken wordt specifiek voor de horecafunctie. De locatie is gerelateerd aan detailhandel, er is (vrijwel) geen extra verkeersaantrekkende werking en het beoogd publiek is er al want komt voor andere (detailhandels)functies. Bepalend is de relatie met de winkeltijden c.q. ander functies.
Horeca 2
Horecabedrijven die hoofdzakelijk maaltijden verstrekken en als nevenactiviteit alcoholische en niet-alcoholische dranken verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van maaltijden, zoals restaurants en eethuisjes en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. Deze horecabedrijven (maaltijdverstrekking onafhankelijk van winkeltijden) onderscheiden zich door aard van de functie en openingstijden, hebben in de regel vooral fiets- en voetgangersverkeer en maar een beperkte verkeersaantrekkende werking voor autoverkeer. In de avonden zijn deze horecabedrijven meestal open tot ongeveer 23:00 uur. Een aparte groep hierbinnen zijn de bezorgdiensten die overlast kunnen geven door het aan en afrijden en brommerparkeren op de stoep.
Horeca 3
Horecabedrijven die hoofdzakelijk dranken en eten verstrekken waarbij de nadruk ligt op het verstrekken van dranken, zoals cafés en eetcafés en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven. Horecabedrijven zoals cafés (verkoop alcohol als hoofdactiviteit, muziek/dansen en eten bijkomstig) onderscheiden zich door openingstijden (vroeg open en laat dicht), normaliter een geleidelijker instroom en uitstroom van bezoekers dan discotheken, minder verkeersaantrekkende werking (meer fiets/voetgangers verkeer), vaak een beperkte omvang, veel alcoholgebruik, potentieel zware overlast voor directe omgeving doordat alcoholverstrekking hoofddoel is.
Om binnen de horeca een functiewisseling naar minder overlast gevende typen horeca mogelijk te maken is functiewisseling van horeca 3 naar horeca 2 en horeca 1 toegestaan, en van horeca 2 naar horeca 1.
Artikel 5 t/m 9 Gemengd 1, 2, 4, 5, 6
De bestemming 'Gemengd' wordt gebruikt voor gebouwen waarin een menging van wonen en werken aanwezig of gewenst is.
Binnen de bestemming Gemengd worden 6 standaardtypen onderscheiden, variërend van woongebouwen met beperkte mogelijkheden voor economische functies tot gebouwen waarin alleen een menging van werkfuncties is toegestaan. Binnen het plangebied komen de bestemmingen Gemengd 1,2,4,5 en 6 voor.
GD 1: (wonen en op begane grond/souterrain beperkt verkeersaantrekkende functies). Deze bestemming wordt vooral gebruikt voor gebouwen in gebieden waar hoofdzakelijk wordt gewoond en waar op de begane grond/souterrain zowel wonen als kleinschalige functies met een beperkte verkeeraantrekkende werking en hinder zijn toegestaan, zoals kantoor zonder loketfunctie, praktijkruimten, ateliers en kleinschalige bedrijven (t/m categorie B van de zoneringslijst ). Op de overige verdiepingen is uitsluitend wonen toegestaan. Aan huis verbonden beroepen, bed & breakfast en gastouderschap zijn binnen deze bestemming toegestaan.
GD 2: (wonen en op begane grond/souterrain de meer verkeersaantrekkende functies). Deze bestemming wordt vooral gebruikt voor gebouwen in aanloopstraten naar het centrum waar op de begane grond zowel wonen als (beperkt dan wel meer verkeersaantrekkende) kleinschalige functies zijn toegestaan, zoals detailhandel, kantoor en dienstverlening. Op de overige verdiepingen is alleen wonen toegestaan. Een uitzondering hierop is de Wagenweg 1-5. Hier is detailhandel ook op de verdieping toegestaan, conform het bestaande gebruik. Ter plaatse van de aanduiding sportschool is een sportschool toegestaan op de begane grond, maar ook op de tweede bouwlaag, conform het bestaande gebruik. Aan huis verbonden beroepen, bed & breakfast en gastouderschap zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding kinderdagverblijf is een kinderdagverblijf gevestigd. Een "kookstudio" is toegestaan op de locatie Wagenweg 80. Deze functie is in de regels verwerkt. Op enkele locatie is een aanduiding "bedrijf" opgenomen conform de bestaande/vergunde situatie. Hier zijn bedrijven t/m categorie B van de zoneringslijst toegestaan. Binnen de bestemming GD-2 zijn verder nog enkele horeca-aanduidingen opgenomen.
GD 4: (wonen en werken). Deze bestemming wordt gebruikt voor gebouwen waar op de begane grond/souterrain én op de overige verdiepingen zowel wonen als werkfuncties zijn toegestaan zoals kantoor en dienstverlening. Vaak gaat het om gebouwen die (onder meer door hun ligging, grootte en/of monumentale status) een bijzonder uitstraling hebben. Detailhandel en bedrijven zijn niet toegestaan. Aan huis verbonden beroepen, bed & breakfast en gastouderschap zijn binnen deze bestemming toegestaan.
Ter plaatse van de aanduiding kinderdagverblijf is een kinderdagverblijf gevestigd (locatie Koningin Wilhelminalaan 12/Meester Lottelaan 18). Aan de Raamsingel 36 is de aanduiding "religie" toegevoegd en de aanduiding "dansschool". .
GD 5: (geen wonen). Deze bestemming wordt gebruikt voor gebouwen waar niet mag worden gewoond maar uitsluitend werkfuncties zijn toegestaan zoals kantoor en dienstverlening. Vaak gaat het om gebouwen die (onder meer door hun ligging, grootte en/of monumentale status) een bijzonder uitstraling hebben. Detailhandel is niet toegestaan binnen deze bestemming.
GD6: (wonen en kantoren (zonder loketfunctie)). Binnen deze bestemming zijn kantoren zonder loketfunctie toegestaan op de begane grond en wonen op de begane grond en op de verdieping.
Zorgwoningen
Zorgwoningen worden niet als passend binnen de woonfunctie gezien. Binnen de bestemming Maatschappelijk past deze functie wel en zoals in dit bestemmingsplan tevens in de GD-5 bestemming (locatie Dreef/hoek Meesterlottelaan) waar deze functie met een aanduiding is opgenomen. Onder een zorgwoning wordt verstaan: een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van één of meer personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn.
Aanduidingen
Het is mogelijk om binnen Gemengd functies toe te laten dan wel uit te sluiten door middel van een aanduiding. Op deze manier kunnen bestaande of gewenste situaties die niet binnen de systematiek passen wel positief dan wel negatief bestemd worden. Horeca functies worden niet standaard binnen de bestemming Gemengd toegestaan, maar binnen deze bestemming altijd met een aanduiding op de verbeelding weergegeven.
