direct naar inhoud van 3.4 Gemeentelijk beleid
Plan: Slachthuisterrein
Plannummer: BP3080003
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP3080003-0003

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Structuurplan 2020 (structuurvisie)

Het structuurplan legt voor de periode 2005 tot 2020 op hoofdlijnen de ambities en wensen vast die alles te maken hebben met de ruimte en de verdeling van de ruimte in Haarlem. In de toekomst wil Haarlem de bestaande aantrekkelijkheid behouden en verder uitbouwen. Relevante speerpunten van beleid voor het plangebied zijn in ieder geval de profilering op een duurzaam goed woonklimaat en een intensiever gebruik van de beschikbare ruimte door functiemenging. Belangrijk uitgangspunt is ook een uitbreiding van het aantal woningen zonder de leefbaarheid van buurten aan te tasten.

Woongebied met functiemenging

Het westelijk deel van de Slachthuisbuurt waarbinnen het plangebied is gelegen, wordt gezien als kansrijk voor functiemenging. Het plangebied wordt aangemerkt als (stedelijk) woongebied. Functiemenging met kleinschalige voorzieningen en passende bedrijvigheid levert een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid en dynamiek in de stad en creëert mogelijkheden voor werken aan of bij huis. Daarnaast betekent functiemenging een intensiever gebruik van de beschikbare ruimte met ook vormen van gemeenschappelijk gebruik.

Verandergebied Schipholweg

Het structuurplan geeft inzicht in de verandergebieden en de gebieden die consolideren. Het Slachthuisterrein valt in het structuurplan binnen het verandergebied Schipholweg. Daarbij wordt voor het Slachthuisterrein uitgegaan van een ontwikkeling tot woon/werkgebied met een stedelijk karakter. De Pladellastraat, die het plangebied aan de westzijde begrenst, dient een nieuwe langzaam verkeersroute te worden.

3.4.2 Stedenbouwkundige visie Slachthuisterrein

Om te komen tot de herstructurering van het Slachthuisterrein, zijn stedenbouwkundige randvoorwaarden vastgesteld in de Stedenbouwkundige visie Slachthuisterrein (2012, zie bijlage 2). Deze randvoorwaarden vinden hun grondslag in de Gebiedsvisie Middengebied Slachthuisbuurt (2005) en de Stedenbouwkundige Visie Slachthuisbuurt-Zuid (2008).

De Gebiedsvisie Middengebied definieert in het plangebied 2 zones: de Oorkondelaan en het Slachthuisterrein. Het gebied Oorkondelaan wordt beschreven als een overgangszone tussen enerzijds de intensief bebouwde Schipholwegzone en anderzijds het Slachthuisterrein en de Slachthuisbuurt. De opgave ligt voor een belangrijk deel in de inpassing van het ICT-gebouw, het Liander 50 kV-station en een nieuwe locatie voor woonwagens.

Uitgangspunt voor het Slachthuisterrein is behoud van de oorspronkelijke gebouwen en herbestemming tot wonen van het terrein uit oogpunt van cultuurhistorie, architectuur, identiteit en sfeer. Het Slachthuisterrein dient te worden omgevormd tot een binnenhof rond het historische slachthuis en wordt voor de auto in zuidelijke richting ontsloten via de verlegde Oorkondelaan en verbonden met een nieuwe ventweg langs de Schipholweg. Hierdoor wordt een directe zichtrelatie vanaf de Schipholweg met het slachthuis gecreëerd, wat de iconische waarde en identiteitsdragende functie van het slachthuis benadrukt.

Ter plaatse van de voormalige woonwagenlocatie komen grondgebonden woningen. Behalve wonen kunnen op het Slachthuisterrein enkele passende niet-woonfuncties komen op maatschappelijk en op economisch vlak (lichte bedrijfsvormen), excl. detailhandel.

De Gouwwetering krijgt een recreatief karakter met openbare ruimte langs het water. Ook langs de Hannie Schaftstraat en Pladellastraat komen brede, groene wandelzones.

De Stedenbouwkundige Visie Slachthuisbuurt-Zuid (2008) is een verdere uitwerking van de Gebiedsvisie Middengebied Slachthuisbuurt voor het zuidelijke deel van de Schipholwegzone. De in de stedenbouwkundige visie voorgestelde woonbebouwing voor de noordelijke blokken aan de Hannie Schaftstraat vormen een uitgangspunt voor de stedenbouwkundige visie Slachthuisterrein.

