direct naar inhoud van Artikel 5 Centrum - 1
Plan: Zomerzone Noord
Plannummer: BP3080002
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.0392.BP3080002-0003

Artikel 5 Centrum - 1

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Centrum - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

5.1.1 begane grond
  • a. detailhandel;
  • b. kantoor met balie/loketwerkzaamheden;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportschool' is tevens het uitoefenen van een sportschool toegestaan;
  • d. horeca tot en met categorie 2 ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 2';
  • e. publieksgerichte dienstverlening;
  • f. bij de bestemming behorende 'andere bouwwerken' groenvoorzieningen, ondergrondse parkeervoorzieningen, wegen en paden, tuinen, erven en terreinen, voorzieningen van openbaar nut, voorzieningen voor de waterhuishouding, warmte-koudeopslag, warmte-koudetransport.

5.1.2 overige verdiepingen
  • a. wonen al dan niet in combinatie met de uitoefening van een aan-huis-verbonden beroep of gastouderopvang;
  • b. bij de specifieke aanduiding 'specifieke vorm van sport - sportschool' het naast kantoor en dienstverling het tevens uitoefenen van een sportschool.

5.2 Bouwregels

Op de gronden met de bestemming 'Centrum -1' mogen bouwwerken worden opgericht onder de volgende voorwaarden:

5.2.1 gebouwen
  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. gebouwen mogen uitsluitend in de voorgevelrooilijn worden opgericht;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'onderdoorgang' is uitsluitend een onderdoorgang toegestaan;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bebouwingspercentage' is ten hoogste het aangegeven maximale bebouwingspercentage toegestaan. Indien geen bebouwingspercentage is aangegeven mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte' dient binnen de aangegeven bouwhoogte te worden gebouwd;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goothoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goothoogte toegestaan;
  • g. de verticale diepte van een (ondergronds) gebouw mag niet meer dan 7 m bedragen;

dakkapellen

  • h. dakhellingen mogen worden onderbroken voor het oprichten van een dakkapel, mits:
    • 1. de dakkapel mag niet breder zijn dan de helft van de breedte van het dakvlak;
    • 2. de bovenzijde van de dakkapel moet ten minste 0,5 m onder de noklijn zijn gelegen;
    • 3. de onderzijde van de dakkapel moet boven de dakvoet geplaatst worden met een minimale afstand van 0,5 m;
    • 4. de zijkanten van de dakkapel moeten worden gerealiseerd op minimaal 0,5 m van de zijkanten het dakvlak;
    • 5. bij meerdere dakkapellen in serie er tevens sprake is van een regelmatige rangschikking van de dakkapellen met een minimale afstand van 0,5 m tussen de afzonderlijke kapellen en de totale breedte van de dakkapellen maximaal 50% van het dakvlak bedraagt;

kap

  • i. indien boven de maximale goothoogte wordt gebouwd, moet worden afgedekt met een kap waarvan:
    • 1. de maximale bouwhoogte 4 m bedraagt, verticaal gemeten vanaf de maximale goothoogte, tenzij op de verbeelding anders staat aangegeven;
    • 2. de dakhelling niet minder bedraagt dan 30 en niet meer dan 60 graden;

dakterrassen

  • j. dakterrassen zijn toegestaan op aan- en uitbouwen mits:
    • 1. het dakterras niet binnen 2 m van de erfgrens wordt geplaatst, tenzij de eigenaar van de aangrenzende grond hier schriftelijk toestemming voor heeft verleend;
    • 2. het dakterras van binnenuit wordt ontsloten;
    • 3. privacyschermen op aanbouwen niet hoger zijn dan 1.5 m en niet dieper dan 2.5 m;
    • 4. de afstand tussen de tegenoverliggende achtergevels van de hoofdbebouwing minimaal 15 m bedraagt;
    • 5. de diepte van het dakterras niet meer bedraagt dan 2,5 m gemeten vanuit de achtergevel;
    • 6. voorzien van een afscheiding met een maximale hoogte van 1,2 m;
    • 7. er geen overige bouwwerken op het dakterras worden geplaatst.

5.2.2 andere bouwwerken
  • a. de bouwhoogte van erfafscheidingen voor de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 1 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van erfafscheidingen achter de voorgevelrooilijn mag niet meer dan 2 m bedragen;
  • c. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer dan 3 m bedragen.

5.3 Afwijken van de bouwregels
  • 1. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde lid 2.1 sub b en toestaan dat niet in de voorgevelrooilijn wordt gebouwd.

dakkapellen

  • 2. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub h en toestaan dat:
    • a. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de dakvoet geplaatst wordt;
    • b. een dakkapel aan de voor- en achterzijde in of binnen 0,5 m van de daknok geplaatst wordt;
    • c. een dakkapel aan de voor- en achterzijde een breedte heeft die meer dan helft van het dakvlak bedraagt, mits de afstand tot de perceelgrens minimaal 0,5 m is.

kap en dakvorm

  • 3. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub i en toestaan dat:
    • a. boven de goot een alternatieve dakvorm wordt gebouwd;
    • b. aan de achterzijde de gevel wordt opgetrokken tot maximaal de hoogte van de nok;
    • c. dat de dakhelling wordt onderbroken ten behoeve van een loggia in het achterdakvlak.

dakterrassen

  • 4. Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 2 sub e en j en toestaan dat:
    • a. een dakterras op de hoofdbebouwing wordt gebouwd, waarbij de maximale bouwhoogte met ten hoogste 1,2 m mag worden overschreden;
    • b. een dakterras met een andere diepte dan maximaal 2,5 m achter de achtergevelrooilijn wordt gebouwd.

  • 5. Het bevoegd gezag toetst bij de toepassing van de afwijkingsbevoegdheden onder 1 t/m 5 of geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • a. het straat- en bebouwingsbeeld;
    • b. de privacy en bezonning van de omwonenden;
    • c. de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder c Wabo wordt in elk geval gerekend het gebruik voor:

  • a. prostitutie en seksinrichtingen;
  • b. het opslaan van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, waaronder kampeermiddelen, van aan hun gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond en bodemspecie, puin- en vuilstortingen. Deze bepaling is niet van toepassing op opslag van materialen welke noodzakelijk is voor de realisering van de bestemming, welke voortvloeien uit het normale dagelijkse onderhoud.