Overzicht Gemengde bestemmingen
GD1 | GD2 | GD4 | GD5 | GD6 |
begane grond | /souterrain |
|
||
wonen | wonen | wonen | wonen | |
Kantoor (zonder loketfunctie) |
Kantoor (eventueel met loketfunctie) | Kantoor (eventueel met loketfunctie) | Kantoor (eventueel met loketfunctie) | Kantoor (zonder loketfunctie) |
Praktijkruimte/ atelierruimte | Praktijkruimte/ atelierruimte | |||
Zakelijke Dienstverlening | Zakelijke Dienstverlening | Zakelijke Dienstverlening | ||
Detailhandel | ||||
Bedrijven | ||||
Horeca (indien op verbeelding aangeduid) | Horeca (indien op verbeelding aangeduid) | Horeca (indien op verbeelding aangeduid) | ||
kinderdagver blijf (indien op verbeelding aangeduid) |
kinderdagver blijf (indien op verbeelding aangeduid) |
|||
kookstudio (wagenweg 80) | religie (indien op verbeelding aangeduid) | zorgwoning (indien op verbeelding aangeduid) | ||
sportschool (indien op verbeelding aangeduid) | dansschool (indien op verbeelding aangeduid) | |||
bedrijf (indien op verbeelding aangeduid) | bedrijf (indien op verbeelding aangeduid) | |||
overige verdiepingen | ||||
Wonen | Wonen | Wonen | Wonen | |
Kantoor (eventueel met loketfunctie) | Kantoor (eventueel met loketfunctie) | |||
Praktijkruimte/ atelierruimte | ||||
sportschool (indien op verbeelding aangeduid tweede bouwlaag | Horeca (indien op verbeelding aangeduid) | |||
religie (indien op verbeelding aangeduid) | zakelijke dienstverlening | |||
dansschool (indien op verbeelding aangeduid) |
De (openbare) groengebieden van structurele aard zijn specifiek bestemd als 'Groen'. Bermen en bomen langs wegen maken deel uit van de bestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Groen' zijn werken ten behoeve van de verkeers- en verblijfsfunctie toegestaan, waaronder nutsgebouwtjes, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclebakken, lichtmasten, reclameborden en andere bouwwerken zoals fietsenrekken. Ook zijn kunstobjecten toegestaan. In verband met het beschermen van het stadsgezicht wordt het groene karakter van het plangebied zoveel mogelijk beschermd door onderscheid te maken in enerzijds groenbestemmingen en anderzijds de verschillende tuinbestemmingen (zie verbeelding en regels). Openbaar gebied waar een groene invulling beeldbepalend is, heeft de bestemming 'Groen'.
In het plangebied heeft alleen de vestiging La Place (Dreefzicht) aan de Dreef/hoek Fonteinlaan de horecabestemming als hoofdbestemming. Binnen deze bestemming zijn horecabedrijven toegestaan t/m horeca 2 met bijbehorende vergaderruimten en congresfaciliteiten.
De bestemming “maatschappelijk” wordt gehanteerd voor bestaande bouwwerken of gronden die geheel gebruikt worden ten behoeve van onder meer onderwijs.
Er zijn maatschappelijke activiteiten die qua schaal en/of hinder voor de omgeving (geluid, parkeren) maatwerk verlangen. Het maatwerk vindt altijd plaats door middel van een aanduiding binnen de bestemming maatschappelijk. In het plangebied is op één locatie de maatschappelijke bestemming als hoofdbestemming opgenomen, te weten de bestaande Dreefschool aan de Dreef. Bij de Dreefschool is het gebruik met een aanduiding 'on' beperkt tot uitsluitend basisonderwijs met bijbehorende voorzieningen zoals naschoolseopvang.
Zorgwoningen
Zorgwoningen worden niet als passend binnen de woonfunctie gezien. Dit kan wel binnen de bestemming Maatschappelijk worden opgenomen. Onder een zorgwoning wordt verstaan: een gebouw of zelfstandig gedeelte van een gebouw dat bedoeld is voor de huisvesting van één of meer personen die niet zelfstandig kunnen wonen en die geestelijke en/of lichamelijke verzorging behoeven; verzorging kan voortdurend of nagenoeg voortdurend plaatsvinden en in het gebouw kan een afzonderlijke ruimte ten behoeve van de verzorging aanwezig zijn. In dit bestemmingsplan zijn zorgwoningen met een aanduiding opgenomen binnen de Gemengd 5 bestemming hoek Fonteinlaan-Meester Lottelaan (conform de verleende vergunning).
Tuin
Het groene karakter van het plangebied wordt ten behoeve van het beschermd stadsgezicht zoveel mogelijk beschermd door de opgenomen groenbestemmingen enerzijds en de verschillende tuinbestemmingen anderzijds (zie verbeelding en regels).
De op de verbeelding voor 'Tuin 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Binnen deze bestemming zijn slechts tuinen toegestaan. In verband met de bescherming van het groene karakter in dit gebied zijn verhardingen alleen toegestaan ten behoeve van toegestane parkeerterreinen (met de aanduiding p) en ten behoeve van de bereikbaarheid van de naast en achter de hoofdbebouwing toegestane parkeervoorzieningen en terreinen. Onder voorwaarden kunnen uitsluitend andere bouwwerken worden toegestaan zoals erfafscheidingen. Een aan- of uitbouw of een bijgebouw zoals een berging kan niet binnen deze bestemming worden gebouwd. In bijzondere gevallen wordt een uitzondering gemaakt voor een fietsenberging. Deze bestemming komt vaak voor aan de voorzijde van woningen. Bebouwing aan de voorzijde van woningen geeft een rommelig beeld en kan met name bij hoekwoningen het uitzicht voor automobilisten verminderen waardoor gevaarlijke situaties kunnen ontstaan. Erfafscheidingen mogen niet hoger zijn dan 1 meter. Een uitzondingen wordt gemaakt voor oorspronkelijke hekwerken en tuinmuren bij orde-1 en orde-2 panden. In de regels is vastgelegd dat bij deze hekwerken en tuinmuren de bestaande hoogte, materiaalgebruik en wijze van afdekking gehandhaafd moet blijven. Oorspronkelijke hekwerken en muren bij een rijksmonument worden overigens ook via de Monumentenwet beschermd.
In de Koninginnebuurt zijn erfafscheidingen in de voortuinen vaak hoger dan de toegestane 1 meter. Daarom is in de regels een afwijkingsbevoegdheid opgenomen om in specifieke situaties hogere erfafscheidingen of sierhekwerken toe te kunnen staan om zo aan te kunnen sluiten bij de sfeer en uitstraling van de Koninginnebuurt. Deze afwijkingsmogelijkheid is niet bij recht opgenomen; er is altijd sprake van een apart toetsmoment.