3.4.3 Ruimtelijke kwaliteit en verkeer

In de nota Ruimtelijke Kwaliteit (2012) wordt een integrale stadsbrede visie gegeven op ruimtelijke kwaliteit die voor ieder nieuw ruimtelijk plan de basis vormt. Met de visie wil Haarlem kernachtig uitdragen waar haar kracht en haar ambitie ligt. De relatie tussen duurzaamheid, in de zin van toekomstbestendigheid en de kwaliteit van de leefomgeving, cultuurhistorie en ruimtelijke kwaliteit is een belangrijk thema van de visie. Er zijn tien gouden regels geformuleerd die een prioriteit voor ruimtelijke ontwikkeling in Haarlem uitspreken.

Het plangebied ligt in de Slachthuisbuurt dat behoort tot de "geconsolideerde stad". De geconsolideerde stad omvat de gebieden in Haarlem waar niet zo snel iets zal veranderen aan de stedelijke structuur. Wat betreft ruimtelijke kwaliteit gaat het letterlijk om de hoofdlijnen: de hoofdstructuren die de woonbuurten begrenzen, bv. de Zomerkade. Daar moet de ruimtelijke kwaliteit in orde zijn. In de woonvelden achter deze hoofdstructuren is het van belang het onderscheiden karakter van elke woonbuurt te behouden. Daarbinnen is een grote vrijheid aan individuele invulling. Dit geldt ook voor het plangebied zelf dat behoort tot het gebiedstype "diverse bebouwing". Het gaat om gebieden die ooit een duidelijke bebouwing hadden, maar volop aan verandering onderhevig zijn. Dat kan betekenen dat de ruimtelijke structuur ingrijpend gewijzigd kan worden. Toetsing blijft gericht op instandhouding van de bestaande kwaliteiten bv. historische structuren en erfgoed. Daarvoor zijn in de beoordelingskaders criteria opgenomen. Bij transformatie is duurzaamheid (waterhuishouding, materiaalkeuze etc.) een nieuwe opgave.

Verkeer

Het Haarlemse verkeersbeleid heeft twee belangrijke doelstellingen: het vergroten van de leefbaarheid en het verbeteren van de bereikbaarheid. Dit betekent het aantrekkelijk maken van het gebruik van alternatieven voor de auto (fietsen en het gebruik van het openbaar vervoer) in de stad te stimuleren en het autoverkeer in de wijken zoveel mogelijk terug te dringen.

Een van de uitgangspunten in de Gebiedsvisie Middengebied Slachthuisbuurt is de ontwikkeling van het slachthuisterrein tot autoluw gebied. Het autoverkeer dient via ontsluitingswegen zo direct mogelijk vanuit de verblijfsgebieden, met een 30 km/uur beperking, naar de randen van het gebied te worden geleid.

Binnen het bestemmingsplangebied maken de Richard Holkade en de Pladellastraat als secundaire routes deel uit van het stedelijk fietsnetwerk. Het parkeren van auto's dient waar mogelijk uit het zicht te gebeuren in of onder de woning danwel op eigen binnenterreinen.

De regionale en stedelijke bereikbaarheid van het plangebied met openbaar vervoer is goed. De afstand tot het dichtstbijzijnde knooppunt van openbaar vervoer (Zuidtangent Europaweg) is hemelsbreed circa 350 tot 750 meter. Het plangebied wordt omsloten door een goed buslijnennet voornamelijk over de grotere ontsluitingswegen.

3.4.4 Wonen

Haarlem kiest in de Woonvisie Haarlem 2012-2020 (2012) voor behoud en versterking van de aantrekkelijkheid van Haarlem als kwalitatieve goede woonstad. Wonen vormt een belangrijke factor bij de duurzame stedelijke ontwikkeling in Haarlem. Ruimtelijke kwaliteit geldt als uitgangspunt. In de Woonvisie zijn uiteenlopende maatregelen opgesomd die een bijdrage moeten leveren aan de doelstellingen. Daarbij wordt zorgvuldig omgegaan met behoud en versterking van historisch interessante woonwijken en beschermde stadsgezichten.

