Plan: | Frederikspark |
---|---|
Plannummer: | BP4080001 |
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.0392.BP4080001-0003 |
De natuurwetgeving in Nederland richt zich enerzijds op soortenbescherming en anderzijds op gebiedsbescherming. In de Natuurbeschermingswet zijn zogenaamde Natura 2000-gebieden aangewezen. Dit zijn gebieden die op Europees niveau een netwerk van te beschermen natuurgebieden vormen. De Natura 2000-gebieden in Nederland komen overeen met de gebieden volgens de Vogel- en Habitatrichtlijn. Dit valt grotendeels samen met de nationale Ecologische Hoofd Structuur
De soortenbescherming in Nederland is wettelijk geregeld in de Flora- en Faunawet.
Het doel van deze wet is het beschermen van in het wild voorkomende plant- en diersoorten en hun leefgebieden. In de Flora en Faunawet is het soortenbeschermingsdeel van de Habitat- en Vogelrichtlijn geïmplementeerd. In bovengenoemde wet is bepaald dat alle in Nederland van nature voorkomende soorten vallen onder de algemene zorgplicht. Dat wil zeggen, dat een soort in een gunstige staat van voortbestaan moet blijven. Bij menselijk handelen, beheerswerk, nieuwbouw, planologische ontwikkelingen dient een ieder hiermee rekening te houden.
Die zorgplicht houdt ondermeer in dat "een ieder die weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen of nalaten nadelige gevolgen voor flora of fauna kunnen worden veroorzaakt, verplicht is (...) alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van hem kunnen worden gevergd teneinde die gevolgen te voorkomen of, voorzover die gevolgen niet kunnen worden voorkomen, deze zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken.
Daarnaast geldt extra bescherming voor de met name genoemde wettelijke beschermde soorten. Voor deze soorten geldt, dat activiteiten met een schadelijk effect in principe verboden zijn. Onder voorwaarden is echter een ontheffing of een vrijstelling mogelijk. De minister is formeel bevoegd om deze ontheffing of vrijstelling te verlenen. De Flora- en Faunawet is op het gebied van soortenbescherming passief, in die zin dat verslechtering van natuurwaarden wordt voorkomen. Actieve soortenbescherming geschiedt in Nederland door het opstellen van soortenbeschermingsplannen en zogenaamde Rode Lijsten. De status van rode lijst-soort geeft geen extra bescherming. Wel geldt uiteraard de algemene zorgplicht.
Om indruk te krijgen van het voorkomen van beschermde dieren en planten in het plangebied zijn twee veldbezoeken uitgevoerd. Deze veldbezoeken zijn uitgevoerd op 6 en 30 juni 2010. (Zie bijlage 5) Deze veldonderzoeken zijn uitgevoerd om na te gaan welke effecten de nieuwbouwplannen van de Provincie hebben.
Vaatplanten
In het stukje parkbos van de Griffietuin zijn groeiplaatsen van beschermde planten mogelijk aanwezig, en dan wel soorten van een droog bosmilieu. Echter de werkzaamheden ten behoeve van de nieuwbouw van de provincie vinden niet plaats in dit stukje parkbos, zodat directe effecten zijn uit te sluiten. Ook indirecte (verdroging) en externe effecten (geluid, licht) op beschermde plantensoorten zijn niet aan de orde.
Broedvogels
Broedvogels maken met zekerheid gebruik van het plangebied. Voor bepaalde werkzaamheden geldt dat indien niet gewerkt wordt buiten de broedperiode, verstoring van broedvogels op kan treden. Het gaat dan met name om die werkzaamheden die tot meer licht, geluid en aanwezigheid van mensen leiden, dan in de huidige situatie het geval is. Pas wanneer kort voorafgaand aan werkzaamheden aangetoond kan worden dat geen broedvogels nabij de activiteit aanwezig zijn, kunnen negatieve effecten uitgesloten worden. Uiteraard leidt dat wel tot risico’s bij de planning. Negatieve effecten op broedvogels, en dus een overtreding van verbodsbepalingen, kunnen dus optreden als gevolg van de werkzaamheden. Deze effecten kunnen evenwel voorkomen worden door maatwerk of door buiten het vogelbroedseizoen te werken (zie hoofdstuk 7).
Vaste nesten
Er komen geen vaste nesten te verdwijnen als gevolg van de ingreep. Effecten zijn alleen mogelijk door een uitstralende werking van de activiteiten. Deze effecten zijn op dezelfde manier te voorkomen als beschreven is bij de broedvogels, met dien verstande dat een nestlocatie van een jaarrond beschermde soort niet zonder ontheffing ongeschikt gemaakt mag worden.
Vleermuizen
Het veldonderzoekheeft aanvullend onderzoek naar vleermuizen voorgeschreven, omdat aanwezigheid van verblijfplaatsen van deze soortgroep niet kon worden uitgesloten. In bijlage 6 zijn de uitkomsten van dit aanvullende onderzoek opgenomen.
Gebiedsbescherming
In het kader van de natuurtoets is nagegaan of het bestemmingsplangebied binnen een speciale beschermingszone valt.
Op twee kilometer afstand van het bestemmingsplangebied ligt het Natura 2000-gebied Kennermerland-Zuid. Over deze afstand is elke verstoring in het plangebied reeds opgegaan in de achtergrondverstoring, te meer omdat het plangebied van de Natura 2000-gebied gescheiden wordt door grotere wegen en de bebouwing van Haarlem.
Hetzelfde geldt voor de EHS, waarvan het dichtsbijzijnde onderdeel op ca 1,5 kilometer afstand ligt. Het plangebied heeft zodoende geen relatie met omliggende Natura 2000-gebieden, Staatsnatuurmonumenten of de (P)EHS.