Parkeren in tuinen met bestemming 'Tuin 1' is slechts toegestaan waar dit met een aanduiding op de verbeelding is aangegeven.
De op de verbeelding voor 'Tuin 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. Deze bestemming komt met name voor in tuinen aan de achterkant van gebouwen. Op deze gronden mogen onder voorwaarden aan- en uitbouwen en bijgebouwen worden gebouwd. Het is niet toegestaan dat de gronden met de bestemming 'Tuin 2' geheel worden volgebouwd. Dit in het belang van de woonkwaliteit in de vorm van voldoende openheid. In de planregels zijn daarom maximale bouwregels opgenomen. De gezamenlijke oppervlakte van aan- en uitbouwen en bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 50 procent van het bestemmingsvlak met een maximum oppervlakte van 40 m². De hoogte van de aan- en uitbouwen mogen tot 4 meter hoog en losse bijgebouwen tot 3 meter hoog. Legale bebouwing die hoger is dan 3 meter of meer dan 50% bedraagt van het bestemmingsvlak wordt via een aanduiding op de kaart mogelijk gemaakt. Dakterrassen zijn onder voorwaarden toegestaan. De regels daarvoor zijn opgenomen in artikel Waarde-beschermd stadsgezicht.
Parkeren op gronden met de bestemming 'Tuin 2' is toegestaan in gebouwde voorzieningen én waar dit met een aanduiding (p) in de verbeelding is aangegeven.
De op de verbeelding voor 'Tuin 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor tuinen en erven behorende bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdbebouwing. De gronden die onder deze bestemming vallen mogen voor 100 procent worden bebouwd.Het betreft de bestaande situatie. De bouwhoogte van aan- en uitbouwen mag maximaal 4 meter bedragen; de bouwhoogte van bijgebouwen en van andere bouwwerken mag maximaal 3 meter bedragen. Legale bebouwing die hoger is dan 3 meter wordt via een bouwaanduiding op de kaart mogelijk gemaakt. Dakterrassen zijn onder voorwaarden toegestaan.De regels daarvoor zijn opgenomen in artikel Waarde-beschermd stadsgezicht.
Parkeren op gronden met de bestemming 'Tuin 3' is toegestaan in gebouwde voorzieningen én waar dit met een aanduiding in de verbeelding is aangegeven.
De in het plangebied voorkomende wegen, met bijbehorende bermen, parkeerplaatsen, bomen, fiets- en voetpaden en alle andere bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de verzamelbestemming 'Verkeer'. Binnen de bestemming 'Verkeer' zijn groen-, parkeer-, water- en speelvoorzieningen toegestaan evenals bouwwerken ten behoeve van de verkeers- en verblijfsfunctie, waaronder nutsvoorzieningen, abri's, (ondergrondse) afval- en recyclecontainers en (ondergrondse) bergbezinkbassins, verkeers- en lichtmasten, reclameborden en andere bouwwerken zoals fietsenrekken. Tenzij anders aangegeven op de verbeelding mag de hoogte van 'andere bouwwerken' niet meer bedragen dan 3 meter en mag de oppervlakte niet meer bedragen dan 10 m2.
Binnen de bestemming 'Verkeer' moet ruimte gelaten worden om zonodig veranderingen te kunnen aanbrengen in de inrichting van de openbare ruimte, afgestemd op wijzigende behoeften. Gedacht kan worden aan ruimte voor diverse verkeerstechnische aanpassingen (zoals veiligere inrichtingen).
Het karakteristieke gebogen stratenpatroon is vastgelegd in de bestemming 'Verkeer'. Daarop mag niet worden gebouwd, met uitzondering van bouwwerken voor voorzieningen van openbaar nut, speelvoorzieningen en bouwwerken ten dienste van de bestemming Verkeer. Deze wijze van bestemmen draagt bij aan de bescherming van het beschermd stadsgezicht.
De in het plangebied voorkomende waterlopen (Raamsingel/Leidsevaart) en bijbehorende voorzieningen zijn ondergebracht in de bestemming 'Water'. Deze gronden zijn bestemd voor waterberging en de waterhuishouding, waterlopen en waterpartijen, kademuren, verkeer over water, groenvoorzieningen, oevers, kunstwerken en bijbehorende voorzieningen, zoals sluizen, stuwen, dammen, steigers, duikers en gemalen. Op gronden met de bestemming 'Water' mag niet worden gebouwd, behoudens waar het gaat om het veranderen of vernieuwen van bestaande beschoeiingen, kaden, aanlegplaatsen, remmingen, meerpalen en dukdalven. Woonschepen, hotel- en horecaschepen zijn in dit bestemmingsplangebied niet toegestaan.
De bestemming 'Wonen' is bedoeld voor gebouwen binnen het plangebied die uitsluitend voor wonen worden gebruikt. Daarnaast is wonen mogelijk binnen de bestemmingen Gemengd 1, 2, 4 en 6 en binnen de Centrum-2 bestemming.
Beroepsmatige activiteiten aan huis zijn binnen de bestemming Wonen toegestaan onder de voorwaarde dat deze activiteiten ondergeschikt zijn aan het wonen en niet meer ruimte in beslag nemen dan 35 procent van het bruto vloeroppervlak van een woning met een maximum van 50 m2. Aan huis verbonden dienstverlenende beroepen kunnen bijvoorbeeld zijn: kleine adviesbureaus, kleine financiële instellingen, pedicures en praktijkruimten voor de zogenaamde vrije beroepen zoals arts, tandarts en notaris. Voorts is gastouderopvang en bed & breakfast toegestaan.
Begeleid wonen
Begeleid wonen wordt als passend binnen de woonfunctie gezien. Onder begeleid wonen wordt verstaan: vormen van wonen waarbij de begeleiding door externen plaatsvindt, zodat zelfstandig wonen mogelijk wordt of blijft, met dien verstande dat de externen niet voortdurend of nagenoeg voortdurend aanwezig zijn en in de woning geen afzonderlijke ruimte voor de begeleiding aanwezig is.
Zorgwoningen worden niet als passend binnen de woonfunctie gezien.
Artikel 19 Leiding – water (dubbelbestemming)
Ondergrondse drinkwatertransportleidingen zijn op de verbeelding aangeduid als dubbelbestemming 'Leiding-water' met een veiligheidsstrook aan weerszijde van de hartlijn van de leiding. Deze dubbelbestemming is leidend ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende enkelbestemmingen. Op deze gronden mag in principe niet worden gebouwd. Voor bepaalde werken is een omgevingsvergunningstelsel ten behoeve van werken (voorheen aanlegvergunningstelsel) opgenomen.