Haarlem is onderdeel van de Metropoolregio Amsterdam. In dat verband zijn afspraken gemaakt over de regionale woningbouwopgave in het Regionaal Actie Programma (RAP). Hieraan zal Haarlem ook moeten bijdragen. Gelet op de ruimtelijke beperking die Haarlem heeft, betekent dit dat woonruimte binnen het bestaande stedelijk gebied moet worden gerealiseerd.

De grootste uitdaging ligt binnen de bestaande woningvoorraad. Het gaat om verduurzaming van deze voorraad en van de openbare ruimte, leefbaarheid en mobiliteit. Een kleinschaliger, meer organische aanpak past hierbij, met stapsgewijze, flexibele verbeteringen in plaats van grote masterplannen.

In de Stedenbouwkundige visie Slachthuisterrein zijn randvoorwaarden opgenomen om het plangebied om te vormen tot een gemengde woonbuurt. Met een uitbreiding van tenminste 140 woningen wordt in kwantitatieve zin bijgedragen aan de regionale woningopgave. Ook anderszins heeft het gemeentelijk woningbeleid op het bestemmingsplangebied direct effect. Bestaande woningen zullen worden vervangen waardoor wordt bijgedragen aan een verdere verduurzaming van de woningvoorraad. Ook wat betreft de differentiatie wordt aansluiting gezocht bij de gewenste grotere differentiatie in de wijk: nadruk op grondgebonden woningen in diverse prijssegmenten.

3.4.5 Economie en maatschappij

De Economische Agenda (2012) benadrukt de groeimogelijkheden bij de topsectoren in de stad: toerisme, creatieve industrie, zakelijke dienstverlening en zorg. De creatieve bedrijvigheid kan lege bedrijfsgebouwen tijdelijk of permanent gebruiken voor uitbreiding, terwijl in bestaande kantoorgebouwen duurzame concepten zoals het nieuwe werken worden gestimuleerd. Door de overcapaciteit aan kantoorruimte op dit moment in de Metropool Amsterdam, is de behoefte aan uitbreiding van kantoorruimte sterk teruggelopen.

De gemeente streeft naar handhaving van een netwerk van winkels waarbij iedere Haarlemmer binnen een redelijke afstand (500 meter) van de woning zijn dagelijkse boodschappen kan doen. Het beleid is om supermarkten zo veel mogelijk in de nabijheid van een winkelcentrum te realiseren, zodat beide elkaar versterken.

Vanuit de Visie winkelstructuur Haarlem Oost (2006) worden de onderstaande speerpunten genoemd:

- Vanwege de trends in de detailhandel en in het moderne consumentengedrag en rekeninghoudend met het distributieve draagvlak in Haarlem-Oost wordt richting toekomst ingezet op twee krachtige wijkwinkelcentra met perspectief: de Amsterdamstraat en het Zuiderpark (Beatrixplein).

- Door de inzet op twee sterke (wijk)winkelcentra (Amsterdamstraat en Zuiderpark) met perspectief, zijn nieuwe ontwikkelingen met een vergelijkbaar karakter elders in Haarlem-Oost niet wenselijk. Dit leidt tot een versnippering van het aanbod en clusters met onvoldoende massa.

Een in 2010 uitgevoerde geactualiseerde marktanalyse bevestigt de conclusie dat er geen distributie planologische ruimte is voor een extra supermarktvestiging. Met het vaststellen van de uitgangspunten voor de ontwikkeling van het Slachthuisterrein is detailhandel op deze locatie expliciet uitgesloten.

Maatschappelijk

De in 2010 vastgestelde nota Haarlem Maatschappelijk op de Kaart geeft een beschrijving van de gewenste maatschappelijke voorzieningenstructuur in Haarlem tot 2020. De nota geeft diverse locaties aan waar kansen liggen om de sociaal-maatschappelijke voorzieningen naar een hoger plan te tillen. Samenhang, multifunctionaliteit en clustering zijn daarbij uitgangspunten.

Het plangebied wordt in de nota gezien als potentiële locatie van een 1e lijns gezondheidscentrum, kleinschalige woonzorg, ateliers/oefenruimtes en/of jongerencentrum. Dat heeft zich in dit bestemmingsplan vertaald in de bestemmingen die aan de gronden zijn toegekend.

