direct naar inhoud van Artikel 10 Maatschappelijk
Plan: Bosch en Vaart
Plannummer: BP4080004
Status: onherroepelijk
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP4080004-0004

Artikel 10 Maatschappelijk

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Maatschappelijk' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. buitenschoolse opvang, educatieve voorzieningen, kinderdagverblijf, levens beschouwelijke voorzieningen, openbare dienstverlening, (para)medische voorzieningen, peuterspeelzaalwerk, praktijkruimte, verenigingsleven;
  • b. aan de hoofdfunctie ondergeschikte en daarmee verbonden detailhandel en horeca-activiteiten ten dienste van deze voorzieningen met niet meer dan 20% van het bruto vloeroppervlak;
  • c. groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, waterlopen en waterpartijen, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport;
  • d. (ondergrondse) parkeervoorzieningen;
  • e. bijbehorende voorzieningen.
10.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Maatschappelijk' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

10.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding ' maximale goothoogte' dient binnen de aangegeven goothoogte te worden gebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximaal bebouwingspercentage' is ten hoogste het aangegeven bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd; ;de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 meter bedragen;

kap

  • e. boven de goothoogte moeten gebouwen worden afgedekt met een kap waarvan:
    • 1. de maximale bouwhoogte 4 meter bedraagt , verticaal gemeten vanaf de goothoogte;
    • 2. de dakhelling niet minder bedraagt dan 30 en niet meer dan 75 graden;

dakkapellen

  • f. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, mits:
    • 1. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 m onder de noklijn is gelegen;
    • 2. de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst;
    • 3. de dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet wordt geplaatst, waarbij de breedte van de dakkapel niet meer bedraagt dan 1,5 m en niet breder is dan een derde van de breedte van het dakvlak;
    • 4. de zijkanten van de dakkapel minimaal 0,5 m worden gerealiseerd van de zijkanten van het dakvlak;
    • 5. de dakkapel in het voordakvlak niet breder is dan de helft van de breedte van het dakvlak;
    • 6. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt.

10.2.2 Andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • c. de hoogte van overige 'andere bouwwerken' mag niet meer dan 3 meter bedragen.
  • d. overige 'andere bouwwerken' mogen alleen worden opgericht achter de voorgevel van het hoofdgebouw.