Artikel 20 Waarde – Archeologie
De aanwezige archeologische verwachtingswaarden worden beschermd door middel van de dubbelbestemming 'Waarde-Archeologie'. De voor 'Waarde-Archeologie' aangewezen gronden zijn, naast de andere voor die gronden aangewezen bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming en de veiligstelling van archeologische waarden.
In het bestemmingsplan wordt rekening gehouden met de Archeologische Beleidskaart Haarlem. Voor categorie 1a geldt een bouwverbod tenzij ontheffing wordt verleend. Voor categorie 6 (water) gelden geen bestemmingsplanregels ten aanzien van waarde-archeologie. Voor de overige categorieën dient (behalve voor lichte bouwaanvragen) een waardestellend archeologisch rapport te worden overlegd bij de volgende bodemverstorende activiteiten dieper dan 30 centimeter onder maaiveld:
Categorie | bij een oppervlak |
1b | > 0 m2 |
2 | > 50 m2 |
3 | > 500 m2 |
4 | > 2.500 m2 |
5 | > 10.000 m2 |
6 | n.v.t. |
In het bestemmingsplan Koninginnebuurt, partiele herziening 2014 komen de categorieën 1b, 3, 5 en 6 voor.
Artikel 21 Waarde – beschermd stadsgezicht (dubbelbestemming)
De dubbelbestemming 'Waarde - Beschermd stadsgezicht' ligt over het gehele plangebied. Deze dubbelbestemming valt samen met het op grond van de Monumentenwet aangewezen gebied van het Beschermd Stadsgezicht Haarlem. Een van de doelen van het bestemmingsplan is de essentiële waarden van dit Beschermd Stadsgezicht te beschermen. De waarden van het beschermde stadsgezicht zijn in het bestemmingsplan in vrijwel alle bestemmingen vastgelegd.
Ten behoeve van de bescherming van het beschermd stadsgezicht zijn bij het opstellen van de regels van dit bestemmingsplan de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Bestemming: | Nadere eisen ten aanzien van: |
Waarde - archeologie | - situering - de inrichting van de gronden - het gebruik van de gronden |
Waarde - beschermd stadsgezicht | - plaats en afmetingen van de bebouwing - kaprichting - kapvorm - dakhelling - indeling en vormgeving van de bebouwing |
Binnen bovenstaande bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om nadere eisen te stellen aan de bouw- en gebruiksregels.
Bij de uitoefening van deze bevoegdheid wordt onder meer getoetst aan de volgende criteria het straat- en bebouwingsbeeld, aan cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
Zie voor de omschrijving van de criteria hieronder bij paragraaf 6.2.2.4.
(Dubbel)bestemming: | Afwijking ten behoeve van: |
Tuin 2 | - bouwhoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen; |
Tuin 3 | - bouw- en goothoogte aan- en uitbouwen en bijgebouwen; kap op bijgebouw; |
Water | -- |
Waarde - beschermd stadsgezicht | Gevelindeling, kap en dakvorm, dakkapellen, dakterrassen en parcelering |
Binnen bovenstaande bestemmingen is de bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders (bevoegd gezag) om met een omgevingsvergunning van bepaalde bouwregels af te mogen wijken.
Criteria bij afwijken van bouwregels
Bij de uitoefening van deze afwijkingsbevoegdheid wordt afhankelijk van de aard van de afwijking aan een aantal criteria getoetst.
Het straat- en bebouwingsbeeld
Het straat- en bebouwingsbeeld vormt een belangrijk onderdeel van het beschermd stadsgezicht in Haarlem. Het oorspronkelijk patroon van straten en bebouwing is praktisch nog geheel aanwezig. Bij de toetsing van aanvragen tot afwijking wordt gekeken of de aanvraag afbreuk hieraan doet. Hier wordt gekeken naar:
- oriëntatie van panden ten opzichte van de straat;
- samenhang met de belendende panden;
- samenhang met de overige omliggende panden;
- behoud dan wel versterken van de aanwezige trends.
Trends zijn de binnen een (deel van een) straat voorkomende nagenoeg identieke dakopbouwen, kapvormen, dakkapellen of dakterrassen en dergelijke (die juridisch, technisch en qua ruimtelijke kwaliteit gewenst bevonden zijn). Hieronder vallen in ieder geval ensembles en seriebouw.
Voor dit onderwerp zal getoetst worden aan:
De verkeerssituatie ter plaatse
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met verkeersveiligheid, toe- of afname van parkeren en de doorstroming.
De privacy en bezonning
Ten aanzien van de binnen de bestemming toegelaten gebruiksvormen dient rekening gehouden te worden met het instandhouden dan wel tot stand brengen van een redelijke lichttoetreding, alsmede van voldoende privacy. Bij privacy wordt gekeken naar het gebruik van het bouwwerk en de invloed daarvan op de omliggende gronden. Naar mate de invloed van het betreffende gebruik op de omgeving toeneemt, dient een grotere afstand tot de omliggende gronden te worden aangehouden. Voor bezonning is momenteel beleid in voorbereiding. Het doel hierbij is om te komen tot een 'Haarlemse bezonningsnorm'. Zodra dit beleid is vastgesteld vormt dit het toetsingskader.
De cultuurhistorische waarden
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden, waarbij wordt gestreefd naar het in stand houden dan wel versterken van deze waarden. Uit cultuurhistorisch onderzoek, naar het oordeel van de gemeentelijk architectuurhistoricus, dan wel uit andere informatie dient te blijken dat de cultuurhistorische waarden niet op onaanvaardbare wijze worden verstoord.
De gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
Brandveiligheid en rampenbestrijding
Ten aanzien van de binnen een bestemming toegelaten gebruiksvormen en bouwmogelijkheden dient rekening te worden gehouden met de brandveiligheid en rampenbestrijding, indien deze daardoor kunnen worden beïnvloed.
Afwijkingen binnen Waarde - beschermd stadsgezicht
Binnen de dubbelbestemming Waarde - beschermd stadsgezicht is de
bevoegdheid opgenomen voor burgemeester en wethouders om van de bouwregels af te mogen wijken ten behoeve van de volgende onderdelen:
Samenvoegen van gebouwen: vanwege cultuurhistorische belangen is het samenvoegen van panden ongewenst. Uit oogpunt van de stedelijke dynamiek is verandering van parcellering en pandindeling van alle tijden. Daarom kan onder voorwaarden aan het samenvoegen van panden worden meegewerkt. Doel is met name de invloed op de gevelindeling, de parcellering en het straatbeeld beperkt te houden.