3.4.6 Groen en water

De hoofdgroenstructuur is vastgelegd in het Structuurplan Haarlem 2020 en de Structuurvisie Openbare Ruimte (2012). Doelstelling is zowel versterking van groen met ecologische waarde als van groen met stedelijke waarde. Dit wordt bereikt door het in stand houden en versterken van de bestaande groene gebieden en lijnen. Uitgangspunt is verder de versterking van de beleving van groen in Haarlem. De versterking ligt in eerste instantie in de toevoeging van een groen, recreatief netwerk in de stad. Daarnaast wordt meervoudig ruimtegebruik met ecologische meerwaarde toegepast door middel van het realiseren van groene daken, groene gevels en waterpleinen.

Het plangebied is geen onderdeel van de stedelijke hoofdgroenstructuur. De randen van het plangebied echter vormen belangrijke elementen van de groenstructuur op wijkniveau. Het plangebied is gelegen in de Slachthuisbuurt waarbinnen uitbreiding van het buurtgroen gewenst is.

Het Bomenbeleidsplan 2009-2019 (2010) geeft de visie van de gemeente Haarlem op bomen en schept samenhang in de uitvoering van het bomenbeleid. Doel is te komen tot een gezond, veilig en goed onderhouden bomenbestand. Met het Bomenbeleidsplan zijn de hoofdbomenstructuur en de monumentale bomenlijst vastgesteld. De monumentale bomen verdienen extra bescherming. De bomen langs de Pladellastraat, Slachthuisstraat en Hannie Schaftstraat maken onderdeel uit van de wijk bomenstructuur. Dit zijn lijnen die ruimtelijk en functioneel van belang zijn. Dat geldt eveneens voor de groenstructuur langs de Gouwwetering/Richard Holkade. Gelet op bovenstaande doelstelling is het van belang deze groenstructuur te behouden.

Bij ruimtelijke ontwikkelingen wordt in de praktijk via de verplichte groentoets erg zorgvuldig met monumentale bomen omgegaan. Aan de hand van deze groentoets kan zorgvuldig afgewogen worden of een ruimtelijke ontwikkeling onevenredig schade aan het monumentale bomenbestand aanricht.

Water

Het watersysteem van Haarlem heeft een tweeledige functie. Enerzijds vervult het zichtbare water een belangrijke rol voor de kwaliteit en beleving van de openbare ruimte. Uitgangspunt in de Structuurvisie Openbare Ruimte is deze bijdrage verder te versterken.

Anderzijds is het watersysteem van groot belang voor het watermanagment van Haarlem en regio. Centrale doelstelling van het Integraal Waterplan (2004) (geactualiseerd in 2014) is het ontwikkelen en behouden van een veilig, veerkrachtig en ecologisch gezond watersysteem. Om ervoor te zorgen dat het Haarlemse waternetwerk bestand is tegen klimaatsverandering (hoger zeeniveau, toename van de hoeveelheid en intensiteit van de neerslag), inklinking van de bodem, en verstedelijking (toename verhard oppervlak) is ruimte voor oppervlaktewater nodig. Ruimte voor extra oppervlaktewater kan worden gevonden door het verbreden van bestaande watergangen, het graven van nieuwe watergangen en het weer open leggen van gedempte grachten.

Doelstelling voor het oppervlaktewater is het creëren van een veilig watersysteem met voldoende afwaterend en bergend vermogen, een adequate doorstroming en maximale benutting van gebiedseigen water. Als streefbeeld heeft de gemeente voor ogen een verbeterd waternetwerk dat uitgebreid is met nieuw water.

Met het gemeentelijk rioleringsplan (GRP) beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het GRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. Er zijn vier doelstellingen voor het GRP van toepassing, te weten:

  • het doelmatig inzamelen van het afvalwater en het hemelwater.
  • het transporteren van het rioolwater naar een geschikt lozingspunt.
  • Het zoveel mogelijk voorkomen van wateroverlast.
  • Het beperken van vervuiling door overstorten middels aanleg van randvoorzieningen (o.a. bergbezinkbassins) en afkoppelen.

Een algemene regel met betrekking tot de waterkwantiteit is het compenseren van een eventuele toename van verharding (wegen, gebouwen). Indien verharding in een gebied toeneemt zullen waterhuishoudkundige maatregelen getroffen moeten worden om waterbezwaar als gevolg van de toegenomen verharding te voorkomen. Richtlijn is dat - indien er gebouwd wordt en hierbij meer dan 500 m2 onverhard oppervlak omgezet wordt naar verhard oppervlak - minimaal 15 procent van de toename aan verharding gecompenseerd dient te worden in de vorm van opervlaktewater. Het uiteindelijk te compenseren oppervlak hangt af van overige maatregelen die de waterhuishouding in een gebied ten goede kunnen komen, zoals het vertraagd afvoeren van hemelwater.

