direct naar inhoud van Artikel 4 Gemengd - 1
Plan: Slachthuisterrein
Plannummer: BP3080003
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP3080003-0003

Artikel 4 Gemengd - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen al dan niet in combiantie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep, gastouderopvang of bed & breakfast, tenzij op de verbeelding is aangegeven 'wonen uitgesloten';
  • b. praktijk- en atelierruimten
  • c. (zakelijke) dienstverlening;
  • d. maatschappelijke doeleinden zoals een bibliotheek, buitenschoolse opvang, buurtcentrum, educatieve voorzieningen, gezondheidszorg, kinderdagverblijf, openbare dienstverlening, (para)medische voorzieningen, peuterspeelzaalwerk, praktijkruimte, welzijnsinstelling;
  • e. bedrijven of bedrijfsactiviteiten tot en met categorie B zoals genoemd in de bij deze regels behorende zoneringslijst;
  • f. bij de bestemming behorende 'bouwwerken geen gebouwen zijnde', groenvoorzieningen, wegen en paden, tuinen en dakterrassen, erven en terreinen, (ondergrondse) parkeervoorzieningen, voorzieningen van openbaar nut, nutsvoorzieningen, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport;
  • g. cultuur en ontspanning zoals oefenruimten, creativiteitcentrum, kleinschalige leisure, muziekschool, theater of daaraan gelijk te stellen.
4.2 Bouwregels

Binnen de bestemming 'Gemengd - 1' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

4.2.1 Gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend aaneengesloten binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. daar waar op de verbeelding een gevellijn is opgenomen moet de (hoofd)bebouwing in deze gevellijn worden gebouwd en daarop zijn georienteerd;
  • c. de gevellijn mag niet worden overschreden;
  • d. in afwijking van sub c dient daar waar op de verbeelding ca. 2 meter ruimte is tussen de grens van het bouwvlak en de gevellijn, deze ruimte overkapt te worden. Deze overkapping dient te worden ondersteund door kolommen. Binnen deze zone zijn balkons toegestaan.
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'goothoogte' is uitsluitend de aangegeven goothoogte toegestaan;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'bouwhoogte' is uitsluitend de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven bouwhoogte toegestaan;
  • h. de verticale diepte van een ondergronds bouwwerk mag niet meer dan 7 m bedragen;

kap

  • i. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling' dient de kap uitgevoerd te worden als lessenaarskap waarbij de lage zijde is gelegen aan de zijde van de gevellijn;
  • j. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding orde 1' dient de bestaande nokrichting , kap of dakvorm gehandhaafd te blijven;

dakkapellen

  • k. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' mogen dakhellingen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, mits:
    • 1. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 m onder de noklijn is gelegen;
    • 2. bij dakvlakken met een hellingshoek minder dan 35 graden mag een dakkapel in of binnen 0,5 m van de nok geplaatst worden;
    • 3. de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet wordt geplaatst;
    • 4. de hoogte van de dakkapel gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger is dan:
      • 1,5 m in het voordakvlak
      • 1,75 m in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak;
    • 5. de zijkanten van de dakkapel minimaal 0,5 m worden gerealiseerd van de zijkanten van het dakvlak;
    • 6. de dakkapel in het voordakvlak niet breder is dan de helft van de breedte van het dakvlak;
    • 7. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen.

  • l. ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling' mogen dakhellingen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, mits:
    • 1. de bovenzijde van de dakkapel ten minste 0,5 m onder de noklijn is gelegen;
    • 2. de onderzijde van de dakkapel meer dan 0,5 m en minder dan 1,5 m boven de dakvoet wordt geplaatst;
    • 3. de hoogte van de dakkapel gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger is dan 1,5 m;
    • 4. de zijkanten van de dakkapel minimaal 0,5 m worden gerealiseerd van de zijkanten van het dakvlak;
    • 5. de dakkapel niet breder is dan de helft van de breedte van het dakvlak;
    • 6. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen.

patio

  • m. ter plaatse van de 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' mogen dakhellingen worden onderbroken voor het oprichten van een patio, mits:
    • 1. de patio niet zichtbaar is vanuit de openbare ruimte;
    • 2. deze niet leidt tot onevenredige aantasting van het historisch daklandschap.

4.2.2 Bouwwerken geen gebouw zijnde
  • a. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen (op 1 m) achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige erf- en terreinafscheidingen mag niet meer dan 1 m bedragen;

dakterras

  • c. een dakterras is toegestaan op de eerste verdieping en onder de navolgende voorwaarden:
    • 1. het dakterras niet binnen 2 m van de erfgrens wordt geplaatst, tenzij de eigenaar van de aangrenzende grond hier schriftelijk toestemming voor heeft verleend;
    • 2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    • 3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1,5 m en niet dieper dan 2,5 m;
    • 4. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    • 5. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
    • 6. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.
4.3 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. goot- en bouwhoogte, dakhelling en kapvorm;
  • b. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • c. de bereikbaarheid van de aangrenzende gronden en/of bouwwerken.

4.4 Afwijken van de bouwregels

gevellijn

  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van de aangegeven gevellijn en een afwijkende orientatie toestaan, mits de bebouwing aansluit op de belending en sprake is van seriebouw.

goothoogte

  • 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder e (goothoogte) en een afwijkende goothoogte toestaan, mits de afwijking (naar boven of beneden) niet meer bedraagt dan 1 meter en aangesloten wordt op het belendende pand.

kap

  • 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 onder j (kapverplichting) en een afwijkende kapvorm toestaan, mits deze verandering een herstel of verbetering van het historisch daklandschap betreft.

dakkapellen

  • 4. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 sub k en, indien het monument hierbij gebaat is, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - orde 1' toestaan dat:
    • a. een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
    • b. een dakkapel in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
    • c. de hoogte van de dakkapel gemeten vanaf de voet van de dakkapel hoger is dan:
      • 1,5 m in het voordakvlak;
      • 1,75 m in het achterdakvlak of een niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak;
    • d. een dakkapel een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is;
    • e. een dakkapel in de perceelsgrens wordt gebouwd, mits:
      • het aaneengeschakelde dakkapellen betreft;
      • de dakkapel niet breder is dan 50% van het dakvlak.

  • 5. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.1 sub l en ter plaatse van de aanduiding 'minimale-maximale dakhelling' toestaan dat:
    • a. een dakkapel in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
    • b. een dakkapel in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt
    • c. de hoogte van de dakkapel gemeten vanaf de voet van de dakkapel hoger is dan 1,5 m;
    • d. een dakkapel een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is;
    • e. een dakkapel in de perceelsgrens wordt gebouwd, mits:
      • het aaneengeschakelde dakkapellen betreft;
      • de dakkapel niet breder is dan 50% van het dakvlak.

dakterrassen

  • 6. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 4.2.2 onder c en toestaan dat:
    • 1. de diepte van het dakterras meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    • 2. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m.

criteria voor afwijken

  • 7. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. cultuurhistorische waarden;
    • c. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    • d. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.