Bouwwerken moeten worden gebouwd in de voorgevelrooilijn. Om bij het nieuwbouwproject op de locatie Westerhoutpark - hoek Wagenweg mee te kunnen werken met de mogelijkheid van erkers en serres aan de voorzijde van de nieuwe panden, is de regels is een afwijkingsmogelijkheid opgenomen om de voorgevelrooilijn te mogen doorbreken.
Tabellen
Onderstaande tabellen geven een overzicht van de bouwmogelijkheden met afwijkingsmogelijkheden.
Bestemming: | Afwijking ten behoeve van: |
Gemengd 1 en 2, Centrum-2 | toestaan hogere milieucategorie |
T1, T2 | toestaan parkeren |
Artikel 22 Anti-dubbeltelregel
Met deze regel wordt voorkomen dat er in feite meer wordt gebouwd dan het bestemmingsplan beoogt. Bijvoorbeeld in het geval (onderdelen van) bouwpercelen - al dan niet tijdelijk - van eigenaren wisselen. De regeling is met name van belang met het oog op nieuwbouw. Door verwerving van een extra (bouw)perceel of een gedeelte daarvan, kunnen de gronden niet meegenomen worden met de berekening van de bouwmogelijkheden van het nieuwe perceel als de nieuw verworven gronden reeds meegenomen zijn bij de berekening van een eerdere omgevingsvergunning. Het is dus niet toegestaan gronden twee keer in te zetten om een omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit te verkrijgen.
Artikel 23 Algemene aanduidingsregels
Binnen het plangebied wordt rekening gehouden met de bescherming van een zichtlijn Fonteinlaan (La Place/Dreefzicht) richting Paviljoenslaan.
Artikel 24 Algemene gebruiksregels
De artikelen 24.1 en 24.2 leggen een koppeling tussen de regels van het bestemmingsplan en de Beleidsregels parkeernormen van de gemeente Haarlem. De parkeernormen liggen niet vast in het bestemmingsplan, maar in de gemeentelijke beleidsregels. Het voordeel daarvan is dat het bestemmingsplan niet gewijzigd hoeft te worden wanneer er behoefte is aan het wijzigen van de parkeernormen. Het wijzigen van de Beleidsregels parkeernormen volstaat daarvoor. In de gemeentelijke beleidsregels is aangegeven wanneer er sprake is van voldoende ruimte voor het parkeren van auto's en het laden of lossen van goederen. Ook de mogelijkheden om af te wijken van de geldende parkeernormen staan omschreven in het parkeerbeleid. Indien er een aanvraag om een omgevingsvergunning wordt ingediend waardoor de parkeerbehoefte wijzigt, zal getoetst worden aan de Beleidsregels parkeernormen zoals die gelden ten tijde van de ontvangst van de aanvraag om een omgevingsvergunning.
In de algemene gebruiksregels zijn verder gebruiken opgenomen, die niet zijn toegestaan. De regeling is zo geformuleerd, dat ze geldt voor alle bestemmingen. Het gaat dan om het gebruik van gronden en bouwwerken voor prostitutie en seksinrichtingen of voor bepaalde vormen van opslag. Dit artikel geldt niet voor opslag van materialen, die noodzakelijk zijn voor de realisering van de bestemming of die voortvloeit uit het normale dagelijkse onderhoud.
Artikel 25 Algemene afwijkingsregels
Het bestemmingsplan als bindende verordening is opgebouwd uit objectief vastgelegde ruimtelijke begrenzingen. De mogelijkheden en onmogelijkheden voor het bouwen en het gebruik zijn nauwkeurig vastgelegd. Die ruimtelijke en functionele begrenzing is een afgeleide van de basisgegevens van de grootschalige basiskaart Haarlem (GBKH), stedenbouwkundige afwegingen en het bestaande gebruik. In de praktijk kunnen afwijkingen voorkomen. Ook kan, in het kader van nieuwe ontwikkelingen, veranderde wetgeving of voorschrijdend inzicht, toch behoefte zijn aan een andere maatvoering of een andere functie van bouwwerken.
Starheid van bestemmingsregels mag niet de oorzaak zijn van gekunstelde oplossingen, waarmee de kwalitatieve doelstelling van het bestemmingsplan niet gediend is. Door middel van dit artikel is enige mate van flexibiliteit mogelijk. Zo kan er een afwijking plaatsvinden voor de in het plan aangegeven maten tot ten hoogste 10%.
Het toepassen van een afwijkingsbevoegdheid gebeurt altijd met inachtneming van het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht, zodat belanghebbenden de mogelijkheid tot bezwaar/beroep hebben wanneer op grond van dit artikel van het plan wordt afgeweken. Bij het toepassen van de afwijkingsbevoegdheid wordt getoetst wordt aan de criteria genoemd in 6.2.2.4 .
Artikel 26 Overgangsregels
In dit artikel is het overgangsrecht ten aanzien van gebruik en bebouwing opgenomen. Het overgangsrecht houdt in dat gebruik en bebouwing dat in strijd is met het nieuwe bestemmingsplan, maar reeds aanwezig was ten tijde van de voorgaande plannen, onder voorwaarden, mag worden voortgezet. Gebruik dat strijdig was met het vorige bestemmingsplan blijft strijdig. Er is geen sprake van legalisatie van reeds strijdig gebruik door dit bestemmingsplan en er kan ook nog steeds gehandhaafd worden. Ook bouwwerken die op peildatum illegaal zijn, blijven illegaal. Het overgangsrecht volgt uit het Besluit ruimtelijke ordening in de artikelen 3.2.1 tot en met 3.2.3 met de verplichting deze op te nemen in het bestemmingsplan.
Artikel 27 Slotregel
Het laatste artikel van de regels betreft de citeertitel van het onderliggende bestemmingsplan.
Bijlage 1 bij de regels Zoneringslijst
De Zoneringslijst is opgenomen in bijlage 1 van de regels en geeft – voor zover passend binnen de bestemming – op basis van de hindercategorie aan welk type activiteiten zijn toegestaan. Activiteiten die niet in de lijst omschreven staan kunnen – voor zover passend binnen de bestemming – worden beoordeeld op basis van de hinder die ze (kunnen) veroorzaken. Vanuit milieuoverwegingen (zoals lawaai en stank) zowel als vanuit ruimtelijke overwegingen (een bedrijf met een vloeroppervlak van 90 m2 ziet er geheel anders uit dan een bedrijf met een vloeroppervlak van 350 m2) is het wenselijk niet alle werkfuncties toe te laten. Daarom is als bijlage achter de regels een zogeheten Zoneringslijst opgenomen. Deze lijst vormt het planologische toetsingskader bij het al dan niet toelaten van een nieuw bedrijf. In deze bijlage wordt uiteengezet hoe de lijst is samengesteld en hoe de toetsing aan de Zoneringslijst verloopt. Naast deze planologische toetsing vindt ook altijd een toetsing plaats in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (onder meer het verlenen van een milieuvergunning) wanneer een nieuw bedrijf (de wet spreekt over een inrichting) gevestigd wordt.