Het Verbreed Gemeentelijk Riolerings Plan (VGRP) is een beleidsmatig en strategisch plan waarin het verbreed rioleringsbeheer (inclusief grondwaterbeheer) en de visie op riolering (en grondwater) voor de langere termijn worden beschreven. Met het VGRP beschikt de gemeente over een instrument om systematisch inzicht te krijgen in de te beheren en onderhouden rioleringsobjecten en de wijze waarop de gemeente invulling geeft aan de wettelijke (milieu)eisen. Door het opstellen van het VGRP wordt het verbreed rioleringsbeleid inzichtelijk en toetsbaar. De nadruk in het VGRP 2014-2017 ligt op onderzoek. Hierdoor kunnen in het opvolgende VGRP (2018 en verder) onderbouwde keuzes gemaakt worden voor de noodzakelijke investeringen, om zo te kunnen blijven voldoen aan de gemeentelijke zorgplicht.

Omdat de riolering veel samenhang heeft met rioolwaterzuiveringen en oppervlaktewater, bijvoorbeeld door overstorten, is ook het Hoogheemraadschap van Rijnland betrokken bij het opstellen van het VGRP.

3.4.7 Ecologie

Het ecologisch beleidsplan uit 2013 heeft als doel het kwalitatief verbeteren en verhogen van de ecologische waarden, en de richtlijnen uit het beleid verankeren in planprocessen en beheer- en onderhoudsprogramma's. Duurzaamheid, biodiversiteit en participatie zijn onderwerpen die een belangrijke rol spelen bij de invulling en uitvoering hiervan, dat een uitwerking is van de Kadernota Duurzaamheid.

Het ecologisch beleid bevat een afwegingskader bij projecten en andere ingrepen dat weergeeft waar men op moet letten bij projecten. Hierdoor is er minder kans op vertraging. Ook wordt ingezet op het verbeteren van beheer en inrichting van de locaties met ecologische potentie. Dit kan alleen als beheer en inrichting zoveel mogelijk gebaseerd zijn op ecologische principes.

Binnen Haarlem zijn verschillende gebieden aangegeven als ecologische hotspots of als ecologische potentiegebieden. Deze laatste zijn waardevolle groene gebieden die zich door de juiste inrichting en beheer tot hotspots kunnen ontwikkelen. Geen van deze gebieden bevinden zich in het plangebied.

Daarnaast omvat het beleidsplan ook het ecologisch actieplan van de gemeente Haarlem met daarin de ambities voor de periode van 2013-2022 voor onder andere het afkoppelen van regenwater en het toepassen van gevelgroen. Bij nieuwe relevante ruimtelijke ontwikkelingen binnen het plangebied wordt het ecologisch beleidsplan Haarlem betrokken.

3.4.8 Archeologie

Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het behoud van het eigen bodemarchief. Bij haar ruimtelijk beleid dient de gemeente rekening te houden met in de grond aanwezige dan wel te verwachten archeologische waarden.

De uitgangspunten voor gemeentelijke beslissingen in Haarlem zijn vastgelegd in een beleidsnota archeologie. De archeologische verwachtingen die voor Haarlems grondgebied gelden zijn vertaald naar de Archeologische Beleidskaart Haarlem (ABH). De kaart geeft aan in welke gebieden bodemverstorende activiteiten van een bepaalde omvang vergunningplichtig zijn. Dit wordt aangegeven in de vorm van verschillende categorieën. Voor elk van deze categorieën heeft de gemeente bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) opstellen van een waardestellend archeologisch rapport, het zogenaamde regime.

Voor dit plangebied is relevant dat de regimes gelden voor bodemroerende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van plannen waarvoor het vereist is om het volgende aan te vragen:

  • een reguliere omgevingsvergunning;
  • een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden.

Het bestemmingsplan kent aan het gebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' toe. De planregels definiëren de relevante begrippen en bepalen welke archeologische voorwaarden aan een omgevingsvergunning kunnen worden verbonden. Bij uitvoering van het gemeentelijk beleid dient tevens rekening gehouden te worden met beschermingsmaatregelen vanuit het Rijk.