Milieuzonering is het waar nodig ruimtelijk scheiden van milieubelastende activiteiten en milieugevoelige functies. De in het gebied voorkomende activiteiten zijn overeenkomstig het huidige gebruik en bouwmogelijkheden in dit bestemmingsplan opgenomen. Voor bestaande werkfuncties die een hogere milieucategorie hebben dan het bestemmingsplan toelaat worden geen uitbreidingsmogelijkheden geboden. De milieuhinder van de bedrijfsfuncties moet passen binnen de voor het gebied geldende categorieën van de zoneringslijst. Bedrijven met een hogere milieuhindercategorie zijn slechts toegestaan waar dat nader is opgenomen in de regels.
Bij dit bestemmingsplan is naast de verbeelding ook een waarderingskaart toegevoegd. Op de waarderingskaart zijn alle gebouwen die vallen onder het beschermd stadsgezicht gewaardeerd. Het doel van de waarderingskaart is de beschermende werking van het beschermd stadsgezicht vast te leggen in een indeling in drie verschillende orden, welke zijn gekoppeld aan een mate van bescherming in de planregels en de verbeelding. Deze waardering is uitgevoerd om te komen tot op maat gesneden bestemmingsplanregels die recht doen aan de bestaande cultuurhistorische waarden in een bepaald gebied gelegen binnen het beschermde stadsgezicht. De onderverdeling van de verschillende gebouwde objecten in respectievelijk orde 1, orde 2, orde 3 en bouwwerken jonger dan 50 jaar is tot stand gekomen op basis van onder meer visuele inspecties en archiefonderzoek.
Bij dat onderzoek is gekeken naar drie hoofdthema's:
Daarbij beperkte de beoordeling zich in de regel tot het exterieur. Regelmatig is ook gebruik gemaakt van andere bronnen zoals archiefstukken.
Objectwaardering (waardering van afzonderlijke gebouwen)
Orde 1 (rood) betreft gebouwen (ook bruggen en standbeelden) die beschermd zijn op grond van de Monumentenwet of de gemeentelijk monumentenverordening. In de Monumentenwet 1988 is onder meer bepaald dat het verboden is om monumenten af te breken of te wijzigen. De aangewezen beschermde monumenten zijn daarom conserverend opgenomen in het bestemmingsplan. Aangewezen gemeentelijke en rijksmonumenten worden op de waarderingskaart voorzien van de aanduiding 'Orde 1'. Dit heeft voornamelijk een informatieve waarde. De bescherming zelf is geregeld in de Monumentenwet 1988 en de gemeentelijke monumentenverordering. Het bestemmingsplan heeft geen directe invloed op de bescherming, onderhoud en herstel van het monument. Wel zal bij het bestemmen van de betreffende gebouwen en directe omgeving in het bestemmingsplan waar nodig rekening worden gehouden met de cultuurhistorische waarde.
Orde 2 (oranje) betreft gebouwen (ook bruggen) die ouder zijn dan vijftig jaar en die op grond van hun hoge architectonische kwaliteit, hun plaats in de stedenbouwkundige structuur en/of als toonaangevend element in de gevelwand een belangrijke bijdrage leveren aan het stadsbeeld. De toegevoegde waarde van deze bouwwerken heeft niet alleen betrekking op de aanwezigheid binnen het (voorgenomen) beschermd stadsgezicht, maar ook op individuele architectonische en stedenbouwkundige kwaliteiten van de bouwwerken. Behoud van de specifieke waarden van deze gebouwen voor de gevelwand is het uitgangspunt. Bijlage 1 van de Toelichting bevat een omschrijving van de specifieke waarden per orde 2 pand.
Orde 3 (geel) omvat bouwwerken die ouder zijn dan vijftig jaar en die vanwege hun wisselende architectonische kwaliteit, wat schaal en detaillering betreft passen in de gevelwand maar geen archtectonische of stedenbouwkundige meerwaarde hebben. Ook bouwwerken die door ingrijpende wijzigingen hun meerwaarde hebben verloren behoren tot deze categorie. Behoud van de schaal en algemene waarden binnen de gevelwand is voor orde 3 gebouwen het uitgangspunt.
Bij de nieuwbouw (grijs) aanduiding gaat het om gebouwen die de afgelopen vijftig jaren zijn gebouwd. Deze zijn niet gewaardeerd.
Ensembles en seriebouw worden aangegeven op de kaart. Dit betreft gebouwen die in één bouwstroom zijn neergezet. Er is sprake van een ensemble als in de vormgeving van de verschillende gebouwen de suggestie wordt gewekt dat het om een groter gebouw gaat. Seriebouw bestaat uit een aantal gebouwen naast elkaar die in dezelfde architectuur zijn uitgevoerd. Voor ensembles en seriebouw geldt als uitgangspunt dat de samenhang tussen de verschillende gebouwen niet mag worden verstoord. Daarom dient een eventuele bouwkundige ingreep aan de kap/gevel van een onderdeel van een ensemble of seriebouw zodanig te gebeuren dat het betreffende ensemble of seriebouw niet in onevenredige mate wordt verstoord.
In dit bestemmingsplan wordt uitgegaan van behoud van de bestaande/vergunde situatie waarbij vervanging binnen grenzen mogelijk wordt gemaakt. De bestaande bebouwing wordt daarom positief bestemd.
De gemeente Haarlem heeft op de volgende wijze onderzoek gedaan om de bestaande situatie goed in beeld te brengen ten behoeve van de totstandkoming van dit bestemmingsplan en de verbeelding in het bijzonder:
Met de informatie van deze bronnen is een compleet beeld van het plangebied ontstaan op basis waarvan de bestemmingen, de bouw- en gebruiksmogelijkheden en de bouwvlakken op de verbeelding konden worden vastgelegd en in de regels konden worden geregeld.
De verbeelding is opgebouwd uit verschillende elementen. Dit zijn:
Hieronder wordt verder uitgelegd wat deze elementen inhouden.
De bestemmingen
Op de verbeelding zijn in verschillende kleuren de bestemmingen weergegeven. De bestemmingen worden begrensd door bestemmingsgrenzen. In de regels is per bestemming aangegeven wat deze bestemming inhoudt en welke bouw- en gebruiksregels gelden voor die betreffende bestemming. Voorbeelden van veel voorkomende bestemmingen zijn: wonen, groen en verkeer. In dit bestemmingsplan worden ook verzamelbestemmingen toegepast waarbinnen een grotere diversiteit aan functies mogelijk is, zoals centrum of gemengd. Ter onderscheid met de dubbelbestemmingen worden de bestemmingen ook wel enkelvoudige bestemmingen genoemd.
De dubbelbestemmingen
Dubbelbestemmingen zijn een aparte vorm van bestemmingen. Dubbelbestemmingen beslaan veelal een groter gebied en omvatten vaak meerdere enkelvoudige bestemmingen. Op de verbeelding zijn ze opgenomen door middel van een patroon. De regels van de dubbelbestemmingen gaan vóór ten opzichte van de regels van de enkelvoudige bestemmingen. Dubbelbestemmingen zijn gericht op de bescherming van specifieke sectorale belangen. Zo is de dubbelbestemming 'Waarde - beschermd stadsgezicht' gericht op de bescherming van het stadsgezicht en de dubbelbestemming 'Waarde - archeologie' op de bescherming van de archeologische waarden in de ondergrond. Een andere dubbelbestemming is die voor diverse typen grotere leidingen, zoals in dit bestemmingsplan de 'Leiding - water', die wordt opgenomen ter bescherming van de betreffende (hoofdtransport)leidingen. Voor de dubbelbestemmingen geldt net als voor de enkelvoudige bestemmingen dat in de regels de specifieke bouw- en/of gebruiksregels zijn opgenomen.
Bouwvlakken
Bouwvlakken zijn een essentieel onderdeel van de verbeelding. Bouwvlakken bestaan uit dikke zwarte lijnen, die aangeven waarbinnen hoofdbebouwing is toegestaan. Bouwvlakken bepalen veelal ook de voorgevelrooilijn van gebouwen of clusters van gebouwen, waardoor ze een belangrijk element vormen bij de bescherming van een bepaald straatbeeld. Ook de achtergevelrooilijn wordt vaak al bepaald met een deel van de bouwvlaklijn. Hier geldt echter, ook binnen het beschermd stadsgezicht, soms een vergunningsvrije bouwmogelijkheid, waardoor er hier minder sprake is van een beschermend karakter in vergelijking met de voorgevelzijde.
In de meeste gevallen laten de bouwvlakken op de verbeelding in combinatie met de bouwregels, verbetering, vernieuwing, bescheiden vergroting of vervanging met gelijkwaardige bouw toe. Daarbij is rekening gehouden met de nodige flexibiliteit, kwaliteitseisen voor de bebouwing, de woonomgeving en bereikbaarheid. In dit bestemmingsplan zijn de bebouwingsgrenzen van de bestaande, vergunde situatie overgenomen.
Uit- en aanbouwen die geen onderdeel uitmaakte van de oorspronkele bebouwing zijn in de Haarlemse bestemmingssystematiek buiten het bouwvlak gelaten. De planregels sluiten daar op aan. Dit hangt samen met het streven naar meer openheid en groen rondom panden. Uit- en aanbouwen in twee bouwlagen worden vanwege hun omvang en functie wel binnen het bouwvlak opgenomen.
Bijgebouwen zijn in de Haarlemse bestemmingssystematiek toegestaan via een regeling in de planregels.
Aanduidingen
Aanduidingen worden gebruikt om bepaalde zaken binnen een bestemming nader of specifieker te regelen. In dit bestemmingsplan zijn de volgende aanduidingen conform de Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen 2012 (SVBP2012) opgenomen:
1.Functieaanduidingen
Functieaanduidingen zijn er in vele soorten en maten. De benaming van de diverse functieaanduidingen is vastgelegd in de SVBP. Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. Een functieaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd ten aanzien van het gebruik. Het is daarbij doorgaans niet wenselijk of mogelijk om de betreffende functie in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen. Het kan hierbij gaan om een nadere specificatie van het gebruik, een expliciete verruiming daarvan of juist een beperking. Voorbeelden hiervan zijn onder meer de horeca-aanduidingen, waarmee wordt aangegeven tot en met welke categorie horeca is toegestaan.
2. Bouwaanduidingen
Bouwaanduidingen geven specifieke bouwmogelijkheden aan. Ze zijn als een vlak op de verbeelding opgenomen. De benaming van de diverse bouwaanduidingen zijn vastgelegd in de SVBP (Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen). Een bouwaanduiding wordt op de verbeelding opgenomen als er binnen een bepaalde bestemming maatwerk moet worden geleverd ten aanzien van de bouwmogelijkheden. Het is daarbij doorgaans niet wenselijk of mogelijk om de betreffende bebouwing in algemene zin in de planregels op te nemen, maar het is juist gewenst om het als uitzonderingssituatie vast te leggen.
In bestemmingsplan Koninginnebuurt, partiele herziening 2014 worden zaken met betrekking tot verschijningsvorm in de regels beschreven. De enige bouwaanduidingen die op de plankaart voorkomen betreffen de volgende specifieke bouwaanduidingen:
De aanduidingen sba-01, sba-02 en sba-03 worden overgenomen uit de waarderingskaart. Afhankelijk van welke ordewaardering is toegekend zijn er specifieke bouwregels en maatvoeringsaanduidingen aan een bouwwerk toegekend. Een voorbeeld daarvan is onder meer de bepaling dat bij een orde -1 of orde -2 de bestaande goothoogte of bouwhoogte behouden moet blijven.
3. Maatvoeringsaanduidingen
Maatvoeringsaanduidingen hebben betrekking op: afmetingen, percentages, oppervlakten, hellingshoeken en aantallen, zowel ten aanzien van het bouwen als ten aanzien van het gebruik.
Afhankelijk van de waardering en het type bebouwing wordt een hoogte aangegeven met een van de volgende aanduidingen:
Maximum goothoogte
De aanduiding maximum goothoogte is gebruikt in bouwvlakken die maximaal tot een op de verbeelding aangegeven hoogte mogen worden bebouwd en waarbij het niet bezwaarlijk is om lager dan die aangegeven waarde te bouwen. Deze aanduiding wordt binnen beschermd stadsgezicht alleen gebruikt voor orde 3 bouwwerken en bouwwerken jonger dan 50 jaar of bij achterbebouwing.
Minimum goothoogte-maximum goothoogte
De aanduiding minimum-maximum goothoogte wordt gebruikt voor de hoofdbebouwing van orde 3 bebouwing. Bij orde 3 bebouwing is de rooilijn belangrijk voor het straatbeeld. Om meer flexibiliteit te geven is er ook meer marge in de goothoogte mogelijk. De minimum goothoogte is er om een minimale bebouwingswand te garanderen en een maximale goothoogte geeft de feitelijke situatie weer of is er om op de plekken waar het kan extra bouwmogelijkheden te geven.