3.4.9 Duurzaamheid en energie

Duurzame stedelijke ontwikkeling

De gemeente Haarlem heeft in de beleidsnota “Praktijkrichtlijn Duurzame Stedenbouw” bepaald dat alle ruimtelijk relevante plannen vanaf 2006 moeten voldoen aan de basiskwaliteit duurzame stedenbouw en waar mogelijk aan een streefkwaliteit. De praktijkrichtlijn duurzame stedenbouw bestaat uit uitgangspunten en een checklist duurzame stedenbouw op basis van de ervaringen in Haarlem. Hierbij is gebruik gemaakt van het Nationaal Pakket Duurzame Stedenbouw (NPDS, 1999). Toepassen van maatregelen zijn afhankelijk van het stedelijk milieutype, bijvoorbeeld een grote waterberging past niet in een hoog stedelijk gebied.

In de checklist zijn naast de wettelijke maatregelen (watertoets) een groot aantal (vrijwillig te nemen) maatregelen beschreven op het gebied van verkeer/vervoer (parkeren ondergronds), afval (het plaatsen van ondergrondse containers), water en energie (zuid gerichte verkaveling zonoriëntering). De vrijwillig te nemen maatregelen zorgen ervoor dat een ruimtelijk plan aan de streefkwaliteit kan voldoen. Dat is dus een kwaliteit die verder gaat dan wettelijke regelingen ofwel de basiskwaliteit.

Duurzaam (ver)bouwen

Duurzaam bouwen betekent dat woningen, gebouwen en andere bouwwerken ontwikkeld en gebruikt worden met respect voor mens en milieu. Het gaat bij duurzaam bouwen niet alleen om energiebesparing in huizen en gebouwen, maar bijvoorbeeld ook om:

  • 4. gebruik van duurzame materialen die rekening houden het milieu en de gezondheid van bewoners en gebruikers;
  • 5. een gezond binnenmilieu bijvoorbeeld door goede ventilatie om vocht, schimmel en ophoping van schadelijke stoffen te voorkomen;
  • 6. prettige en leefbare huizen, gebouwen, wijken en steden;
  • 7. duurzaam slopen, om de materialen die vrijkomen bij de sloop opnieuw te kunnen gebruiken (hergebruik en recycling);
  • 8. verantwoord watergebruik;
  • 9. voorkomen dat grondstoffen voor bouwmaterialen uitgeput raken.

Duurzaamheid kan worden bepaald door het instrument “Gemeentelijke Praktijk Richtlijn” toe te passen. Dit instrument zet ontwerpgegevens van een gebouw om naar prestaties op het gebied van kwaliteit en duurzaamheid. Aan het (ver)bouwen en gebruik van woningen en andere gebouwen zijn regels verbonden. In het Bouwbesluit staan de minimale bouwtechnische voorschriften waaraan gebouwen moeten voldoen. Dit zijn voorschriften op het gebied van veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu. Er zijn verschillende strategieën (benaderingen, visies, stappen of richtlijnen) voor het ontwerp van duurzame woningen en gebouwen. De meest bekende en nog steeds actuele strategie is de Trias Energetica. Dit is een strategie voor het besparen van energie.

Haarlem Klimaatneutraal

In maart 2007 heeft de Haarlemse gemeenteraad in meerderheid uitgesproken dat Haarlem in 2030 een klimaatneutrale stad moet zijn. Kern van de aanpak is dat bij ieder (nieuw)bouwproject het energieaspect nader aandacht moet krijgen, waarbij in eerste instantie het gebruik van energie zo beperkt mogelijk moet worden gemaakt via bijvoorbeeld isolatie en zuinige apparatuur. Daarnaast dient zo veel mogelijk van duurzame energie gebruik te worden gemaakt, door bijvoorbeeld zonne-energie i.c.m. warmte-koude opslag toe te passen. In de laatste plaats kan eventueel naar compensatiemaatregelen worden gezocht. Deze compensatiemaatregelen kunnen ook bestaan uit investeren in andere energie maatregelen buiten het gebied.

Duurzaamheid is in dit bestemmingsplan ingeweven in de vezels van de stedenbouwkundige visie onder andere door het hergebruik van gebouwen, inbrengen van extra water, rondom liggende groene zones. In het ontwerpen van gebouwen liggen kansen om verdergaande duurzaamheidsmaatregelen te nemen.