Maximum bouwhoogte
De aanduiding maximum bouwhoogte is gebruikt in bouwvlakken die maximaal tot een bepaalde hoogte mogen worden bebouwd en waarbij het niet bezwaarlijk is om lager dan die aangegeven waarde te bouwen. Deze aanduiding wordt binnen beschermd stadsgezicht alleen gebruikt voor orde 3 bouwwerken, bouwwerken jonger dan 50 jaar of bij achterbebouwing.
Minimum bouwhoogte -maximum bouwhoogte
De aanduiding minimum-maximum bouwhoogte wordt gebruikt voor de hoofdbebouwing van orde 3 bebouwing. Bij orde 3 bebouwing is de rooilijn belangrijk voor het straatbeeld. Om meer flexibiliteit te geven is er ook meer marge in de goothoogte mogelijk. De minimum bouwhoogte is er om een minimale bebouwingswand te garanderen en een maximum bouwhoogte geeft de feitelijke situatie weer of is er om op de plekken waar het kan extra bouwmogelijkheden te geven.
Maximum bebouwingspercentage
De maximale oppervlakte van het bouwvlak dat bebouwd mag worden uitgedrukt in percentage.
Behoudens de locatie Vitae Vesper voorziet het bestemmingsplan niet in grote stedenbouwkundige of functionele veranderingen in het plangebied. De ontwikkeling en invulling van de locatie Vitae Vesper vindt - uiteraard binnen de randvoorwaarden die de gemeente daarvoor stelt - plaats voor risico van de marktpartij. Op die manier is de economische uitvoerbaarheid van dit plan gewaarborgd.
Zoals in elk bestemmingsplan is het mogelijk om binnen bestaande bebouwingscontouren sloop-nieuwbouwplannen te ontwikkelen, conform de bepalingen uit het bestemmingsplan. In die gevallen, voor zover zij zich zullen voordoen, zijn er geen kosten voor de gemeente, waardoor kostenverhaal niet aan de orde is.
Overeenkomstig artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening is het conceptontwerp-bestemmingsplan toegezonden aan de instanties van wie de belangen in het geding kunnen zijn.
Tevens is het conceptontwerpbestemmingsplan toegezonden naar degenen die in beroep zijn gegaan tegen het eerder vernietigde bestemmingsplan.
In bijlage 4 van de toelichting is een samenvatting van de binnengekomen reacties op het concept- ontwerpbestemmingsplanplan gegeven en is het antwoord daarop van de gemeente opgenomen.
Het ontwerpbestemmingsplan Koninginnebuurt, partiële herziening 2014, is op donderdag 13 maart 2014 gepubliceerd in het huis-aan-huisblad de Haarlemmer, op de site met de officiële bekendmakingen van de gemeente (Overheid.nl) en in de Staatscourant. Het ontwerpplan heeft vervolgens 6 weken ter inzage gelegen. Tot en met donderdag 24 april 2014 konden zienswijzen worden ingediend. De ingekomen zienswijzen zijn verwerkt in het zienswijzen- en wijzigingsoverzicht. Dit overzicht behoort bij het raadsbesluit: vaststelling bestemmingsplan Koninginnebuurt, partiële herziening 2014.
Met dit bestemmingsplan beoogt de gemeenteraad een voor de burgers duidelijk en herkenbaar ruimtelijk beleid te formuleren. Op grond daarvan mag dan ook verwacht worden dat het college van burgemeester en wethouders handhavend optreedt als iemand de regels van het bestemmingsplan niet naleeft. Immers, de ruimtelijke kwaliteit van het gebied loopt gevaar als men in strijd met het bestemmingsplan een bouwwerk bouwt of als men in strijd met het bestemmingsplan gronden of bouwwerken gebruikt. Het achterwege laten van handhaving kan ertoe leiden dat zich ongewenste ruimtelijke ontwikkelingen voordoen, die negatieve gevolgen hebben voor de ruimtelijke kwaliteit en de veiligheid. Daarom wordt hier het beleid inzake de handhaving uiteengezet en aangegeven hoe de handhaving van de bestemmingsplanregels wordt opgepakt. Volgens vaste jurisprudentie bestaat er een beginselplicht om handhavend op te treden. Dit houdt in dat, gelet op het algemeen belang dat gediend is met de handhaving, in geval van overtreding van een wettelijk voorschrift of regel het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of een last onder dwangsom op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moet maken. Slechts onder bijzondere omstandigheden mag van het bestuursorgaan worden gevergd dit niet te doen. Dit kan zich voordoen als er concreet zicht op legalisatie bestaat. Voorts kan handhavend optreden zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. De gemeente Haarlem voldoet aan deze beginselplicht door daadkrachtig en consequent op te treden.
Eens in de vier jaar stelt de gemeente Haarlem een integraal handhavingsbeleid vast waarin de projecten staan aangegeven die worden opgepakt. De opzet is dat de afdeling Handhaving Bebouwde Omgeving niet alle illegale situaties tegelijk aanpakt, maar wel een werkbaar aantal zaken, hetgeen een uitstralend effect zal hebben. Nieuw vastgestelde bestemmingsplannen lenen zich bij uitstek voor deze projectmatige aanpak. Uiteraard wordt bij calamiteiten altijd opgetreden. Handhaving van de regels van bestemmingsplannen vindt in de gemeente Haarlem plaats langs bestuursrechtelijke weg. Rechtszekerheid en gelijke behandeling van burgers staan hierbij voorop. Daarbij is ook communicatie belangrijk. Hier kan bovendien een preventieve werking van uitgaan. De gemeente brengt met name de relatie met de na te streven beleidsdoelstellingen onder de aandacht, zodat voor iedere inwoner, eigenaar en ondernemer duidelijk mag zijn hoe en wanneer het college handhaaft.
Ook voor dit plangebied zal de handhaving van de kaders van het bestemmingsplan tevens plaatsvinden na het verstrekken van omgevingsvergunningen voor de activiteiten 'bouwen', 'het uitvoeren van een werk' en 'het gebruiken van gronden en bouwwerken'. Want niet alleen handelingen zonder vergunning zijn onderwerp van handhaving, maar ook handelingen in afwijking van een omgevingsvergunning vormen een overtreding. Het gemeentelijk toezicht tijdens de vergunningplichtige activiteiten is gewaarborgd doordat inspecteurs in Haarlem volgens het Landelijk Toezichtprotocol werken. Deze inspecteurs classificeren projecten volgens het protocol, waarmee zij de noodzakelijke frequentie en het niveau van de controles tijdens de bouw bepalen. De rapportage van deze controles slaan zij bestemmingsplanregels.