3.4.10 Verkeer en parkeren

Verkeer

Het Haarlems Verkeers- en Vervoersplan (HVVP) uit 2003 beschrijft het beleid op het gebied van verkeer en vervoer. Het HVVP is een plan op hoofdlijnen. Het plan beschrijft de hoofdstructuren voor het autoverkeer, openbaar vervoer en langzaam verkeer. Het HVVP heeft twee belangrijke doelstellingen: het vergroten van de leefbaarheid en de bereikbaarheid. Dit betekent het aantrekkelijk maken van het gebruik van alternatieven voor de auto (fietsen en het gebruik van het openbaar vervoer) en geen nieuwe wegen in de buurten.

Wegencategorisering

Er vindt in de stad een categorisering plaats van het wegennet om binnen de stad grote stadsleefgebieden te maken. Daarbinnen wordt geen gebiedsvreemd autoverkeer toegelaten om te komen tot een veiliger en leefbaarder stad. Verkeer dat het stadsleefgebied in of uit wil wordt via gebiedsontsluitingswegen type B het gebied uit geleid. Buiten de stadsleefgebieden liggen gebiedsontsluitingswegen type A voor de afwikkeling van het wijkvreemde en doorgaande verkeer. Op deze wegen geldt een maximumsnelheid van 50 km/u. De invalswegen zijn aangemerkt als stroomweg of gebiedsontsluitingsweg waar een snelheid van 70 km/u of meer geldt. Alle overige wegen zijn erftoegangswegen waar men maximaal 30 km/u mag rijden.

Langzaam verkeer

Het HVVP gaat uit van het creëren van verblijfsgebieden met een 30 km/uur beperking, waarbij de doorstroming van het verkeer ondergeschikt is.

Uitgangspunt voor voetgangers zijn goede oversteekvoorzieningen en vermindering van de wachttijden bij verkeerslichten, met extra aandacht voor kinderen, ouderen en gehandicapten.

Het streven is om het fietsgebruik op korte afstanden te laten toenemen zodat de auto minder vaak wordt gebruikt. Hiervoor zet het HVVP in op verbetering van bestaande fietsroutes en voorzieningen, bij kruisingen voorrang geven aan de fiets boven het autoverkeer en uitbreiding van het fietsennet.

Openbaar vervoer

Bij openbaar vervoer is er een onderscheid gemaakt tussen de regionale en de lokale functie. In het plangebied zijn geen verbindingen met een regionale functie aanwezig. Wel loopt er een busverbinding over de Schipholweg aan de zuidkant van het plangebied.

Parkeren

Ruimtelijke ontwikkelingen kunnen ervoor zorgen dat de bestaande behoefte aan parkeerplaatsen verandert, of dat de ruimte die nodig is om goederen te laden of lossen wijzigt. Aan een gewijzigde parkeerbehoefte als gevolg van nieuwe ontwikkelingen dient in beginsel op eigen terrein te worden voldaan. Dit draagt bij aan een goede ruimtelijke ordening en voorkomt verkeers- en parkeeroverlast als gevolg van een tekort aan parkeerplaatsen in een bepaald gebied.

Op 6 juni 2013 stelde de gemeenteraad van Haarlem de Parkeervisie vast waarin de gemeente inzet op een goede bereikbaarheid van Haarlem en voldoende parkeervoorzieningen. Hierbij wordt ingezet op het leveren van maatwerk en het realiseren van de gewenste kwaliteit van de openbare ruimte.

Om te kunnen bepalen welke extra parkeerbehoefte een nieuwe ontwikkeling veroorzaakt, wordt gebruik gemaakt van parkeernormen. De parkeernormen worden bepaald door de functie en de locatie en liggen vast in de Beleidsregels parkeernormen. Het uitgangspunt daarbij is dat er voldoende parkeerplaatsen en ruimte voor het laden of lossen van goederen op het eigen terrein worden gerealiseerd.

Onder bepaalde voorwaarden is het mogelijk om af te wijken van de parkeernormen zoals genoemd in het gemeentelijke beleid. Deze voorwaarden zijn ook opgenomen in de Beleidsregels parkeernormen. Een gewijzigde parkeerbehoefte kan zowel gaan over het toevoegen van bouwactiviteiten als op het wijzigen van een functie. Het parkeerbeleid is alleen van toepassing op nieuwe ontwikkelingen. Al bestaande situaties zijn hiervan uitgezonderd.